Staatssteun – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Tue, 02 Jul 2024 13:17:25 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Staatssteun – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Is een school een onderneming? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/is-een-school-een-onderneming/ Tue, 02 Jul 2024 13:17:24 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=5593 Antwoord in het kort

Nee, in de regel zijn de onderwijsactiviteiten van een middelbare school niet economisch van aard, waardoor de school niet wordt aangemerkt als een onderneming. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie vervult de overheid via het nationaal onderwijs zijn sociale, culturele en opvoedkundige taak voor de bevolking. Wel moet worden onderzocht of een onderwijsinstelling naast het aanbieden van openbaar onderwijs ook economische activiteiten verricht.

Onderneming

De vraag van de gemeente ziet op het eerste criterium van het verbod op staatssteun in artikel 107, lid 1 van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU): er moet sprake moet zijn van een onderneming die een economische activiteit uitvoert. Het Europees Hof van Justitie (Hof) heeft het begrip ‘onderneming’ ingevuld;  iedere eenheid die een economische activiteit uitvoert, ongeacht de rechtsvorm en wijze van financiering, is te kwalificeren als een onderneming. Een economische activiteit omschrijft het Hof als ‘iedere activiteit waarbij goederen of diensten worden aangeboden op de markt’. Normaal gesproken kan iedere eenheid zowel niet-economische als economische activiteiten uitvoeren, waardoor het van belang is om iedere activiteit afzonderlijk te beoordelen.

Openbaar onderwijs

Het nationaal onderwijsstelsel wordt (zo goed als) volledig door de overheid bekostigd. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een nationaal onderwijsstelsel niet als doel om tegen vergoeding werkzaamheden te verrichten voor ouders en leerlingen. De overheid vervult via het nationaal onderwijs een sociale, culturele en opvoedkundige taak voor de bevolking. Dit kunt u teruglezen in paragraaf 2.5 van de Mededeling betreffende het begrip ‘staatssteun’ van de Europese Commissie. Hiermee is onderwijs, wanneer het deel uitmaakt van een nationaal onderwijsstelsel, geen economische activiteit. De bekostiging daarvan valt niet onder staatssteun.

Economische activiteit

Het is echter niet uitgesloten dat een school een economische activiteit kan uitvoeren. Te denken valt aan activiteiten, zoals horeca of onderwijsdiensten. In paragraaf 2.5 van de Mededeling betreffende het begrip ‘staatssteun’ legt de Europese Commissie uit dat de activiteiten economisch van aard zijn, wanneer onderwijsdiensten worden bekostigd door ouders of leerlingen of uit commerciële inkomsten. De school handelt dan met betrekking tot die economische activiteit als onderneming en steun die de school daarvoor ontvangt kan aan te merken zijn als staatssteun. Het komt echter voor dat studenten of hun ouders collegegeld of inschrijvingsgeld moeten betalen om de exploitatiekosten van het systeem te helpen dekken. Deze financiële bijdragen vormen meestal slechts een klein deel van de werkelijke kosten van de dienst en kunnen dus niet worden beschouwd als compensatie voor de aangeboden dienst. Bijgevolg hebben deze bijdragen geen invloed op de niet-economische aard van een algemene onderwijsdienst die hoofdzakelijk met overheidsmiddelen wordt gefinancierd.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie geeft in het arrest in de zaak C-74/16 op verzoek van een Spaanse rechter uitleg over de scheiding tussen economische en niet-economische activiteiten van een school. Het betrof de activiteiten van een religieuze instelling, die onder andere openbaar onderwijs aanbiedt. De instelling biedt daarnaast ook voorschoolse, buitenschoolse en niet-verplicht onderwijs aan. Ook worden aanvullende diensten aangeboden aan leerlingen, zoals maaltijden en vervoer. Het Hof geeft aan dat deze activiteiten mogelijk economisch van aard zijn, maar het uiteindelijke oordeel daarover wordt overgelaten aan de Spaanse rechter. Vervolgens geeft het Hof aan dat de Spaanse rechter dient te beoordelen in hoeverre het economische voordeel ten goede komt aan niet-economische dan wel economische activiteiten. Economisch voordeel voor economische activiteiten levert dus mogelijk wel staatssteun op.

Onderwijs tegen betaling

Dat onderwijsactiviteiten tegen betaling ook economische activiteiten kunnen zijn, werd bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C-164/12 en C-318/21. In deze zaak concludeerde het Hof van Justitie naar aanleiding van vragen van Letse rechters dat een privaatrechtelijke entiteit kán worden aangemerkt als ‘organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding’, ook al worden de inkomsten grotendeels verkregen uit economische activiteiten, waaronder het aanbieden van onderwijsdiensten tegen betaling. In dit EUrrest van Kenniscentrum Europa Decentraal leest u meer over de overwegingen van het Hof.

Verboden staatssteun kan mogelijk beperkt worden door een duidelijke scheiding in de boekhouding van de economische en niet-economische activiteiten. Daarmee kan aangetoond worden dat de steun voor niet-economische activiteiten niet ten goede komt aan de economische activiteiten van de school.

Staatssteun, en dan?

Als de steunmaatregel aan de vijf staatssteuncriteria voldoet, is er sprake van staatssteun. De basisregel van het staatssteunrecht is dat een steunmaatregel dan in principe door de overheidsorganisatie gemeld moet worden bij de Europese Commissie, tenzij één van de vrijstellingsverordeningen, bijvoorbeeld de reguliere de-minimisverordening of de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV), van de Europese Commissie van toepassing is. In dat geval hoeft niet gemeld te worden bij de Europese Commissie, maar gelden wel nadere verplichtingen over de uitvoering, transparantie en verslaglegging van de steun.

]]>
Consultatie over de herziening van landbouw de-minimis­verordening is geopend https://europadecentraal.nl/nieuws/consultatie-over-de-herziening-van-landbouw-de-minimisverordening-is-geopend/ Mon, 17 Jun 2024 12:58:32 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101211 De Europese Commissie is met de openbare raadpleging over de landbouw de-minimisverordening begonnen. De verordening vervalt op 31 december 2027, maar de Commissie heeft de raadplegingsprocedure vooruit gepland. De lidstaten kunnen tot 21 juli 2024 hun opmerkingen over de voorgestelde wijziging indienen. Na de wijziging wordt de verordening verlengd tot 2032.

De voorgestelde wijzigingen

In de huidige versie van de verordening kunnen de lidstaten maximaal €20,000 per begunstigde over een periode van drie belastingjaren toekennen en geldt een hoger plafond van €25,000 als een lidstaat een centraal registratiesysteem heeft. Het conceptvoorstel omvat:

  • De verhoging van het maximale de-minimissteunplafond van 25.000 euro naar 37.000 euro per begunstigde over drie jaar met inachtneming van de inflatie.
  • De berekeningsperiode wordt gewijzigd van drie belastingjaren naar drie jaar, overeenkomstig de reguliere de-minimis- en DAEB-de-minimisverordeningen.
  • Een verplicht registratiesysteem op Europees en nationaal niveau om de transparantie te vergroten en de administratieve lasten voor landbouwers te verminderen, aangezien ze hun vroegere subsidies niet hoeven te melden en niet hoeven te voldoen aan het zelfcontrolesysteem (de-minimisverklaring).
  • De nationale plafonds, die worden berekend op basis van de waarde van de landbouwproductie, zullen worden aangepast. De nieuwe referentieperiode voor de berekening is 2012-2023 (voorheen 2012-2017). Dit zal leiden tot een verhoging van de nationale plafonds omdat ook rekening zal worden gehouden met de toegenomen waarde van de landbouwproductie in de afgelopen jaren.

Feedback

De decentrale overheden hebben nu de mogelijkheid om hun feedback te geven via het CSDO e-mailadres (coordinatiepuntstaatssteun@minbzk.nl). Gelieve de feedback zo snel mogelijk, het liefst voor vrijdag 21 juni, naar het CSDO e-mailadres te sturen. Door recente wisselingen in ministeriële posities heeft het ministerie namelijk beperkte tijd om de benodigde informatie te verzamelen en samen te stellen.

Bron

Commission seeks feedback on draft targeted amendments to rules on small amounts of State aid to the agricultural sector, Europese Commissie

Meer informatie

Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
De-minimis­verordeningen, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Consultatie over de herziening van regels voor staatssteun voor vervoer over land en multimodaal vervoer https://europadecentraal.nl/nieuws/consultatie-over-de-herziening-van-regels-voor-staatssteun-voor-vervoer-over-land-en-multimodaal-vervoer/ Fri, 28 Jun 2024 13:43:06 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101386 De Europese Commissie heeft een publieke raadpleging gestart en vraagt de lidstaten om feedback over de voorgestelde regels voor vervoer over land en multimodaal vervoer, die de huidige richtsnoeren inzake staatssteun aan spoorwegondernemingen moeten vervangen. Daarnaast wordt feedback gevraagd over de nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor het vervoer (TBER). De lidstaten hebben tot 20 september 2024 de tijd om hun opmerkingen in te dienen. De goedkeuring van de herziene richtlijnen en de nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor het vervoer is gepland voor eind 2025.

Volgens de Commissie zal de nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor vervoer een aanvulling vormen op de nieuwe richtsnoeren voor vervoer over land en multimodaal vervoer (LMT-richtsnoeren). Het is de bedoeling dat deze twee regelingen een compleet regelboek gaan vormen voor het verlenen van staatssteun in de sector duurzaam vervoer over land.

LMT-Richtsnoeren

De LMT-richtsnoeren, die de spoorwegrichtsnoeren zullen vervangen, bevatten de voorwaarden voor de beoordeling van aangemelde overheidssteun voor duurzaam vervoer over land dat niet onder de groepsvrijstelling valt. De voorgestelde wijzigingen zijn bedoeld om:

  • Het uitbreiden van het toepassingsgebied van de richtsnoeren naar alle vervoerswijzen over land die minder milieuvervuilend zijn dan vervoer dat uitsluitend over de weg plaatsvindt, zoals spoorvervoer, vervoer over de binnenwateren en duurzaam multimodaal vervoer.
  • Het zal de beschikkingspraktijk van de Commissie op grond van artikel 93 VWEU en de huidige richtsnoeren voor het spoorvervoer consolideren en harmoniseren. Daartoe zullen nieuwe categorieën exploitatie- en investeringssteun worden opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om steun voor de bouw van multimodale voorzieningen, steun voor het opstarten van nieuwe commerciële verbindingen en steun als vergoeding voor de uitvoering van openbaredienstverplichtingen in de sector goederenvervoer per spoor.
  • De regels voor steun die rechtstreeks bijdraagt tot de groene en digitale transitie, met name steun om de externe vervoerskosten te verminderen en de interoperabiliteit te bevorderen, zullen flexibeler worden. De lidstaten krijgen meer ruimte om over te stappen op duurzamere vervoerswijzen.
  • Er zullen nieuwe beschermingsmaatregelen worden ingevoerd om de toegang en de groei van nieuwe exploitanten op de markt voor duurzaam vervoer over land te ondersteunen. De ondernemingen krijgen bijvoorbeeld meer toegang tot de aankoop van transportmaterieel en binnenvaartschepen.

Groepsvrijstellingsverordening voor vervoer (TBER)

De nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor vervoer houdt in dat bepaalde categorieën steun voor duurzamere vervoerswijzen verenigbaar worden verklaard met de interne markt, met als gevolg dat deze steun niet hoeft te worden aangemeld bij en goedgekeurd door de Commissie. Het gaat onder meer om steunmaatregelen voor het spoorvervoer, de binnenvaart, multimodaal vervoer en de coördinatie van het vervoer die de mededinging slechts in beperkte mate kunnen verstoren.

Na de goedkeuring van de verordening worden de meeste steunmaatregelen die momenteel bij de Commissie moeten worden aangemeld, zonder goedkeuring van de Commissie verleend, waardoor onnodige administratieve lasten worden verminderd.

Bron

Commission invites comments on draft revised State aid rules for land and multimodal transport, Europese Commissie

Meer informatie

Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal

Vervoer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Openbare raadpleging over staatssteunregels voor garanties geopend https://europadecentraal.nl/nieuws/openbare-raadpleging-over-staatssteunregels-voor-garanties-geopend/ Mon, 12 Sep 2022 08:11:37 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=87978 Organisaties – waaronder decentrale overheden – kunnen aan de Europese Commissie feedback geven op het functioneren van de garantiemededeling. Het voornaamste doel van de evaluatie is nagaan of de garantiemededeling nog steeds geschikt is voor het beoogde doel: het geven van aanwijzingen over wanneer staatsgaranties wel en niet kwalificeren als staatssteun.

Over de garantiemededeling

In de garantiemededeling (Mededeling 2008/C 155/02) wordt beschreven hoe volgens de Commissie kan worden beoordeeld of staatsgaranties voor leningen aangegaan door ondernemingen als staatssteun moeten worden aangemerkt. Dit is het geval wanneer deze garanties tegen betere financiële voorwaarden verleend worden aan de begunstigde onderneming. Daarnaast wordt in de mededeling onderscheid gemaakt tussen individuele garanties en garantieregelingen. De garantiemededeling wordt nader toegelicht op deze pagina.

Waarom een openbare raadpleging?

De garantiemededeling, die voor het laatst is herzien in 2008, bevat geen herzieningsclausule of vervaldatum. Toch is het volgens de Commissie hoog tijd om de garantiemededeling opnieuw te beoordelen, aangezien de marktomstandigheden sinds 2008 aanzienlijk zijn veranderd. Recent door de Russische invasie van Oekraïne en de nasleep van de coronapandemie. Daarnaast hebben (decentrale) overheden sinds de laatste herziening in 2008 veel verschillende garantiemethoden bij de Commissie aangemeld. Al met al genoeg redenen om te evalueren of de garantiemededeling nog steeds geschikt is. Zo gaat de Commissie beoordelen of de mededeling naar behoren gewerkt heeft, of zij de toegang tot financiering op een doeltreffende wijze heeft vergemakkelijkt (voor kleine/middelgrote ondernemingen en voor grote ondernemingen), en of de mededeling gebruiksvriendelijk was voor de (decentrale) overheden.

Wanneer en waar kunt u feedback geven?

Om alle gegevens te verzamelen, plant de Commissie een openbare raadpleging, een gerichte raadpleging en een studie. De openbare raadpleging vindt plaats tussen 29 augustus 2022 en 21 november 2022 en is bedoeld om feedback te verzamelen voor de evaluatie van de garantiemededeling. De openbare raadpleging is toegankelijk via de website van de Commissie. De gerichte raadpleging zal plaatsvinden in de vorm van een verzoek om informatie aan EU-regeringen met een gerichte vragenlijst. De evaluatie is in beginsel gericht op beheers- en uitvoerende autoriteiten in EU-lidstaten.

Bron

Staatssteunregels voor de beoordeling van staatsgaranties op leningen – evaluatie, Europese Commissie

]]>
Hoe staatssteunproof is een specifieke uitkering (SPUK) die een decentrale overheid ontvangt van het Rijk en doorgeeft aan een wooncorporatie?     https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/hoe-staatssteunproof-is-een-specifieke-uitkering-spuk-die-een-decentrale-overheid-ontvangt-van-het-rijk-en-doorgeeft-aan-een-wooncorporatie/ Mon, 27 Nov 2023 13:28:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=98208 Antwoord in het kort

Geregeld stelt het Rijk middelen ter beschikking in de vorm van zogenoemde SPUK-regelingen aan gemeenten en provincies. De bedoeling is dat die daarmee Rijksbeleid tot stand brengen, zoals verduurzaming, het voorkomen van leerachterstanden of ter promotie van sport. De middelen worden dan in eerste instantie ter beschikking gesteld aan gemeenten, provincies en waterschappen, maar zijn bedoeld om vervolgens te worden doorgegeven aan derde partijen. Het kan gaan om particulieren, ondernemers, onderwijsinstellingen of bijvoorbeeld sportclubs. Decentrale overheden zijn hierbij zelf verantwoordelijk voor het uitgeven van de specifieke uitkeringen die ze van de centrale overheid ontvangen. Zij moeten daarom ook zelf controleren of de specifieke uitkering die later aan een derde partij wordt doorgegeven voldoet aan de voorwaarden die het staatssteunrecht hieraan stelt.

Wat is een SPUK?

Specifieke uitkeringen zijn fondsen die door het Rijk worden verstrekt aan gemeenten en provincies op basis van hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet. Zij zijn bedoeld om bepaald beleid van de Rijksoverheid uit te voeren op lokaal en regionaal niveau. De voorwaarden kunnen verschillen per uitkering, waarbij het bijvoorbeeld voor kan komen dat er een onderbouwde aanvraag moet worden gedaan, zoals recent bij bijvoorbeeld de RegioDeals, of de Startbouwimpuls. Vervolgens moeten zij vaak de middelen verderverstrekken aan de beoogde doelgroep(en). Dit dient doelmatig te gebeuren zodat het bereiken van de beleidsdoelen van het Rijk geborgd is. De middelen worden eerst verworven door gemeentes of provincies vanuit het Rijk. Dat is geen transactie in het handelsverkeer waar het staatssteunrecht van toepassing is. Het zijn de gemeenten en provincies die vervolgens verantwoordelijk voor de besteding van het geld. Ook de verantwoordelijkheid om te voldoen aan het staatssteunrecht ligt daarmee op hun bord, wanneer dit met zich meebrengt dat er geld aan ondernemingen wordt uitgekeerd.

Voorheen werden gelden, ook voor specifieke projecten of doelstellingen, vaak uitgekeerd via een zogenaamde decentralisatie-uitkering. Een SPUK verschilt van een decentralisatie-uitkering in die zin dat dat een decentralisatie-uitkering binnen de algemene middelen van de decentrale overheid komt te vallen. Hierdoor valt zij formeel onder de begrotingsbevoegdheid van de gemeenteraad of provinciale staten. Een SPUK is geoormerkt voor het behalen van een specifiek omschreven doel, de middelen kunnen niet zonder meer door bijvoorbeeld de gemeenteraad voor iets anders worden aangewend. De ontvangende overheden zijn verplicht om te rapporteren aan het Rijk over de uitgaven die zij doen. Het kan zijn dat het Rijk bij het niet doelmatig en rechtmatig uitgeven van de SPUK de gemeente of provincie daarop aanspreekt. Daarnaast is het mogelijk dat de uitgaven binnen een bepaalde termijn gedaan moeten zijn. Na het verlopen van die termijn moet het niet uitgegeven budget  in de regel worden teruggestort. 

Geen sprake van staatssteun bij verstrekking door Rijk aan gemeente of provincie

Wanneer het Rijk een specifieke uitkering aan een gemeente of provincie verstrekt, is er geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De reden hiervoor is dat decentrale overheden als ontvangers van de uitkering, handelen binnen het kader van hun openbaar gezag en daarmee geen economische activiteiten ontplooien. Bij het doorverstrekken ten bate van het bestemmingsdoeleinde moet in principe wel worden opgelet. Ook hier zijn echter gevallen waarbij de doorverstrekking niet kwalificeert als staatssteun. Te denken is aan gevallen waarbij de gemeente of provincie klassieke overheidstaken uitvoert en zelf daarvoor de SPUK aanwendt. Zo zijn er SPUKs waarbij er geld wordt verstrekt voor het inhuren van (tijdelijke)medewerkers voor ambtelijke ondersteuning, of van extra toezichthouders.  

Wanneer is er sprake van staatssteun?  

In de context van staatssteun moeten decentrale overheden meer oplettend zijn wanneer de specifieke uitkering die zij ontvangen, wordt doorgegeven aan ondernemingen. Bij veel voorstellen om een probleem op te lossen zal een gemeente of provincie samen met een particuliere partner willen werken. Een interessant voorbeeld is de specifieke uitkering waarmee een subsidie verstrekt wordt aan een woningcorporatie voor het isoleren van huurwoningen en het plaatsen van zonnepanelen. De vraag moet dan gesteld te worden of deze subsidie staatssteunproof is. Hieronder wordt aan de hand van dit voorbeeld bekeken of de SPUK-regeling aan de ‘uitgavenkant’ van de gemeente of provincie als staatssteun aan te merken is.  

De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht 

De activiteiten van wooncorporaties en verhuurders in de particuliere sector voor de verhuur van woningen zijn van economische aard en daarom moeten zij met betrekking tot die activiteiten als ondernemingen worden beschouwd. Ook zijn wooncorporaties onder de Woningwet slechts vrijgesteld ten aanzien van staatssteun voor zover zij hun primaire taak uitvoeren: het verwezenlijken van sociale woningbouw. Het isoleren en verduurzamen van dit woningbestand valt daarmee niet onder de ruimte die er wordt geboden door de Woningwet. Wees daarom voorzichtig met (indirecte) staatssteun aan woningcorporaties. Meer informatie hierover vindt u onder het kopje ‘economisch voordeel’ verderop op deze pagina. In ieder geval moet worden opgelet met het doorverstrekken van SPUK-gelden aan wooncorporaties en andere verhuurders van onroerend goed, want hun activiteiten zijn in principe economisch van aard.

De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd 

SPUK-gelden zijn vrijwel per definitie aan te merken als steunmaatregelen die afkomstig zijn van de staat. Zij omvatten staatsmiddelen die door de bevoegde minister zijn verstrekt en kunnen dus in de meeste gevallen worden toegerekend aan de staat. Door voorwaarden te stellen aan de verstrekking ervan (zowel in eerste instantie als bij doorverstrekking) oefenen diverse overheidsorganisaties ook daadwerkelijk invloed uit op die middelen, bij toekenning maar ook bij eventuele terugvordering. Daarom wordt in principe elke verstrekking van SPUK-middelen die de gemeente of provincie aan een onderneming geeft, beschouwd als door staatsmiddelen bekostigde steun. 

Deze staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit)  

Wanneer een onderneming een economisch voordeel ontvangt dat onder normale marktvoorwaarden, dus zonder overheidsingrijpen, niet zou zijn verkregen, is er sprake van een economisch voordeel. Subsidies geven ondernemingen typisch een economisch voordeel en vormen een eenzijdig voordeel dat door de staat wordt verstrekt zonder dat de ontvanger verplicht is om iets terug te betalen of een prestatie te leveren aan de verstrekker. Het verduurzamen van huizen tegen een lager tarief dan gangbaar is in de markt kan in dit voorbeeld dan ook worden beschouwd als een economisch voordeel.  

Denk hierbij ook aan scenario’s waarbij er sprake kan zijn van een indirect voordeel voor bedrijven. Als huurders met steun van gemeentelijke subsidies zonnepanelen installeren op het dak van een huurwoning die eigendom is van een wooncorporatie, kan dit indirecte staatssteun opleveren. Voor bepaalde (vooraf geselecteerde) leveranciers of installateurs, of aan de eigenaren van de woningen. 

De maatregel is selectief 

Om aan dit criterium te voldoen, moet een overheidsmaatregel ‘bepaalde ondernemingen of bepaalde producties’ begunstigen. Zolang de steun niet aan alle woningcorporaties in de regio wordt verstrekt, maar alleen aan enkelen onder hen, bestaat er een element van steun. Maar ook als er juist alleen steun wordt verstrekt aan corporaties of andere eigenaren in een bepaalde regio is de SPUK-regeling als selectief. Vergelijkbare partijen buiten de regio komen daar immers niet voor in aanmerking, waardoor partijen binnen de regio een selectief voordeel kunnen hebben. 

Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU 

Steunmaatregelen van decentrale overheden leveren alleen verboden staatssteun op, indien er sprake is van grensoverschrijdend effect. Voor meer informatie over dit criterium kunt u onze website bezoeken. Een SPUK-regeling voor verduurzaming zal in de regel invloed kunnen hebben op de interstatelijke handel omdat alle betrokken markten , de markten voor onroerend goed en de markt voor producten voor verduurzaming (zonnepanelen, isolatiemateriaal en montage), in principe markten zijn waarop internationale spelers actief zijn een waarop investeringen kunnen worden gedaan over grenzen heen. 

Conclusie

Decentrale overheden zijn en blijven de verantwoordelijke entiteiten bij steunverstrekking aan bedrijven. Bij de doorverstrekking van een toegekende SPUK-uitkering moet een decentrale overheid dan ook op consistente manier beoordelen of er sprake is van een staatssteunsituatie. Zoals dit voorbeeld illustreert, kan een SPUK-regeling met als doel het verbeteren van de duurzaamheid van de (sociale) woningvoorraad een staatssteunprobleem opleveren. Een probleem dat overigens hoogstwaarschijnlijk opgelost kan worden door correcte gebruikmaking van uitzonderingsmogelijkheden. Te denken is aan de mogelijkheden die de AGVV biedt, maar ook te denken is aan de minimissteun en steun voor diensten van algemeen economisch belang. KED helpt decentrale overheden graag bij het bekijken van de oplossingsmogelijkheden.

Meer informatie

Specifieke uitkeringen gemeenten en provincies, Rijksoverheid

Staatssteun in het kader van Regio Deals: alles wat u moet weten!, Kenniscentrum Europa Decentraal

Algemene Groepsvrijstellings­verordening, Kenniscentrum Europa Decentraal

De-minimis­verordeningen, Kenniscentrum Europa Decentraal

Diensten van algemeen economisch belang (DAEB), Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Wanneer moet er worden voldaan aan de transparantieverplichting bij kennisgegeven staatssteun? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/wanneer-moet-er-worden-voldaan-aan-de-transparantieverplichting-bij-kennisgegeven-staatssteun/ Mon, 16 Jan 2017 09:12:17 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=40045 Antwoord in het kort

Om in aanmerking te komen voor steun in het kader van de algemene groepsvrijstellingsverordening, moet worden voldaan aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 1 en aan de specifieke vereisten die in het desbetreffende artikel uit hoofdstuk 3 worden uiteengezet. Een van de algemene voorwaarden in hoofdstuk 1 is de transparantieverplichting van artikel 9 van de AGVV. In het kader van transparantieverplichting moet, wanneer steun wordt verleend door middel van een individuele steunbeslissing of een steunregeling die de in artikel 9, lid 1, onder c), vastgestelde drempels overschrijdt, de in bijlage III genoemde aanvullende informatie worden gepubliceerd. Dit betekent dat de steun bepaalde drempels moet overschrijden: 100 000 EUR voor individuele steun, 500 000 EUR voor steun met betrekking tot financiële producten die worden gesteund door het InvestEU-fonds krachtens afdeling 16, of 10 000 EUR voor begunstigden die betrokken zijn bij de primaire landbouwproductie of de visserij- en aquacultuursector, met uitzondering van die welke onder afdeling 2a vallen. De transparantiesteunmodule (TAM) kan worden gebruikt om deze informatie te publiceren.

Voorwaarden gebruik vrijstellingsverordening

Wanneer een decentrale overheid steun verleent, zou het kunnen dat er sprake is van staatssteun. Er moet door decentrale overheden dan ook goed gekeken worden naar de regels voor staatssteun. Indien er sprake is van staatssteun kunnen steunmaatregelen ‘staatssteunproof’ gemaakt worden door gebruik te maken van vrijstellingsverordeningen. Wanneer een decentrale overheid de AGVV wil gebruiken, moet worden voldaan aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 1 en de voorwaarden van het sectorspecifieke artikel uit hoofdstuk 3. Er mag bijvoorbeeld geen steun worden toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden en er moet sprake zijn van een stimulerend effect dat uitgaat van de steunmaatregel. Daarnaast is één van de voorwaarden die voortvloeit uit het eerste hoofdstuk van de AGVV: publicatie en informatie (artikel 9 van de AGVV). Hieronder valt de transparantieverplichting.

Transparantieverplichting

De transparantieverplichting vloeit, voor wat betreft de AGVV, voort uit artikel 9 lid 1 (c). Hierin staat:

  • Lid 1: De betrokken lidstaat zorgt ervoor dat in de TAM of op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau, worden gepubliceerd:
  • Sub c: de in bijlage III bedoelde gegevens over elke individuele steunverlening van meer dan 100 000 EUR voor individuele steun, 500 000 EUR voor steun met betrekking tot financiële producten die worden gesteund door het InvestEU-fonds krachtens afdeling 16, of 10 000 EUR voor begunstigden die betrokken zijn bij de primaire landbouwproductie of de visserij- en aquacultuursector, met uitzondering van die welke onder afdeling 2a vallen.

Met de in bijlage III bedoelde gegevens worden o.a. bedoeld: naam van de begunstigde, het soort onderneming die de steun ontvangt, het steunelement en het steuninstrument en de datum van de toekenning van de steun.

Transparancy Aid Module

Wanneer de transparantieverplichting uit de AGVV van toepassing is, dienen de benodigde gegevens te worden gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. Hiervoor is de Transparancy Aid Module (TAM) door de Commissie ontwikkeld. Om een staatssteunregel te publiceren via de TAM, moet een decentrale overheid beschikken over een werkend TAM-account. Deze kan worden aangevraagd via het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (CSDO) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zo wordt het account gekoppeld aan de European Commission Authentication Service (ECAS) waar ook het online meldsysteem voor staatssteun (SANI) onder is gebracht.

Welke benodigde gegevens moeten worden gepubliceerd?

De gegevens die moeten worden gepubliceerd zijn opgenomen in bijlage III bij de AGVV. Via een stappenplan in de TAM module kunnen alle gegevens worden ingevuld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de naam van de organisatie, de grootte van de organisatie (bijv. KMO/grote onderneming) en het type organisatie. Daarnaast moet het type steun worden vermeld (bijv. subsidie, lening) en zowel het nominale steunbedrag als ook de hoogte van het steunelement dienen te worden ingevuld.

Vragen over de TAM

Voor algemene vragen over de transparantieverplichting kunt u terecht bij Europa decentraal, maar mocht u verder inhoudelijke vragen hebben is het raadzaam contact op te nemen met het Coördinatiepunt staatssteun van het ministerie van BZK. Op aanvraag is daar ook het stappenplan voor de aanmelding en het gebruik van TAM verkrijgbaar.

Meer informatie:

Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Transparantie, Kenniscentrum Europa Decentraal
Coördinatiepunt staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
De-minimis­verordeningen https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/vrijstellingsmogelijkheden/de-minimis/ Wed, 02 Jan 2013 14:47:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=2170 Wilt u als decentrale overheid een relatief laag steunbedrag verlenen aan een onderneming? Afhankelijk van de hoogte van het steunbedrag en de betrokken sector, kunnen decentrale overheden steun verlenen op basis van een van de drie de-minimisverordeningen. Zo kan een agrariër een subsidie van maximaal €20.000,- ontvangen als de-minimissteun voor kosten, die betrekking hebben op de productie van zijn landbouwproducten. Ook kan een museum een subsidiebedrag onder de €300.000,- als de-minimissteun ontvangen voor bijvoorbeeld de exploitatie van een museum.

De verschillende de-minimisverordeningen worden hieronder opgesomd en kort toegelicht. Na de opsomming wordt een aantal voorwaarden uit de verschillende verordeningen toegelicht. Ook wordt de samenloop van steunverlening met de Wet Markt & Overheid uitgelegd.

Wat is een de-minimisverordening? 

Steun die verstrekt wordt op basis van een de-minimisverordening, heeft volgens de Europese Commissie maar beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. De-minimissteun voldoet daardoor niet aan het vijfde staatssteuncriterium, dat er sprake moet zijn van een grensoverschrijdend effect. Hierdoor wordt niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) voldaan. De-minimissteun vormt daarom geen staatssteun en is dan ook vrijgesteld van de aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. Als de steunmaatregel van een decentrale overheid aan alle voorwaarden van een de-minimisverordening voldoet, is de steun dus toegestaan en kan die gewoon worden verstrekt.

Welke de-minimisverordeningen zijn er?

Een decentrale overheid kan gebruik maken van een van de vier de-minimisverordeningen. Het betreffen een reguliere de-minimisverordening en drie de-minimisverordeningen die van toepassing zijn op steunverleningen voor specifieke doeleinden sectoren; in de landbouw- of visserijsector en steun voor compensatie van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB).

1. De reguliere de-minimisverordening

Op grond van de reguliere de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2831) kunnen  overheden, dus ook decentrale overheden, over een periode van drie jaar tot maximaal €300.000,- aan steun verlenen aan een onderneming. De reguliere de-minimisverordening is in principe van toepassing op steun aan ondernemingen in alle sectoren, maar er gelden enkele specifieke regels voor bepaalde sectoren. Bijvoorbeeld voor de transportsector.

2. De de-minimisverordening voor de landbouwsector

Op basis van de de-minimisverordening voor de landbouwsector (Verordening (EU) nr. 1408/2013) kan een maximaal steunbedrag van € 20.000,- over drie jaar als de-minimisssteun worden gegeven aan primaire producenten van landbouwproducten. In Bijlage I bij het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VwEU) staat welke producten als landbouwproducten moeten worden aangemerkt. De productie van landbouwproducten valt onder de landbouw de-minimisverordening. De verwerking en afzet van landbouwproducten valt deels onder de reguliere de-minimisverordening. Het totaalbedrag van de-minimissteun in Nederland over drie jaar aan de landbouwproductiesector mag niet hoger zijn dan het bedrag genoemd in Bijlage I van de landbouw de-minimisverordening.

Het is mogelijk om het de-minimisplafond op nationaal niveau op te rekken naar maximaal € 25.000,-. Voorwaarde voor dit plafond is onder andere dat de lidstaat een centraal de-minimisregister invoert, zodat de verleende steun kan worden bijgehouden. Nederland beschikt op dit moment nog niet over een dergelijk register, dus het de-minimisplafond voor landbouw de-minimissteun is in Nederland nog steeds € 20.000,-.

Voor meer informatie over staatssteun aan de landbouwsector verwijzen wij u graag naar deze pagina.

3. De de-minimisverordening voor de visserijsector

Op basis van de de-minimisverordening voor de visserijsector (Verordening (EU) nr. 717/2014) kan over een periode van drie jaar tot € 30.000,- aan de-minimissteun aan één onderneming in de visserij- en aquacultuursector worden verleend. Het totaalbedrag van de-minimissteun in Nederland over drie jaar aan de visserij- en aquacultuursector mag niet hoger zijn dan het bedrag genoemd in de bijlage bij de visserij de-minimisverordening. Een specifieke eis die de Verordening stelt is dat de lidstaten op basis van de visserij de-minimisverordening geen de-minimissteun mogen verlenen voor de aanschaf of bouw van nieuwe vissersschepen. Lidstaten moeten verder zelf alle relevante gegevens vastleggen om aan te tonen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. In de praktijk houdt dit in dat het overheidsorgaan dat de steun verleent, de plicht heeft om goed te documenteren of aan de voorwaarden voor steunverlening is voldaan.

Voor meer informatie over staatssteun aan de visserij- en aquacultuursector verwijzen wij u graag naar deze pagina.

4. De de-minimisverordening voor diensten van algemeen economisch belang

Een decentrale overheid kan ook de-minimissteun verlenen voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (hierna: DAEB). DAEB zijn diensten in het algemeen belang, die zonder compensatie door de overheid niet of niet onder economisch aanvaardbare voorwaarden zouden worden verricht door een onderneming. Een onderneming moet op grond van een geldig juridisch instrument belast worden met een DAEB, voordat deze compensatie mag ontvangen. Een voorbeeld van een DAEB is een onrendabele openbaarvervoersdienst. Op basis van de DAEB de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2832) kunnen ondernemingen die een DAEB verrichten over een periode van drie jaar tot maximaal € 750.000,- aan de-minimissteun ontvangen.

Voor meer informatie over staatssteun voor het verrichten van een DAEB verwijzen wij u graag naar deze pagina.

Welke voorwaarden stellen de de-minimisverordeningen aan het verlenen van steun?

De de-minimisverordeningen hebben een aantal belangrijke voorwaarden om steun te verlenen, die hieronder worden toegelicht. Zo is het belangrijk dat een decentrale overheid een de-minimisverklaring opvraagt bij de begunstigde onderneming, voordat de steun wordt verleend. Ook bevatten de de-minimisverordeningen regels voor het verstrekken van een lening of garantie als de-minimissteun.

1. Uitgezonderde sectoren

In artikel 1 van iedere de-minimisverordening staat welke sectoren zijn uitgezonderd. De volgende sectoren zijn in ieder geval (bijna) in zijn geheel uitgezonderd van enige vorm van de-minimissteun:

  • De verwerking en afzet van landbouwproducten in de volgende gevallen:
    • wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten;
    • wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten wordt doorgegeven (alleen niet uitgezonderd door de landbouw de-minimisverordening);
  • steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, namelijk steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of steun voor andere lopende uitgaven in verband met activiteiten op het gebied van uitvoer;
  • steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

2. Zelfstandige onderneming

In de reguliere, de landbouw en de visserij de-minimisverordeningen wordt het begrip onderneming verduidelijkt. In artikel 2 lid 2 van deze Verordeningen wordt namelijk uiteengezet wanneer er sprake is van één zelfstandige onderneming. Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van een de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming moeten worden gezien en zij dus maar eenmaal mogen worden gesteund met bedragen van maximaal het relevante drempelbedrag. Voor decentrale overheden is het van belang te weten wanneer een onderneming zelfstandig is of niet. Het de-minimisplafond geldt immers per zelfstandige onderneming.

3. Verplichte verwijzing naar de juiste Verordening

Als een decentrale overheid steun wil verlenen op basis van een van de bovenstaande de-minimisverordeningen, dan moet de begunstigde daar schriftelijk van op de hoogte worden gesteld. De begunstigde van de steunmaatregel dient op de hoogte te worden gesteld van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als bruto subsidie equivalent, en van het feit dat het om de-minimisssteun gaat. Daarbij is het van belang dat er in de steunmaatregel expliciet wordt verwezen naar de juiste de-minimisverordening en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit staat in artikel 6 lid 1 van de reguliere, landbouw en visserij de-minimisverordening en in artikel 3 lid 1 van de DAEB de-minimisverordening. De juiste verwijzing naar de reguliere de-minimisverordening is bijvoorbeeld: Verordening betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 1407/2013 PbEU 2013 L 352).

4. De-minimisverklaring: cumulatie de-minimissteun

Bij de toepassing van een de-minimisverordening dienen decentrale overheden ook rekening te houden met de regels betreffende cumulatie. Voor reguliere de-minimissteun geldt bijvoorbeeld dat over een periode van drie jaar tot € 300.000,- aan steun mag worden verleend. Als dit plafond is bereikt, mag aan de onderneming in het betreffende jaar geen reguliere de-minimissteun meer worden verleend. In sommige gevallen kunnen steunbedragen die zijn verstrekt op basis van verschillende de-minimisverordeningen met elkaar gecumuleerd worden. Ter illustratie verwijzen wij graag naar een praktijkvraag over de mogelijkheid om naast DAEB de-minimissteun ook nog reguliere de-minimissteun te verstrekken.

Een decentrale overheid moet daarom de beoogde begunstigde van een steunmaatregel vragen om de de-minimisverklaring in te vullen. Dit staat in artikel 6 lid 1 van de reguliere, landbouw en visserij de-minimisverordening en in artikel 3 lid 1 van de DAEB de-minimisverordening. In een de-minimisverklaring laat de onderneming zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande jaren en het lopende belastingjaar is ontvangen. Op basis van deze verklaring kan worden beoordeeld of de beoogde begunstigde nog de-minimissteun mag ontvangen. Het ministerie van EZK heeft voor de verschillende sectoren voorbeeld-verklaringen opgesteld. Zo is zijn er voorbeelden voor de AGVV, LVV, VVV en een voorbeeld dat te gebruiken is bij een DAEB de-minimis.

5. De-minimisverklaring: cumulatie met andere vormen staatssteun

Heeft een onderneming voor bepaalde activiteiten al eens staatssteun ontvangen op basis van een groepsvrijstellingsverordening (bijvoorbeeld de AGVV)? Of heeft een onderneming eerder voor bepaalde activiteiten staatssteun ontvangen die was goedgekeurd door de Europese Commissie? In dat geval mag de cumulatie van de de-minimissteun met al eerder ontvangen steun er niet toe leiden dat de hoogste toepasselijke steunintensiteit of het hoogste toepasselijke steunbedrag wordt overschreden. Het is belangrijk om te controleren of een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun al eens eerder staatssteun heeft ontvangen. Aan de hand van de hierboven al genoemde de-minimisverklaring kan worden beoordeeld of er ruimte is om eerder verleende staatssteun te cumuleren met de-minimissteun. In artikel 5 van zowel de reguliere, de DAEB, de landbouw als de visserij de-minimisverordeningen staat wanneer dergelijke de-minimissteun gecumuleerd mag worden met andere staatssteun. Hier volgt een rekenvoorbeeld:

Stel dat een onderneming staatssteun heeft ontvangen van een decentrale overheid op basis van de AGVV voor 50% van de in aanmerking komende kosten voor een milieustudie. De AGVV staat een steunintensiteit van maximaal 50% toe voor steun aan milieustudies. Dan mag deze onderneming bovenop de steun op basis van de AGVV voor dezelfde kosten geen de-minimissteun meer ontvangen. In het geval dat het zou gaan om verschillende kosten, dan kan mogelijk nog wel de-minimissteun worden verleend.

Voor meer informatie over het cumuleren van de-minimisssteun met andere vormen van staatssteun verwijzen wij u graag naar de volgende praktijkvraag.

6. Leningen en garanties

Onder de vier de-minimisverordeningen kan steun vallen die de vorm heeft van leningen en garanties. Ook leningen boven het toepasselijke de-minimisplafond en met een looptijd langer dan drie jaar, kunnen onder voorwaarden een van de de-minimisverordeningen vallen. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in artikel 4 van deze de-minimisverordeningen. Zo kan een lening van meer dan €300.000,- in drie jaar dus worden verstrekt aan een begunstigde op basis van één van de de-minimisverordeningen. Voor alle de-minimissteun die vervat is in leningen en garanties geldt dat deze ‘transparant’ moet zijn. Dat wil zeggen dat het zogenoemde bruto-subsidie-equivalent van de lening vooraf kan worden vastgesteld zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd.

7. Ondernemingen in moeilijkheden

Decentrale overheden kunnen onder de reguliere, de landbouw en de visserij de-minimisverordeningen ook de-minimissteun verstrekken aan ondernemingen in financiële moeilijkheden, in tegenstelling tot steunverlening op basis van andere vrijstellingsverordeningen (bijvoorbeeld de AGVV). Alleen in de DAEB de-minimisverordening is bepaald dat ondernemingen in financiële moeilijkheden zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze Verordening. Dat schrijft artikel 1 van die Verordening voor. De Europese Commissie heeft wel een uitzondering gemaakt in de DAEB de-minimisverordening voor ondernemingen die tijdens de coronacrisis in moeilijkheden zijn gekomen (tussen 1-1-2020 en 30-6-2021).

8. Melding, kennisgeving en rapportage

Maatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, kwalificeren niet als staatssteun. Meldingkennisgeving en rapportage van steunverlening aan de Europese Commissie is dan ook niet vereist. Zowel de Europese Commissie als Nederland houdt geen centraal register bij van de-minimissteun. Decentrale overheden wordt geadviseerd dit zelf wel bij te houden. Zo kunnen zij, indien nodig, gemakkelijk terugvinden en aantonen aan welke ondernemingen zij al de-minimissteun hebben verleend.

Samenloop Wet Markt & Overheid

Als uw organisatie op basis van de de-minimisverordening steun verleent, kan het zijn dat er wel gekeken moet worden naar de gedragsregels van de Wet Markt & Overheid. Dat is het geval als uw organisatie naast het verlenen van de steun zelf tegelijkertijd ook een economische activiteit uitvoert in de zin van de Wet Markt en Overheid. Een voorbeeld hiervan is het verstrekken van een lening. Voor zulke activiteiten gelden specifieke regels. Voor meer informatie over de Wet Markt & Overheid verwijzen wij u graag naar de pagina gedragsregels Wet Markt & Overheid.

]]>
Geldt het de-minimisplafond van € 300.000,- per lidstaat? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/geldt-het-de-minimisplafond-van-e-200-000-per-lidstaat/ Mon, 14 Dec 2020 08:44:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=66341 Antwoord in het kort

Ja, de-minimissteun die is verleend door overheden moet per lidstaat worden bezien: met steun uit andere lidstaten hoeft geen rekening gehouden te worden bij de berekening van de de-minimisruimte van de onderneming. Het de-minimisplafond geldt namelijk per lidstaat. Een onderneming kan dus in iedere lidstaat tot € 300.000,- aan de-minimissteun ontvangen over een periode van drie belastingjaren.

Wat is de-minimissteun?

Onder toepassing van de de-minimisverordening van de Europese Commissie kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie jaren tot € 300.000,- aan steun verstrekken zonder dat er sprake is van staatssteun. De de-minimisruimte van een onderneming moet op voortschrijdende grondslag worden beoordeeld. Dit houdt in dat als een decentrale overheid de-minimissteun aan een onderneming wil verstrekken, er gekeken moet worden hoeveel de-minimissteun er in dat belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren reeds aan de desbetreffende onderneming is verstrekt. Het totaal aan de-minimissteun over drie jaren mag nooit meer dan € 300.000,- bedragen.

Administratieve verplichtingen

Indien de gemeente de steun verleent onder toepassing van de de-minimisverordening, is er geen sprake van staatssteun. Een aanmelding overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU is dus niet nodig. Ook het doen van een kennisgeving, zoals vereist bij steun onder bijvoorbeeld de AGVV, is niet aan de orde. Ondernemingen die de-minimissteun ontvangen, dienen enkel een zogeheten de-minimisverklaring in te vullen. Hierin moet worden aangegeven of, en zo ja hoeveel, de-minimissteun al is ontvangen. De gemeente dient bij het verlenen van de-minimissteun wel ook rekening te houden met andere vormen van staatssteun die de onderneming voor dezelfde subsidiabele kosten heeft ontvangen. Het verlenen van de-minimissteun mag niet leiden tot het overschrijden van de maximale steunplafonds, zie in dit verband artikel 5 lid 2 de-minimisverordening.

De-minimissteun per lidstaat

De gemeente vraagt zich echter af of bij de toekenning van de de-minimissteun ook moet worden gekeken naar eventuele de-minimissteun die is verleend door overheden uit andere lidstaten. Dit is niet het geval. Het de-minimisplafond geldt per onderneming per lidstaat, zie artikel 3 lid 2 van de de-minimisverordening . Met eventuele de-minimissteun, ontvangen van overheden uit andere lidstaten, hoeft dus geen rekening te worden gehouden. Het is dus mogelijk dat een onderneming meer dan € 300.000,- aan de-minimissteun ontvangt, indien deze uit meerdere lidstaten afkomstig is.

MEER INFORMATIE

De-minimissteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Waar moet u op letten bij het gebruik van de de-minimisverordening als u steun wilt verlenen?, Kenniscentrum Europa Decentraal
Kan er sprake zijn van ongeoorloofde samenloop (cumulering) van staatssteun wanneer voor het steunen van ondernemingen in de coronacrisis gebruik wordt gemaakt van de de-minimisverordening?, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Criteria staatssteun https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/criteria-staatssteun/ Tue, 04 Aug 2015 11:02:31 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=30329 De vraag of er sprake is van staatssteun is afhankelijk van vijf cumulatieve criteria zoals benoemd in artikel 107 lid 1 VWEU. Dat wil zeggen dat aan alle voorwaarden moet worden voldaan alvorens er sprake is van staatssteun. Decentrale overheden dienen elke steunverlening te toetsen aan deze criteria. Een steunverlening van de overheid die voldoet aan alle criteria kwalificeert als staatssteun. Dit brengt bepaalde verplichtingen voor decentrale overheden met zich mee. De criteria gesteld in artikel 107 lid 1 VWEU zijn:

Meer informatie over de verschillende criteria zijn te vinden op de specifieke webpagina’s.

Het kan soms lastig zijn vast te stellen of aan de criteria voor staatssteun wordt voldaan. De Europese Commissie is de enige instantie die bevoegd is om te bepalen of er wel of geen sprake is van staatssteun. Echter hoeft er bij twijfel lang niet altijd over te worden gegaan tot aanmelding van de steun. Het raadplegen van deze website en onze helpdesk is een goede manier om in eerste instantie na te gaan wat wel en niet mogelijk is.

Uitzonderingen

Mocht er aan alle criteria worden voldaan en er sprake zijn van staatssteun, dan wil dat niet automatisch zeggen dat de steun onverenigbaar is. Er bestaan meerdere vrijstellingen en uitzonderingen op het staatssteunverbod waar gebruik van kan worden gemaakt.

Webinar staatssteun

De vijf staatssteun-criteria, vrijstellingen en uitzonderingen leggen we in de onderstaande webinar ook uit aan de hand van een casus over financiële steun aan een sportvoorziening.

]]>
Waar moet u op letten bij het gebruik van de de-minimisverordening als u steun wilt verlenen? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/waar-moet-u-op-letten-bij-het-gebruik-van-de-de-minimisverordening-als-u-steun-wilt-verlenen/ Mon, 25 Mar 2019 07:00:39 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=54308 Let op! De de-minimisverordeningen zijn onlangs (1 januari 2024) gewijzigd. Hierdoor zijn de drempels verhoogd, en is de looptijd van de drie-jarentermijn veranderd. Meer over deze wijzigingen leest u in ons nieuwsbericht.

Antwoord in het kort

Het gebruik van een de-minimisverordening heeft voor decentrale overheden doorgaans meer voordelen dan nadelen. Het belangrijkste voordeel is dat het een laagdrempelig instrument is om steun te verlenen, waarbij de administratieve lasten beperkt zijn. Immers, er hoeft alleen een de-minimisverklaring te worden ondertekend door de begunstigde en de steunverlenende autoriteit moet in de steunmaatregel expliciet verwijzen naar de de-minimisverordening. Daarnaast is de verlening van de-minimisssteun vormvrij waardoor de de-minimisverordening op verschillende manieren en voor verschillende doeleinden kan worden toegepast. Het nadeel kan daarentegen zijn dat niet altijd goed is na te gaan of de begunstigde daadwerkelijk voldoet aan alle vereisten die voortvloeien uit de de-minimisverordening.

De-minimissteun

De Europese Commissie wil voor steun van relatief beperkte financiële omvang niet telkens hoeven te toetsen wat de impact van die (voorgenomen) steun is ten aanzien van de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten . Daarom heeft de Commissie bepaald dat bij de-minimissteun (vrij vertaald: “kleinigheden”) de eventuele verstoring zo klein is, dat er geacht wordt geen sprake te zijn van staatssteun. De algemene bovengrens van de-minimissteun is € 300.000,- per onderneming over drie opeenvolgende jaren. Overigens gelden er andere plafondbedragen voor de-minimissteun die specifiek in de sectoren primaire landbouw, visserij en vervoer over de weg wordt verleend.

Steun aan een zelfstandige of verbonden onderneming

In de de-minimisverordening wordt het begrip ‘onderneming’ verduidelijkt in artikel 2, lid 2. Het is voor steunverlenende autoriteiten van belang om dit onderscheid in acht te nemen, omdat de toepassing van de de-minimisverordening kan verschillen naar gelang het gaat om een zelfstandige dan wel een verbonden onderneming.

Een verbonden onderneming voldoet aan tenminste één van de onderstaande criteria. Een verbonden onderneming…

  1. heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een
    andere onderneming;
  2. heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuur, of het leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
  3. heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;
  4. Een verbonden onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van die onderneming.

Twee ondernemingen met een franchise zijn overigens niet noodzakelijk verbonden ondernemingen. Dat hangt af van wat er in de franchiseovereenkomst staat. Als door de franchiseovereenkomst echter één van de vier bovenstaande banden ontstaat, worden de ondernemingen als verbonden ondernemingen beschouwd.

Cumulatie van staatssteun

Mogelijk heeft een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun eerder staatssteun ontvangen. De steun kan zijn verleend onder de toepassing van een Groepsvrijstellingsverordening (bijvoorbeeld de AGVV) of op grond van een besluit waarin de Commissie de steun heeft goedgekeurd. In dit soort gevallen mag cumulatie van de de-minimissteun met deze al eerder ontvangen steun er niet toe leiden dat het drempelbedrag van € 300.000,- wordt overschreden.

Indien een gemeente voor het doen van een haalbaarheidsstudie op basis van de AGVV steun verleent ter hoogte van 50% van de in aanmerking komende kosten, mag de gemeente bovenop deze steun voor dezelfde kosten geen de-minimissteun meer verlenen aangezien het om dezelfde kosten gaat. De-minimissteun mag wel worden verleend als de subsidie-aanvrager subsidie vraagt voor andere kosten dan waarvoor de kennisgeving is gedaan (die dus losstaat van de haalbaarheidsstudie).

Verklaring de-minimissteun

De steunverlenende autoriteit die de de-minimissteun verleent dient aan de begunstigde te vragen om een ‘de-minimisverklaring’ te ondertekenen waaruit blijkt dat het drempelbedrag (tot € 300.000,- over drie jaren) niet wordt overschreden. Het vragen van deze verklaring door de steunverlenende autoriteit is een vereiste, omdat er momenteel geen centraal register bestaat voor de-minimissteun en dus niet op andere wijze door de steunverlener gecontroleerd kan worden of het toelaatbare maximale de-minimisbedrag anders zou worden overschreden. Elke overheidsinstantie kan binnen haar eigen bevoegdheidsdomein steun verlenen en staat zelf in voor de conformiteit met de staatssteunregels. Aangezien er voor de-minimissteun geen melding dient te worden gedaan aan de Europese Commissie is er geen overzicht van alle verleende de-minimissteun. Alleen de begunstigde onderneming kan dus weten hoeveel de-minimissteun zij reeds heeft ontvangen.

Door

Europa Decentraal i.s.m. het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

]]>