Europese Unie – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Mon, 08 Jul 2024 13:53:40 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Europese Unie – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Wat is de stand van zaken op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking in de zorg? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/wat-is-de-stand-van-zaken-op-het-gebied-van-grensoverschrijdende-samenwerking-in-de-zorg/ Mon, 08 Jul 2024 13:53:40 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=63741 Antwoord in het kort

Sinds de invoering van de Patiëntenrichtlijn lijkt er over het algemeen een stijgende lijn te zijn op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking in de zorg. Dit blijkt ook uit het verslag van de Europese Commissie uit 2022. Voor gemeenten blijft het relevant om rekening te houden met zaken als informatieverstrekking en financiering. Daarnaast zet de EU sinds de COVID-19 pandemie in op een verdere EU-samenwerking in de zorg via onder andere het EU4health programma en Verordening 2022/2371 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van gezondheid. Bij deze plannen zijn gemeenten aangewezen  voor signalering en goede communicatie met landelijke organen en buurgemeenten over de grens.

Patiëntenrichtlijn

De inwerkingtreding van de Europese Patiëntenrichtlijn 2011/24 in 2014 heeft mede gezorgd voor een versterking van de samenwerking op het gebied van de gezondheidszorg tussen de lidstaten. Die intensievere samenwerking heeft onder andere geleid tot de oprichting van Europese Referentienetwerken en tot bevordering van wederzijdse erkenning van voorgeschreven recepten uit andere EU-landen. Daarnaast zijn er al eerder afspraken gemaakt binnen de Benelux, die voornamelijk zagen op het grensoverschrijdende ambulancevervoer.

De Richtlijn heeft ervoor gezorgd dat er een goede balans is tussen de houdbaarheid van de zorgstelsels en het recht van patiënten om zich in het buitenland te laten behandelen. De regels die zijn opgesteld, zien erop toe dat EU-landen onderling hun zorgbeleid en zorgstelsels steeds meer op elkaar afstemmen. De belangrijkste aspecten van de Patiëntenrichtlijn zijn:

  • Het regelen van een netwerk voor nationale contactpunten die informatie verstrekken aan patiënten over grensoverschrijdende zorg;
  • Er is bepaald welke elementen minimaal op een medisch voorschrift of recept moeten staan als een patiënt het voorschrift wil meenemen naar een ander EU-land;
  • De verdere ontwikkeling van Europese referentienetwerken van medische expertise wordt gestimuleerd.

Follow-up

De Commissie schrijft elke paar jaar een verslag over de stand van zaken met betrekking tot de belangrijkste bepalingen uit de Richtlijn. In het verslag uit 2022 noemt de Commissie bijvoorbeeld dat zorgaanbieders geen hogere prijzen mogen vaststellen voor patiënten uit andere lidstaten en dat daarom een prijsschaal voor medische kosten beschikbaar moet zijn. Daarnaast zijn administratieve procedures soms nog te complex zijn en de nationale contactpunten hierover betere informatie moeten verstrekken.

Nationaal Contactpunt Nederland: CAK

In Nederland is het Centraal Administratie Kantoor (CAK) opgericht om in navolging van de Patiëntenrichtlijn de taken van het nationale contactpunt (NCP) uit te voeren. Hier wordt algemene informatie aangeboden aan patiënten die in een ander EU-land een medische behandeling willen ondergaan. Onder de taken van het CAK bevindt zich ook de gegevensuitwisseling van patiënten met verschillende partijen, waaronder met gemeenten. Daarnaast wordt er door het CAK met deze partijen uitvoerig over de toepassing van de richtlijn gesproken.

Echter blijkt uit het verslag van de Commissie uit 2022 dat NCPs door patiënten  vaak nog moeilijk te vinden zijn. Daarnaast blijven er lacunes bestaan wat betreft beschikbaarheid en duidelijkheid van informatie. Hierdoor blijft het gebruik van grensoverschrijdende zorg gering. Voor gemeenten is het daarom van belang dat er door hen een actieve rol wordt gespeeld op het gebied van voorlichting en doorverwijzing ten aanzien van grensoverschrijdende zorg. Van (grens)gemeenten wordt bovendien verwacht dat zij de grensoverschrijdende samenwerking in de zorgsector bevorderen. Gebruikmaken van een tweetalige website, tweetalige brochures en spreekuren wordt in dit verband zeer aangemoedigd. Op de lange termijn kan dit voor veel verbetering van de gezondheidsstelsels binnen de EU zorgen.

Regelgeving na de COVID-19 crisis

De COVID-19 crisis heeft een grote impact gehad op de gezondheidszorg in de EU. Om deze reden heeft de EU een aantal nieuwe programma’s opgezet.

EU4Health

Het EU4Health-programma is opgezet om de EU weerbaarder te maken in tijden van gezondheidscrises zoals de COVID-19-pandemie. Het programma is vastgesteld in Verordening 2021/522 en loopt van 2021-2027. Het doel van het programma is het sterker maken van het grensoverschrijdend gezondheidsbeleid. Het beoogd onder andere de gezondheidszorg beter toegankelijk te maken en de nationale zorgstelsels beter samen te laten werken. Dit programma is de eerste stap naar een Europese gezondheidsunie. Het plan hiervoor is dat alle EU-landen zich samen voorbereiden op gezondheidscrisissen en samenwerken om de preventie, behandeling en nazorg te verbeteren. Dit is niet alleen gericht op crisissituaties maar ook op het bestrijden van ziekten zoals kanker. Deze voorziene intensivering van samenwerking in de zorg zal vooral van belang zijn voor grensgemeenten.

Verordening 2022/2371

Naast de lange termijn plannen van het EU4Health programma is ook Verordening 2022/2371 aangenomen over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van gezondheid. De Verordening creëert een sterkere basis voor coördinatie en samenwerking op grensoverschrijdende crises op gezondheidsgebied. Het doel is om:

  • De preventie-, paraatheids- en responsplanning te versterken;
  • Epidemologische bewaking en monitoring te versterken;
  • Gegevensrapportering te verbeteren, en
  • Interventie door de EU te versterken.

Gemeenten staan voornamelijk aan de lat bij het signaleren en monitoren van eventuele bedreigingen en het paraat staan in het geval extra maatregelen nodig zijn. Ook veiligheidsregio’s hebben een rol te spelen bij acute crises en bedreigingen van de openbare orde in geval van grootschalige bedreigingen van de volksgezondheid.

Meer informatie:

Grensoverschrijdende samenwerking, Kenniscentrum Europa Decentraal

EU4health, Kenniscentrum Europa Decentraal

Is de Patiëntenrichtlijn van invloed op gemeentelijke zorgtaken en zorg over de grens?, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Wat zijn de gevolgen van de Arbeidstijdenrichtlijn ten aanzien van maximale werktijden? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/gevolgen-nieuwe-arbeidstijdenrichtlijn-wat-betreft-maximale-werktijden/ Fri, 05 Jul 2024 11:53:27 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=13417 Antwoord in het kort

De Arbeidstijdenrichtlijn stelt maximale werktijden voor alle sectoren maar biedt ook mogelijkheden om hiervan af te wijken. Zo kan er voor bepaalde sectoren gebruik gemaakt worden van een ‘opt-out systeem’ waarbij de regels niet van toepassing zijn zo lang de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers in acht gehouden wordt.

Maximale werktijden

Decentrale overheden krijgen in hun rol als werkgever te maken met de Arbeidstijdenrichtlijn. In deze richtlijn zijn minimumregels vastgesteld met betrekking tot arbeidstijden om zo de gezondheid en veiligheid van werknemers te kunnen waarborgen. De Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Arbeidstijdenwet. De maximale werktijd is hierin vastgelegd op gemiddeld 48 uur per week met een maximum van 60 uur per week en 12 uren per dienst.

Hoewel er de afgelopen jaren meermaals is geprobeerd de richtlijn te herzien is dit dusver niet gebeurd. Wel heeft het Hof van Justitie van de EU een aantal uitspraken gedaan over maximale werktijden. Zo heeft zij in Jaeger en Abdelkader Dellas geoordeeld dat wachtdiensten als arbeidstijd moeten worden aangemerkt indien deze op werk plaatsvinden en daarmee dus meetellen in de wekelijkse werktijden.

Afwijk mogelijkheden

Hoewel de algemene regel omtrent werktijden een maximaal gemiddelde van 48 uur per week stelt,  biedt de Richtlijn een aantal mogelijkheden om hier van af te wijken. Deze zijn opgenomen in de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit.

1. Individuele opt-out:

Artikel 22 van de Arbeidstijdenrichtlijn biedt een mogelijkheid om af te wijken van de 48-uursregel. Deze zogenoemde ‘opt-out’ houdt in dat meer dan 48 uur gewerkt mag worden, als de werknemer daarmee instemt. Er blijven impliciete grenzen aan werk- en rust tijden. Deze zijn geïdentificeerd door de Europese Commissie in hun werkdocument van 2010. Ten eerste mag een werknemer nooit meer dan 78 uur per week werken, gezien de verplichte rusttijden. Ten tweede moet de veiligheid en gezondheid van de werknemer altijd gewaarborgd worden, ook als dit betekent dat er minder dan 78 uur werk verricht kan worden. Er is onenigheid over de vraag of deze optie moet worden gehandhaafd. Tegenstanders beargumenteren dat dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van de Richtlijn en met de algemene beginselen van gezondheid en bescherming van werknemers. Voorstanders bepleiten echter een verruiming van de individuele opt-out op voorwaarde dat er specifieke veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

Artikel 22(1) Arbeidstijdenrichtlijn

1. Een lidstaat kan, met inachtneming van de algemene beginselen inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, besluiten artikel 6 niet toe te passen, mits hij door de nodige maatregelen te treffen het volgende waarborgt:

 a) geen enkele werkgever verlangt dat een werknemer meer dan 48 uur werkt tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de in artikel 16, onder b), bedoelde referentieperiode, tenzij de werknemer met het verrichten van dergelijke arbeid heeft ingestemd;

 b) geen enkele werknemer mag nadeel ondervinden van het feit dat hij niet bereid is dergelijke arbeid te verrichten;

 c) de werkgever houdt registers bij van alle werknemers die dergelijke arbeid verrichten;

d) de registers worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten die, in verband met de veiligheid en/of de gezondheid van de werknemers, de mogelijkheid om de maximale wekelijkse arbeidstijd te overschrijden, kunnen verbieden of beperken;

 e) de werkgever verstrekt de bevoegde autoriteiten, op hun verzoek, inlichtingen over de gevallen waarin werknemers ermee hebben ingestemd om langer dan 48 uur te werken tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de in artikel 16, onder b), bedoelde referentieperiode.

Nederland staat het gebruik van de opt-out toe voor specifieke sectoren waarin werknemers zeer veel beschikbaarheidsdienst doen, zoals de gezondheidszorg en de brandweer. Hieraan zijn wel andere maximale werktijden en minimale rustperiodes verbonden om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te waarborgen. De regels per sector zijn opgenomen in het arbeidstijdenbesluit.  In beginsel geldt voor alle sectoren dat er tussen twee aanwezigheidsdiensten 11 uur rust moet zijn. Deze rust mag maximaal twee keer per week worden ingekort, waaraan voorwaarden zijn verbonden.

2. Autonome werknemers

Artikel 17 van de Arbeidstijdenrichtlijn schrijft voor dat er kan worden afgeweken van de algemene regel wanneer de werktijden niet kunnen worden gemeten vanwege bijzondere kenmerken van het werk of wanneer deze door de werknemer zelf kunnen worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om leidinggevend personeel. Dit is in Nederland vastgelegd in hoofdstuk 2 van het Arbeidstijdenbesluit.

3. Collectieve overeenkomst

Artikel 18 van de Arbeidstijdenrichtlijn biedt de mogelijkheid om af te wijken van de voorgeschreven regelgeving omtrent rusttijden, pauzes en de berekening van gemiddelde arbeidstijd. Hierbij is het noodzakelijk dat dit is opgenomen in een collectieve regeling zoals een CAO of bedrijfsakkoorden. In Nederland is dit opgenomen in de betreffende artikelen van de Arbeidstijdenwet.

Meer informatie

Werkgelegenheid en sociaal beleid, Kenniscentrum Europa Decentraal

Bescherming van werknemers, Kenniscentrum Europa Decentraal

Arbeidstijden, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
30 jaar Comité van de Regio’s https://europadecentraal.nl/30-jaar-comite-van-de-regios/ Mon, 10 Jun 2024 22:29:11 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101147
Het Comité van de Regio’s (CvdR) bestaat dit jaar 30 jaar. Hoog tijd om de belangrijke rol van het CvdR eens te belichten.

Het Comité van de Regio’s

Het Comité is opgericht om de betrokkenheid van decentrale overheden bij Europese besluitvorming te waarborgen. In 1994 hield het Comité zijn eerste plenaire vergadering. Inmiddels vertegenwoordigt dit adviesorgaan de steden en regio’s al ruim 30 jaar in Europa. De 329 leden en 329 plaatsvervangers houden zes keer paar jaar een bijeenkomst, onder meer om hun adviezen te bespreken. Het Comité vind zijn basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht is het Comité ingesteld. Naderhand is de rol van het CvdR met de inwerkingtreding van verschillende verdragen versterkt. Een voorbeeld is het Verdrag van Lissabon. Met de inwerkingtreding van dit verdrag kreeg het CvdR het recht om naar het Hof van Justitie te stappen bij schending van het subsidiariteitsbeginsel.

Beleidsprioriteiten

Het CvdR benadrukt de cruciale rol van lokale en regionale overheden met drie beleidsprioriteiten voor 2020-2025: maatschappelijke veranderingen begeleiden, Europa dichter bij de burger brengen en het cohesiebeleid waarborgen.

Belangrijke rol

Het Comité van de Regio’s (CvdR) vervult een belangrijke functie in het vertegenwoordigen van lokale en regionale overheden bij de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Dit adviesorgaan speelt een cruciale rol bij grensoverstijgende kwesties die flinke gevolgen kunnen hebben voor decentrale overheden. Bij onderwerpen van specifieke aard zijn de Europese instituties verplicht om het CvdR om advies te vragen, waarmee de ‘stem van de regio’ gewaarborgd is in het Europese besluitvormingsproces. Het gaat dan bijvoorbeeld over nieuwe vervoersregels of toepassingsverordeningen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds+.

Een belangrijke prestatie is de succesvolle lobby voor het behoud en de versterking van het cohesiebeleid in de EU-begroting voor 2021-2027.

Succesvolle lobby

Een belangrijke prestatie van het Comité van de Regio’s in de afgelopen jaren is de succesvolle lobby voor het behoud en de versterking van het cohesiebeleid in de EU-begroting voor 2021-2027. Dit beleid, dat gericht is op het verminderen van regionale ongelijkheden en het bevorderen van economische, sociale en territoriale cohesie, heeft geleid tot aanzienlijke financiering voor gemeenten. Hierdoor hebben lokale overheden extra middelen gekregen om belangrijke projecten op het gebied van infrastructuur, duurzaamheid en sociale inclusie te realiseren.

Nederlandse delegatie

Elke lidstaat heeft een eigen vertegenwoordiging in het CvdR. Namens Nederland nemen er 12 leden en 12 plaatsvervangers mee. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) draagt 6 gemeentelijke leden en 6 gemeentelijke plaatsvervangers voor. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) doet dit eveneens voor 12 vertegenwoordigers uit de provincies. De leden worden daarna officieel voorgedragen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Toekomst

Dit weekend werd de uitslag van de Europese verkiezingen bekend. Hoewel de leden van het CvdR niet direct worden gekozen tijdens de Europese verkiezingen, beïnvloeden deze verkiezingen wel de samenstelling van de Europese Commissie en het Europees Parlement, die op hun beurt invloed uitoefenen op het CvdR. Ook welke politieke partijen en coalities de meerderheid in het Europees Parlement vormen kan van invloed zijn op de beleidsprioriteiten van de EU en daarmee de thema’s en prioriteiten beïnvloeden waar het CvdR zich op richt in zijn adviezen en werkzaamheden. Die uitslag laat vooralsnog geen politieke aardverschuiving zien.

Decentrale relevantie

Voor decentrale overheden is het CvdR relevant, omdat het Comité uitsluitend de decentrale belangen behartigt. Zoals toen in een ontwerpadvies aan de Europese Commissie werd geadviseerd om decentrale overheden meer te betrekken bij het ontwerp van wet- en regelgeving, zodat de nabijheid van deze overheden tot de burgers bijdraagt aan de vorming van Europese regels.

Bronnen

Europees Comité van de Regio’s, Comité van de Regio’s
The Committee of the Regions, Europees Parlament
European Committee of the Regions, EUR-Lex

]]>
“De EGTS is een succesverhaal, we hebben dingen voor elkaar weten te krijgen die we anders nooit voor elkaar hadden gekregen.” – Interview met Gemeente Hulst https://europadecentraal.nl/nieuws/de-egts-is-een-succesverhaal-we-hebben-dingen-voor-elkaar-weten-te-krijgen-die-we-anders-nooit-voor-elkaar-hadden-gekregen-interview-met-gemeente-hulst/ Mon, 24 Jun 2024 08:25:08 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101225 Als grensgemeente, bevindt de gemeente Hulst zich in een bijzondere positie. Met de Vlaamse buurgemeenten is in de loop der tijd een goede samenwerking ontstaan om gezamenlijke uitdagingen aan te pakken. Zo neemt de gemeente deel aan de EGTS Linieland van Waas en Hulst. KED ging in gesprek met Nicole van Putte en Aart van Steveninck, programmamanagers strategie en ontwikkeling bij de gemeente Hulst, om meer te leren over deze grensoverstijgende samenwerking: hoe verloopt het overleg met de Vlaamse collega’s en wat is nou precies een EGTS?

De gemeente Hulst is een katholieke grensgemeente. Dit onderscheidt hen van andere Zeeuwse, protestantse gemeenten die veelal aan de andere kant van de Westerschelde liggen, aldus Van Steveninck. Over land heeft Hulst maar één Nederlandse buurgemeente: Terneuzen. De Vlaamse buurgemeenten zijn daarentegen makkelijk bereikbaar over land en Antwerpen is dichtbij. Dit beaamt Van Putte: “Nederland is voor een Zeeuws-Vlaming toch minder toegankelijk dan België.”

De nabijheid van Vlaamse grensgemeenten heeft geleid tot de ontwikkeling van grensoverstijgende samenwerking. De gemeente Hulst neemt namelijk deel aan de EGTS Linieland van Waas en Hulst. Toch wisten de Nederlandse en Vlaamse grensgemeenten elkaar niet altijd te vinden. Van Steveninck: “Toen ik hier kwam werken, was er geen sprake van samenwerking. Ik kende mijn collega’s van de buurgemeenten aan de Vlaamse zijde niet.” 

Inmiddels is er dus een prettige samenwerking ontstaan met uw Vlaamse buren. Kunt u wat meer vertellen over de EGTS?

Een EGTS, of Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking, is een overheidsorgaan dat wordt opgericht om de grensoverschrijdende samenwerking in een bepaalde regio te verbeteren. Ook is de ervaring dat het via een EGTS veel gemakkelijker is om Europees geld binnen te halen “Dat lukt de EGTS veel beter dan we afzonderlijk zouden kunnen, want de grensoverstijgendheid zit er automatisch in,” aldus Van Putte.

In de EGTS werkt de gemeente Hulst onder meer samen met de Belgische gemeenten Stekene, Sint-Gillis-Waas en Beveren. Verder schuiven twee provincies aan: Zeeland en Oost-Vlaanderen. “We hebben nog twee andere partners: Maatschappij Linkerscheldeoever en Interwaas,” vertelt van Putte. “Dat zijn organisaties die nauw verbonden zijn met de bedrijventerreinen op de linkeroever van de Schelde.”

Van Steveninck: “De samenwerking was een positieve bijkomstigheid van een project dat we als gemeente Hulst niet wilden, namelijk de ontpoldering van de Hedwigepolder. Daar is sinds de jaren ’90 lang over gesproken met partners in de regio. Uiteindelijk zijn die contacten geëvolueerd naar de oprichting van de EGTS in 2011.”

De EGTS heeft een algemeen bestuur, de Linieraad. Voor de uitvoering zorgen een directeur en een aantal medewerkers, zoals projectleiders en communicatieadviseurs. De medewerkers worden grotendeels betaald vanuit (Europese) subsidies en projectgelden. Minstens vier keer per jaar vindt er een bijeenkomst plaats waarin de samenwerkingspartners bijvoorbeeld de jaarrekening of een potentieel nieuwe project bespreken. Besluitvorming vindt plaats bij unanimiteit.

Hoe verloopt de samenwerking in de EGTS?

“Toen de EGTS net was opgestart was het even aftasten,” stelt van Steveninck. “We zijn toen begonnen om de grootste gemeenschappelijke problemen aan te pakken, het laaghangend fruit. Zo was er een vervelend oversteekpunt op de grens dat voor veel overlast zorgde. We hebben daar een rotonde van gemaakt die in 2 landen en in 3 gemeenten ligt. Een ander voorbeeld is de brandweersamenwerking. Als er aan de ene kant van de grens brand was, dan rukte de brandweer van een buurdorp over de grens niet automatisch mee uit. Dat hebben we toen ook gelijk aangepakt.” Verder vertelt Van Steveninck: “Samen praten deden we al langer, maar samen beslissingen nemen en ook onder gezamenlijke verantwoordelijkheid projecten uitvoeren is toch weer even wat anders. Ik denk dat we daar met de EGTS wel echt een mooi vehikel voor hebben gevonden.”

Inmiddels heeft de samenwerking een bredere scope gekregen. “We kennen onze samenwerkingspartners nu beter en durven daarom ook meer te doen.” Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks een jobbeurs georganiseerd waar verschillende bedrijven van beide kanten van de grens naar toe komen om nieuw personeel te werven. Van Putte vult aan: “Zelf ervaar ik de samenwerking als heel prettig. De lijntjes zijn heel kort: het is makkelijk om een collega van over de grens te bellen om iets te bespreken.” Zo is er een uitkijktoren gerealiseerd op de grens van de gemeente Hulst en buurgemeente Stekene, die het goed doet bij toeristen en influencers trekt die er op hun social media over posten. Momenteel beginnen de partners een samenwerking om een klimaatadaptieve aanpak voor homogene naaldbossen op te zetten. “Het gaat bijvoorbeeld over het thema van duurzaamheid en ziektes bij bomen.”

Samen praten deden we al langer, maar samen beslissingen nemen en ook onder gezamenlijke verantwoordelijkheid projecten uitvoeren is toch weer even wat anders.

Zijn er ook obstakels bij de samenwerking in de EGTS?

Zo’n EGTS kent ook uitdagingen, geeft Van Putte aan. Bijvoorbeeld in de besluitvorming: “Wat belangrijk is: bij het nemen van een besluit moeten er vanuit elk land partners aanwezig zijn. Zonder zowel Nederlandse als Vlaamse partners geen besluit.”

Daarnaast zijn er onverwachte hobbels in de uitvoering. De zetel van de EGTS is in Vlaanderen. Dus als projecten worden uitgevoerd, gebeurt dat op basis van Vlaamse wet- en regelgeving. Van Putte: “Europese subsidies zijn juist ingericht op dat grensoverschrijdende aspect, daar is er geen probleem. Maar bij een nationale subsidie vanuit Nederland heeft het wel eens geleid tot zorgen bij de verantwoording. Bij de subsidieverstrekker was er namelijk onvoldoende kennis over de verschillen in regels over aanbesteden tussen Nederland en België. Het is ingewikkeld om die verschillen in wet- en regelgeving op een goede manier kenbaar te maken bij een subsidieverstrekker die normaal gezien alleen in Nederland werkt.”  

Op welke prestatie van de EGTS zijn jullie trots? Waar ligt de sleutel voor dat succes?

Een project waar de EGTS groot op inzet is het grenspark Groot Saeftinghe. Het Grenspark is opgericht om ecologische, economische en sociale ontwikkeling aan te moedigen in de streek en is een directe afgeleide van de ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder. Hoewel de gemeente Hulst zelf aanvankelijk geen partner was in het project vanwege haar standpunt tegen de ontpoldering was ze alsnog verbonden aan het park via de EGTS. Inmiddels is de gemeente wel een samenwerkingspartner. De oprichting van het park ging gepaard met veel weerstand. Van Steveninck vindt dat dat het park juist een succesverhaal maakt: “Het gaat over grenzen heen van voor- en tegenstanders om samen dingen voor elkaar te krijgen die passen bij het gebied.” Het doel van het park is daarom ook niet om grote dingen te realiseren, maar om juist passende oplossingen te vinden voor de behoeften van bewoners van de streek.

“De grootste sleutel van het succes is luisteren naar de belangen van de bewoners. En veel moeite doen om elkaar te begrijpen.” Vanuit de inwoners was veel wantrouwen en weerstand ontstaan jegens de overheid vanwege de ontpoldering. Van Steveninck: “Dan sta je als overheid met 3-0 achter. Om dat om te buigen naar een voorsprong op andere gebieden, dat vergt heel veel inspanning, maar ik denk dat dat een belangrijk succes is dat de EGTS en het grenspark op hun conto kunnen schrijven.”

De EGTS gebruikt  de term ‘streekholders’ om het belang van de mensen die in de streek wonen te onderstrepen. Het is hierbij belangrijk dat de streekholders ook zelf met ideeën en initiatieven komen. Zo zijn agrariërs uit de streek mogelijkheden aan het onderzoeken om regionale producten aan te bieden in dorpen waar geen winkels meer zijn. Van Putte benoemt ook een ander voorbeeld: “Mensen die het leuk vinden om iets te vertellen over de regio, werken als gids. Ze komen dan ook regelmatig bijeen om een nieuwe wandeling of fietstocht uit te stippelen.” Bij deze projecten is veel samenwerking tussen Nederlandse en Vlaamse collega’s te zien. “Het waren toch twee losse gemeenschappen, maar het wordt echt één gemeenschap,” aldus Van Steveninck.

De grootste sleutel van het succes is luisteren naar de belangen van de bewoners. En veel moeite doen om elkaar te begrijpen.

Hebben jullie tips voor andere grensgemeenten?

Het belangrijkste blijft toch om de buurgemeenten goed te kennen. “Echt kennen hè, niet alleen naar de vergadering en weer weg.” Zo helpt het volgens Van Putte om samen een hapje te eten. De EGTS heeft als gevolg gehad dat ook bestuurders elkaar over de grens heen weten te vinden en gemakkelijker zaken uitwisselen. Daarnaast is het belangrijk om moeite te blijven steken in de samenwerking: “Het is geen vanzelfsprekendheid dat de EGTS blijft werken omdat je ooit een document hebt ondertekend. We denken ook regelmatig na over de toekomst. Wat kunnen dan belangrijke thema’s voor de EGTS zijn?”

Het is geen vanzelfsprekendheid dat de EGTS blijft werken omdat je ooit een document hebt ondertekend.

Wat denken jullie daar zelf over, hoe zien jullie de toekomst van de EGTS?

Onlangs is een nieuwe Interreg-subsidie binnengehaald voor de ontwikkeling van het grenspark die nog wel een paar jaar loopt. Dat blijft voor de toekomst belangrijk. De EGTS partners voeren volgens Van Steveninck regelmatig overleggen over de toekomst en kijken ieder jaar welke onderwerpen aan bod zullen komen. “Ik denk dat het thema arbeidsmarkt een thema is dat heel relevant blijft,” vertelt Van Putte. “In de regio Zeeuws Vlaanderen is het moeilijk om aan goed geschoold personeel te komen. Over de grens in Vlaanderen speelt hetzelfde. Dus we zullen zeker kijken hoe we hierin kunnen samenwerken, wat kun je bijvoorbeeld doen voor de promotie van technische beroepen?” Zo kijken de partners ook naar het betrekken van scholen op een grensoverstijgende manier: hoe kun je leerlingen op een jonge leeftijd kennis laten maken met de techniek en ze dan ook interesseren voor een studie of baan in die richting?

Ten slotte geeft Van Steveninck nog mee: “De EGTS is een succesverhaal. Dat is het belangrijkste. We hebben dingen voor elkaar weten te krijgen die we anders echt niet voor elkaar hadden gekregen.”

]]>
Hoe is de sociale zekerheid geregeld voor grenswerkers die bij onze gemeente werken? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/hoe-is-de-sociale-zekerheid-geregeld-voor-grenswerkers-bij-onze-gemeente/ Tue, 25 Jun 2024 07:24:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=40633 Antwoord in het kort

Een werknemer uit de grensstreek valt in principe onder het sociale zekerheidsstelsel van het land waar hij of zij gecontracteerd is. Grenswerkers die in dienst zijn van een gemeente (of van een andere werkgever) in Nederland moeten de Nederlandse premies voor sociale verzekeringen betalen en Nederlands recht is van toepassing op de bepalingen rondom sociale verzekeringen.

Daarbij geldt dat een werknemer van een Nederlandse werkgever die over de grens woont, kan onder voorwaarden 50% van zijn of haar arbeidstijd telewerken zonder dat hij sociaal verzekerd wordt in het woonland.

Sociale zekerheid in Europa

Lidstaten hebben exclusieve bevoegdheid in de EU wanneer het gaat om de inrichting van hun sociale zekerheidsstelsel. Dat wil zeggen dat nationale regeringen beslissen over zaken als het pensioenstelsel, de pensioenleeftijd, werkloosheidsuitkeringen of loonregulering. Er zijn wel Europese regels om die nationale stelsels goed op elkaar af te stemmen en belemmeringen voor het verrichten van grensoverschrijdende arbeid zoveel mogelijk weg te nemen.

Verordeningen over sociale zekerheidsbepalingen

Twee Europese verordeningen zijn het meest relevant voor sociale zekerheid:

  • De basisverordening voor sociale zekerheid: Verordening (EG) 883/2004 (aangepast in 2019) betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
  • Verordening (EG) nr. 987/2009 (de ‘toepassingsverordening’, aangepast in 2017) regelt de toepassing van Verordening 883/2004.

Deze verordeningen zijn ook van toepassing op inwoners van de EU die zich niet actief op de arbeidsmarkt begeven (zogenoemde niet-actieven), maar op wie de socialezekerheidswetgeving van één of meer lidstaten van toepassing is. Denk hierbij aan werklozen, werkzoekenden of arbeidsongeschikten.

De Basisverordening 

De Basisverordening (EG) 883/2004 legt zogenaamde ‘aanwijsregels’ vast, die aangeven welke socialezekerheidsregels van toepassing zijn op personen die te maken hebben met een grensoverschrijdend aspect in de arbeidsrelatie. Het uitgangspunt is dat de wetgeving van slechts één lidstaat tegelijk van toepassing mag zijn. Dit voorkomt dubbele premieheffing in zowel de lidstaat waar de werknemer woont als waar hij werkt, maar ook dat een werknemer helemaal niet verzekerd is.

Een van de basisprincipes in de verordening is dat van gelijke behandeling tussen onderdanen van de lidstaten en grenswerkers (artikel 4). Activiteiten of gebeurtenissen worden gelijkgeschakeld: als een werknemer in de ene lidstaat bepaalde rechtsgevolgen kan ontlenen aan socialezekerheidsprestaties (zoals bijdragen), inkomsten of andere feiten en gebeurtenissen, dan geldt hetzelfde voor soortgelijke prestaties die in een andere lidstaat verworven zijn of krachtens de wetgeving van een andere lidstaat aan deze werknemer zijn toegekend. Dit volgt uit artikel 5. Denk hierbij bijvoorbeeld aan uitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid, uitkeringen bij overlijden of gezinstoeslagen.

De verordening voorziet ook in het synchroniseren van tijdvakken van verzekering en tijdvakken van werkzaamheden (de periodes dat iemand premies of bijdragen heeft betaald of heeft gewerkt) in verschillende lidstaten om zo overlap te voorkomen (artikel 6). Bijvoorbeeld: als iemand in het ene land pas na een wachttijd recht heeft op bepaalde prestaties, dan moeten tijdvakken uit een andere lidstaat worden meegeteld alsof ze in de eerste lidstaat zijn vervuld. Ten slotte is in de Basisverordening geregeld hoe de export van uitkeringen naar andere lidstaten dient te verlopen.

Het werklandbeginsel

De aanwijsregels in Verordening (EG) 883/2004 bepalen welke socialezekerheidswetgeving van een EU lidstaat op een grenswerknemer van toepassing is.

In beginsel is een werknemer sociaal verzekerd is in het EU-land waar een substantieel deel van de werkzaamheden feitelijk worden verricht. Volgens de toepassingsverordening is sprake van ‘een substantieel deel’ als meer dan 25% van de totale arbeidstijd in de woonstaat wordt verricht, en/of als 25% van het loon in de woonstaat wordt verdiend (zie artikel 14 lid 8 (EG) nr. 987/2009).

Wanneer dit het geval is, draagt de werknemer dus premies af in het land waar de werkzaamheden worden verricht, ongeacht of de werkgever daar ook gevestigd is. Er bestaat een speciale voorziening voor thuiswerken, zie verderop in deze tekst.

Uitzondering: Detachering

Bij tijdelijke detachering van werknemers in een andere lidstaat van de EU blijft de wetgeving van het uitzendende land van toepassing op de werknemer, als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan

  • De werknemer is direct vóór de detachering in al sociaal verzekerd in de uitzendstaat (minstens een maand, volgens besluit A2 van de Administratieve Commissie;
  • De werknemer werkt niet als vervanger van een eerder gedetacheerde werknemer;
  • De detachering duurt maximaal 24 maanden;
  • De werkzaamheden vinden plaats voor rekening van de werkgever.

Er is geen sprake van detachering als de ‘inlenende’ onderneming de gedetacheerde werknemer ter beschikking stelt aan een andere onderneming (doorlenen).

Bij een tijdelijke detachering tot 24 maanden naar het buitenland kan de werknemer in zijn woonland een zogenaamd ‘Certificate of Coverage’ (ofwel PD A1-verklaring) aanvragen. Dit document bevestigt dat de gedetacheerde werknemer geregistreerd is bij de sociale zekerheidsinstanties van  het woonland. In het werkland hoeven dan geen bijdragen betaald te worden.

Ambtenaren in het buitenland

Ambtenaren in het buitenland vormen een uitzondering volgens artikel 11 lid 3 onder b): zij vallen onder de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst valt waarvoor zij werkzaam zijn.

Een werknemer die op eigen initiatief in de publieke sector in een ander land gaat werken zonder dat hij of zij de nationaliteit van het werkland heeft, wordt echter beschouwd als migrerende werknemer en niet als ambtenaar in het buitenland.

Andere bijzondere gevallen: werkzaamheden in meerdere lidstaten of voor meerdere werkgevers

  • Als een werknemer voor één en dezelfde werkgever feitelijk werkzaam is in twee EU-landen, en één van die landen het woonland is, dan is die werknemer verzekerd in zijn woonland. Het is dan wel een vereiste dat een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in het woonland worden uitgevoerd.
  • Als een persoon afwisselend of gelijktijdig voor twee of meer werkgevers in verschillende EU-lidstaten werkt, geldt dat het woonland het sociale verzekeringsland is. Deze regel gaat ook op als de werknemer in twee EU lidstaten buiten het eigen woonland werkzaam is.

Meer informatie

Startpunt Grensarbeid geeft een overzicht geeft van de belangrijkste informatie over grensoverschrijdend werken in Nederland, België, Duitsland en Luxemburg.
Grensinfopunt geeft informatie voor degenen die de grens over gaan om te wonen, werken, studeren of ondernemen in België, Duitsland of Nederland.

Grenswerkers en thuiswerken

Zoals gezegd, is een werknemer in zijn of haar woonland verzekerd als daar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden feitelijk wordt uitgevoerd: als meer dan 25% van de totale arbeidstijd in de woonstaat wordt verricht, en/of 25% van het loon in de woonstaat wordt verdiend. (artikel 14 lid8 (EG) nr. 987/2009).

Een grenswerker die bij een Nederlandse gemeente werkt en dit doet vanuit de werkplek in Nederland, voert een substantieel gedeelte van het werk in het werkland uit. Hij of zij is dus sociaal verzekerd in Nederland, waar de werkgever zijn zetel of domicilie heeft. Maar wat nu als deze werknemer een deel van de werktijd thuis werkt, over de grens?

Multilaterale kaderovereenkomst

Toen als gevolg van de coronapandemie meer mensen regelmatig gingen thuiswerken – de EU noemt dit telewerken – kregen de regels omtrent ‘een substantieel gedeelte van de werkzaamheden’ een ongewenste uitwerking voor grenswerkers. Opeens konden zij in een andere situatie terechtkomen dan voorheen of dan hun collega’s die in hun woonland werkten.

De Europese wetgever wil dit aanpassen door het wijzigen van de regels uit Verordening 883/2004, maar dit is een langdurig traject. Daarom is er gezocht naar een voorlopige oplossing die sneller effect heeft. Vanaf 2023 konden landen die ‘structureel telewerk’ willen faciliteren zich aansluiten bij een multilaterale kaderovereenkomst. De kaderovereenkomst trad in werking op 1 juli 2023. Nederland heeft deze kaderovereenkomst ondertekend, net als buurlanden België en Duitsland.

De kaderovereenkomst biedt een uitzondering op de Europese aanwijsregels. Een grenswerker kan tot 50% van zijn of haar arbeidstijd vanuit huis werken zonder dat hij sociaal verzekerd wordt in het woonland. Hieruit volgt dat ten minste 50% van de arbeidstijd gewerkt moet worden in het werkland. Dit is van toepassing op werknemers die vanuit huis telewerken (dus niet op handmatige werkzaamheden, bijvoorbeeld montage- of installatiewerkzaamheden over de grens).

Aanvraag voor thuiswerkers

In Nederland kunnen werknemers of werkgevers die een beroep willen doen op deze uitzondering volgens de Kaderovereenkomst een aanvraag indienen voor het afsluiten van een zogenaamde ‘artikel 16 overeenkomst’ bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De belangrijkste voorwaarden:

  • Het gaat om een werknemer;
  • De werknemer woont buiten Nederland;
  • De werknemer werkt alleen voor een in Nederland gevestigde werkgever of werkgevers;
  • De werknemer telewerkt tussen 25% en 50% van de totale werktijd in het woonland.

De overeenkomst is geldig voor een periode van maximaal 5 jaar. Als werknemer of werkgever geen aanvraag indienen, dan gelden bij telewerk de reguliere aanwijsregels van Verordening 883/2004 (art. 13).

Meer informatie:

Startpunt Grensarbeid, Benelux
Grensinfopunt, Rijksoverheid
Grensoverschrijdende arbeid, Kenniscentrum Europa Decentraal
Werkgelegenheid en sociaal beleid, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europese socialezekerheidsverordeningen, Belastingdienst
Toelichting Europese basisverordening voor sociale zekerheid, Belastingdienst

]]>
Wat is het samenwerkingsinstrument EGTS en hoe kunnen we er als gemeente gebruik van maken? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/hoe-kunnen-we-als-gemeente-gebruik-maken-van-het-samenwerkingsintrument-egts/ Tue, 25 Jun 2024 14:34:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=22205 Antwoord in het kort

In een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS) kunnen openbare entiteiten van verschillende lidstaten zich verenigen in een nieuwe entiteit met rechtspersoonlijkheid. Het biedt een structuur om de grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking tussen de lidstaten of hun regionale en lokale overheden te vergemakkelijken en te bevorderen. Ook kan dit samenwerkingsinstrument belast worden met de uitvoering van programma’s die door de EU worden medegefinancierd of andere grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten (al dan niet gesteund door de EU). Hieronder gaan we in op de achtergrond, voorwaarden en voordelen van het gebruik van dit instrument en benoemen we enkele voorbeelden.

Achtergrond

Omdat de EU-lidstaten moeilijkheden ondervonden bij grensoverschrijdende samenwerking en de bestaande instrumenten tegenvallende resultaten lieten zien, werd in 2007 het concept EGTS gelanceerd. In 2013 zijn de bestaande regels verduidelijkt met het oog op het vergemakkelijken van het opzetten en het functioneren van de EGTS.

EGTS

De taken en bevoegdheden van een EGTS worden door haar leden in een overeenkomst vastgesteld. Een EGTS kan zich in grote lijnen bezighouden met:
– het uitvoeren van programma’s of projecten voor territoriale samenwerking die de Gemeenschap mede financiert – met name uit de structuurfondsen, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het daaronder vallende Interreg en het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+).
– het uitvoeren van acties voor territoriale samenwerking waarvan het initiatief ligt bij de lidstaten en hun regionale en lokale overheden.

Voorbeelden

Voorbeelden van activiteiten van een EGTS zijn:
-het beheer van grensoverschrijdende transportfaciliteiten of ziekenhuizen;
-de uitvoering of het beheer van grensoverschrijdende ontwikkelingsprojecten, bijvoorbeeld op het terrein van natuurbeheer;
-de uitwisseling van ervaringen en good practices;
-het beheer van gemeenschappelijke grensoverschrijdende programma’s die projecten kunnen financieren die van gemeenschappelijk belang zijn voor de EGTS-partners.

De Euregio Maas-Rijn een voorbeeld van een EGTS. De volledige lijst van EGTS’en is hier te vinden.

Voorwaarden EGTS

Een EGTS kan worden opgezet door partners in ten minste twee lidstaten die tot een of meer van de volgende categorieën behoren:
-lidstaten;
-regionale overheden;
-lokale overheden;
-publiekrechtelijke instellingen;
-verenigingen van instellingen die tot een of meer van deze categorieën behoren.

Statuten

De EGTS treedt op namens haar leden, die in speciale overeenkomsten hun statuten vaststellen. In deze overeenkomsten worden de organisatie en de activiteiten van de EGTS beschreven. De activiteiten blijven beperkt tot het gebied waarop de leden willen samenwerken. Ook de bevoegdheden van de EGTS blijven beperkt tot die van hun leden. Een EGTS heeft geen overheidsbevoegdheden zoals beleidsvorming en regelgevende bevoegdheden.

Juridische entiteit

De interpretatie en de toepassing van de overeenkomst worden geregeld door het recht van de lidstaat waar de EGTS officieel gevestigd is. De leden kunnen beslissen of de EGTS een afzonderlijke juridische entiteit is, danwel of de taken van de EGTS aan een van de leden worden gedelegeerd.

Begroting

De leden stellen jaarlijks een begrotingsraming voor de EGTS vast. In geval van schulden zijn de leden financieel aansprakelijk naar rato van hun bijdrage.

Voordelen van een EGTS

  • De leden kunnen één juridische entiteit opzetten en één reeks voorschriften hanteren om gemeenschappelijke initiatieven in twee of meer lidstaten uit te voeren;
  • Stakeholders in twee of meer lidstaten kunnen samen aan gemeenschappelijke initiatieven werken zonder dat daarvoor een internationaal akkoord hoeft te worden gesloten dat door de nationale parlementen moet worden geratificeerd;
  • De lidstaten kunnen samen en rechtstreeks reageren op oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van territoriale programma’s van de EU zoals Interreg en kunnen samen als één beheersautoriteit optreden.
]]>
Hoe kunnen gemeenten inwoners helpen een Europees burgerinitiatief op te zetten? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/hoe-kunnen-gemeenten-inwoners-helpen-een-europees-burgerinitiatief-op-te-zetten/ Tue, 25 Jun 2024 11:20:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=11702 Antwoord

Inwoners van de EU kunnen de Europese Commissie oproepen om een wetsvoorstel te doen via een Europees burgerinitiatief, als ze minstens een miljoen steunbetuigingen hebben verzameld. Decentrale overheden kunnen meer bekendheid geven aan het burgerinitiatief en burgers helpen door hun eigen contacten in andere EU-landen aan te wenden.

Wat is het Europees burgerinitiatief?

Dankzij het Europees burgerinitiatief kunnen burgers de Commissie vragen een wetsvoorstel te doen over een kwestie waarvoor de EU bevoegd is. De initiatiefnemers van een burgerinitiatief moeten in minstens zeven verschillende EU-landen wonen. Het initiatief moet steun krijgen van één miljoen EU-burgers om in aanmerking genomen te kunnen worden. Een burgerinitiatief kan betrekking hebben op alle gebieden waarop de Commissie een wetgevingsvoorstel mag doen, bijvoorbeeld:

  • milieu;
  • landbouw;
  • vervoer;
  • volksgezondheid;

Burgercomité

Om een burgerinitiatief te organiseren, moet een EU-burger een burgercomité oprichten met minstens zeven leden uit minimaal zeven EU-landen. Organisaties mogen zelf geen burgerinitiatief organiseren, maar zij mogen een burgerinitiatief wel steunen of sponsoren, als dat maar volledig transparant gebeurt. Elke EU-burger die oud genoeg is om te stemmen bij de Europese verkiezingen, kan een burgerinitiatief ondertekenen.

Decentrale overheden

Organisaties zelf, dus ook gemeenten, mogen geen Europees burgerinitiatief opzetten. Decentrale overheden kunnen wel meer bekendheid geven aan het bestaan van het Europees burgerinitiatief en het stimuleren van burgers om een initiatief op te zetten. Gemeenten hebben meer informatie beschikbaar dan burgers over samenwerkingsmogelijkheden met andere EU-landen. Via bijvoorbeeld stedenverbanden en contacten in verschillende EU-landen kunnen gemeenten hun inwoners ondersteunen in het opzetten van een Europees burgerinitiatief. 

Procedure

Het oprichten van een burgercomité is alleen de moeite waard als nieuwe EU-wetgeving de beste manier is om het doel te bereiken. Het initiatief is een oproep aan de Commissie om met een wetsvoorstel te komen, dus het moet gaan over een zaak waarvoor de Commissie bevoegd is. Als dit het geval is en het burgercomité telt leden uit minstens zeven landen, kan men het burgerinitiatief laten registreren. De Commissie besluit binnen twee maanden of het initiatief geregistreerd kan worden. 

Online inzamelingssysteem

Als het burgerinitiatief geregistreerd is, heeft het burgercomité maximaal een jaar om het juiste aantal steunbetuigingen te verzamelen. Het gaat dan om minstens een miljoen handtekeningen, met een minimumaantal in ten minste zeven EU-landen. Dit kan op papier of online via een online verzamelsysteem. Het burgercomité heeft maximaal een jaar om het juiste aantal steunbetuigingen te verzamelen.

Vervolgens hebben de nationale autoriteiten drie maanden om de steunbetuigingen te certificeren. Hierna kan het initiatief bij de Commissie ingediend worden. Het burgercomité krijgt de kans het voorstel toe te lichten aan de Commissie en het Parlement en krijgt binnen drie maanden een antwoord van de Commissie.

Nationale wetgeving

Met de Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief wordt door de Nederlandse regering uitvoering gegeven aan de Europees burgerinitiatief verordening (Verordening (EU) Nr. 2019/788).  

Meer informatie:

Europees burgerinitiatief portaal, Europese Commissie

]]>
Moet de vluchtelingenstatus worden toegekend aan een vrouw die zich vereenzelvigt met de fundamentele waarde van gendergelijkheid en hier in haar thuisland om vervolgd kan worden? https://europadecentraal.nl/eurrest/moet-de-vluchtelingenstatus-worden-toegekend-aan-een-vrouw-die-zich-vereenzelvigt-met-de-fundamentele-waarde-van-gendergelijkheid-en-hier-in-haar-thuisland-om-vervolgd-kan-worden/ Mon, 24 Jun 2024 09:41:35 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=eurrest&p=101335 Introductie

Als een asielzoeker lange tijd in Nederland verblijft is het niet ongebruikelijk dat hij of zij Nederlandse normen en waarden overneemt, zeker als het gaat om kinderen die in Nederland naar school gaan. Een belangrijk voorbeeld hiervan zijn de normen omtrent gendergelijkheid die zich bijvoorbeeld uiten in keuzevrijheid van vrouwen wat betreft opleiding, werk en huwelijk. Als een asielzoeker zich hier daadwerkelijk mee vereenzelvigt kan de terugkeer naar diens thuisland grote gevolgen hebben.

In zaak C-646/21 oordeelt het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) dan ook dat als een vrouw zich vereenzelvigd heeft met de ‘westerse normen’ omtrent gendergelijkheid en dit bij terugkeer kan leiden tot vervolging in haar thuisland, haar de vluchtelingenstatus verleend moet worden.  

Zaak

HvJ EU 11 juni 2024,  C-646/21, K en L tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Beleidsdossier en thematiek

Asiel

Migratie

Feiten en prejudiciële vragen

K en L zijn zussen met de Iraakse nationaliteit die sinds hun respectievelijk twaalfde en tiende levensjaar in Nederland wonen. Hun ouders hebben voor henzelf en K en L asielaanvragen ingediend, deze zijn in 2017 afgewezen. K en L hebben in 2019 hun eigen aanvullende asielverzoeken ingediend die op 21 december 2020 ongegrond zijn verklaard. Dit besluit vechten zij aan voor de rechtbank Den Haag, de verwijzende rechter in deze zaak.

K en L stellen dat zij door hun langdurige verblijf in Nederland zijn ‘verwesterd’. Hierdoor menen zij dat zij als jonge vrouwen dezelfde rechten moeten hebben als mannen en bijvoorbeeld dus zelf keuzes moeten kunnen maken over hun bestaan en hun toekomst. Zij vrezen dat zij in het geval van terugkeer naar Irak zullen worden vervolgd vanwege hun ‘verwesterde’ normen en waarden die deel uitmaken van hun identiteit. Zij stellen hierom dat zij behoren tot een ‘specifieke sociale groep’ in de zin van artikel 10 lid 1 sub d Richtlijn 2011/95, hetgeen een grond voor vluchtelingenstatus kan betreffen.

De verwijzende rechter stelt hierom de volgende vraag aan het Hof van Justitie van de EU:

‘Moeten artikel 10 lid 1 sub d en lid 2 van Richtlijn 2011/95 zo worden uitgelegd dat vrouwen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij zich tijdens hun verblijf in een lidstaat daadwerkelijk zijn gaan vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, kunnen worden geacht te behoren tot een ‘specifieke sociale groep’ wat een ‘grond van vervolging’ vormt die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden?’

Beantwoording van de vragen

Artikel 10 lid 1 en 2 van richtlijn 2011/95 sommen de gronden van vervolging op die tot verlening van vluchtelingenstatus kunnen leiden krachtens artikel 2(d) van deze richtlijn. Eén van deze vervolgingsgronden is, zoals genoemd in artikel 10(1d), het behoren tot een bepaalde sociale groep. Het Hof begint de beantwoording van de vraag met het uiteenzetten van de twee cumulatieve criteria waaraan hiervoor moet worden voldaan.

Ten eerste moeten de personen die tot de ‘specifieke sociale groep’ behoren voldoen aan ten minste een van de volgende drie identificatiekenmerken: een ‘aangeboren kenmerk’, en ‘gemeenschappelijke achtergrond die niet kan worden gewijzigd’ of een ‘kenmerk of geloof dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkenen dermate fundamenteel is, dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven’. Ten tweede moet die groep in het land van oorsprong een eigen identiteit hebben, omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd (r.o. 40; C-621/21 r.o. 40). Hierbij moet rekening gehouden worden met genderaspecten zoals genderidentiteit.

Wat betreft de eerste voorwaarde heeft het Hof eerder geoordeeld dat het feit dat iemand een vrouw is een aangeboren kenmerk is, en dat dus aan deze voorwaarde is voldaan (C-621/21 r.o. 49). Daarnaast is het feit dat een vrouw zich vereenzelvigt met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen een keuze die bepalend is voor haar identiteit. Dit kan daarom worden beschouwd als een ‘kenmerk of geloof dat voor de identiteit of morele integriteit van de betrokkene fundamenteel is’. (r.o. 44; zie ook de conclusie van de Advocaat Generaal r.o. 34). De vereenzelviging is gebaseerd op het daadwerkelijk geloven in gendergelijkheid, wat inhoudt dat zij in haar dagelijks leven het voordeel van deze gelijkheid wil genieten (zie hiervoor r.o. 37 en 44).

Aan de tweede voorwaarde wordt voldaan door vrouwen die een bijkomend gemeenschappelijk kenmerk delen, zoals het zich vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, wanneer de sociale, morele of juridische normen die in hun land van herkomst gelden tot gevolg hebben dat deze vrouwen vanwege dit kenmerk als afwijkend worden beschouwd (r.o. 49). Het is aan de lidstaat zelf om te bepalen welke omgeving relevant is voor deze beoordeling. Dit kan zowel het gehele land van herkomst zijn als de directe lokale omgeving van de betrokken vrouwen.

Het Hof stelt dat het in het onderhavige geval aan de verwijzende rechter is om te onderzoeken of de verzoeksters zich daadwerkelijk vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen en of zij daardoor in hun land van herkomst in hun directe omgeving als afwijkend zullen worden beschouwd. Als dit het geval is behoren verzoeksters K en L inderdaad tot een ‘bepaalde sociale groep’ wat een grond van vervolging kan vormen die tot de verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden (r.o 63 en 64).

Decentrale relevantie

Het antwoord van het Hof op deze vraag kan gevolgen hebben voor de behandeling van aanvragen voor een vluchtelingstatus door vrouwen. Als de betreffende vrouw zich inderdaad vereenzelvigd met de ‘westerse normen’ omtrent gendergelijkheid en dit kan leiden tot vervolging in haar thuisland kan zij aanspraak maken op deze status. Het gevolg hiervan is dat zij niet zo maar uitgezet kan worden, ook niet als het land van herkomst in principe als ‘veilig’ bestempeld is.

Indien een vrouw op deze grond een vluchtelingenstatus toegekend krijgt mag zij niet worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Daarnaast gelden voor haar alle rechten die op mensen met het recht op internationale bescherming van toepassing zijn. Voor decentrale overheden betekent dit mogelijk ook dat zij er voor moeten zorgen dat de vluchteling onderdak en toegang tot de arbeidsmarkt hebben en de nodige sociale voorzieningen ontvangen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om sociale bijstand, gezondheidszorg, onderwijs en integratievoorzieningen (artikel 26-34 Richtlijn 2011/95).

Bron

HvJ EU 11 juni 2024,  C-646/21, K en L tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Meer informatie

HvJ EU 13 Juli 2023, Conclusie van Advocaat Generaal Collins, C-646/21, K en L tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Asiel, Kenniscentrum Europa Decentraal

Opvang en huisvesting, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Wat is er met de Open Coördinatiemethode gebeurd? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/wat-is-er-met-de-open-coordinatiemethode-gebeurd/ Mon, 18 Mar 2024 15:45:02 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=13431 Antwoord in het kort

De EU lidstaten regelen allerlei zaken nog steeds zelf. Wanneer lidstaten toch afspraken willen maken over beleidsterreinen waarop de EU geen bevoegdheden heeft, wordt vaak de Open Coördinatiemethode (OCM) gebruikt. Het beleidsterrein waarop dit gebeurt, wisselt echter door de loop der jaren naargelang waar de EU bevoegdheden heeft om verder te gaan en waar behoefte bestaat bij de lidstaten. De lidstaten spreken bij deze methode gezamenlijke doelstellingen af die niet bindend zijn. Er gebeurt dan ook niets wanneer deze doelen niet gehaald worden. Het idee achter de OCM is dat lidstaten proberen te voorkomen dat ze het slechtst presteren en daarom hun best doen de doelstellingen te behalen. Om elkaar te helpen wisselen de landen informatie, ervaringen en beste praktijken uit.

Geen bevoegdheden Brussel

Sociaal- en werkgelegenheidsbeleid is een beleidsterrein waarop EU-lidstaten weinig bevoegdheden aan Brussel hebben overgedragen. Om toch ook op sociaal terrein samen te kunnen werken is de Open Coördinatiemethode ontwikkeld. De OCM is gebaseerd op de Europese Werkgelegenheidsstrategie die sinds 1997 wordt toegepast door de Europese Commissie.

Na de Europese Raad van Lissabon in 2000 is de methode op een groot aantal deelaspecten van het sociaal en werkgelegenheidsbeleid toegepast, zoals sociale bescherming, immigratie en asielvraagstukken, sociale uitsluiting, gezondheidsdiensten, onderwijs, et cetera. De methode is niet formeel in de Europese verdragen vastgelegd, maar diverse artikelen (bijvoorbeeld 149, 153, 156, 168, 173 en 181 van het Werkingsverdrag) verwijzen wel naar het aanmoedigen van samenwerking tussen de lidstaten en de OCM.

Basis methode

De methode is voornamelijk gebaseerd op:

– De gezamenlijke vaststelling van de te bereiken doelstellingen (die zijn goedgekeurd door de Raad);
– Gezamenlijk gedefinieerde meetinstrumenten (statistieken, indicatoren, richtsnoeren);
– Benchmarking, oftewel de vergelijking van de prestaties van de lidstaten en uitwisseling van optimale praktijken (met toezicht door de Commissie).

Soft-law

Voor diverse beleidsgebieden omvat de OCM ook zogeheten ‘soft-law’: concrete maatregelen die min of meer bindend zijn voor lidstaten, maar nooit de vorm van richtlijnen, verordeningen, beschikkingen of besluiten aannemen. Zo verplichtte de OCM lidstaten er in het kader van de strategie van Lissabon onder meer toe om nationale hervormingsplannen op te stellen en aan de Commissie voor te leggen.

Het jeugdbeleid omvat daarentegen geen in cijfers uitgedrukte doelstellingen; de lidstaten beslissen zelf hoe ze de doelstellingen willen bereiken en er worden ook geen, op EU-niveau gecoördineerde, nationale actieplannen voor opgesteld.

Doelstellingen Lissabonstrategie

De doelstellingen van de Lissabonstrategie werden uiteindelijk niet behaald. Volgens veel analisten lag dit onder andere aan de Open Coördinatiemethode. Doordat afspraken niet bindend waren, werden er te weinig maatregelen genomen om de doelen van de Lissabonstrategie te realiseren. In het kader van de EU2020 strategie streefde men er dan ook naar om meer te werken met bindende afspraken.

Na Lissabon

De Open Coördinatiemethode wordt nog steeds gebruikt. Na de analyse van het gebruik van de methode in het Verdrag van Lissabon is ernaar gestreefd om de methode zoveel mogelijk om te vormen of te combineren met bindende wetgeving. Eén van de kerninitiatieven van de EU2020-strategie was het realiseren van een ‘Europees platform tegen armoede’. Na de Lissabonstrategie richtte de Commissie zich bij EU2020 op het omvormen van de OCM tot een platform voor coördinatie, beoordeling door vakgenoten en uitwisseling van beproefde methoden. Het werd daarmee een instrument om publieke en particuliere actoren te motiveren in het beperken van sociale uitsluiting en het nemen van concrete stappen, onder meer door gerichte steun uit de structuurfondsen (met name het ESF)’.

Recente jaren

De afgelopen jaren is de OCM onder meer gebruikt voor samenwerking op het gebied van cultuurbeleid. Hierbij komt namelijk ook een dialoog met culturele, maatschappelijke en internationale organisaties kijken. Specifiekere onderwerpen binnen dit beleidsterrein die in de afgelopen jaren onderwerp van de OCM zijn geweest zijn vertaling in 2022, architectuur en leefomgeving in 2021 en audiovisuele coproducties in 2022. Ook de verduurzaming van de culturele sector is in datzelfde jaar onderwerp van de OCM geweest.

Kader voor samenwerking

De OCM biedt een kader voor samenwerking tussen de lidstaten met het oog op de verwezenlijking van gezamenlijke doelstellingen waarvoor een grotere convergentie tussen het nationale beleid nodig is. Bij deze intergouvernementele methode worden de lidstaten door andere lidstaten beoordeeld en is de rol van de Commissie beperkt tot toezicht. Het Europees Parlement en het Hof van Justitie zijn vrijwel niet bij het OCM-proces betrokken.

Meer informatie:

Mededeling hernieuwde inzet sociaal Europa, versterking OCM voor sociale bescherming en sociale integratie, Europese Commissie
Resolutie analyse OCM op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken en de toekomstperspectieven, Europees Parlement

]]>
Verslag: Talkshow ‘de EU in perspectief’ https://europadecentraal.nl/verslag-talkshow-de-eu-in-perspectief/ Fri, 07 Jun 2024 15:02:41 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101101 Recent organiseerden KED en de VNG een talkshow in aanloop naar de Europese verkiezingen. Na een welkomstwoord van Pieter Jeroense (plaatsvervangend algemeen directeur VNG) en een presentatie van Tim de Wit, konden de aanwezigen genieten van een panelgesprek over de Europese verkiezingen.

Opening

Pieter Jeroense heette de aanwezigen welkom en deed een korte rondvraag om een beeld te krijgen van het publiek, dat vooral bestond uit Europa coördinatoren bij gemeenten. Ook werd Tim de Wit verwelkomd, een Nederlandse journalist bekend van de podcast ‘Europa draait door’ en als voormalig NOS-correspondent in Londen.

Presentatie Tim de Wit

Tim de Wit gaf daarna een korte presentatie over de verkiezingen en de Europese verhoudingen. Hij besprak bijvoorbeeld de verwachte verkiezingsuitslag, die hoogstwaarschijnlijk afwijkt van de Nederlandse verkiezingsuitslagen van november 2023. Zo krijgt de BBB in de voorlopige peilingen maar 1 zetel. Verder komt er naar verwachting een rechts radicale golf, maar zal die maximaal 25% van de zetels bezetten in het Europees Parlement. De grootste fracties in het Parlement blijven de Christendemocraten en de Sociaaldemocraten.

Panelgesprek

Pieter Jeroense leidde vervolgens een enerverend panelgesprek met panelleden Tim de Wit, Brigitte van den Berg, D66-kandidaat voor de Europese verkiezingen en wethouder van Beverwijk en lid van de VNG Commissie Europa en Internationaal, en Mariëtte van Leeuwen, gedeputeerde uit Zuid Holland en lid van het Comité van de Regio’s.

Natuurlijk is Europese samenwerking op een aantal thema’s onvermijdelijk, denk aan water of de energietransitie. We moeten nog wel kritisch kijken of er dingen zijn waarvoor we de EU niet meer nodig hebben.

Geen nieuw EU-beleid meer?

Het panelgesprek werd ingeluid met de stelling: “De Europese Unie moet stoppen met het maken van nieuw beleid.” Van Leeuwen vond deze stelling te kort door de bocht: “Natuurlijk is Europese samenwerking op een aantal thema’s onvermijdelijk, denk aan water of de energietransitie. Maar, we moeten nog wel kritisch kijken of er dingen zijn waarvoor we de EU niet meer nodig hebben.” Vanuit de zaal brengt wethouder Guido Rink van Emmen in dat het uiteindelijk meer gaat over de uitvoerbaarheid van beleid dan over nieuw beleid op zichzelf.

Onmisbaarheid van de VNG en IPO lobby

Als tweede onderwerp kwam de lobby van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan bod. Is deze onmisbaar voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van Europese wet- en regelgeving? Het unanieme antwoord was: ja. Van Leeuwen stelde: “Absoluut. We zijn verenigd als provincies bij het HNP [Huis van de Nederlandse Provincies] en dat is ongelofelijk belangrijk. Als we de lobby niet meer voeren, heb je geen grip meer op beleid.” Van den Berg onderstreepte daarbij wel het belang van subsidiariteit. De uitvoering moet volgens haar plaatsvinden op lokaal niveau, als dat kan. Als lokale overheden dan ook maar écht de ruimte krijgen. De Wit gaf nog mee dat de lobby van een overheid niet te vergelijken valt met die van een groot bedrijf, zoals Apple of Google. Bedrijven hebben vaak een groter budget en zetten ook meer lobbyisten in. “Het is een oneerlijk speelveld.”

Effectiviteit Comité van de Regio’s

Ten slotte kwam de effectiviteit van het Comité van de Regio’s aan de orde. Ook over dit onderwerp waren de panelleden het snel eens: hoewel de besluitvorming lang kan duren, is het Comité een belangrijk adviesorgaan. Van den Berg stelde dat het maken van goed beleid en goede regels bestaat uit het afwegen van allerlei verschillende belangen: “Het is een zorgvuldige taak. Ik ben blij dat daar de tijd voor genomen wordt.” De Wit vulde aan: “Het is een handig middel om iets voor elkaar te krijgen. Samenwerken blijft nu eenmaal ingewikkeld. Het is natuurlijk een beetje modderen, maar het is zoals het nu is wel de enige manier om iets voor elkaar te krijgen.”

Heeft u het evenement gemist maar zou u het wel graag terugkijken? Dat kan! Via deze link. Benieuwd wat de speerpunten zijn van de VNG voor de nieuwe mandaat periode? Klik hier.

]]>