Afval – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Fri, 05 Jul 2024 12:16:02 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Afval – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Raad bepaalt standpunt over herzieningen Kaderrichtlijn afvalstoffen https://europadecentraal.nl/raad-bepaalt-standpunt-over-herzieningen-kaderrichtlijn-afvalstoffen/ Fri, 05 Jul 2024 12:16:01 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101483 Op 5 juli 2023 presenteerde de Europese Commissie haar voorstellen om de Kaderrichtlijn afvalstoffen te herzien. Het gaat hierbij voornamelijk om het verminderen van voedselverspilling en textielafval. De Raad van de EU heeft op 17 juni zijn standpunt (algemene oriëntatie) bepaald over deze herzieningen.

Herzieningen

In het kader van de Green Deal en het actieplan voor een circulaire economie probeert de Commissie milieuduurzaamheid te stimuleren, zo ook met betrekking tot afval. Een belangrijk onderdeel hierin is het herzien van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EC), met name op het gebied van voedsel en textiel. Deze sectoren veroorzaken een groot deel van het afval in de EU en de herzieningen zetten dan ook in op het verminderen hiervan, om zo de milieu- en klimaateffecten te verminderen.

Voedselverspilling

Wat betreft het verminderen van voedselafval bevat het voorstel zowel concrete doelstellingen als voorschriften over maatregelen die lidstaten moeten nemen. Voorbeelden van deze maatregelen zijn bijvoorbeeld het opzetten van voorlichtingscampagnes over voedselverspilling en het aanmoedigen van voedseldonaties.

De richtlijn bepaalt dat er uiterlijk in 2030 10% minder voedselverspilling moet zijn bij verwerking en productie van levensmiddelen, en 30% minder voedselverspilling in de detailhandel, horeca en huishoudens. De Raad neemt deze doelstellingen over in zijn standpunt, maar stelt wel een aantal belangrijke aanpassingen voor in de berekening van deze hoeveelheden. Zo mogen lidstaten een ander referentiejaar dan 2020 aanhouden indien er vanwege de coronapandemie geen representatieve cijfers gemeten zijn. Dit referentiejaar mag zowel voor als na 2020 liggen. Daarnaast moet er volgens de Raad een aantal correctiefactoren worden ontwikkeld om fluctuaties in bijvoorbeeld toerisme en productieniveaus mee te kunnen rekenen in de uiteindelijke doelstellingen.

Textielafval

De Richtlijn moet ervoor zorgen dat textielafval sterk vermindert de komende jaren. De huidige regelgeving verplicht lidstaten al om uiterlijk in 2025 te zorgen voor gescheiden inzameling van textiel voor hergebruik. In zijn onderhandelingsstandpunt voegt de Raad hier aan toe dat de Commissie uiterlijk eind 2028 specifieke doelstellingen vastlegt voor preventie, inzameling en hergebruik van afval in deze sector.

Een andere belangrijke aanscherping van de Richtlijn is de toevoeging van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dit houdt in dat textielproducenten vergoedingen moeten betalen om de inzameling en verwerking van textielafval te helpen financieren. De Raad wil er naartoe werken dat lidstaten hogere vergoedingen kunnen vragen van ‘fast fashion’ bedrijven. Daarnaast zullen de standaarden voor herbruikbaar textiel worden aangepast om hergebruik ook daadwerkelijk mogelijk te maken.

Decentrale relevantie

Als de herzieningen van de Kaderrichtlijn afval worden aangenomen, zal ook het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) moeten worden herzien. Dit heeft waarschijnlijk ook gevolgen voor decentrale overheden. Zo zijn gemeenten onder andere verantwoordelijk voor huiselijk afval, wat met de nieuwe herzieningen verminderd zal moeten worden. De wijzigingen kunnen daarom bijvoorbeeld effect hebben op het beleid rondom afvalscheiding en afvalpreventie. Voor provincies kan een verlaging van de toegestane afvalhoeveelheid effect hebben op het beleid rondom stortplaatsen en stortverboden. Wat de beoogde herzieningen concreet zullen betekenen voor decentrale overheden blijft echter afhankelijk van hoe deze wijzigingen in het LAP worden opgenomen.

Bron

Kaderrichtlijn afvalstoffen: Raad is klaar om herziening te bespreken, Raad van de Europese Unie

Meer informatie

Afval, Kenniscentrum Europa Decentraal

Circulaire economie, Kenniscentrum Europa Decentraal

Is onze gemeente verplicht gft-afval gescheiden in te zamelen?, Praktijkvraag Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Is onze gemeente verplicht gft-afval gescheiden in te zamelen? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/is-onze-gemeente-verplicht-gft-afval-gescheiden-in-te-zamelen/ Tue, 25 Jun 2024 15:00:03 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=62743 Antwoord in het kort

De Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra) schrijft voor dat bioafval (waaronder gft valt) vanaf 2024 gescheiden ingezameld moet worden, of aan de bron gescheiden en gerecycled. Er zijn verschillende afwijkingsgronden voor de gescheiden inzameling.

Uit nationale wetgeving (Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen) blijkt dat in Nederland twee uitzonderingen van toepassing zijn, namelijk als het scheiden van bioafval technisch niet haalbaar is of buitensporig hoge economische kosten met zich meebrengt. Een gemeente die gebruik wil maken van een uitzondering moet dit in haar afvalverordening of omgevingsplan vastleggen.

Wettelijk kader: Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA)

De Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra; 2008/98/EG) schept het wettelijke kader voor de behandeling van afval in de EU.

In de kaderrichtlijn wordt niet gesproken over groente-, fruit- en tuinafval (gft-afval) maar over bioafval. De definitie van bioafval is: 
biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie.” (artikel 3 lid 4 Kra).

Gescheiden inzameling

Bioafval moet uiterlijk 31 december 2023 ofwel aan de bron worden gescheiden en gerecycled, ofwel gescheiden worden ingezameld (artikel 22 lid 1 Kra). Bij het aan de bron scheiden en recyclen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan thuis composteren.

Op deze gescheiden inzamelingsplicht zijn echter uitzonderingen mogelijk. Deze zijn vastgelegd in artikel 10 lid 3 van de Kaderrichtlijn. Dit artikel bepaalt in welke gevallen lidstaten mogen afwijken van de gescheiden inzameling van bepaalde afvalstromen.

De uitzonderingsgronden zijn als volgt:

a. Het gescheiden inzamelen van afval draagt niet bij aan circulariteit;
b. Gescheiden inzamelen van afval is niet beter voor het milieu dan niet-gescheiden inzamelen;
c. Gescheiden inzameling van afval is technisch niet haalbaar: “gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling”;
d. Gescheiden inzameling is buitensporig duur.

Hierbij moet volgens de richtlijn rekening gehouden worden met “de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.”

Bij afwijken van het scheiden van afval moet wel regelmatige toetsing door lidstaten plaatsvinden (artikel 10 lid 3). Hierbij moet rekening gehouden worden met goede praktijken op het gebied van de gescheiden inzameling van afval en andere ontwikkelingen op het gebied van afvalbeheer.

Implementatie in Nederland

De Nederlandse afvalregelgeving is hoofdzakelijk vastgelegd in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (Wm). Ook is er de Implementatiewet wijziging EU-kaderrichtlijn afvalstoffen, die de wijzigingen aan de Kra uit 2018 implementeert. Daarnaast zijn er diverse algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) en ministeriële regelingen ter implementatie van de Kaderrichtlijn.

Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen

Het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (hierna: het Besluit) implementeert de Europese bepalingen rondom de gescheiden inzameling van afval in Nederland. Dat Besluit bepaalt dat in Nederland gemeenten zorg moeten dragen voor de gescheiden inzameling van bioafval (artikel 1 sub a).

Volgens artikel 2 lid 1, sub a van het Besluit zijn de uitzonderingsmogelijkheden voor gescheiden inzameling van bioafval de twee mogelijkheden die zijn genoemd in artikel 10 lid 3 onder c en d van de Kaderrichtlijn. Dit betekent dat in Nederland alleen afgezien kan worden van gescheiden inzameling van bioafval wanneer dit technisch niet haalbaar is of wanneer dat buitensporig duur zou zijn.

Wanneer een gemeente van een uitzondering gebruik wil maken moet zij dit in haar lokale afvalverordening of in haar omgevingsplan vastleggen. In de toelichting bij het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen staat over deze uitzonderingen:

“Bij het toepassen van de uitzonderingen is het van belang dat deze restrictief worden uitgelegd en, zoals vereist door artikel 10.14 Wm, door de gemeenten rekening wordt gehouden met het LAP” (NB: het LAP is het Landelijk Afvalbeheerplan. Hoofdstuk B3 van het LAP gaat in op afvalscheiding).

De gemeenteraad moet vervolgens regelmatig opnieuw beoordelen of aan de voorwaarden voor het afwijken van het scheiden van afvalstoffen wordt voldaan, volgens artikel 3 lid 2 van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen.

]]>
Afval https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/afval/ Tue, 04 Dec 2012 10:51:52 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=687 De Europese afvalwetgeving heeft als doel om de hoeveelheid afval te verminderen, maar richt zich ook op de circulaire economie, namelijk meer recyclen en hergebruiken. Decentrale overheden spelen een belangrijke rol in afvalbeheer en in het hergebruiken van grondstoffen. Zie ook onze pagina circulaire economie.

Europees afvalbeleid

Kaderrichtlijn Afvalstoffen

De Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA; 2008/98/EG) vormt de basis van de EU-wetgeving op het gebied van afvalstoffen. De richtlijn definieert de basisconcepten met betrekking tot afval. Het bevat bijvoorbeeld de definities van afval, recycling en terugwinning, maar legt ook uit wanneer afval ophoudt afval te zijn, en hoe een onderscheid kan worden gemaakt tussen afval en bijproducten. 

Daarnaast stelt de kaderrichtlijn enkele basisbeginselen voor afvalbeheer vast:

  • Afvalhiërarchie: Dit is de prioriteitsvolgorde voor het beheer van afval. Preventie van afval is het meest wenselijk, daarna voorbereiding op hergebruik, gevolgd door respectievelijk recycling, andere nuttige toepassingen (bv energieterugwinning door verbranding) en als minst gewenste optie geldt het verwijderen van afval. Lidstaten moeten maatregelen nemen om de opties te stimuleren die over het algemeen het beste milieuresultaat opleveren;
  • De vervuiler betaalt: De kosten van afvalbeheer worden gedragen door de eerste afvalproducent, de huidige of de vorige houder van de afvalstoffen;
  • Bescherming van gezondheid en milieu: Afvalstoffenbeheer moet worden uitgevoerd zonder enig risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora, zonder geluids- of geurhinder te veroorzaken of schade te berokkenen aan de natuur en het landschap;
  • Uitgebreide verantwoordelijkheid voor producenten: Dit betekent dat producenten of importeurs (mede)verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer van de producten die zij op de markt brengen. Zo is er een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen, auto’s, autobanden, elektronica, batterijen/accu’s en textiel.

De kaderrichtlijn stelt recyclingdoelstellingen voor stedelijk afval in lidstaten: in 2025 moet minimaal 55 % gewichtsprocent gerecycled worden. De doelstelling loopt op tot 60% in 2030 en 65% in 2035 (artikel 11).

De KRA legt een verplichting neer om uiterlijk per 31 december 2023 bioafval te scheiden van ander afval en gerecycled afval (artikel 22). Ook moeten textiel en gevaarlijke stoffen uit huishoudens uiterlijk 1 januari 2025 afzonderlijk worden opgehaald (artikel 20).

De KRA verplicht lidstaten ook tot het opstellen van afvalbeheer- en afvalpreventieplannen. Deze plannen moeten iedere zes jaar worden herzien. 

Richtlijn storten

Naast de Kaderrichtlijn Afval speelt de Richtlijn Storten (1999/31/EG), herzien in 2018, een rol in het Europese afvalbeleid. Het doel van de richtlijn is om de schadelijke gevolgen van het storten van afvalstoffen voor het milieu en de volksgezondheid en de risico’s daarvan te voorkomen of zoveel mogelijk te verminderen. 

De richtlijn verdeelt stortplaatsen in drie categorieën: 

  • Stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen;
  • Stortplaatsen voor ongevaarlijke afvalstoffen. Deze kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor stedelijk afval;
  • Stortplaatsen voor inerte afvalstoffen. Dit zijn afvalstoffen die in het milieu blijven: ze lossen niet op, verbranden niet of worden niet biologisch afgebroken.

De richtlijn stelt als streefdoel dat al het afval dat geschikt is voor recycling of andere nuttige toepassingen (in het bijzonder stedelijk afval) vanaf 2030 niet langer in een stortplaats wordt aanvaardt. Ook is de doelstelling dat tegen 2035 maximaal 10% van al het afval (in gewicht) bestaat uit gestort stedelijk afval (artikel 5, lid 5).

Daarnaast stelt de richtlijn enkele basisbeginselen voor het storten van afval vast, bijvoorbeeld dat alleen behandeld afval mag worden gestort en dat exploitanten van stortplaatsen een vergunning moeten aanvragen.

Afvalvervoer

Het vervoer van afval tussen lidstaten en tussen de EU en derde landen wordt momenteel geregeld door Verordening 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. In 2021 deed de Commissie een voorstel tot een vernieuwde verordening op dit terrein. Daarover is eind 2023 een politiek akkoord bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement, dat begin 2024 is goedgekeurd door het Parlement. De Raad van de Europese Unie moet nu nog formeel met het akkoord instemmen voordat het officieel in werking kan treden. De doelstellingen van het akkoord zijn onder meer het bevorderen van de circulaire economie door afvalvervoer binnen de EU te vergemakkelijken en het voorkomen van vervuiling buiten de EU door beperkingen aan de export van afval naar derde landen te stellen.

Nationaal beleid

De Nederlandse afvalregelgeving is vastgelegd in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Veel onderwerpen worden verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur, provinciale milieuverordeningen of gemeentelijke afvalstoffenverordeningen. 

De stortrichtlijn is onder andere geïmplementeerd in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA) en het Stortplaats bodembescherming. In het BSSA is voor verschillende afvalstoffen een stortverbod opgenomen. Daarnaast is het beleid inzake afvalbeheer en afvalpreventie verder uitgewerkt in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). 

Landelijk Afvalbeheerplan (LAP)

De Kaderrichtlijn Afvalstoffen, de Richtlijn Verpakkingsafval en de Richtlijn Storten verplichten lidstaten tot het opstellen van een landelijk afvalbeheer en/of afvalpreventieplan. In Nederland is dit uitgewerkt in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Hierin worden doelstellingen, uitgangspunten en de organisatie van het Nederlandse afvalstoffenbeleid beschreven. Ook bevat het LAP sectorplannen. In deze plannen staat het beleid voor specifieke afvalstoffen en stromen zoals textiel, kunststoffen en huishoudelijk afval. Ieder sectorplan bevat een ‘minimumstandaard’ die aangeeft hoe de afvalstof minimaal verwerkt moet worden. Als recycling mogelijk is, is storten bijvoorbeeld niet meer toegestaan.

Bij de sectorplannen wordt ook in gegaan op de wet- en regelgeving op het gebied van het gescheiden houden van afvalstoffen, de inzameling van afvalstoffen, het vervoer en het mengen van afvalstoffen, en relevante stortverboden voor afvalstoffen. 

In 2017 is het derde Afvalbeheerplan (LAP3) in werking getreden. Hierin zijn 85 sectorplannen opgenomen. Het doel van LAP3 is het realiseren en stimuleren van een circulaire economie.

Stand van Zaken
In 2021 werd aangekondigd dat het LAP3 zal worden opgevolgd door een Circulair materialenplan (CMP1). Dit plan heeft een bredere reikwijdte dan het LAP, bijvoorbeeld op het gebied van hergebruik en preventie. Daarnaast moet het CMP een steviger juridische basis krijgen zodat het vaker direct juridisch bindend is. In 2023 liet de minister van Infrastructuur en Waterstaat in een Kamerbrief weten dat het streven is dat het CMP in januari 2025 in werking treedt.

Decentrale relevantie

Overheden moeten op het gebied van afvalbeleid rekening houden met het Landelijk Afvalbeleid (LAP). Daarbuiten moeten bestuursorganen rekening houden met de afvalhiërarchie.

Gemeenten dragen onder andere de zorg voor huishoudelijk afval. In een afvalstoffenverordening stellen gemeenten bepaling op voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Binnen de kaders van het LAP kunnen gemeenten een eigen beleid voor afvalpreventie en -scheiding ontwikkelen.

Provincies moeten bij het verlenen milieuvergunningen en bij de uitvoering van de Wet milieubeheer rekening houden met het LAP en de minimumstandaarden in de sectorplannen.  Voor een stortplaats is bijvoorbeeld een omgevingsvergunning nodig. Gedeputeerde Staten kunnen op basis van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA) een beheerder van een stortplaats ontheffing van een stortverbod verlenen wanneer er tijdelijk geen andere verwerkingsmogelijkheden zijn.

Overzicht Europese afvalwetgeving

Afval

• Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA) | 2008/98/EG
• Richtlijn Storten | 1999/31/EG

Elektronisch Afval

• Richtlijn beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHs) | 2011/65/EU
• Richtlijn Afgedankt elektrisch & Elektronisch Afval (WEEE) | 2012/19/EU

Kernafval

• Verbruikte splijtstof en radioactief afval – veiligheidsvoorschriften | 2011/70/Euratom

Kunststofafval

• Richtlijn verbod op kunststof voor eenmalig gebruik | 2019/904/EU

Verpakkingsafval

• Richtlijn Verpakkingen & Verpakkingsafval | 94/62/EG
• Richtlijn verbod op kunststof voor eenmalig gebruik | 2019/904


]]>
Akkoord over vernieuwing Richtlijn bescherming milieu via strafrecht. https://europadecentraal.nl/nieuws/akkoord-tussen-raad-en-europees-parlement-over-vernieuwing-richtlijn-ter-bescherming-van-het-milieu-door-middel-van-het-strafrecht/ Mon, 27 Nov 2023 20:02:56 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=98216 De uit 2008 stammende Richtlijn 2008/99/EG ter bescherming van het milieu door middel van het strafrecht is door de ontwikkelingen van de laatste jaren toe aan een vernieuwing. Op 26 maart 2024 heeft de Raad ingestemd met de nieuwe Richtlijn “inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht”. Deze vervangt Richtlijnen 2008/99/EG en 2009/123/EG.

Belangrijkste wijzigingen

De belangrijkste wijzigingen betreffen een verbetering van het algemene begrip ‘milieudelict’, een aantal toevoegingen aan de lijst met vergrijpen die onder de Richtlijn vallen, en een verzwaring van de strafmaat wanneer deze vergrijpen zijn begaan.

De Richtlijn heeft tot doel om een bepaalde categorie van milieudelicten die dusdanig zwaar zijn, binnen de gehele Europese Unie op een uniforme manier strafbaar te stellen, en de straffen hiertoe ook te harmoniseren. De gedachte is dat de vervolging van deze zeer schadelijke misdrijven zo wordt vergemakkelijkt, in het bijzonder in de vaak voorkomende grensoverschrijdende situaties, en dat door uniforme strafmaten de vlucht naar een lidstaat met een soepeler regime wordt voorkomen.

Voorbeelden

Milieudelicten onder de hernieuwde Richtlijn zijn bijvoorbeeld: illegale houthandel, illegale recycling en verhandeling van bepaalde chemische stoffen (in het bijzonder kwik), illegale scheepsrecycling, het verhandelen of vernietigen van bedreigde diersoort, en zo verder. Ook buitengewoon ernstige vervuiling van de leefomgeving dient door middel van de Richtlijn strafbaar gesteld te worden, en kent daarnaast de verzwarende omstandigheid van wanneer deze vervuiling de dood ten gevolg heeft.

De gedachte is dat de vervolging van deze zeer schadelijke misdrijven zo wordt vergemakkelijkt.

Straffen

De sancties die de Richtlijn voorschrijft beschrijven maximale celstraffen van ten minste 10 jaar bij een opzettelijk misdrijf met de dood ten gevolg, tot ten minste 3 jaar voor lichtere vergrijpen. Het regime voor rechtspersonen stelt voor de ernstigste misdrijven, een maximum­boete van minstens 5% van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon, dan wel € 40 miljoen. Voor andere misdrijven, een maximum­boete van minstens 3% van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon, dan wel € 24 miljoen.

Decentrale relevantie

Het is voor decentrale overheden van belang om te weten dat de Richtlijn ook voorschrijft dat er voldoende middelen voor het opsporen van deze milieudelicten ter beschikking dienen te worden gesteld door de overheid. Daarnaast dient de Nederlandse overheid ervoor te zorgen dat er voldoende opsporingsbeambten worden opgeleid. Omgevingsdiensten en Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s) kunnen te maken krijgen met de milieudelicten die in de Richtlijn worden opgesomd.

]]>
Bioafval https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/afval/bioafvalbeheer/ Thu, 17 Jan 2013 14:17:42 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=3804 Bioafval omvat volgens de Kaderrichtlijn Afvalstoffen biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines en cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie. 

Bij het storten van bioafval kunnen broeikasgasemissies vrijkomen. De Europese Unie stelt daarom dat bioafval gescheiden moet worden ingezameld en recycling, compostering en vergisting moet worden aangemoedigd. De aparte inzameling en verwerking van bioafval is een belangrijk onderdeel van afvalbeheer. In Nederland valt het beheer van bioafval grotendeels onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.

Green Deal

In het actieplan voor de circulaire economie stelt de Commissie voor om het gebruik van bio-plastics te bevorderen. Er zal er een beleidskader voor bio-plastic en biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen worden gepubliceerd.

Europees bioafvalbeleid

Het beheer van bioafval valt onder diverse Europese wet- en regelgeving, zoals de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA; 2008/98/EG), de Richtlijn Storten afvalstoffen (1999/31/EG) en de Richtlijn inzake industriële emissies (2010/75/EU). 

Kaderrichtlijn Afvalstoffen

De Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA) is het hoofdzakelijke wettelijke kader voor de behandeling van afval in de EU. Het bevat definities, principes en doelstellingen voor afvalbeheer. De Kaderrichtlijn Afvalstoffen moedigt het scheiden, composteren en vergisten van bioafval aan. 

De herziene Kaderrichtlijn Afvalstoffen (2018/851) stelt vast dat bioafval vanaf 2024 gescheiden moet worden ingezameld. Dit betekent dat het niet gemengd mag worden met andere soorten afval, met uitzondering van afval met vergelijkbare biologische afbreekbaarheid en composteerbaarheid. Hiervoor moeten lidstaten recycling, compostering en vergisting aanmoedigen en het gebruik van met bioafval geproduceerd materiaal bevorderen. Daarnaast mogen lidstaten apart verzameld bioafval niet verbranden. Er zijn afwijkingen van de gescheiden inzamelingsplicht mogelijk.

Stand van zaken

In juli 2023 deed de Europese Commissie een voorstel voor een herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Dit voorstel is vooral gericht op het verminderen van textielafval. Ook krijgen lidstaten in het voorstel een duidelijke verantwoordelijkheid voor een snelle vermindering van voedselverspilling, om zo bij te dragen aan de doelstelling om in 2030 voedselverspilling in de detailhandel en in huishoudens te halveren. Dit voorstel moet nog worden behandeld in het Europees Parlement en de Raad.

Richtlijn Storten Afvalstoffen

Het storten van onbehandeld biologisch afbreekbaar afval heeft nadelige gevolgen op het gebied van broeikasgasemissies en de vervuiling van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Zo komt methaan vrij bij het storten van biologisch afbreekbaar afval. Over de reductie van broeikasgassen zoals methaan zijn internationale afspraken gemaakt.

De Richtlijn Storten (1999/31/EG) heeft tot doel de schadelijke gevolgen van het storten van afvalstoffen voor het milieu en de gezondheid en de risico’s daarvan te voorkomen of zoveel mogelijk te verminderen. De richtlijn stelt doelstellingen vast voor het voorkomen en beperken van het storten van biologisch afbreekbaar afval. In 2018 is de richtlijn herzien om het storten van biologisch afbreekbaar afval verder te beperken of helemaal te verbieden.  

Onder de richtlijn moeten lidstaten: 

  • een nationale strategie ontwikkelen en invoeren om de hoeveelheid biologisch afbreekbaar afval voor de stort geleidelijk te verminderen. Hierbij moet rekening gehouden worden met hergebruik, compostering, productie van biogas en terugwinning van materialen energie;
  • maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandelde afvalstoffen worden gestort;
  • op alle stortplaatsen waar biologisch afbreekbaar afval wordt gestort, het stortplaatsgas opvangen, behandelen en gebruiken. Als opgevangen gas niet voor energieproductie kan worden gebruikt, moet het worden verbrand.

Overbrenging van afvalstoffen

Voor de uitvoer van afval naar het buitenland gelden de voorschriften zoals beschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA; EG 1013/2006). Deze verordening is niet van toepassing bij het vervoeren van afvalstoffen tussen inrichtingen in Nederland.

Richtlijn emissiegrenswaarden biomassa

Bioafval is een biomassa en kan worden gebruikt als grondstof voor biobrandstoffen. Voor het verstoken van biomassa geldt Europese wet- en regelgeving. 

De Richtlijn Inzake Industriële Emissies (RIE; 2010/75/EU) en de Richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Richtlijn 2015/2193) stellen emissiegrenswaarden aan verontreinigende stoffen die bij het stoken van biomassa vrijkomen. Meer informatie over deze richtlijnen vindt u op onze pagina Industriële emissies. 

Nationale Implementatie

De Nederlandse afvalregelgeving is hoofdzakelijk vastgelegd in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. De herziene Kaderrichtlijn Afvalstoffen (2018/851) is voornamelijk in deze wet geïmplementeerd. Veel onderwerpen worden verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur, provinciale milieuverordeningen of gemeentelijke afvalstoffenverordeningen.

Hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer legt regels vast voor de gescheiden inzameling van afval. Het besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen werkt deze verder uit.

De stortrichtlijn is in onder andere geïmplementeerd in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA) en het Stortplaats bodembescherming. Het eerstgenoemde besluit bevat een stortverbod voor groente-, fruit-, en tuinafval, organisch bedrijfsafval en groenafval.  

Landelijk Afvalbeheerplan

Het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) beschrijft het Nederlandse afvalbeleid. Bioafval valt onder verschillende sectorplannen van het LAP. Zo raakt het aan het sectorplan gft van huishoudens, sectorplan gescheiden ingezameld organisch bedrijfsafval, sectorplan gescheiden ingezameld groenafval

In het LAP staat daarnaast dat afvalstoffen die gescheiden worden aangeboden, gescheiden moeten worden gehouden. Hiervoor is in het LAP in de bijlage een lijst met afvalcategorieën opgenomen. Gescheiden ingezameld gft-afval en groenafval zijn opgenomen in de lijst met afvalcategorieën. 

Decentrale relevantie

Decentrale overheden moeten op het gebied van afvalbeleid rekening houden met het Landelijke Afvalbeheerplan. Binnen de kaders van het LAP kunnen gemeenten een eigen beleid voor afvalpreventie en -scheiding ontwikkelen. Ook provincies moeten bij milieuvergunningen en de uitvoering van de Wet milieubeheer rekening houden met het LAP.

In Nederland dragen gemeenten zorg voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Sinds 1994 zijn gemeenten verplicht om GFT-afval te scheiden. Gemeenten kunnen zelf het inzamelsysteem waaronder frequentie van inzameling kiezen. De minimumstandaard voor gft-afval uit huishoudens, (gescheiden ingezameld) organisch bedrijfsafval en groenafval is gericht op recycling tot compost. Daarnaast is voor GFT afval, gescheiden ingezameld organisch bedrijfsafval, groenafval en voor reststoffen van composterings- of vergistingsinstallaties een stortverbod in het besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen opgenomen. 

]]>
Raad en Europees Parlement spreken zich uit over plannen voor stedelijk afvalwater https://europadecentraal.nl/nieuws/raad-en-europees-parlement-spreken-zich-uit-over-plannen-voor-stedelijk-afvalwater/ Mon, 23 Oct 2023 15:14:38 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=97763 Vorig jaar kwam de Europese Commissie met een voorstel om de Richtlijn Stedelijk Afvalwater te herzien. Het doel was om beter aan te sluiten bij de doelstellingen van de Europese Green Deal en de gezondheid van mens en milieu beter te waarborgen. Onlangs heeft het Europees Parlement over het voorstel gestemd. Ook is binnen de Raad van Ministers een akkoord bereikt. Beide standpunten zwakken over het algemeen het Commissievoorstel af, bijvoorbeeld als het gaat om strengere regels voor de behandeling van afvalwater en de producentenverantwoordelijkheid van producenten van medicatie en cosmetica.  

Stedelijk afvalwater: de voorgeschiedenis

Als onderdeel van het nulvervuilingspakket, met voorstellen voor schonere lucht en schoner water, kwam de Europese Commissie in november 2022 met een voorstel voor de herziening van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater uit 1991 (Richtlijn 91/271/EEC). De richtlijn stelt regels voor het inzamelen van afvalwater (door gemeenten) en de zuivering ervan (door waterschappen). Stedelijk afvalwater omvat huishoudelijk afvalwater, maar ook combinaties van huishoudelijk afvalwater met industrieel afvalwater en afvloeiend hemelwater.

Een evaluatie van de Richtlijn uit 2019 leverde goede scores op voor het adequaat opvangen en behandelen van afvalwater, respectievelijk 98% en 92%. Er kwamen ook pijnpunten naar voren. Specifiek op het gebied van verontreiniging door kleine agglomeraties, overstorting – waarbij als het hard regent hemelwater en ongezuiverd afvalwater in de waterloop terecht komt – en microverontreinigingen die schadelijk zijn voor het milieu. Ook bleek de sector stedelijk afvalwater een van de grootste energieverbruikers in de publieke sector. Deze pijnpunten komen in het herzieningsvoorstel van de Commissie aan de orde.

Het Europees Parlement stemde op 5 oktober 2023 over het Commissievoorstel. Op 18 oktober 2023 kwam de Raad met zijn standpunt over het voorstel.

Voorgestelde aanpassingen aan het voorstel herziening Richtlijn Stedelijk Afvalwater

De aanpassingen die de Commissie voorstelde en waar het Parlement en de Raad zich over uitspraken, zijn de volgende:

Reikwijdte van de richtlijn

  • Uitbreiding van het toepassingsgebied van de Richtlijn. De huidige Richtlijn is van toepassing op gebieden met meer dan 2000 inwoners. In het Commissievoorstel werd dit aangepast naar gebieden met meer dan 1000 inwonerequivalenten (i.e.). Dit is de gemiddelde hoeveelheid vervuiling in het afvalwater die een persoon in een huishouden veroorzaakt. Waar het Europees Parlement de toepassing wil verscherpen, namelijk naar 750 i.e., legt de Raad de lat wat lager, naar gebieden met meer dan 1250 i.e..
  • Het Parlement stelt daarbij voor dat de lidstaten uiterlijk eind 2030 nationale streefdoelen stellen voor de percentages van lekkage van afvalwater op hun grondgebied. De doelen zullen vanaf 2035 gelden.
  • De verplichting om systemen voor op te zetten voor de opvang van stedelijk afvalwater worden uitgebreid tot alle agglomeraties met 1250 i.e. of meer. De termijn om hieraan te voldoen varieert: van 2030 in het Commissievoorstel tot 2035 volgens de Raad. Daarop zijn overigens uitzonderingen voorzien voor lidstaten die het laatst zijn toegetreden tot de EU.
  • Van belang voor decentrale overheden is dat in de nieuwe plannen, lidstaten ervoor moeten zorgen dat op lokaal niveau binnen bepaalde termijnen zogenaamde ‘geïntegreerde beheersplannen’ voor stedelijk afvalwater worden opgesteld. De verplichting voor agglomeraties met meer dan 100.000 i.e. wil de Raad uitstellen tot 2035 en in 2040 voor agglomeraties met tussen 10.000 en 100.000 i.e.

Behandeling van afvalwater

Bij de behandeling van afvalwater worden verschillende ‘zuiveringstrappen’ onderscheiden. Elk van deze trappen kennen hun eigen doelstellingen in het Commissievoorstel en de reacties erop.

  • ‘Secundaire behandeling’, het verwijderen van biologisch afbreekbaar organisch materiaal uit afvalwater voordat het in het milieu terechtkomt, stelde het Commissievoorstel verplicht voor alle agglomeraties met 1.000 i.e. of meer vanaf 2030 (met enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld voor nieuwe EU-lidstaten). Het Parlement richt zich op agglomeraties van 750 i.e. en hoger vanaf 2032, de Raad op 1.250 i.e. en meer vanaf 2035.
  • Tertiaire behandeling, namelijk de verwijdering van stikstof en fosfor, wordt verplicht voor lozingen van 50% van de grotere waterzuiveringsinstallaties (100.000 i.e. en meer – de Raad wil dit aanscherpen tot 150.00 i.e. en meer). Waar de Commissie mikt op 2030, gaat het Parlement uit van 2033 en de Raad van 2035. Afwijking van deze regel wordt mogelijk voor hergebruik van behandeld stedelijk afvalwater voor landbouwirrigatie, mits er geen milieu- en gezondheidsrisico’s zijn.
  • Quartaire behandeling waarbij medicijnresten en microverontreinigingen worden verwijderd. De Raad wil dit vanaf 2045 verplicht stellen voor installaties met meer dan 200.000 i.e., met tussentijdse streefcijfers voor 2035 en 2040. De Commissie had als ambitie zuiveringsinstallaties van 100.00 i.e. en een deadline van 2035, het Parlement neemt een middenpositie in.

Producentenverantwoordelijkheid

De overgrote meerderheid van de microverontreinigingen in het afvalwater in de EU is afkomstig van geneesmiddelen en cosmetica. De fabrikanten van producten die deze verontreinigingen veroorzaken, moeten bijdragen aan de kosten van de behandeling van afvalwater. Daartoe wordt een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid opgezet.

Ziekteverwekkers

Het Commissievoorstel bevatte nieuwe regels die het verplicht maken om te controleren op ziekteverwekkers in het stedelijk afvalwater van bijvoorbeeld het coronavirus, het poliovirus en het influenzavirus. Ook in de standpunten van Raad en Parlement komt deze wens terug.

Klimaatneutraliteit van waterzuiveringsinstallaties

Stedelijke waterzuiveringsinstallaties moeten op termijn klimaatneutraal zijn door zelf te voorzien in de energie die ze verbruiken (de energie kan op of buiten de locatie worden geproduceerd). Daarvoor gelden tussentijdse streefcijfers. Het Parlement wil klimaatneutraliteit voor waterzuiveringsinstallaties bereiken in 2050, de Raad in 2045.

Vervolg

Binnenkort zullen onderhandelingen tussen Raad en Europees Parlement over de definitieve tekst van de hernieuwde Richtlijn Stedelijk Afvalwater starten.

Bronnen:

Raad neemt standpunt aan over efficiëntere behandeling stedelijk afvalwater, Raad van de EU

Aangenomen tekst: Behandeling van stedelijk afvalwater, amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 5 oktober 2023 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (herschikking), Europees Parlement

Meer informatie:

Nulvervuilingspakket: voorstel nieuwe richtlijn stedelijk afvalwater, Kenniscentrum Europa Decentraal

Afvalwater, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Hergebruik afval: wanneer is afval niet langer afval? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/hergebruik-afval-wanneer-is-afval-niet-langer-afval/ Mon, 15 Jul 2019 09:02:21 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=56253 Antwoord in het kort

Bij het hergebruik van afval is het met name van belang rekening te houden met de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen uit 2008. De Kaderrichtlijn biedt een raamwerk waarin bepaalde stoffen of voorwerpen beschouwd worden als afval of einde-afval. De status einde-afval maakt hergebruik van stoffen of voorwerpen eenvoudiger. In 2018 is de Kaderrichtlijn gewijzigd waarmee ook de einde-afvalregels zijn aangepast.

Actieplan circulaire economie: Maak de cirkel rond

De Europese Commissie heeft in december 2015 een ambitieus actieplan omtrent de circulaire economie aangenomen, genaamd ‘Maak de cirkel rond’. Met dit actieplan beoogt de Commissie de overgang naar een circulaire economie binnen de EU te bevorderen. Een circulaire economie kan onder meer bijdragen aan het voorkomen van schaarste van hulpbronnen en instabiele grondstofprijzen. Bijvoorbeeld door afvalstoffen zo veel mogelijk te hergebruiken als grondstoffen voor nieuwe producten. Met name gemeenten hebben een grote rol bij het afvalbeheer. Zij kunnen binnen de kaders van de landelijke en Europese regels hun eigen afvalbeleid ontwikkelen. Zij kunnen dan ook een substantiële bijdrage leveren aan het realiseren van een circulaire economie.

Voordat bruikbare grondstoffen uit afval kunnen worden gewonnen en hergebruikt, is het belangrijk rekening te houden met een aantal relevante Europeesrechtelijke kaders. Binnen deze kaders is het mogelijk, onder voorwaarden, om afvalstoffen te beschouwen als zogenaamd einde-afval­ (end-of-waste), waardoor deze eenvoudig kunnen worden hergebruikt als grondstof voor nieuwe producten. Deze einde-afvalregels zijn recentelijk gewijzigd door de herziening van de voornaamste Europese afvalrichtlijnen in 2018 en moeten voor 5 juli 2020 geïmplementeerd worden.

De Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen

Eén van de belangrijke Europeesrechtelijke kaders als het om afvalstoffen gaat, is de Kaderrichtlijn afvalstoffen uit 2008, die is herzien in 2018. Deze Kaderrichtlijn heeft tot doel om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen door middel van:

  • preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen;
  • de beperking van de gevolgen van het gebruik van hulpbronnen;
  • het efficiënter gebruiken van hulpbronnen;
  • het bijdragen aan de realisatie van een Europese circulaire economie.

Deze richtlijn is ook van toepassing op decentrale overheden die zich (zoals de gemeente in deze Praktijkvraag) bezighouden met afvalbeheer.

Het begrip ‘afval’ in de Kaderrichtlijn afvalstoffen

De Kaderrichtlijn vormt een raamwerk waaruit duidelijk wordt wanneer een stof of voorwerp beschouwd moet worden als afvalstofDit is belangrijk, omdat specifieke regels en vergunningsprocedures gelden voor de verwerking, het vervoer en verdere toepassing wanneer er sprake is van een afvalstof. Deze regels zijn (in het verlengde van de Europese KRA) vastgelegd in de Nederlandse Wet milieubeheer en het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Zo kan een afvalstof niet zonder meer hergebruikt worden als nieuwe grondstof, omdat de Wet Milieubeheer dit kan verbieden of strenge voorwaarden kan stellen aan hergebruik.

Een concreet voorbeeld hiervan is het hergebruik van biomassa. Wanneer biomassa is te kwalificeren als afval, dan kan dit niet zonder vergunning gebruikt worden als biobrandstof. Biomassa dat binnen de Kaderrichtlijn niet als afval wordt beschouwd, kan wel zonder vergunning worden gebruikt als biobrandstof.

De Kaderrichtlijn definieert een afvalstof breed en beschouwt ‘elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’ (art 3 lid 1) als een afvalstof. Er zijn echter een aantal uitzonderingen waardoor een stof of voorwerp niet binnen het toepassingsbereik van de Kaderrichtlijn valt. Ook zijn er mogelijkheden waardoor een stof of voorwerp niet (meer) als afvalstof kan worden beschouwd.

Afvalstoffen buiten toepassingsgebied Kaderrichtlijn afvalstoffen

Niet van toepassing

Er zijn een aantal stoffen en voorwerpen die buiten het toepassingsbereik van de richtlijn vallen. Voorbeelden hiervan zijn niet-verontreinigde grond en niet-gevaarlijk materiaal afkomstig uit de land- of bosbouw. Artikel 2 lid 1 van de Kaderrichtlijn somt deze stoffen of voorwerpen op.

Uitgesloten

Tevens zijn er diverse stoffen en voorwerpen uitgesloten van het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn. Dit zijn stoffen en voorwerpen die vallen onder het toepassingsbereik van andere relevante Europese regels die ook voorschriften geven over afvalbeheer en mogelijk hergebruik. Dit zijn bijvoorbeeld: afvalwater, kadavers van dieren die niet door slachting zijn gestorven en afvalstoffen die ontstaan bij het winnen van delfstoffen. Dierlijke bijproducten worden bijvoorbeeld uitgesloten van de Kaderrichtlijn, omdat regulering van dit type stoffen al is vastgelegd in de Dierlijke Bijproducten Verordening (EG) nr. 1069/2009. Artikel 2 lid 2 van de Kaderrichtlijn somt de stoffen of voorwerpen op waarvoor specifieke Europese regelgeving bestaat.

Afvalstoffen binnen het toepassingsgebied Kaderrichtlijn afvalstoffen maar géén afvalstof

Het is ook mogelijk dat een bepaalde stof wel binnen het toepasgebied van de Kaderrichtlijn valt, maar een aparte categorie bijproduct betreft en daarom niet als afvalstof binnen de Kaderrichtlijn wordt gezien.

Bijproduct

Wanneer een stof of voorwerp wél binnen het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn valt en kan worden gekwalificeerd als bijproduct van een productieproces, dan is er géén sprake van een afvalstof in de zin van de Kaderrichtlijn. De Kaderrichtlijn verbindt in artikel 5 de volgende cumulatieve voorwaarden aan de kwalificatie bijproduct:

  1. het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;
  2. de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verder behandeling;
  3. de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als onderdeel van een productieproces;
  4. het gebruik van de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming.

De Europese Commissie heeft de mogelijkheid nadere criteria op te stellen om bepaalde reststoffen of voorwerpen te kwalificeren als bijproduct op basis van deze voorwaarden. Dit was op grond van de richtlijn uit 2008 nog niet gebeurd. Naar aanleiding van de wijziging van de Kaderrichtlijn in 2018 is bepaald dat lidstaten vanaf 5 juli 2020 (de inwerkingtredingsdatum van de herziene KRl) passende maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat bijproducten niet als afvalstof worden beschouwd. De Rijksoverheid heeft inmiddels verdere kwalificatiecriteria voor bijproducten opgesteld door middel van een ministeriële regeling.

Einde-afval

Wanneer een stof of voorwerp binnen het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn valt én kan worden gekwalificeerd als afvalstof, dan is het in bepaalde gevallen toch nog mogelijk om deze niet langer als afvalstof in de zin van de Kaderrichtlijn te beschouwen. Dit kan wanneer een afvalstof een zogenaamde ‘behandeling voor nuttige toepassing’ heeft ondergaan én voldoet aan criteria opgesteld door de Commissie. Deze criteria kunnen verschillen per afvalstof (art. 6 lid 1 Kaderrichtlijn). Ze zijn opgesteld met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • de stof of het voorwerp is bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen;
  • er bestaat een markt of er is vraag naar de stof of het voorwerp;
  • de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften, geldende wetgeving en normen van de beoogde specifieke doelen;
  • het gebruik van de stof of het voorwerp heeft algeheel geen ongunstige consequenties voor het milieu of de menselijke gezondheid.

Vanaf de inwerkingtreding van de recente wijziging van de Kaderrichtlijn (5 juli 2020) moeten lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan, zoals bijvoorbeeld recycling, niet langer wordt beschouwd als afval. Hierbij moet uiteraard wel voldaan worden aan de bovengenoemde voorwaarden.

Einde-afvalcriteria

Afvalstoffen met criteria opgesteld door de Commissie

De achterliggende gedachte bij het einde-afval principe is dat het recyclen en hergebruiken van afvalstoffen bijdraagt aan een circulaire economie waarbij een verspilling van grondstoffen wordt beperkt. De Europese einde-afvalcriteria moeten erop toezien dat het milieu en de menselijke gezondheid beschermd worden en dat er op een circulaire manier wordt omgegaan met grondstoffen. Deze vereisten hebben betrekking op:

  • toegestaan afvalmateriaal;
  • toegelaten verwerkingsprocessen en -technieken;
  • kwaliteitscriteria voor einde-afvalmaterialen gebaseerd op de toepasselijke productnormen en eventueel grenswaarden voor verontreinigende stoffen;
  • vereisten voor beheerssystemen (kwaliteitscontrole, interne controle en accreditatie);
  • een vereiste inzake een conformiteitsverklaring.

De Commissie heeft einde-afvalcriteria opgesteld voor: ijzer-, staal- en aluminiumschroot (Verordening (EU) nr. 333/2011), kringloopglas (Verordening (EU) nr. 1179/2012) en koperschroot (Verordening (EU) nr. 715/2013). Ook worden er einde-afvalcriteria overwogen voor granulaten, papier, banden en textiel. Verder is bepaald dat regels inzake einde-afval kunnen worden vastgelegd in productspecifieke wetgeving. Zo zijn er in 2019 einde-afval regels voor bemestingsproducten opgenomen in Verordening (EU) 2019/1009.

Einde-afvalstoffen opgesteld door lidstaten

Voor andere afvalstoffen waarvoor de Commissie nog geen specifieke einde-afval criteria heeft opgesteld, biedt de Kaderrichtlijn in artikel 6 lid 3 de mogelijkheid voor lidstaten om zelf op nationaal niveau criteria op te stellen. Dit betekent dat het bijvoorbeeld mogelijk is dat een afvalstof na behandeling voor nuttige toepassing wel door lidstaat X wordt erkend als einde-afval maar niet in lidstaat Y. Nederland heeft dit vastgesteld in artikel 1.1 lid 6 Wet milieubeheer. Er zijn tot nu toe alleen voor steenachtige afvalstoffen in korrelvorm specifieke ­einde-afval criteria opgesteld. (Regeling nr. IENM/BSK-2015/18222).

Einde-afvalstoffen zonder opgestelde criteria

Alle andere afvalstoffen kunnen mogelijk toch nog als einde-afval worden beschouwd ingevolge artikel 6 lid 4 van de Kaderrichtlijn. Een lidstaat kan namelijk op het moment dat er geen criteria op EU of nationaal niveau zijn opgesteld per geval besluiten dat bepaalde afvalstoffen niet langer afval zijn. Deze (nationale) besluiten moeten uiteraard wel in overeenstemming zijn met de hierboven opgesomde voorwaarden en vereisten.

Ten slotte is het van belang te vermelden dat de rechtspersoon die een einde-afvalmateriaal voor de eerste maal gebruikt of in de handel brengt nadat het geen afval meer is erop moet toezien dat het materiaal aan de geldende chemische en productwetgeving voldoet, ingevolge artikel 6 lid 5 van de Kaderrichtlijn. Uiteraard moet dan wel eerst zijn voldaan aan de eerder genoemde voorwaarden voor het kwalificeren als ‘einde-afval’ uit artikel 6 lid 1 van de Kaderrichtlijn.

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu biedt een webtoets aan waarmee – ook door decentrale overheden – een indicatie kan worden verkregen of een stof of voorwerp moet worden beschouwd als afvalstof of mogelijk als ­einde-afval binnen de Kaderrichtlijn Afvalstoffen.

Meer informatie:

Wat betekent de Kaderrichtlijn Afvalstoffen voor ons gemeentelijk afvalbeheer?, Praktijkvraag Kenniscentrum Europa Decentraal
Wat zijn de Europese plannen voor circulaire economie?, Praktijkvraag Kenniscentrum Europa Decentraal
Thema: circulaire economie, Kenniscentrum Europa Decentraal
EU action plan Circular Economy, Europese Commissie
Kenniscentrum InfoMil, Rijksoverheid

]]>
Radioactief afval https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/afval/radioactief-afval/ Thu, 17 Jan 2013 14:20:37 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=3806 Bij het gebruik van grondstoffen of radioactieve stoffen kan radioactief afval ontstaan. Radioactief afval ontstaat niet alleen bij de opwekking van energie maar ook tijdens activiteiten op het gebied van industrie, landbouw, geneeskunde of onderzoek. Omdat radioactief afval gevaren meebrengt voor de gezondheid van mens en milieu is verantwoord en veilig beheer van radioactief afval vereist. Het beheer van radioactief afval op de lange termijn is echter een complex onderwerp omdat het ook toekomstige generaties betreft. 

De EU voert vanwege de complexiteit een uitgebreid beleid op het gebied van zowel kernenergie als kernafval. Voor provincies en gemeenten is de opslag van radioactief afval in de bodem en de bijkomende veiligheidsaspecten een belangrijk onderwerp op de lange termijn.

Europees Beleid

De Richtlijn Radioactief afval (Richtlijn voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval; 2011/70/Euratom) stelt een Europees kader vast voor het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. De richtlijn stelt vast dat lidstaten een nationaal wettelijk, regelgevend en organisatorisch kader moeten vaststellen voor het beheer van kernafval. De invulling hiervan wordt aan de lidstaten overgelaten. De richtlijn bevat de volgende uitgangspunten:

  • Elke lidstaat heeft de ethische plicht ervoor te zorgen dat toekomstige generaties geen onnodige last ondervinden van het radioactieve afval en de verbruikte splijtstof;
  • Diepe geologische berging is op dit moment de veiligste en meest duurzame optie als eindpunt in het management van hoog radioactief afval en afgewerkte splijtstofstaven;
  • Lidstaten dragen de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor hun beheer van verbruikte splijtstof en het daardoor geproduceerde radioactief afval;
  • Radioactief afval zal worden geborgen in de lidstaat waar het is gegenereerd, tenzij er overeenstemming is tussen lidstaten om gebruik te maken van elkaars bergingsfaciliteit(en);
  • Ondernemingen die kernafval behandelen moeten daarvoor een vergunning aanvragen;
  • Lidstaten moeten ervoor zorgen dat het publiek, overeenkomstig de nationale wetgeving en internationale verplichtingen, de gelegenheid krijgen om daadwerkelijk deel te nemen aan het besluitvormingsproces inzake beheer van kernafval.

Een belangrijk onderdeel is de verplichting een nationaal programma voor het beheer van radioactief afval op te stellen. Hierin dient zowel het huidige en toekomstige beheer van radioactief afval te worden beschreven. Daarnaast moet het beheerprogramma aan o.a. de volgende voorwaarden voldoen: 

  • Doelen van het nationaal beleid;
  • Tussendoelen met een duidelijk tijdsbestek;
  • Registratie van het huidige en verwachte radioactief afval;
  • Plannen voor het beheer van radioactief afval en de periode na de sluiting van een bergingsfaciliteit;
  • De toewijzing van verantwoordelijkheden voor de uitvoering van het nationale programma;
  • Een transparant informatiebeleid.

De nationale kaders moeten elke tien jaar worden herzien. Naast het nationale programma radioactief afval dienen lidstaten elke drie jaar te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de richtlijn.

Nationaal Beleid

De Kernergiewet vormt de basis van de Nederlandse regelgeving op het gebied van kernenergie. 

De Richtlijn Radioactief afval is geïmplementeerd in het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (Bvser), het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

Stand van zaken

Het Nederlandse beleid voor radioactief afval is in 2016 beschreven in het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. Het plan moet uiterlijk 2025 geactualiseerd worden. 

De Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) heeft in Nederland de wettelijke taak al het radioactieve afval te verzamelen, te verwerken en op te slaan. Dit gebeurt in een tijdelijke bovengrondse opslag in speciale gebouwen bij COVRA. Rond 2130 is er een geologische eindberging voorzien. 

Decentrale relevantie

Op dit moment vindt er geen geologische berging in Nederland plaats. Ook is er geen locatie aangewezen voor geologische berging op de lange termijn. Zolang er geen locatie voor geologische berging is gemaakt, ligt de betrokkenheid op het niveau van de koepelorganisaties. 

Lokale en provinciale overheden zijn op de lange termijn betrokken bij het beheer van radioactief afval vanuit hun rol op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en klimaat. Wanneer het bergen van radioactief afval concreter wordt zal het voor plan een milieueffectrapportage (m.e.r.) moeten worden opgesteld.

https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/zijn-er-europese-wetgevende-initiatieven-op-het-gebied-van-radioactief-afval/

Overzicht Europese wetgeving Radioactief Afval

• Richtlijn voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval; 2011/70/Euratom

]]>
Kunststofafval https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/afval/kunststofafval/ Wed, 16 Oct 2013 09:17:07 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=16856 Kunststof is een breed toepasbaar en relatief goedkoop materiaal in de industrie. Wereldwijd neemt het gebruik ervan toe. Er is dan ook steeds meer kunststofafval. Een groot percentage van het kunststofafval in de EU wordt gestort en verbrand. Daarnaast worden afgedankte kunststoffen in zeer beperkte mate hergebruikt en komt een groot deel van de geproduceerde kunststof in oceanen terecht. Wanneer kunststof in het milieu terecht komt, breekt het niet gemakkelijk af. Dit kan honderden jaren duren. De Europese Unie zet daarom met verschillende instrumenten, van wetgeving tot aan strategieën en financieringsinstrumenten, in op duurzamere omgang met kunststof.

Europees Plastic Afvalbeleid

Kunststofafval valt onder diverse Europese wet- en regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (2008/98/EG), verpakking en verpakkingsafval Richtlijn (94/62/EG) en de Single Use Plastic Richtlijn (2019/904). 

Kaderrichtlijn Afval

De Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA; 2008/98/EG) is het hoofdzakelijke wettelijke kader voor de behandeling van afval in de EU. Het bevat definities, principes en doelstellingen voor afvalbeheer.

De richtlijn verplicht lidstaten om plasticafval gescheiden in te zamelen. Lidstaten mogen hiervan afwijken als gescheiden inzameling bijvoorbeeld niet de beste milieuresultaten oplevert, of het technisch of economisch niet haalbaar is. 

Verpakkingsrichtlijn

De Richtlijn Verpakking en Verpakkingsafval (94/62/EG) heeft als doel het effect van verpakkingsafval op milieu te verminderen en te voorkomen. De richtlijn is recent herzien in 2015 en in 2018 (2015/720) en (2018/852) om onder andere zwerfafval te beperken en kunststof en plastic toenemend te reguleren.

De richtlijn stelt op het gebied van kunststof en plastic de volgende eisen:

  • De lidstaten nemen maatregelen om het verbruik van lichte plastic draagtassen op hun grondgebied duurzaam te verminderen. Dit kan of door een maximaal jaarlijks verbruik  aan plastic draagtassen op te leggen of door een verbod op het gratis verstrekken van gratis lichte draagtassen;
  • Uiterlijk 31 december 2025 wordt 50 gewichtsprocent van het kunststof voor recycling verwezenlijkt;
  • Uiterlijk 31 december 2030 wordt 55 gewichtsprocent van het kunststof voor recycling verwezenlijkt.  

Stand van zaken

De richtlijn is in 2018 herzien (Richtlijn 2018/852). Deze herziening richtte zich op de transitie naar een circulaire economie en het gebruik van economische instrumenten en andere maatregelen om stimulans te bieden voor de toepassing van de afvalhiërarchie.  

Gebruik van bepaalde kunststoffen

De Single Use Plastics Richtlijn (SUP; 2019/904) bevordert een duurzame en circulaire benadering van kunststoffen door bepaalde kunststofproducten te reguleren. De richtlijn introduceert bijvoorbeeld een voor de hele EU geldend verbod op kunststofproducten voor eenmalig gebruik, zoals bestek, borden, roerstaafjes en rietjes.

Verder schrijft de richtlijn voor dat

  • Lidstaten voor een meetbare kwantitatieve consumptie vermindering van onder andere drinkbekers en voedselverpakkingen bestemd voor onmiddellijke consumptie in 2026 ten opzichte van 2022 moeten zorgen;
  • 90% van de drankflessen tegen 2029 gerecycled moeten worden (77% in 2025);
  • Drankflessen in 2030 voor minstens 30% moeten bestaan uit gerecyclede kunststoffen;
  • Kunststof wegwerpproducten (zoals vochtige doekjes en tabaksproducten) van een waarschuwingssticker of markering worden voorzien met informatie over passende afvalbeheeropties of afvalverwijderingsmanieren; 
  • Lidstaten maatregelen moeten nemen om verantwoordelijk consumentengedrag te stimuleren;
  • Lidstaten maatregelen moeten nemen om consumenten bewust te maken van herbruikbare alternatieven en van de gevolgen van ongepaste manieren van verwijdering van afval van deze kunstproducten voor eenmalig gebruik voor de riolering. 

Nationaal Beleid

De Richtlijn Verpakking en Verpakkingsafval (94/62/EG; 2015/720) is geïmplementeerd in de Regeling beheer verpakkingen. In Nederland is gekozen voor een verbod op alle gratis plastic draagtassen met een uitzondering voor lichte plastic draagtassen die om redenen van hygiëne zijn vereist of die als primaire verpakking voor losse levensmiddelen wordt verstrekt ter voorkoming van voedselverspilling

De Single Use Plastics Richtlijn (2019/904) is in juni 2021 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Hiervoor zijn onder andere de Wet milieubeheer en het Besluit beheer verpakkingen 2014 aangepast. 

Landelijk Afvalbeheerplan

In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) is een sectorplan Kunststoffen opgenomen. Niet alle kunststoffen vallen onder de reikwijdte van dit sectorplan: sommige kunststoffen vallen onder andere sectorplannen zoals huishoudelijk restafval, restafval van bedrijven of verpakkingen.

Omdat het begrip kunststoffen verschillende soorten stoffen omvat, is het sectorplan kunststoffen gecategoriseerd op kunststoffen met overeenkomstige eigenschappen. Per categorie geldt een gespecificeerde aanpak en specifieke minimumstandaarden. Zo is voor kunststoffen die smelten bij verhitting (thermoplasten) de minimumstandaard recycling.

Daarnaast geldt er specifieke aandacht bij de potentiele en of occasionele aanwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Meer informatie vindt u op onze pagina Zeer Zorgwekkende Stoffen. 

In het sectorplan Verpakkingen Algemeen is het beleid voor verpakkingen die bestaan uit kunststof opgenomen. Hierin staat dat in 2021 51% van de kunststofverpakkingen gerecycled wordt. 

Decentrale Relevantie

Decentrale overheden moeten op het gebied van afvalbeleid rekening houden met het Landelijke Afvalbeleid (LAP). Binnen de kaders van het LAP kunnen gemeenten een eigen beleid voor afvalpreventie en -scheiding ontwikkelen. Ook provincies moeten bij milieuvergunningen en de uitvoering van de Wet milieubeheer rekening houden met het LAP.

Harde kunststoffen dienen bij de gemeentelijke milieustraat gescheiden te worden opgeslagen. Wanneer deze niet gescheiden worden opgeslagen moet via nascheiding of op een andere wijze eenzelfde niveau van afvalscheiding bereikt worden.

Gemeenten bepalen verder zelf hoe zij kunststof verpakkingsafval ophalen bij hun inwoners.

Overzicht Europese Wetgeving Plastic Afval

• Verpakking en verpakkingsafval Richtlijn | 94/62/EG
• Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA) | 2008/98/EG
• Single Use Plastic Richtlijn (SUP) | 2019/904

]]>
Elektronisch afval https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/afval/elektrische-apparaten/ Thu, 17 Jan 2013 14:16:23 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=3800 Afval van elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), zoals computers, televisies, koelkasten en mobiele telefoons, is een snel groeiende bron van afval. Elektrische en elektronische apparatuur bevat niet alleen schaarse en dure grondstoffen die kunnen worden hergebruikt, maar ook gevaarlijk materiaal dat goed moet worden beheerd om milieu- en gezondheidsproblemen te voorkomen. De Europese Unie heeft daarom regels op het gebied van AEEA opgesteld om het milieubeheer en grondstoffen efficiëntie te verbeteren. 

Europees Elektronisch Afvalbeleid

Om de problemen met elektrische en elektronische apparatuur aan te pakken zijn er twee richtlijnen opgesteld:

  1. De AEEA-richtlijn (2012/19/EU), ook wel bekend als de WEEE-Richtlijn) biedt een wettelijk kader voor de inzameling en verwerking van AEEA;
  2. De RoHS-richtlijn (2011/65/EU) over gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. 

Het Europees beleid rust op drie pijlers: preventie, hergebruik en recycling.

Stand van Zaken

De AEEA-Richtlijn is in 2018 herzien (2018/849). Hierin is de rapportageplicht ten aanzien van de lidstaten aan de Commissie aangescherpt

AEEA-richtlijn: Afval van elektrische en elektronische apparatuur

Onder de Richtlijn zijn lidstaten onder andere verplicht om:

  • Afval van elektrische en elektronische apparatuur in de vorm van ongesorteerd stedelijk afval tot een minimum te beperken;
  • Een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken;
  • Particuliere huishoudens en distributeurs de mogelijkheid te bieden om AEEA kosteloos in te leveren;
  • Passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat consumenten kunnen deelnemen aan de inzameling van AEEA;
  • Ervoor te zorgen dat particuliere huishouden de nodige informatie krijgen over de gescheiden inzameling van AEEA, de beschikbare inzamelpunten en hun rol in de bevordering van hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van AEEA;
  • Alle ingezamelde AEEA correct te verwerken;
  • De verwijdering van gescheiden ingezamelde AEEA die nog geen passende verwerking heeft ondergaan te verbieden.

Ook stelt de richtlijn minimum inzamelingspercentages en rapportageverplichtingen.

RoHS richtlijn

De Richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHS Richtlijn; 2011/65/EU) bevat voorschriften die het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektr(on)ische apparatuur beperken. De richtlijn stelt onder andere wettelijke grenzen aan de hoeveelheid lood, kwik en cadmium in producten. Door verminderd gebruik van gevaarlijke stoffen gaat bijvoorbeeld de recyclebaarheid en repareerbaarheid van elektronische apparatuur omhoog. 

Nationale Implementatie

De AEEA-richtlijn (2012/19/EU) is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. De RoHS richtlijn is onder andere geïmplementeerd in de Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. Daarnaast in het Bssa een stortverbod opgenomen voor Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Landelijk Afvalbeheerplan

In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) is een sectorplan Afgedankt Elektrische en Elektronische Apparatuur opgenomen. Bij de minimumstandaarden en uitvoering van het beleid moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van Zeer Zorgwekkende Stoffen. Meer hierover op onze pagina Zeer Zorgwekkende Stoffen

Decentrale Relevantie

Bij de inzameling van AEEA spelen gemeenten een belangrijke rol: Gemeenten dragen zorg voor de gescheiden inzameling van AEEA van particuliere huishoudens. Ook moeten gemeenten een voorziening hebben waar burgers AEEA kosteloos kunnen aanbieden. Gemeenten kunnen de ingezamelde apparatuur vervolgens aanbieden aan een producentenorganisatie, of deze zelf ter verwerking aanbieden aan een daartoe vergund recyclingbedrijf. 

Overzicht Europese Elektronische Afval Wetgeving

• Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur Richtlijn (AEAA, WEEE) | 2012/19/EU
• Gebruik van bepaalde Gevaarlijke Stoffen in Elektrische en Elektronische Apparatuur Richtlijn (RoHS) | 2011/65/EU

]]>