Klimaat – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 27 Jun 2024 10:18:46 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Klimaat – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Klimaatadaptatie https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/klimaat/klimaatadaptatie/ Mon, 20 Apr 2020 12:30:22 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=61788 De gevolgen van klimaatverandering worden in Europa steeds merkbaarder. Ondanks de inspanning voor het verminderen van de CO2-uitstoot houdt de Europese Unie rekening met onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering. Vroegtijdige aanpassingen aan de klimaatverandering (ook wel klimaatadaptatie genoemd) moet Europa veerkrachtiger maken en de maatschappelijke, sociale, economische, ecologische kosten van klimaatverandering beperken.  

De EU moet in 2050 volledig in staat zijn zich aan te passen aan de effecten van de klimaatverandering. Om dit te bereiken is, in het kader van de Europese Green Deal, in 2021 een nieuwe klimaatadaptatiestrategie ontwikkeld. Deze strategie moet ervoor zorgen dat de EU maatschappelijk en economisch weerbaar is tegen de gevolgen van klimaatverandering. Denk hierbij aan teruglopende oogstopbrengst door toenemende droogte of oversterfte door extreme hitte. De adaptatiestrategie streeft naar een slimmere, snellere en systematischere klimaatadaptatie en meer internationale aandacht voor het aanpassingsvermogen van landen en regio’s.

Daarnaast hebben verschillende andere onderdelen van de Green Deal raakvlakken met klimaatadaptatie, zoals initiatieven op het gebied van biodiversiteit, circulaire economie of luchtvervuiling. Ten slotte heeft de Europese Unie een Missie voor klimaatadaptatie opgezet. Europese regio’s en steden kunnen aan dit initiatief deelnemen om best practices te delen en beter gebruik te maken van financiële en beleidsondersteuning.

Europees klimaatadaptatiebeleid

Europese Klimaatwet: Rapportageverplichtingen klimaatadaptatie

Centraal onderdeel van de Green Deal is de Klimaatwet (Verordening 2021/1119). De klimaatwet stelt dat lidstaten nationale strategieën en plannen voor aanpassing aan de klimaatverandering moeten vaststellen en uitvoeren. Deze informatie moet om de twee jaar met de Commissie worden gedeeld, als onderdeel van de Energie-Unie voortgangsverslagen (Verordening 2018/1999). Deze verordening verplicht lidstaten ook om klimaatadaptatiedoelstellingen mee te nemen in de nationale energie- en klimaatplannen (INEK). Lidstaten moeten elke vijf jaar een INEK opstellen. Meer over hoe Europa het nationale klimaatbeleid bewaakt leest u op onze onderwerppagina klimaat.

Europese Klimaatadaptatiestrategie

Het Europese klimaatadaptatiebeleid wordt ondersteund door de Europese klimaatadaptatiestrategie. De strategie stelt geen specifieke nieuwe regelgeving voor, maar biedt een kader voor de integratie van klimaatadaptatie in Europees en nationaal beleid. In de klimaatadaptatiestrategie uit 2021 ligt de nadruk op het integreren van klimaatadaptatie in de verschillende beleidsterreinen van Europese wetgeving en het uitbreiden van de kennis over adaptatie. Twee speerpunten zijn de integratie van het aanpassingsproces in het macro-economisch en fiscaal beleid en het stimuleren van natuur gebaseerde oplossingen (Nature Based Solutions; NBS).  

Kennisuitwisseling klimaataanpassing

Lidstaten, regio’s en steden kunnen van elkaars klimaataanpassingen leren. De Commissie faciliteert daarom de ontwikkeling van kennis en de uitwisseling van praktijkervaringen. Het ‘climate ADAPT’-webportaal bevat informatie over aanpassingsmaatregelen op alle administratieve niveaus, een toolkit voor adaptatieplanning en casestudies. De ‘Urban Adaptation Support Tool’ helpt lokale autoriteiten bij het ontwikkelen, implementeren en monitoren van klimaatadaptatiestrategieën.

Klimaatadaptatie in EU wet- en -regelgeving

Verder is klimaatadaptatie ook direct en indirect meegenomen in verschillende richtlijnen. In bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water (2000/60) is klimaatverandering niet expliciet opgenomen in de tekst, maar vanwege de cyclische aanpak van het stroomgebiedbeheerproces is deze richtlijn toch in staat om klimaatverandering aan te pakken. 

Stroomgebiedbeheerplanning

Onder de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn lidstaten verplicht om elke zes jaar stroomgebiedbeheerplannen op te stellen. Om stroomgebiedbeheerders te ondersteunen bij het implementeren van de KRW heeft de Europese Commissie verschillende richtsnoeren en technische documenten opgesteld. Deze richtsnoeren hebben geen wettelijk karakter maar geven een leidraad voor de toepassing van de richtlijn.

Zo wordt er in cyclus van de KRW van lidstaten verwacht dat ze aantonen:

  • hoe prognoses over klimaatveranderingen zijn opgenomen in de beoordeling van knelpunten en effecten;
  • hoe monitoringsprogramma’s zijn afgestemd op het detecteren van de gevolgen van klimaatverandering;
  • dat de gekozen maatregelen veerkrachtig en robuust zijn voor toekomstige verwachte klimaatomstandigheden.

ROR-richtlijn 

Naast de KRW biedt de Richtlijn Overstromingsrisico’s (Richtlijn 2007/60/EG, ROR-Richtlijn) een kader voor klimaatadaptatie op het gebied van water. Deze richtlijn stelt een wettelijk kader vast voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s in lidstaten. In deze richtlijn is klimaatverandering expliciet opgenomen en lidstaten dienen rekening te houden met de waarschijnlijke effecten hiervan bij het uitvoeren van de richtlijn. Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina overstromingsrisico’s.  

Milieueffectrapportage: MER-richtlijn en klimaatadaptatie

In de MER-richtlijn (2014/52/EU, oorspronkelijk 2011/92/EU) zijn klimaatverandering en klimaatadaptie opgenomen in de milieueffectrapportage-procedure. De effecten van projecten op het klimaat en hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering moeten in kaart worden gebracht. Zo moeten projecten waar een risico bestaat voor rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering, worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling. Daarnaast moet een beschrijving van de waarschijnlijke effecten van het project op het klimaat (bijvoorbeeld de omvang van (broeikasgas-)emissies) en de kwetsbaarheid van het project voor klimaatverandering worden aangeleverd. Ook moet de orde van grootte, de complexiteit, de waarschijnlijkheid, de duur, frequentie en de omkeerbaarheid van de effecten van het project in overweging worden genomen. 

Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina milieueffectrapportage.

De Habitatrichtlijn en klimaatadaptatie

Ook voor de Habitatrichtlijn is een richtsnoer opgesteld om het beheer van Natura 2000-gebieden aan te passen aan de effecten van klimaatverandering. Het doel van de richtlijn is om de kwetsbaarheid van Natura 2000-gebieden en habitats te verminderen en de veerkracht te vergroten. De richtlijn geeft daarnaast inzicht hoe het Natura 2000-beheer zelf kan bijdragen aan klimaatmitigatie en adaptie. Het document biedt een besluitvormingskader en mogelijke maatregelen die Natura 2000-beheerders kunnen gebruiken. Zo gaat het document in op het verminderen van bestaande druk en knelpunten door het ontwikkelen van bijvoorbeeld bufferzones, het managen van de gevolgen van extreme evenementen zoals storm en brand, en het verhogen van de interconnectiviteit door het ontwikkelen van ecologische verbindingszones.

Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina Natura 2000.

Nationaal beleid

Het Nederlandse klimaatadaptatiebeleid is vastgelegd in de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De NAS biedt perspectief aan alle programma’s in Nederland waarin partijen aan klimaatadaptatie werken en faciliteert deze werkzaamheden. Het Deltaplan gaat specifiek in op de gevolgen voor het watermanagement. 

Stand van Zaken

De NAS is in 2022 door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geëvalueerd, waaruit de conclusie volgde dat de uitvoering van de NAS moet worden versneld. Om dit doel te bereiken is in 2023 het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie (NUPKA) verschenen. Dit programma geeft inzicht in de huidige situatie van Nederland wat betreft klimaatadaptatie en wat er nog moet gebeuren, om de procedure te versnellen. De NAS wordt in 2026 hernieuwd en volledig geëvalueerd.

Decentrale relevantie

De EU-klimaatadaptatiestrategie heeft impact op decentrale overheden. Veel acties uit de nationale adaptatiestrategieën worden op decentraal niveau uitgevoerd. Klimaatadaptatie heeft bijvoorbeeld gevolgen voor waterbeheer, ruimtelijke ordening en infrastructuur. De waterschappen spelen een belangrijke rol als regionaal waterbeheerders en zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de waterkeringen en watersystemen. Gemeenten en provincies zijn van belang vanuit hun taken ten aanzien van ruimtelijke ordening en milieubeheer.

De EU-strategie moedigt decentrale overheden aan om eigen klimaatadaptatiestrategieën op te stellen. In 2017 evalueerde de Commissie de klimaatadaptatiestrategieën van de lidstaten. In Nederland werd hierbij ook naar de adaptatiestrategieën en actieplannen op decentraal niveau gekeken. Hieruit bleek dat de meeste provincies een klimaatadaptatieactieprogramma en enkele steden adaptatiestrategieën hadden ontwikkeld.  

De Commissie wil de richtsnoeren over nationale adaptatiestrategieën in samenwerking met de lidstaten verbeteren zodat alle bestuursniveaus worden betrokken bij regelgeving over klimaatverandering. Ook stelt de EU financiële steun beschikbaar vanuit Europese fondsen, bijvoorbeeld LIFE, Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) of Horizon Europe. Voor meer informatie over Europese fondsen, zie onze EU-fondsenwijzer. Het Convenant van Burgemeesters biedt lokale en regionale overheden informatie en tools om te helpen bij de stap van klimaatadaptatieplanning naar actie. 

]]>
EU-missie voor klimaatadaptatie: “Overheden, bereid je voor op disruptie” https://europadecentraal.nl/nieuws/eu-missie-voor-klimaatadaptatie-overheden-bereid-je-voor-op-disruptie/ Mon, 11 Mar 2024 09:57:53 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=99770 Meer dan 10 Nederlandse provincies en gemeenten doen mee aan de EU-missie voor klimaatadaptatie of hebben zich aangesloten als vriend van de missie. Het doel is om in 2030 klimaatbestendig te zijn. Wat betekent deelname aan de missie voor de overheden? De deelnemers aan de missie kwamen bijeen in Arnhem op initiatief van de provincies Gelderland en Drenthe en deelden hun ervaringen. Kenniscentrum Europa Decentraal was erbij.

Impact van klimaatadaptatie

“Klimaatadaptatie is disruptie. Je krijgt als overheid te maken met zaken die je niet had voorspeld of had kunnen voorspellen, maar die wel gebeuren.” Aan het woord is Hein Pieper, dijkgraaf bij waterschap Rijn en IJssel en vicevoorzitter van de Mission Board van de EU-missie voor klimaatadaptatie. Combinaties van extreme weersomstandigheden komen bijvoorbeeld steeds vaker voor. Daar moet een overheid zich op voorbereiden, zegt hij: “In organisatie, maar ook in instrumentarium. Tegelijkertijd is dat bijna onmogelijk.”

“De impact van maatregelen voor klimaatadaptatie is enorm”, vindt ook Jan Kees Kleuver van gemeente Groningen, zowel voor een overheid als voor de inwoners. Bijvoorbeeld: door toenemende elektrificatie zal de openbare ruimte er in de toekomst anders uitzien. Minder parkeren, meer groen, trajecten voor waterafvoer en nieuwe warmteleidingen. Dat vraagt veel werkzaamheden, ondertussen moet de stad wel bereikbaar blijven. De kosten zijn fors, de gemeente Groningen rekent op 800 euro per jaar per inwoner tot 2035. Ga er maar aanstaan.

EU-missie voor klimaatadaptatie

De missie voor klimaatadaptatie is door de Europese Commissie in het leven geroepen om Europese regio’s te ondersteunen in hun streven om zich aan te passen aan de klimaatverandering. Het doel van de Commissie is om in 2030 minstens 150 klimaatveerkrachtige Europese regio’s te hebben.

Aan de missie doen ruim 300 regio’s en lokale netwerken uit 29 landen mee. In Nederland gaat het om een tiental gemeenten en regio’s die meedoen als partner of vriend van de missie. Daarnaast is een aantal organisaties, zoals kennisinstituut Deltares, aangesloten.

Er is overigens een tweede EU-missie die specifiek gericht is op lokale overheden, namelijk die voor 100 klimaatneutrale en slimme steden. Zeven Nederlandse gemeenten nemen hieraan deel. Meestal richt de Commissie zich op het nationale niveau, maar met deze missies wil ze juist samenwerken met regio’s en steden om zo een gedragen beweging en een lokaal netwerk op gang brengen.


Opening van de bijeenkomst over de missie voor klimaatadaptatie

Stand van zaken

Prisca Haemers van de Europese Commissie legt uit dat er vanuit de missie eerst veel onderzoek gedaan is naar risicomanagement bij klimaatadaptatie en hoe je een klimaatadaptatieplan opbouwt. Daarna is er geïnvesteerd in het doen van pilots en opzetten van demonstratieprojecten. Nu richt de Commissie zich op het verder betrekken van regio’s en lidstaten bij de missie. Er wordt gewerkt aan een online platform en community, dat de kennis van de gedane pilots zal verzamelen en verspreiden. De lancering daarvan wordt in mei verwacht.

Ervaringen van Nederlandse steden en regio’s

Tijdens de bijeenkomst wisselden de Nederlandse deelnemers aan de missie ervaringen uit. Als we het hebben over klimaatadaptatie, staan de onderwerpen hitte en droogte hoog op de prioriteitenlijst van  overheden. Waterberging en (toegang tot) drinkwatervoorziening worden veel genoemd. Er is behoefte aan innovatie, maar vooral het breed inzetbaar maken van die innovatie. Gezondheid is ook een belangrijke invalshoek. Daarbij is altijd de vraag hoe we voldoende mensen en middelen kunnen inzetten om de grote uitdagingen het hoofd te bieden.

‘Vooruitstruikelen’

Maar, klinkt het in de zaal: klimaatadaptatie staat niet op zichzelf: klimaatadaptatie en klimaatmitigatie (het aanpakken van de oorzaak van klimaatverandering) gaan hand in hand. Klimaatadaptatie moet dan ook integraal deel van het beleid uitmaken. Bijvoorbeeld bij infrastructuurprojecten gebeurt het nog te vaak dat er geen of te laat rekening met klimaatadaptatie gehouden wordt, terwijl dit juist een standaard onderdeel zou moeten zijn van de processen.

Jan Kees Kleuver vertelt over de ervaringen van de gemeente Groningen. Zijn gemeente doet mee aan zowel de missie voor klimaatadaptatie als die voor 100 klimaatneutrale en slimme steden. “Er is nog te vaak sprake van ‘vooruitstruikelen’. Er gebeurt heel veel, maar bijna per toeval.” Deelname aan de missies dwingt volgens Kleuver tot een gestructureerde aanpak over afdelingen heen, waarbij je meet wat je doet. Van projectdenken naar missiedenken dus. Tussen de twee EU-missies is echter wel verschil. Bij de stedenmissie zijn de indicatoren om aan te voldoen keihard, terwijl het er bij de missie voor klimaatadaptatie vooral om gaat dat je een ‘pathway’ hebt: een manier om te komen tot je doel.

Bijeenkomst klimaatadaptatie feb 2024
Deelnemers en vrienden van de missie tijdens een deelsessie

Financiering

Om de kosten van maatregelen voor klimaatadaptatie te dekken, hebben overheden behoefte aan externe financiering. Omdat de EU-missie voor klimaatadaptatie binnen de Commissie onder de noemer onderzoek valt, is er geld voor vrijgemaakt vanuit Horizon Europe: het Europese fonds voor onderzoek en innovatie. Voor klimaatadaptatie liggen de meeste kansen voor financiering binnen de zogenaamde ‘tweede pijler’ van Horizon Europe, dat zich richt op maatschappelijke uitdagingen.

Terwijl in Brussel nog de laatste hand wordt gelegd aan de nieuwste financieringsmogelijkheden en definitieve informatie dus nog even op zich laat wachten, licht Alexander van Dorssen van RVO alvast een tipje van de sluier op. Naar verwachting worden in april verschillende nieuwe calls (oproepen om projectvoorstellen in te dienen) opengesteld, met budgetten van elk tussen de 5 en 15 miljoen euro. De deadline voor het indienen van voorstellen zal in september 2024 zijn. Om mee te dingen naar de middelen, moet je een divers consortium hebben van verschillende partners uit meerdere landen. Voor overheden is er tot 100% cofinanciering mogelijk. Maar dit geld krijg je niet zomaar: gemiddeld ligt het slagingspercentage van Nederlandse partijen bij Horizon Europe rond de 20%.

Ook buiten de EU-missie om zijn er financieringskansen; bijvoorbeeld via het Europese programma LIFE, één van de Interreg-programma’s, of het Nationaal Groeifonds. Meer informatie over Europese fondsen vindt u op de EU-fondsenwijzer van Kenniscentrum Europa Decentraal.

Pathways2Resilience

Als regio of gemeente met interesse in klimaatadaptatie kun je je ook aansluiten bij het project Pathways2Resilience. Het project van EIT Climate-KIC, een publiek-privaat partnerschap voor kennis en innovatie op het gebied van klimaat, ondersteunt de EU-missie voor klimaatadaptatie. In de eerste call biedt Pathways2Resilience aan 40 regionale of lokale overheden een subsidie van € 210.000 voor projecten op het gebied van klimaatweerbaarheid met een looptijd van maximaal 18 maanden. Daarmee kan de overheid aan de slag met de voorbereiding van plannen, zoals het in kaart brengen van scenario’s en risico’s, het samenbrengen van partijen en het opstellen van een strategie, actieplan en/of investeringsplan. Deadline voor aanmelding is 6 mei 2024. Deze call staat overigens ook open voor niet-deelnemers aan de missie voor klimaatadaptatie.

Toekomst

De EU-missie voor klimaatadaptatie loopt in principe tot 2027. De Commissie denkt ondertussen al na over de vraag of de missies ook na 2027 een nuttig instrument kunnen zijn en welke rol er dan is weggelegd voor het Europese, nationale en regionale niveau.

Gemeenten en regio’s die nog geen deelnemer zijn van de EU-missie voor klimaatadaptatie en willen meedoen, kunnen zich nog aansluiten.

Meer informatie

EU Mission: Adaptation to climate change, Europese Commissie
EU Mission on adaptation to climate change portal, Europese Commissie
Pathways2Resilience, EIT Climate-KIC
EU-fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal
Klimaatadaptatie, Kenniscentrum Europa Decentraal
EU Mission for climate-neutral and smart cities, Europese Commissie

]]>
Europees akkoord over certificering koolstofverwijdering https://europadecentraal.nl/nieuws/europees-akkoord-over-certificering-koolstofverwijdering/ Mon, 04 Mar 2024 15:04:01 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=99663 Als onderdeel van de doelstelling van de Europese Green Deal om in 2050 klimaatneutraal te zijn, introduceert de Europese Unie een certificeringskader voor koolstofverwijderingen. De Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement hebben een voorlopig akkoord bereikt over een verordening met dit doel. Het certificeringskader heeft betrekking op permanente koolstofverwijdering, koolstofopslag in producten en koolstoflandbouw. Dit vrijwillige kader vergemakkelijkt en versnelt het certificeringsproces van hoogwaardige koolstofverwijderings- en bodememmissiereductieactiviteiten.

Het akkoord

Toepassing

In vergelijking met het voorstel van de Europese Commissie heeft de verordening een bredere toepassing. Het kader betrekt ook bodememissiereducties. In het certificeringskader is de verordening gericht op vier typen activiteiten:

  • permanente koolstofverwijdering, waarbij koolstofdioxide direct uit de lucht wordt opgevangen en voor langere tijd wordt opgeborgen in opslagfaciliteiten;
  • tijdelijke koolstofopslag in duurzame producten, zoals houten bouwartikelen;
  • tijdelijke koolstofopslag door koolstoflandbouw, zoals het herstel van bossen en bodem;
  • en bodememmissiereductie (als gevolg van koolstoflandbouw), bijvoorbeeld het verminderen van het gebruik van kunstmest in combinatie met bodembeheerpraktijken.

Certificeringscriteria en -procedure

Voor certificering moeten de activiteiten aan vier criteria voldoen: kwantificering, duurzaamheid, langetermijnopslag en additionaliteit  Respectievelijk is het hierbij belangrijk dat de koolstofverwijdering meetbaar is, bijdraagt aan de klimaatdoelen, voor langere duur is en toegevoegde waarde heeft ten opzichte van bestaande praktijken. Deze criteria dienen als basis voor de ontwikkeling van verschillende certificeringsmethoden.

Decentrale relevantie

De certificeringsmechanismen kunnen decentrale overheden helpen, bijvoorbeeld bij:

  • het kiezen van het beste koolstofverwijderingsproject om subsidie aan te verstrekken;  
  • het vergelijken van verwijderingsmechanismen tijdens een aanbestedingsprocedure;
  • en het verantwoorden van eigen inspanningen op het gebied van koolstofopname.

Vervolgstappen

Nu het voorlopige akkoord er ligt, moeten de Raad en het Parlement het nog goedkeuren. Bij akkoord volgt de bekendmaking in het Publicatieblad van de EU, waarna de verordening in werking treedt.

Achtergrond

De verordening werd in 2022 door de Europese Commissie voorgesteld en bouwt voort op bestaande wetgeving op het gebied van klimaatverandering. Ten eerste wordt voortgebouwd op de Richtlijn betreffende de geologische opslag van kooldioxide, oftewel de CCS-richtlijn. Deze richtlijn zorgt ervoor dat opslag van koolstofdioxide veilig gebeurt en draagt bij aan de vermindering van de uitstoot van koolstofdioxide. Ten tweede bouwt het kader voort op de Verordening landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF). Deze verordening stelt dat het aantal emissies het aantal verwijderingen niet mag overstijgen. Zowel de CCS-richtlijn als de LULUCF-verordening maken deel uit van het ‘Fit for 55’-pakket dat ervoor moet zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 55% is gedaald ten opzichte van 1990.

Bron

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certficeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen, Europese Commissie

Raad en Parlement akkoord over EU-certificeringskader voor koolstofverwijderingen, Raad van de Europese Unie.

Meer informatie

Koolstofverwijdering: extra maatregelen om klimaatneutraliteit te bereiken, Europees Parlement

CO2-reductie & Emissiehandelssysteem, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Europese Commissie presenteert kader voor certificering koolstofverwijdering https://europadecentraal.nl/nieuws/europese-commissie-presenteert-kader-voor-certificering-koolstofverwijdering/ Mon, 05 Dec 2022 13:20:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=90188 Minder verpakkingsafval, minder plasticvervuiling en minder broeikasgassen in de lucht. Het moet gemakkelijker worden om koolstofverwijdering bij te houden en te verifiëren. Hiertoe heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een kader waardoor hoogwaardige koolstofverwijderingen betrouwbaar kunnen worden gecertificeerd. Daarbij is het de bedoeling dat ‘greenwashing’, een onjuiste weergave van koolstofbesparing om zo duurzamer te lijken, voorkomen wordt. Koolstofverwijderingen zijn essentieel voor de EU omdat, naast het verminderen van uitstoot, de absorptie van honderden miljoenen tonnen koolstof uit de atmosfeer nodig is om de doelen van de Europese Green Deal te halen.

Criteria voor koolstofverwijdering

Het voorstel bevat regels om koolstofverwijderingen onafhankelijk te verifiëren en regels voor het erkennen van certificeringsregelingen. De verordening stelt vier criteria vast voor de controle van koolstofverwijderingen:

  1. Kwantificering; dit houdt in dat de hoeveelheid verwijdering gemeten moet worden en hier duidelijke klimaatvoordelen uit moeten voortvloeien.
  2. Additionaliteit; dit betekent dat de verwijdering verder moet gaan dan bestaande praktijken en wettelijke eisen.
  3. Langetermijnopslag: certificaten zijn gekoppeld aan de duur van de opslag.
  4. Het duurzaamheidscriterium; hieruit volgt dat koolstofverwijdering duurzaamheidsdoelen in stand moet houden of er aan moet bijdragen. Verleende certificaten worden verleend na periodieke toetsingen door een onafhankelijke certificeringsinstelling en worden vastgelegd in openbare registers.

Naast de verificatie van koolstofverwijdering en de vier criteria voor het vaststellen van de kwaliteit van de verwijdering zal de Commissie koolstofverwijdering blijven financieren, onder meer door middel van het Innovatiefonds en de fondsen Horizon Europe, EFRO en LIFE. De uitgegeven certificaten kunnen niet gebruikt worden om te voldoen aan verplichtingen in het kader van het emissiehandelssysteem.

Decentrale relevantie

Koolstofverwijdering kan op meerdere manieren plaatsvinden; onder meer door het herstellen van bos, opslag als bio-energie of opslag in producten met een lange levensduur, zoals houten constructies. Doordat het deze opslag erkent, ondersteunt het voorstel ook het Nieuw Europees Bauhaus initiatief. Het voorstel tot een verordening maakt ook innovatieve vormen van financiering mogelijk, bijvoorbeeld in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en nationale staatssteun. De koolstofverwijdering door opslag in bos en bodem draagt verder bij aan de Europese doelstelling van 310 miljoen ton CO2-verwijdering in de sector voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) die recent is gesteld. Lees voor meer informatie dit nieuwsbericht van Kenniscentrum Europa Decentraal.

Voor decentrale overheden zijn de certificatiemechanismen nuttig om koolstofverwijderingen te vergelijken. Zo kunnen zij ervoor zorgen dat zij de kwalitatief beste mechanismen hiervoor subsidiëren. Ook kan het bij aanbestedingsprocedures gebruikt worden om verwijderingsmechanismen kwalitatief te rangschikken. De verkoop van koolstofverwijderingscertificaten kan tevens gebruikt worden als manier om natuurparken te financieren, aangezien door de aanplant van bomen koolstof opgenomen wordt en dit certificaten oplevert die verkocht kunnen worden. Ook kan een gemeente, provincie of waterschap eigen inspanningen op het gebied van koolstofopname op geloofwaardige wijze aantonen.

Verdere ontwikkelingen

De voorgestelde verordening wordt volgens de gewone wetgevingsprocedure besproken door de Raad en het Europees Parlement. Op basis van de vier eerder genoemde kwaliteitscriteria zal de Commissie vanaf begin 2023 per koolstofverwijderingsactiviteit een certificeringsmethode ontwikkelen met behulp van een groep deskundigen. Wanneer de methodes ontwikkeld zijn, kan men beginnen met het certificeren van koolstofverwijderingen.

Wilt u meedenken over het beleid inzake koolstofverwijderingscertificaten? Dat kan via de raadpleging die de Commissie open heeft gesteld, zie deze website (scroll naar onderen op de pagina). U kunt uw feedback geven tot 30 januari 2023.

Achtergrond

Op 30 november 2022 publiceerde de Europese Commissie het tweede pakket aan Europese voorstellen om de circulaire economie te bevorderen – het Circulaire Economie Pakket II. Het pakket bestaat uit drie voorstellen: een herziening om verpakkingsafval te voorkomen en hergebruik te bevorderen, een beleidskader voor biobased, biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen en een vrijwillig kader voor de betrouwbare certificering van hoogwaardige koolstofverwijderingen. Op 30 maart 2022 werd het Circulaire Economie Pakket I gepresenteerd. Beide pakketten vormen samen de uitwerking van het Actieplan Circulaire Economie, een onderdeel van de Green Deal waarin de Commissie zich voorneemt de Europese consumptievoetafdruk te verkleinen en het circulair gebruik van producten en grondstoffen te verhogen.

Meer informatie over de andere twee voorstellen:
herziening inzake verpakkingsafval
beleidskader inzake kunststoffen

Bronnen

Europese Green Deal: Commissie stelt certificering van koolstofverwijderingen voor om klimaatneutraliteit te helpen bereiken, Europese Commissie.

Questions and Answers on EU Certification of Carbon Removals, Europese Commissie

Delivering the European Green Deal: First EU certification of carbon removals, Europese Commissie

Meer informatie

CO2-reductie & Emissiehandelssysteem, Kenniscentrum Europa Decentraal

Circulariteit inbedden in economie EU: Commissie presenteert eerste deel Circular Economy Package, Kenniscentrum Europa Decentraal

Raad en Parlement bereiken akkoord over aanscherping Verordeningen landgebruik en inspanningsverdeling, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Ingetrokken en uitgestelde maatregelen milieu & klimaat https://europadecentraal.nl/nieuws/ingetrokken-en-uitgestelde-maatregelen-milieu-klimaat/ Mon, 19 Feb 2024 10:48:39 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=99324 De Europese Commissie heeft onlangs een aantal tegemoetkomingen gedaan aan de Europese landbouwers. Het gaat om het tijdelijk opschorten van bestaande, en het aanpassen of schrappen van voorgenomen maatregelen op het gebied van milieu- en klimaatwetgeving. Welke maatregelen zijn dit precies? In dit nieuwsbericht geven wij een kort overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen, met per verandering de vindplaats voor verdere informatie.

Uitstoot van broeikasgassen

Op 6 februari 2024 presenteerde de Europese Commissie een effectbeoordeling (impact assessment) voor mogelijke trajecten om klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken. Daarnaast kwam de Commissie ook met een nieuwe Mededeling over de tussentijdse klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040.  De EU en de lidstaten hebben zich in de Europese Klimaatwet verbonden om in 2050 als eerste een volledig klimaatneutraal continent te realiseren. In de klimaatwet is een eerste tussentijdse doelstelling vastgelegd voor een reductie van de netto-uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 55%, ten opzichte van het niveau in 1990. Dit is inmiddels in de vorm van wetgeving vastgelegd in het Fit for 55 pakket. In de klimaatwet is ook de verplichting vastgelegd om een tweede tussentijdse doelstelling voor 2040 vast te stellen. Onderdeel daarvan is een EU-broeikasgasbegroting voor de periode 2030-2050.

De Mededeling van 6 januari is de eerste stap om de doelstelling voor 2040 voor te bereiden, en hierin doet de Commissie de aanbeveling om de broeikasgassen tegen 2040 met 90% te verminderen. Het wetgevingsvoorstel waarin de klimaatdoelen en de uitvoeringsmaatregelen daarvoor zullen worden vastgelegd zal na de Europese verkiezingen tot stand komen. In de Mededeling worden een aantal voorwaarden gegeven die noodzakelijk zijn om de emissiereductie van 90 % mogelijk te maken. Vooropgesteld staat de complete uitvoering van de voor 2030 vastgelegde maatregelen. Verder bevat de Mededeling aanbevelingen voor de volledige decarbonisatie van de energiesector; energie-efficiëntie en maatregelen in gebouwen; het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen met 80% in 2040 ten opzichte van 2021; en specifieke adviezen voor de transportsector, de grootindustrie, en de landbouwsector.

Op het laatste moment is de passage over een verplichting voor de landbouwsector tot een CO2 reductie van 30% in 2040 ten opzichte van 2015 geschrapt. Ook aan de landbouwsector verwante passages met bepaalde aanbevelingen voor burgers, zoals een lagere vleesconsumptie, en het geleidelijk afbouwen van subsidies voor fossiele brandstoffen werden geschrapt. Voor de landbouwsector wordt nu ingezet op een geïntegreerde aanpak voor de gehele voedselketen, inclusief de transportsector, in de Strategische Dialoog over de toekomst van de landbouw in  de Europese Unie.

Bronnen:

Persbericht, Europese Commissie

Mededeling over emissiereductie richting 2040, Europese Commissie

Meer informatie:

Persbericht Strategische dialoog, Europese Commissie

Braakleggingsverplichting voor landbouwgronden

Op 13 februari  2024 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een EU-Uitvoeringsverordening aangenomen, die landbouwers toestaat om voor het jaar 2024 gedeeltelijk af te wijken van de regels van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) die hen verplichten om bepaalde gebieden braak te laten liggen. Landbouwers die voldoen aan de negen GLMC-normen (goede landbouw- en milieuvoorwaarden, een aangescherpte reeks van normen die gunstig zijn voor milieu en klimaat), komen in aanmerking voor de basisbetaling uit het GLB-steunfonds. Het gaat hier om één van de negen GLMC-normen, de zogenaamde GLMC-8 norm. De GLMC-8 norm schrijft onder andere voor dat 4% van het bouwland onproductief moet worden gehouden en geldt voor alle landbouwbedrijven met meer dan tien hectare bouwland. Deze norm is van toepassing op meer dan 90% van alle landbouwgrond in de EU.

Het voorstel van de Commissie voor het jaar 2024 houdt in dat, in plaats van het onproductief houden van 4% van de grond, een landbouwer mag kiezen voor het verbouwen van stikstofbindende gewassen zoals linzen, erwten of tuinbonen en/of gewassen die als veevoer of als groenmest kunnen dienen (zgn. vanggewassen) op minimaal 7% van hun grond. Een extra voorwaarde is dat de teelt moet plaatsvinden zonder bestrijdingsmiddelen. Met de maatregel wil de Commissie tegemoet komen aan de extra uitdagingen die landbouwers in 2023 ondervonden als gevolg van extreme weersomstandigheden zoals droogte, bosbranden en overstromingen in verschillende delen van de Europese Unie, de gestegen energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne, de inflatie en sterk gedaalde prijzen voor granen.

De Verordening gaat in op 14 februari en zal met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.

Bronnen:

Persbericht, Europese Commissie

Voorstel Uitvoeringsverordening, Europese Commissie

Gebruik van pesticiden in de landbouw

Op 6 februari heeft de Commissie tijdens een speech van president Von der Leyen in het Europees Parlement aangegeven een voorstel van 22 juni 2022 voor het halveren van de hoeveelheid in de landbouw gebruikte pesticiden tegen 2030, in te trekken. Het voorstel had tot doel de ecologische voetafdruk van het voedselsysteem te verminderen, de gezondheid van burgers en werknemers in de landbouw te beschermen, om de verslechtering van de bodem- en grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het verlies van bestuivende insecten tegen te gaan.

De nieuwe EU-Verordening, onderdeel van de Green Deal, was bedoeld ter vervanging van Richtlijn 2009/128/EG inzake het duurzaam gebruik van pesticiden, en moest de bij controles en onderzoeksmissies in de lidstaten geconstateerde tekortkomingen in de uitvoering, toepassing en de handhaving van deze Richtlijn tegen te gaan. Al eerder was in het Europees Parlement niet de vereiste meerderheid gebleken voor het voorstel. De intrekking is definitief. De Commissie heeft aangekondigd aan de slag te willen gaan met een nieuw voorstel, maar dit keer in betere samenspraak de met belanghebbenden waaronder de boeren.

Bronnen:

Speech, President Von der Leyen in het Europees Parlement

Voorstel voor een Verordening, Europese Commissie

]]>
Nationaal energie- en klimaatplan: wat moet Nederland verbeteren? https://europadecentraal.nl/nieuws/nationaal-energie-en-klimaatplan-wat-moet-nederland-verbeteren/ Mon, 22 Jan 2024 13:39:32 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=98824 Alle Europese lidstatenmoeten extra inspanningen doen om de EU-doelstellingen op het gebied van klimaat en energie voor 2030 te behalen, zo oordeelt de Europese Commissie na een evaluatie van de Nationale energie- en klimaatplannen. Uit die evaluatie blijkt dat de Nederlandse plannen op verschillende punten voor verbetering vatbaar zijn: de uitstoot van broeikasgassen moet omlaag, het aandeel hernieuwbare energie omhoog en er moet meer oog zijn voor de sociale effecten van de klimaat- en energietransitie en de impact op werkgelegenheid.

Wat zijn Nationale energie- en klimaatplannen?

Nationale energie- en klimaatplannen (hierna NEKP) zijn plannen die door de lidstaten van de Europese Unie bij de Commissie moeten worden ingediend. Deze plannen zijn bedoeld voor de periode van 2021 tot 2030 en laten zien hoe elk land van plan is de klimaatdoelen op nationaal niveau te bereiken. De Europese Raad heeft in 2021 de Europese Klimaatwet aangenomen, waarin belangrijke wetgeving is opgenomen met als doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daaronder vallen ook de nieuwe wetten uit het “Fit-for-55”-pakket, het herstel- en veerkrachtplan en het REPowerEU-plan.

De eerste nationale plannen zijn in 2019 ingediend en moeten in juni 2024 vernieuwd worden. Daartoe hebben de lidstaten in 2023 hun voorstellen bij de Commissie ingediend.

De Commissie komt nu met een analyse van de effecten van alle ingediende nationale plannen en een afzonderlijke evaluatie van de voorstellen per land. De aanbeveling aan Nederland van de Commissie bevat positieve punten, maar ook aandachtspunten.

EU-brede bevindingen van de evaluatie

Na het evalueren van de NEKP’s trekt de Commissie onder andere de conclusie dat de inspanningen van de lidstaten om de broeikasgasemissies tegen 2030 te verminderen onvoldoende zijn, met slechts een reductie van 51% in vergelijking met het doel van 55%. Ook blijft het aandeel hernieuwbare energie achter (39% van de energiemix in plaats van het doel van 42,5%), en moet de energie-efficiëntie verder worden opgeschroefd: van de nu verwachte 5,8% naar de doelstelling van 11,7%.

Het Nederlandse plan: positieve punten

De Commissie merkt op dat het Nederlandse NEKP gebaseerd is op kwantitatief onderzoek en in het algemeen goed is onderbouwd. Het NEKP behandelt alle belangrijke onderwerpen, zoals elektriciteit, industrie, mobiliteit, landbouw en milieu. Elk onderwerp omvat strategieën, verwachte wetsvoorstellen en maatregelen om de doelen van de EU te bereiken. Het Nederlandse plan presteert met name goed op het gebied van het verduurzamen van gebouwen, het bestrijden van energiearmoede en het herstel- en veerkrachtplan.

Verbeteringen voor Nederland

Een opvallend punt is de uitstoot van broeikasgassen in bepaalde sectoren. Het gaat dan met name om CO2 in de landbouw en niet-CO2 emissies zoals methaan of lachgas in de industrie en afvalverwerking. Deze moeten in Nederland omlaag. Volgens prognoses gebaseerd op de emissie van broeikasgassen in 2021 en 2022 zal de uitstoot in de sectoren die vallen onder de zogenaamde Effort Sharing Regulation (“Verordening verdeling van inspanningen”), bijvoorbeeld landbouw, transport, gebouwen en afval, in 2030 te hoog zijn. Het Europees doel is om tegen 2030 in deze sectoren 48% minder broeikasgas uit te stoten ten opzichte van de uitstoot in 2005. Nederland zal volgens het NEKP slechts op 38,7% liggen en het doel niet halen. De Commissie stelt in haar aanbeveling voor dat Nederland strengere maatregels treft, zodat het doel in 2030 alsnog kan worden bereikt.

Ook ten opzichte van hernieuwbare energie beveelt de Commissie aan om meer maatregelen te nemen om het gebruik van hernieuwbare energie in Nederland te verhogen. Het Europese doel is dat tegen 2030 39% van de gehele energieconsumptie uit hernieuwbare energie komt. Volgens het voorgestelde NEPK blijft dat in Nederland steken op 27%. Er is daarnaast te weinig oog voor het verminderen van het gasverbruik in Nederland.

Wat betreft het sociale aspect, moet Nederland verdere regels opstellen voor een economische en eerlijke groene transitie. Dat houdt in dat Nederland in het definitieve NEPK meer aandacht moet geven aan het scheppen van werkgelegenheid en het uitbreiden van vaardigheden voor de groene transitie.

Ten slotte wil de Commissie dat Nederland klimaatrisico’s beter in de plannen meeneemt en doelgerichte maatregels opstelt om deze klimaatrisico’s te voorokmen. Die risico’s kunnen het behalen van de doelen op het gebied van energie en klimaatmitigatie in gevaar brengen.

Bronnen

Persbericht, Europese Commissie

Factsheet Nederlandse NEKP, Europese Commissie

Aanbeveling Nederlandse NEKP, Europese Commissie

]]>
Richtlijn Hernieuwbare Energie: Wat zijn de gevolgen voor decentrale overheden in Nederland? https://europadecentraal.nl/nieuws/richtlijn-hernieuwbare-energie-wat-zijn-de-gevolgen-voor-decentrale-overheden-in-nederland/ Mon, 13 Nov 2023 09:32:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=98067 De Richtlijn Hernieuwbare energie (RED) schetst het kader voor duurzaamheidscriteria binnen de EU. Naar aanleiding van de Green Deal en de klimaatverordening uit 2021, acht de Commissie het noodzakelijk om de RED II aan te passen omdat de ambities in de richtlijn inmiddels achterhaald zijn. Het Europees Parlement heeft op 12 september 2023 het voorstel voor de RED III goedgekeurd. De invoering van RED III heeft gevolgen voor wat betreft vergunningverleningsprocessen en verduurzaming die ook decentrale overheden raken.

De Richtlijn Hernieuwbare Energie

De Europese wetgeving op het gebied van hernieuwbare energie is hoofdzakelijk vastgelegd in de Richtlijn hernieuwbare energie (RED I: 2009/28/EG, herzien door RED II; Richtlijn (EU) 2018/2001). De RED II had als doel om tegen 2030 32% van de totale energieconsumptie uit hernieuwbare energie te halen. Nadat de RED II in werking is getreden heeft de EU haar klimaatdoelstellingen verhoogd en de Europese klimaatverordening in 2021 aangenomen. Uit de klimaatverordening 2021 volgen strengere CO2-emissiereductie doelstellingen. Ook heeft de EU strengere maatregelen onder de Green Deal aangenomen en actieplannen voorgesteld, zoals bijvoorbeeld het EU Wind Power Action Plan. Om deze nieuwe klimaatdoelen te kunnen realiseren, is volgens de Europese Commissie noodzakelijk om de RED II te herzien. Inmiddels is de RED III door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad goedgekeurd en zal deze regelgeving binnenkort gepubliceerd worden en in werking treden.

Wat gaat er veranderen?

De RED III is eerder een wijziging dan een totale herziening, omdat de kern van de verordening niet is veranderd. Wat wel gaat veranderen zijn de streefcijfers. De EU heeft nu in de RED III als bindende doelstelling om 42,5% van de totale energieconsumptie uit hernieuwbare energie te winnen. Verder legt de EU vast dat het gebruik van hernieuwbare brandstof van niet biologische oorsprong (RFNBO’s) moet worden verhoogd. Denk hier aan hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare waterstof. Bovendien hebben lidstaten onder de RED III een keuze te maken:  in 2030 29% van de gehele energieconsumptie uit hernieuwbare energie winnen of in  2030 een CO2-reductie van 14,5% gerealiseerd hebben. Dit zijn bindende doelen waar lidstaten zich aan moeten houden.

Een ander belangrijk punt dat de RED III aanpakt zijn de vergunningverleningsprocessen en dan met name het versnellen ervan. Volgens de RED III zijn lidstaten verplicht om hernieuwbare energie versnellingsgebieden (RAA’s) aan te wijzen. Zodra een RAA in een lidstaat is vastgesteld, gelden voor deze gebieden versnelde vergunningprocessen. De afhandelingsduur blijft natuurlijk afhankelijk van de complexiteit van een aanvraag, maar in het algemeen moeten de procedures twee keer zo snel worden afgehandeld.

Wat betekent dat voor Nederland?

Volgens de Kamerbrief RED III-implementatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn er een aantal stappen te nemen, zodat de Verordening per 1 januari 2025  in kan gaan. In het komend jaar moeten drie nationale regelingen worden herzien om de RED III te implementeren: het Besluit energie vervoer, de Regeling energie vervoer en de Wet milieubeheer (met name titel 9.7 en 9.8). Ook moet Nederland belangrijke stappen zetten met betrekking tot RFNBO’s. Momenteel is 1% van waterstof in Nederland een RFNBO- dit moet tot 2030 naar 40% worden verhoogd.

Wat voor Nederland ook belangrijk wordt is de verduurzaming van gebouwen om energieconsumptie te verlagen. De EU stelt dat de overheid hier een voorbeeldfunctie in heeft en een groot deel van overheidsgebouwen moet verduurzamen. De doelstelling vanuit de EU is om 49% van energieverbruik in gebouwen uit hernieuwbare energie te winnen. Daarvoor zijn strengere eisen in de nationale bouwwetgeving en subsidies nodig.

Voor het versnellen van vergunningverleningsprocessen moet Nederland verder een inventarisatie van RAA’s opstellen. Een RAA-gebied mag echter geen Natura 2000 gebied zijn. Voor aangewezen RAA -gebieden gelden onder de RED III snellere vergunningverleningsprocessen. Vergunningaanvragen voor de installatie van zonnepanelen bij woningbouwprojecten en renovatie-/verduurzamingsprojecten moeten straks binnen 3 maanden zijn afgehandeld in Nederland. Bij warmtepompen met een elektrisch vermogen onder de 50 MW moeten aanvragen zelfs binnen één maand behandeld  worden en in het geval van een grondwaterpomp moet de aanvraag binnen drie maanden behandeld  worden. Meer informatie kunt u hier vinden.

Decentrale relevantie

Decentrale overheden worden door de wijzigingen in de RED III ook geraakt. Vooral wat betreft vergunningverlening in het kader van milieu, ligt de bevoegdheid in Nederland veelal bij decentrale overheden. Verduurzaming van vervoer en gebouwen zijn ook belangrijke onderwerpen waarmee decentrale overheden in aanraking komen. Om het doel van 42,5% hernieuwbare energie te bereiken zijn niet alleen de Rijksoverheid, maar ook decentrale overheden verantwoordelijk. Meer over hernieuwbare energie en de RED is op deze website te vinden.

Bronnen

Praktijkvraag Noodverordening Hernieuwbare Energie, KED

Hernieuwbare Energie, KED

Kamerbrief start RED III-implementatie

Kamerbrief start RED III-implementatie voor vervoer

Nieuwsbericht, klimaatweb.nl

]]>
Raad van State over stallen: van Nederlands stikstof naar Europese natuurgebieden https://europadecentraal.nl/nieuws/raad-van-state-over-stallen-van-nederlands-stikstof-naar-europese-natuurgebieden/ Mon, 23 Oct 2023 10:02:51 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=97756 De Raad van State heeft op 4 oktober 2023 negen uitspraken gedaan over de verlening van natuurvergunningen aan melkveehouders. Hierbij heeft de Raad van State geoordeeld dat de manier waarop stikstofemissies wordt berekend voor nieuwe stalsystemen, ontoereikend is. Met het hanteren van dit rekeninstrument wordt er niet aan de voorzorgplicht voldaan, die uit Europese wetgeving voortvloeit. Aan de hand van één van de negen uitspraken wordt uitgelegd wat de Raad van State heeft geoordeeld, welke rol de Europese Habitatrichtlijn hierin speelde en wat de consequenties zijn.

Wat is een natuurvergunning?

Een natuurvergunning wordt verleend wanneer een nieuw project wordt gestart of een bedrijf wordt uitgebreid, wat een effect op stikstofemissies zou kunnen hebben. Het uitbreiden of bouwen kan leiden tot een verhoging van de stikstofneerslag. En wanneer de verhoging van stikstof een significant effect heeft op een Natura 2000 gebied, moet de bevoegde provincie het project voorafgaand goedkeuren. Dit gebeurt door het verlenen van een natuurvergunning, waarbij de verandering van de stikstofneerslag door een rekeninstrument wordt bepaald. De wettelijke grondslag voor deze natuurvergunning is vastgelegd in de Wet natuurbescherming.

Wat heeft de Raad van State gezegd?

In de uitspraak 202203805/1/R2 (hierna: de uitspraak) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over een natuurvergunningverlening geoordeeld. De zaak is aanhangig gemaakt door Mobilisation for the Environment (hierna: MOB) jegens het college van Gedeputeerden Staten van Overijssel (hierna: het college). Het college heeft per besluit van 29 september 2020 een natuurvergunning verleend aan een melkveehouderij op grond van artikel 2.7 Wet natuurbescherming. Deze melkveehouderij heeft een natuurvergunning aangevraagd voor het bouwen en hernieuwen van een stal met het emissiearme stalsysteem A1.13 (hierna: een emissiearm stalsysteem).

MOB heeft het besluit over het verlenen van de natuurvergunning bij de rechtbank aangevochten. Zij zijn van mening dat de stikstofuitstoot onjuist door het college is beoordeeld. Het college berekent de omvang van de emissie van het stalsysteem met behulp van emissiefactoren die in de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav-emissiefactor) zijn opgenomen. Volgens MOB zijn de Rav-emissiefactoren niet geschikt om de omvang van de emissie van het betreffende stalsysteem te berekenen.

De rechtbank gaat met de redenering van MOB mee en verwijst naar een eerdere uitspraak van 7 september 2022 waar de rechtbank over de toepassing van Rav-emissiefactoren oordeelde. Het oordeel luidde dat de Rav-emissiefactoren niet voor emissiearme stalsystemen, zoals systeem A1.13, kunnen worden gebruikt in een zogenoemde voortoets of voor een passende beoordeling ter overweging van een natuurvergunning. Volgens de rechtbank bestaat er twijfel over de juistheid van de emissiefactoren, die wetenschappelijk niet kunnen worden gestaafd.

De Afdeling heeft bekrachtigd dat bij het verlenen van natuurvergunning voor emissiearme stalsystemen geen gebruik mag worden gemaakt van de tot nu toe hanteerde Rav-emissiefactoren. Deze Rav-emissiefactoren geven niet duidelijk weer hoeveel stikstof emissiearme stalsystemen daadwerkelijk uitstoten. De Afdeling concludeert dat een melkveehouderij alleen een natuurvergunning kan verkrijgen, indien een passende beoordeling wordt uitgevoerd waaruit blijkt dat de natuur geen schade zal oplopen.

Artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn

Artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn vereist dat lidstaten de bescherming van Natura 2000 gebieden waarborgen indien er een nieuw project wordt uitgevoerd dat mogelijk een effect heeft op het gebied. De Habitatrichtlijn schrijft voor dat er een ‘passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied’ door de bevoegde instantie wordt uitgevoerd. Dit houdt in dat de beste wetenschappelijke kennis moet worden ingezet om vast te stellen dat de kenmerken van een Natura 2000 gebied niet wordt aangetast. Deze beoordeling moet volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) ‘precieze en definitieve constateringen en conclusies bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel kunnen wegnemen’. Dit wordt ook het voorzorgsbeginsel genoemd. Het voorzorgsbeginsel stelt dat men bij (wetenschappelijke) ontwikkelingen de zorg ervoor draagt dat alle mogelijke (gezondheids)schade wordt voorkomen. Voor natuurgebieden houdt dit in dat lidstaten een voortoets uitvoeren bij bepaalde planvorming, en een passende beoordeling uitvoeren bij een vergunningverlening. Meer over de doorwerking van de Habitatrichtlijn voor decentrale overheden is op deze website te vinden.

Natuurvergunningen en Provincies

In Nederlandse wetgeving is de Habitatrichtlijn in werking getreden door de Wet natuurbescherming. De Europese Unie stelt namelijk algemene voorwaarden in de Habitatrichtlijn, die Nederland vorm heeft gegeven in de Wet natuurbescherming. Provincies zijn volgens artikel 2.7 en 2.8 Wet natuurbescherming bevoegd om natuurvergunningen te verlenen, indien deze voldoen aan de voorwaarden die in de Habitatrichtlijn zijn gesteld. Dat betekent dat bij het verlenen van een natuurvergunning een voortoets en een passende beoordeling moet worden gedaan om de gevolgen van een nieuw project op een Natura 2000 aan te kunnen tonen en de ecologische integriteit te beschermen.

Volgens de Raad van State leveren de Rav-emissiefactoren die voor het verlenen van een natuurvergunning worden gebruikt, te veel twijfel op. De daadwerkelijke hoeveelheid van stikstofuitstoot is door de Rav-emissiefactoren niet volledig vast te stellen.

De Raad van State bericht in het persbericht dat de uitspraken van 4 oktober 2023 het verleningsproces van een natuurvergunning zullen vertragen en daardoor bemoeilijken. Volgens de Raad van State vloeit dit voort uit ‘strenge Europese natuurbeschermingsregels’ waaraan Nederland is gebonden.

Het is echter aan Nederland, en elke andere lidstaat zelf, om een effectieve manier te vinden voor het verlenen van natuurvergunningen die aan Europese wetgeving voldoet, maar ook het proces niet onnodig bemoeilijkt. De lidstaat is vrij hier een eigen invulling aan te geven. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de problematiek van stikstofuitstoot een specifiek Nederlands probleem is. Zoals al blijkt uit het bovenstaande, ziet de Europese wetgeving enkel op de bescherming van de natuur, niet op het terugdringen van stikstof in het bijzonder. 

Bronnen

Persbericht, Raad van State

Uitspraak 202203805 van 4 oktober 2023, Raad van State

Wet natuurbescherming

Habitatrichtlijn

Uitleg van de bepaling van artikel 6 van de Habitatrichtlijn, Europese Commissie

]]>
Europese Commissie publiceert plannen om groene industrie te stimuleren https://europadecentraal.nl/nieuws/europese-commissie-publiceert-plannen-om-groene-industrie-te-stimuleren/ Mon, 20 Mar 2023 15:52:52 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=93996 De Europese Unie is volgens de Europese Commissie te afhankelijk van derde landen voor de opwekking van duurzame energie. Daarom heeft ze een voorstel gepubliceerd om groene industrie te stimuleren, de opwekkingscapaciteit van hernieuwbare energie te vergroten en CO2-opslag te bevorderen, namelijk de Net-Zero Industry Act (NZIA). Het voorstel zal ook invloed hebben op decentrale overheden, onder meer op het gebied van vergunningverstrekking, aanbesteden en ruimtelijke ordening.  

Net-Zero Industry Act

Dit wetsvoorstel stelt de doelen dat in 2030 de Europese productiecapaciteit vergroot tot minimaal 40% van de jaarlijkse vraag naar strategische groene producten als warmtepompen en zonnepanelen. Daarnaast moet de jaarlijkse CO2-opslagcapacitieit stijgen naar minimaal 50 miljoen ton in 2030. Deze ontwikkeling moet medegefinancierd worden door olie- en gasproducenten. De aankondiging van de NZIA gaat samen met de aankondiging van de Europese waterstofbank die later dit jaar de eerste proefveiling zal houden.

In een consultatie vraagt de Europese Commissie om uw feedback op de NZIA. U kunt hierop reageren tot en met 17 mei 2023.

Context

De NZIA en de waterstofbank maken onderdeel uit van een breder pakket aan wetsvoorstellen, namelijk het Green Deal Industrial Plan (GDIP). Binnen het pakket vallen ook de European Critical Raw Materials Act en hervormingen van de Europese elektriciteitsmarkt. Het Green Deal Industrial Plan heeft als doel om de Europese concurrentiepositie te versterken op het vlak van groene industrieën vergeleken met derde landen als China en de Verenigde Staten. Hoewel de NZIA ook voor andere types van groene producten ingezet kan worden, heeft het vooral betrekking op de volgende acht strategische technologieën:

  1. Zonne-energie
  2. Windenergie
  3. Batterijen en opslag
  4. Warmtepompen en geothermische energie
  5. Elektrolysers en brandstofcellen
  6. Biogas en biomethaan
  7. CO2-opslag
  8. Stroomnet technologieën.

De Net-Zero Industry Act stelt nieuwe eisen aan overheden om vergunningsaanvragen makkelijker te maken voor bedrijven die groene producten maken. Deze eisen moeten het vestigingsklimaat aantrekkelijker maken voor bedrijven en ervoor zorgen dat plannen sneller uitgevoerd worden

One-stop-shops

Ten eerste verplicht de NZIA dat lidstaten een autoriteit aanwijzen die alle aanvragen afhandelt en dient als het enige punt van contact. Deze one-stop-shops kunnen de aanvraag  over laten aan decentrale overheden op de voorwaarde dat de aanvrager daarvan op de hoogte wordt gesteld en de decentrale overheid vanaf dat punt alle relevante documenten en informatie afhandelt.

Maximumtermijnen voor vergunningsaanvragen

Bovendien verplicht de NZIA overheden om vergunningsaanvragen sneller af te handelen. De exacte periode waarin dat moet gebeuren hangt af van het type project waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. In het wetsvoorstel wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere net-zero industrie projecten en strategische net-zero projecten. Strategische net-zero projecten betreffen projecten die aan de voorwaarden voldoen zoals beschreven in de NZIA, vooral met betrekking tot de schaal waarop het project bijdraagt aan een eerlijke energietransitie. De voorgestelde maximum termijnen voor vergunningverlening zijn als volgt:

Reguliere net-zero industrie projecten:

  • 12 maanden voor de bouw van net-zero industrie projecten met een opwekkingscapaciteit van minder dan 1 gigawatt.
  • 18 maanden voor de bouw van net-zero industrie projecten met een opwekkingscapaciteit van meer dan 1 gigawatt.
  • 18 maanden voor net-zero industrie projecten waarvan de opwekkingscapaciteit niet in gigawatt berekend kan worden.

Strategische net-zero projecten:

  • 9 maanden voor de bouw van strategische net-zero projecten met een opwekkingscapaciteit van minder dan 1 gigawatt.
  • 12 maanden voor de bouw van strategische net-zero projecten met een opwekkingscapaciteit van meer dan 1 gigawatt.
  • 18 maanden voor CO2-opslag projecten.

In bijzondere gevallen kan de procedure met 1 maand verlengd worden op basis van de aard, complexiteit, locatie, of grootte van het project. Mocht het zo zijn dat een autoriteit vindt dat een project uitzonderlijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers of inwoners met zich meebrengt, dan kan dit proces met nogmaals 6 maanden verlengd worden.

Aanbestedingen van net-zero producten

De Commissie introduceert verder nieuwe regels over de aanbesteding van net-zero producten om de duurzaamheid hiervan te stimuleren. Zo moeten overheden bij aanbestedingen van net-zero producten rekening houden met de duurzaamheids- en veerkrachtigheidsbijdrage van deze producten. De berekening van de bijdrage wordt gebaseerd op:

  1. de impact op het milieu;
  2. het aandeel van producten met een oorsprong van buiten de EU
  3. indien van toepassing, de invloed en kwaliteit van innovatieve oplossingen;
  4. indien van toepassing, de bijdrage bij de integratie van energiesystemen.

De bijdrage moet binnen de beoordelingscriteria een gewicht van tussen de 15% en 30% hebben. Overheden mogen de duurzaamheids- en veerkrachtigheidsbijdrage negeren als dat betekent dat de kosten van een project meer dan 10% hoger zijn dan die van een andere aanbieder.

Structuurplannen en bestemmingsplannen

Alle overheden moeten, zo mogelijk, rekening houden met net-zero industrie projecten bij het maken van plannen op het gebied van ruimtelijke ordening. Dat houdt voor provincies en gemeenten in dat er ruimte gemaakt moet worden voor net-zero industrie bij het maken van structuurplannen en bestemmingsplannen. Het wetsvoorstel verplicht ook dat overheden hieraan voorrang geven in de gebouwde omgeving, zoals bij braakliggende voormalige industriegebieden.

Proeftuinen

De Commissie introduceert met de NZIA proeftuinen als mechanisme om de innovatie op het gebied van net-zero producten te stimuleren. Lidstaten kunnen er zelf voor kiezen om de proeftuinen op te zetten, maar ze zijn ook verplicht om dit te doen als een bedrijf dat aan de juiste criteria voldoet daarom vraagt. Een proeftuin bevordert innovatie door de administratieve druk voor een bedrijf te verminderen. Zo worden overheden aangemoedigd om in proeftuinen regels met iets meer flexibiliteit te behandelen en uitzonderingen op regels in te lassen in zoverre dat de wet dat toe staat. Dit wordt alleen toegestaan als er van tevoren wordt vastgesteld dat een project niet een te groot risico vormt. Decentrale overheden zullen in aanraking komen met de proeftuinen, omdat ook ze geacht worden flexibeler toezicht te houden op de naleving van bijvoorbeeld milieuwetten.

Een Europese waterstofbank

Naast de NZIA introduceert de Europese Commissie de plannen voor een Europese waterstofbank om private investeringen in de waterstofsector aan te wakkeren. De waterstofbank moet helpen bij de eerste investeringen in de waterstofproductie en -infrastructuur binnen en buiten de EU. In het najaar van 2023 moet de bank de eerste proefveiling houden. De Commissie stelt hiervoor 800 miljoen beschikbaar euro uit het Innovatiefonds. De gekozen bedrijven zullen een vastgestelde bijdrage ontvangen voor elke kilo aan groene waterstof voor maximaal 10 jaar. Door het verschil in kosten tussen fossiele brandstof en groene waterstof te overbruggen hoopt de Commissie de waterstoftransitie aan te moedigen.

Bronnen

Verordening voor een nettonulindustrie: schone technologieën en groene banen in de EU creëren, Europese Commissie
Questions and Answers: The Net-Zero Industry Act and the European Hydrogen Bank, Europese Commissie

]]>
NextGenerationEU: Groen licht voor hernieuwde Nederlands herstel-en veerkrachtplan https://europadecentraal.nl/nieuws/nextgenerationeu-groen-licht-voor-hernieuwde-nederlands-herstel-en-veerkrachtplan/ Mon, 09 Oct 2023 14:13:04 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=97560 De Europese Commissie oordeelt positief over het nieuwe herstel- en veerkrachtplan van Nederland, goed voor 5,4 miljard euro aan subsidies. De middelen uit het fonds NextGenerationEU zijn met name bedoeld voor de groene transitie. Op 29 september 2023 keurde de Europese Commissie het hernieuwde plan goed. Wijzigingen aan het oorspronkelijke plan waren nodig vanwege onder andere de gestegen kosten als gevolg van de hoge energieprijzen, de hogere rentestand en personeelstekorten.

Hoe werkt NextGenerationEU?

NextGenerationEU is een tijdelijk herstelinstrument van € 806 miljard dat is opgericht door de Europese Commissie. Het doel van dit instrument is de ondersteuning van het herstel van de economie in de Europese Unie (EU) na de coronapandemie. De Faciliteit voor herstel en veerkracht (‘Recovery and Resilience Facility’ of RRF) maakt een belangrijk deel uit van NextGenerationEU. Een deel van de middelen onder de RRF zijn vaste subsidies die aan lidstaten worden verstrekt. Een ander deel wordt in de vorm van leningen aan lidstaten verstrekt. Indien een lidstaat zo’n lening niet volledig gebruikt, gaat het resterende bedrag naar REPowerEU ter ondersteuning van de groene transitie.

Om aanspraak te kunnen maken op de middelen, moet elke lidstaat een herstel- en veerkrachtplan ter goedkeuring indienen bij de EU. Dit plan moet ieder jaar hernieuwd worden, zodat duidelijk is waar het geld aan wordt besteed. Op 29 september 2023 heeft de Europese Commissie het hernieuwde plan voor herstel en veerkracht van Nederland goedgekeurd.

Wat houdt het Nederlandse plan in?

Het eerste Nederlandse herstel- en veerkrachtplan is op 4 oktober 2022 door de EU aangenomen. Dit plan was vooral gericht op de groene en digitale transitie van Nederland. Deze hoofddoelen blijven ongewijzigd en staan nog steeds centraal in het hernieuwde plan. Omdat er binnen een jaar veel veranderingen en ontwikkelingen op lokaal niveau hebben plaats gevonden, was Nederland genoodzaakt om het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan aan te passen. Bijvoorbeeld veranderingen in energieprijzen of technologische ontwikkelingen die een invloed op de Nederlandse veerkracht hebben zijn opgenomen in het hernieuwde plan.

Nederland heeft het plan in juli 2023 aan de Commissie voorgelegd. Het hernieuwde plan van € 5,4 miljard bevat 22 hervormingen en 28 investeringen. Van de € 5,4 miljard gaat € 454 miljoen naar het REPowerEU programma.

Groene transitie

De aanpassingen aan het Nederlandse plan voor herstel en veerkracht richten zich vooral op de groene transitie. In het oude plan werd 48% van de beschikbare middelen voor klimaatdoelstellingen gebruikt, inmiddels is dat 55%. Innovatie op het vlak van hernieuwbare energie en duurzaam vervoer behoren tot de belangrijkste onderwerpen. Deze focus op de groene transitie zal ook invloed hebben op gemeenten en provincies, die vaak gebruik maken van subsidies op het gebied van verduurzaming en vergroening.

Verder investeert Nederland ook meer in de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Deze subsidie is vooral op woningeigenaren en zakelijke gebruikers gericht. Het budget van de subsidie is namelijk van € 350 miljoen verhoogd naar € 560 miljoen.

Met deze herzieningen beoogt Nederland de veerkracht van de Nederlandse economie te verhogen. De Europese Raad heeft nu vier weken de tijd om de beoordeling van de Europese Commissie te bevestigen. Indien de Europese Raad met het oordeel van de Commissie instemt kan de eerste betalingsaanvraag van Nederland worden ingediend.

Bronnen

Persbericht, Goedkeuring door Europese Commissie

Persbericht, NextGenerationEU

Nederlandse plan voor herstel-en veerkracht

ISDE

]]>