Praktijkvraag

Laatste update: 26 september 2023

Door:


Onze provincie wil subsidie geven voor een project ter stimulering van het innovatievermogen van de Nederlandse tuinbouw. Het gaat om steun aan een netwerkorganisatie, die adviesdiensten verleent aan individuele agrariërs, in dit geval tuinders. De netwerkorganisatie heeft aangegeven dat het geen ruimte meer heeft om de-minimissteun te ontvangen. Welke mogelijkheden bieden de vrijstellingsverordeningen om deze steun toch ‘staatssteunproof’ te verlenen?
Antwoord in het kort

Het is mogelijk om steun te verlenen aan een netwerkorganisatie die adviesdiensten verleent aan agrariërs, in dit geval tuinders, in het kader van innovatie. De Landbouwvrijstellingsverordening biedt hier een mogelijkheid voor in artikel 22 (‘steun voor adviesdiensten’) en ook  de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, in artikel 28 (‘innovatiesteun voor kmo’s’). Het is hierbij echter wel van belang om de rol van de netwerkorganisatie als innovatie-intermediair in de gaten te houden en dat de steun op basis van artikel 22 LVV niet direct wordt verleend aan de agrariërs, maar juist aan de aanbieder van de adviesdiensten, terwijl de steun op basis van artikel 28 AGVV wel direct wordt verleend aan de agrariërs.

Adviesdiensten aan agrariërs

In het geval van het verlenen van subsidie aan een onderneming die adviesdiensten levert aan agrariërs kan er mogelijk sprake zijn van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1 VWEU. Een steunmaatregel kwalificeert als staatssteun wanneer er aan vijf cumulatieve criteria wordt voldaan. Eén van de vijf criteria is dat er steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit uitoefent. De vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op dit punt luidt, dat iedere activiteit die eruit bestaat goederen of diensten op een markt aan te bieden, een economische activiteit is (Mededeling van de Europese Commissie betreffende het begrip “staatssteun”, punt 12).

In dit geval verleent de provincie steun aan de netwerkorganisatie die fungeert als een innovatie-intermediair en adviesdiensten verleent aan individuele agrariërs, in dit geval tuinders. Met betrekking tot steun aan intermediaire innovatieorganisaties noemt de Europese Commissie in haar Kaderregeling betreffende staatssteun aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie (Kaderregeling O&O&I) dat de dienstverlening van een dergelijke intermediaire innovatieorganisatie aan ondernemingen kwalificeert als een economische activiteit en dat steun voor deze activiteit aangemerkt moet worden als staatssteun (punt 21). De Europese Commissie noemt in de Kaderregeling O&O&I echter ook het volgende (punt 22):

Indien de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur echter alleen als intermediair fungeert die de volledige overheidsfinanciering en eventuele via die financiering verkregen voordelen aan de uiteindelijke ontvangers doorgeeft, zal de Commissie die onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur niet beschouwen als een begunstigde van staatssteun. Dit is doorgaans het geval wanneer:

  1. zowel de overheidsfinanciering als via die financiering verkregen voordelen kwantificeerbaar en aantoonbaar zijn, en er een passend mechanisme is dat ervoor zorgt dat de financiering en eventueel daarmee verkregen voordelen volledig worden doorgegeven aan de uiteindelijke ontvangers, bijvoorbeeld via verlaagde tarieven, en
  2. geen verder voordeel wordt toegekend aan de tussenpersoon omdat deze werd geselecteerd via een openbare tenderprocedure of omdat de overheidsfinanciering beschikbaar is voor alle entiteiten die voldoen aan de noodzakelijke objectieve voorwaarden, zodat klanten als uiteindelijke ontvangers het recht hebben om gelijk waardige diensten te betrekken bij eender welke betrokken tussenpersoon.

Wanneer de steun aan de netwerkorganisatie dus volledig ten goede komt aan de individuele tuinders, worden deze agrariërs aangemerkt als de begunstigden van de steun. De netwerkorganisatie fungeert dan slechts als doorgever van de steun. De provincie dient vervolgens te onderzoeken hoe de subsidie aan de intermediair ‘staatssteunproof’ verleend kan worden.

‘Staatssteunproof’ steun verlenen aan de netwerkorganisatie

Wanneer de subsidie van de provincie voldoet aan de vijf cumulatieve criteria van artikel 107, lid 1 VWEU, is er sprake van staatssteun. Als uitgangspunt geldt dan, dat deze steun gemeld moet worden bij de Europese Commissie op grond van artikel 108, lid 3 VWEU, tenzij er voor de provincie een mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van een uitzondering op deze aanmeldingsplicht. Op grond van een vrijstellingsverordening kan de subsidie mogelijk ‘staatssteunproof’ verleend worden en hoeft de steun niet te worden gemeld bij de Commissie. Omdat de subsidie ziet op de advisering van individuele tuinders kan de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV) wellicht een uitkomst bieden. Tevens kan er gekeken worden of er gebruik kan worden gemaakt van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) omdat het mogelijk innovatiesteun aan kmo’s betreft.

Landbouwvrijstellingsverordening: steun voor adviesdiensten

De Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening (EU) Nr. 702/2014) is van toepassing op agrariërs in de primaire productie en de verwerking en afzet van landbouwproducten. Ook bevat de verordening een speciaal gedeelte voor steun voor plattelandsontwikkeling.

Op grond van artikel 22 LVV is het mogelijk om steun te verlenen aan een aanbieder van adviesdiensten aan agrariërs. De steun wordt dus niet toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden, de agrariërs, maar aan de aanbieder van de diensten (lid 5). De steun is bedoeld om ondernemingen die in de landbouwsector actief zijn, en jonge landbouwers te helpen profiteren van adviesdiensten om de economische en ecologische prestatie alsook de klimaatvriendelijkheid en -bestendigheid van hun onderneming of investering te verbeteren (lid 2). Wanneer er aan de algemene voorwaarden van de LVV wordt voldaan en aan de specifieke voorwaarden van artikel 22 LVV, is het dus mogelijk om steun te verlenen aan een netwerkorganisatie voor het verlenen van adviesdiensten aan agrariërs.

Algemene Groepsvrijstellingsverordening: innovatiesteun aan kmo’s

In de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) Nr. 651/2014) is een aantal categorieën genoemd die vrijgesteld zijn van de aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. De verordening is in principe niet van toepassing op steun die wordt toegekend in de sector  ‘primaire landbouwproductie’ (artikel 1, lid 3, sub b AGVV). Er is echter een aantal steuncategorieën uitgezonderd, onder andere innovatiesteun voor kmo’s.

Op grond van artikel 28 AGVV kan innovatiesteun worden verleend, maar slechts aan kmo’s. De in aanmerking komende kosten voor steun op grond van dit artikel zijn onder andere de kosten verbonden aan innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning (lid 2, sub c). Op basis van deze bepaling  kan er dus steun worden verleend aan agrariërs voor het inschakelen van innovatieadviesdiensten. De steun moet in dit geval rechtstreeks aan de begunstigden, de agrariërs, worden verleend en niet aan de netwerkorganisatie die de adviesdiensten verleent. Wanneer aan de algemene voorwaarden van de AGVV wordt voldaan en aan de specifieke voorwaarden van artikel 28 AGVV, kan steun worden verleend aan kmo’s voor innovatieadviesdiensten.

Steun op basis van LVV of AGVV: kennisgevingsprocedure

Wanneer de provincie steun verleent op basis van de LVV of de AGVV, dan hoeft de steun niet te worden gemeld bij de Europese Commissie, maar hoeft er slechts een kennisgeving van te worden gedaan. Voor kennisgevingen op basis van de AGVV geldt een termijn van 20 werkdagen na inwerkingtreding van de steunmaatregel. Voor kennisgevingen op basis van de LVV geldt een termijn van 10 werkdagen voor inwerkingtreding van de steunmaatregel.

Wanneer de decentrale overheid, in dit geval de provincie, tot de conclusie komt dat er een kennisgevingsprocedure gestart moet worden, dan kan die contact opnemen met het Coördinatiepunt Staatssteun van Kenniscentrum Europa decentraal via e-mail:  cps@europadecentraal.nl. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt het Kenniscentrum Europa decentraal gemeenten en provincies bij het doorlopen van een kennisgevingsprocedure.

Meer informatie

Landbouw, Kenniscentrum Europa Decentraal
Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, Kenniscentrum Europa Decentraal