Staatssteun en DAEB – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Tue, 16 Apr 2024 12:13:59 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Staatssteun en DAEB – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Kan steun aan kleinschalige zorginstellingen als DAEB gekwalificeerd worden? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/kan-steun-aan-kleinschalige-zorginstellingen-als-daeb-gekwalificeerd-worden/ Mon, 28 Oct 2013 09:05:10 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=17180 Antwoord in het kort

Ja, het is mogelijk dat steun aan kleinschalige zorginstellingen als staatssteun moet worden aangemerkt. Dergelijke steun kan, onder voorwaarden, staatssteunproof worden ingericht door het DAEB-Vrijstellingsbesluit toe te passen. De steun wordt dan aangemerkt als compensatie voor de uitoefening van een DAEB en hoeft niet bij de Europese Commissie te worden aangemeld.

1. Kan de gemeentelijke steun staatssteun opleveren?

Om overheidssteun als staatssteun in de zin van het Europees staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) aan te kunnen merken, moet aan de volgende, cumulatieve, criteria worden voldaan: 

de steun moet aan een onderneming worden verleend;

de steun moet een selectief voordeel opleveren;

de steun moet met staatsmiddelen zijn bekostigd;

de steun levert een economisch voordeel op dat onder marktomstandigheden niet zou zijn verkregen;

de steun moet het handelsverkeer tussen de lidstaten van de EU ongunstig kunnen beïnvloeden.

Zorginstellingen als onderneming

Een ‘onderneming’ is elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm van die entiteit en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Een ‘economische activiteit’ bestaat uit het aanbieden van goederen en diensten op een markt.

Het feit dat kleinschalige zorginstellingen diensten aanbieden die als sociaal gekwalificeerd kunnen worden, houdt niet noodzakelijkerwijs in dat dit soort diensten ook niet-economisch zijn. Waar zorgaanbieders diensten tegen betaling aanbieden, hetzij rechtstreeks door patiënten hetzij door hun verzekering, bestaat een zekere mate van concurrentie tussen deze organisaties wat betreft het aanbieden van zorgdiensten. Een door een gemeente ondersteunde zorginstelling concurreert dus mogelijk met andere soortgelijke zorgaanbieders. Het is dus niet denkbeeldig dat de zorginstelling als een onderneming moet worden aangemerkt die een economische activiteit verricht.

Invloed op de handel tussen lidstaten

We staan hier enkel nog even stil bij de laatste voorwaarde van het staatssteunverbod aangezien aan de overige vereisten van art. 107 lid 1 van het VWEU voldaan lijkt te zijn.

Zaak Jean Piaget – geen algemene lijn

In een zaak uit november 2011 heeft de Commissie geoordeeld dat steun aan een zorginstelling, die lange-termijnzorg en zorg voor patiënten met mentale problemen aanbood, geen ongunstige invloed zou hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten (SA.34576). Het is echter niet mogelijk een algemene lijn vast te stellen wat betreft de invloed op het handelsverkeer van dergelijke activiteiten. In ieder geval gaat het niet om bepaalde activiteiten in het algemeen, maar om bijvoorbeeld de grootte en de karakteristieken van een concrete markt of de invloed van een concrete speler op een markt. Aan elke beschikking ligt een marktanalyse ten grondslag; er wordt steeds van geval tot geval bekeken wat de invloed van de maatregel op het handelsverkeer kan zijn. Het is dus bijzonder risicovol om te concluderen dat steun aan kleinschalige zorginstellingen de handel tussen de lidstaten niet kan beperken.

Conclusie

Steun aan een kleinschalige zorginstelling voor mensen met een verstandelijke handicap kan dus als staatssteun kwalificeren.

2. Dienst van algemeen economisch belang (DAEB)

Indien de steun aan alle voorwaarden van art. 107 lid 1 VWEU voldoet, is het mogelijk dat deze verenigbaar is met de interne markt op grond van art. 106 lid 2 VWEU. Mogelijk is er namelijk sprake van verenigbare steun voor de financiering van een DAEB. Art. 106 lid 2 VWEU bevat een uitzondering op het staatssteunverbod van art. 107 lid 1 VWEU op voorwaarde dat de steun noodzakelijk is voor de uitvoering van een DAEB en proportioneel is ten aanzien van de effecten op de handel. Na het Altmark-arrest heeft de Commissie de voorwaarden van art. 106 lid 2 VWEU uitgewerkt in het DAEB Vrijstellingsbesluit en de DAEB Kaderregeling, die derhalve het beleid van de Commissie vertegenwoordigen wat betreft de toepassing van dit artikel. Daarnaast is er ook een mogelijkheid om op grond van de DAEB-de minimisverordening beperkte steun te verlenen.

DAEB-Vrijstellingsbesluit

Compensatie voor het verrichten van DAEB waarmee wordt voldaan aan sociale behoeften in de zorg valt binnen het bereik van het DAEB Besluit (art. 2 lid 1c). Als de steun aan alle vereisten uit het DAEB Besluit voldoet, is deze verenigbaar met de interne markt en vrijgesteld van aanmelding bij de Commissie. De voorwaarden uit het DAEB Besluit worden hieronder verder uitgewerkt.

Sprake van een daadwerkelijke DAEB?

Kleinschalige zorginstellingen zijn essentieel om mensen met een verstandelijke handicap van zorg te voorzien en ze een plek in de samenleving te geven. Deze zorginstellingen zijn waarschijnlijk niet of nauwelijks winstgevend; de markt zal ze daarom niet uit zichzelf aanbieden op een wijze die acceptabel is wat betreft de kwaliteit en kwantiteit van de diensten. Het lijkt ons daarom aannemelijk dat de Commissie dergelijke diensten als DAEB zal accepteren.

Belasting van een onderneming met het beheer van de DAEB?

Volgens artikel 4 van het DAEB-Vrijstellingbesluit moet een onderneming door middel van een besluit met het beheer van de DAEB worden belast. In dit besluit moeten met name de volgende zaken worden opgenomen:

– De inhoud en duur van de DAEB;
– De betrokken onderneming en (indien van toepassing) het betrokken grondgebied;
– Een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor berekening, controle en herziening van de compensatie;
– De regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
– Een verwijzing naar het DAEB-Vrijstellingbesluit.

Geen overcompensatie?

Verder bepaalt artikel 5 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit dat de gemeente de zorginstelling niet mag overcompenseren voor de uitvoering van de DAEB. Het is de zorginstelling echter wel toegestaan om een redelijke winst te maken.

Conclusie

Indien de steun aan alle voorwaarden uit het DAEB-Vrijstellingsbesluit voldoet, is deze dus verenigbaar met de interne markt en hoeft deze niet bij de Commissie te worden aangemeld. Ons inziens kan er dus legitiem steun worden verleend voor de uitoefening van een DAEB. Daarnaast moet de gemeente ervoor zorgen dat de overige, hierboven beschreven, voorwaarden uit het DAEB Besluit in acht worden genomen.

Meer informatie

DAEB en staatssteun, Diensten van algemeen belang, Kenniscentrum Europa Decentraal
Zorg, Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Beschikking SA. 34576, Jean Piaget, Europese Commissie

]]>
Mag onze gemeente de onrendabele top financieren van een project waarbij een aantal flexwoningen worden herbestemd? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/mag-onze-gemeente-de-onrendabele-top-financieren-van-een-project-waarbij-een-aantal-flexwoningen-worden-herbestemd/ Mon, 19 Feb 2024 16:51:15 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=99280 Antwoord in het kort

De Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen (de RTHF) is een subsidie in de vorm van een garantie voor investeerders in flexwoningen in de sociale huursector. Vaak zijn dat wooncorporaties. Dit instrument helpt het risico te verminderen dat verbonden aan de herplaatsing van de flexwoningen. In gevallen waarin flexwoningen onder een bepaald garantiebedrag verkocht moeten worden, dan wordt 60% van het verschil betaald door het Rijk en 25% door de betreffende gemeente. De subsidies uit deze regeling kwalificeren in principe als staatssteun omdat ze voldoen aan de vijf cumulatieve voorwaarden in de zin van artikel 107 VWEU. De regeling formuleert echter een dienst van algemeen economisch belang, bekend als de DAEB flexwonen, en belast de investeerders met die DAEB, conform het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie.

Wat is flexwonen?

Flexwoningen zijn woningen die geschikt zijn voor verplaatsing en gebruik op volgende locatie. Op grond van de Omgevingswet moet het plaatsen van flexwoningen zowel ruimtelijk en bouwtechnisch zijn toegestaan en overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde regels. Ruimtelijk gezien is dit afhankelijk lokale regelgeving, met een mogelijke tijdelijke afwijking van 10 jaar. Flexwoningen kunnen ook op grond van omgevingsplan mogelijk zijn. Bouwtechnisch is een tijdelijk bouwwerk op grond van Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL, voorheen het bouwbesluit) gedefinieerd tot maximaal 15 jaar. Daarom dragen ondernemingen die investeren in flexwoningen financiële risico’s en onzekerheden, meer dan bij een permanente woningbouwprojecten. De ervaring leert dat de gemiddelde businesscase voor zulke bouwwerken meer tijd vraagt dan de 10-15 jaar die voor flexwoningen staat. Om de ontwikkeling van flexwoningen aan te moedigen, werden twee regelingen ontwikkeld: de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen (SFT) en de Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen (RTHF). De SFT betreft steun van het Rijk aan gemeenten bij het financieren van flex- en transformatiewoningen terwijl de RTHF steun betreft aan ondernemingen die betaald wordt door het Rijk en gemeenten.

Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen (RTHF)  

De RTHF is een regeling voor de investeerders in nieuwe flexwoningen zoals wooncorporaties, gemeenten of particulieren. Het biedt de investeerder financiële hulp voor het herplaatsen van de flexwoningen na 10 of 20 jaar. Als er geen herplaatsing mogelijk is, dan is er op grond van de regeling een mogelijkheid voor de investeerders om financiële hulp te ontvangen voor de onrendabele top van de flexwoning bij verkoop. Deze subsidie of garantie wordt vooraf aangevraagd om het toekomstige risico voor een groot deel af te dekken.

De RTHF steun is bedoeld voor flexwoningen die zijn aangeduid als een dienst van algemeen economisch belang conform het Vrijstellingsbesluit DAEB, in dit geval de DAEB flexwoningen.

Bij een subsidieaanvraag heeft de aanvrager een besluit van het college van B&W nodig waarin staat dat het college bereid is om 25% van de onrendabele top voor haar rekening te nemen. De beoordeling over de toekenning van de subsidie wordt gedaan door RVO. Bij een uiteindelijke vaststelling van de subsidie betaalt het Rijk 60% en de gemeente 25% van het verschil tussen de fictieve boekwaarde van de flexwoning en de verkoopopbrengst.

De kwalificatie van RTHF steun onder staatssteunregels

De vraag of een RTHF-subsidie kwalificeert als staatssteun hangt af van het voldoen aan vijf cumulatieve criteria. Op basis van de hierboven gestelde vraag is aan deze criteria voldaan: De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht; Wooncorporaties worden beschouwd als ondernemingen omdat ze economische activiteiten verrichten door goederen en diensten aan te bieden op de woningmarkt. De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd; RTHF-steun wordt gefinancierd door de staat en de gemeenten. Deze staatsmiddelen verschaffen de ontvanger een economisch voordeel dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit). In het kader van het RTHF worden investeerders in flexwoningen gefinancierd om de financiële gevolgen van dit investeringsrisico te beperken. Een subsidie aan de investeerders in flexwoningen levert dus op zich al een economisch voordeel op.De maatregel is selectief; De RTHF-steun is selectief omdat deze alleen wordt verstrekt aan de investeerders van flexwoningen die deze als sociale woning huren. Er is sprake van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU; gezien het aanzienlijke niveau van grensoverschrijdende vastgoedinvesteringen en de belangrijke rol van wooncorporaties in Nederland, kan steun aan een woningcorporatie het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Subsidies uit het RTHF-fonds vormen daarom in de regel daarom steun in de zin van artikel 107 VWEU.

Is RTHF steun staatssteunproof?

Wanneer is vastgesteld dat de subsidie staatssteun vormt, rijst de vraag hoe deze staatssteunproof kan worden toegekend. De subsidie valt inderdaad niet onder de Woningwet omdat de regeling niet de bouw van (permanente) sociale woningen betreft maar alleen op het afdekken van de financiële risico’s die investeerders in flexwoning lopen. De RTHF-regeling valt daarom niet onder de DAEB-vrijstelling die is geformuleerd in artikel 47 van de Woningwet.

RTHF-subsidie is bedoeld voor investeerders van flexwoningen die deze woningen ook verhuren als sociale huurwoningen, zo bepalen artikelen 2 en 10 lid 2 van RTHF. Deze investeerders kunnen dus belast worden met een dienst van algemeen economisch belang, in overeenstemming  met de eisen van het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Commissie. Dat is in Nederland op nationaal niveau gedaan: zodra een investeerder in flexwoningen voldoet aan de criteria van de artikelen 2 en 3 van de RTHF, mag steun worden verstrekt voor de subsidiabele activiteiten. De voorwaarden waaronder subsidie kan worden verkregen, waaronder de subsidieplafonds, berekeningswijze en de manier waarop een aanvraag moet worden vormgegeven zijn ook beschreven in de regeling. Belangrijk is daarbij dat investeerders die verschillende activiteiten uitvoeren, de uitgaven en inkomsten van de verschillende activiteiten moeten gescheiden bijhouden, zo bepaalt artikel 3 lid 7 van RTHF.

Conclusie

Zoals uit bovenstaand voorbeeld blijkt, is RTHF-subsidie een subsidie in de zin van artikel 107 VWEU. Aangezien het bedoeld is om steun te verlenen aan investeerders van DAEB-flexwoningen, kan het de DAEB flexwonen worden gebruikt als vrijstellingsmogelijkheid. Daartoe moeten decentrale overheden ervoor zorgen dat de voorwaarden voor het DAEB-vrijstellingsbesluit in overeenstemming zijn bij het verstrekken van steun. 

Meer informatie

]]>
Met welke staatssteunregels moet onze gemeente rekening houden bij het verlenen van steun voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/staatssteunregels-voor-kinderopvang-en-peuterspeelzaalwerk/ Mon, 24 Jan 2022 09:21:34 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=76270 Antwoord in het kort

Enkele jaren geleden is door harmonisering het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang. Omdat kinderopvang als economische activiteit wordt aangemerkt kan er bij de financiering van een peuterspeelzaal sprake zijn van staatssteun. Mocht er sprake zijn van staatssteun, dan moet de gemeente onderzoeken hoe de financiering ‘staatssteunproof’ kan worden verleend. Mogelijk dient de gemeente ook rekening te houden met de gedragsregels van de Wet Markt & Overheid (Wet M&O).

Is er sprake van staatssteun?

Een financieringsmaatregel van een decentrale overheid moet worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU als aan alle vijf de staatssteuncriteria is voldaan. Het is aan de gemeente zelf om een afweging te maken of er sprake is van staatssteun. Naar aanleiding van de geformuleerde vraag gaan wij hieronder in op de drie staatssteuncriteria, ten aanzien waarvan  twijfel kan bestaan of daaraan is voldaan of niet.

Is kinderopvang en peuterspeelzaalwerk een economische activiteit?

Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden een economische activiteit. Kinderopvang is in 2005 geliberaliseerd en is daarmee een dienst geworden, die wordt aangeboden op een vrije markt. Tot 2018 waren er verschillen tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Kinderopvang is een dienst die bedoeld is voor werkende ouders en hun kinderen en wordt aangeboden door marktpartijen. Financiering van kinderopvang komt van  het Rijk en de ouders zelf. Peuterspeelzalen werden beschouwd als niet economische dienst van algemeen belang (NEDAB) gesubsidieerd door gemeenten. Diensten van algemeen belang vallen niet onder de mededingings- en staatssteunregels.

Per 1 januari 2018 heeft de Rijksoverheid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk geharmoniseerd. De Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en de onderliggende regelgeving zorgt voor de gelijkschakeling van de kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Daarnaast regelt de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dat peuterspeelzaalwerk juridisch wordt omgevormd tot kinderopvang. Werkende ouders wier kinderen gebruik maken van het peuterspeelzaalwerk kunnen op basis van de nieuwe wetgeving kinderopvangtoeslag aanvragen. Het onderscheid tussen de economische activiteit ‘kinderopvang’ en de (niet economische) dienst van algemeen belang ‘peuterspeelzaalwerk’ is dus verdwenen. Beide diensten worden nu dus als economisch van aard gekwalificeerd

Sommige kinderopvanginstellingen bieden ook voorschoolse educatie aan. Voorschoolse educatie heeft een educatieve doelstelling, waarbij aanvullende kwaliteitseisen gelden die zijn geformuleerd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie is, net als het primair onderwijs, geen economische activiteit. Financiering hiervan wordt dus niet aangemerkt als staatssteun. Dit geldt alleen voor de activiteit voorschoolse educatie, niet voor de gehele kinderopvanginstelling, als die naast voorschoolse educatie ook andere, commerciële, diensten aanbiedt zoals kinderopvang of een peuterspeelzaal exploiteert. Mocht de gemeente steun willen verlenen aan een kinderopvanginstelling ten behoeve van voorschoolse educatie, dan moet de gemeente ervoor waken dat de financiering niet ten goede komt aan de economische activiteiten van de kinderopvanginstelling, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

Handelt de gemeente marktconform of niet?

Decentrale overheden kunnen kinderopvang niet alleen met subsidie steunen, maar ook door het verkopen, verhuren of verpachten van grond of gebouwen die in bezit zijn van de overheid, of met een lening of garantie. Om staatssteun te voorkomen moet een overheid daarbij marktconform handelen. De kinderopvangorganisatie ontvangt dan geen economisch voordeel, waardoor er geen sprake van staatssteun hoeft te zijn. Of de gemeente marktconform handelt valt te bepalen aan de hand van de zogenaamde ‘Market Economy Operator’ test. In de Mededeling staatssteun beschrijft de Europese Commissie hoe overheden een marktconforme prijs kunnen bepalen. Naar verwachting is terbeschikkingstelling van een pand voor een symbolisch bedrag niet-marktconform. Meer hierover leest u op onze pagina over het staatssteuncriterium economisch voordeel.

Is er sprake van een grensoverschrijdend effect?

Bij het verlenen van steun aan een onderneming bestaat de mogelijkheid dat het handelsverkeer tussen lidstaten wordt beïnvloed. Als dit het geval is, dan is voldaan aan het vijfde staatssteuncriterium en is er sprake  van staatssteun. Meestal wordt dit snel aangenomen, maar in sommige gevallen is er sprake van een zuiver lokaal effect. Het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt dan niet beïnvloed. Meer informatie over het vaststellen van een zuiver lokaal effect kunt u hier lezen.

Het is aan de gemeente om na te gaan of een peuterspeelzaal of kinderopvang in kwestie voldoet aan deze criteria. De gemeente moet het zuiver lokaal effect goed motiveren. Zo kunnen kinderen in de grensregio’s ook naar een kinderopvang over de grens. Daarnaast zouden buitenlandse ondernemingen ook kinderopvang kunnen aanbieden op de geliberaliseerde markt voor kinderopvang in Nederland. Voorzichtigheid is dus geboden. Bij twijfel is het verstandig om de steun in lijn met de staatssteunregels te verstrekken. Als er geen sprake is van een ongunstige invloed op het handelsverkeer, mag de steun worden verleend.

Kan de financiering ‘staatssteunproof’ worden verleend?

Indien een maatregel aan alle staatssteuncriteria voldoet, is er sprake van staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU. Staatssteun is in beginsel verboden, tenzij deze van te voren is goedgekeurd door de Europese Commissie via de aanmeldingsprocedure. Dit betekent niet dat staatssteun altijd eerst moet worden aangemeld bij de Europese Commissie. De Europese regels bieden mogelijkheden om steun aan kinderopvang ‘staatssteunproof’ in te richten. De Europese Commissie heeft namelijk een aantal vrijstellingsverordeningen ontworpen op basis waarvan decentrale overheden steun kunnen verlenen voor bepaalde beleidsdoelen, zonder dat de steun moet worden aangemeld.

Hieronder zijn twee mogelijkheden om de financiering ‘staatssteunproof’ te verlenen uitgewerkt: vrijstelling voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en vrijstelling op basis van de de-minimisverordening.

Dienst van algemeen economisch belang (DAEB)

Het kenmerk van een DAEB is dat het een economische activiteit van publiek belang betreft die alleen dankzij het optreden van de overheid tot stand komt. Wanneer de gemeente een duidelijk marktfalen kan aantonen, kan steun voor kinderopvang mogelijk ‘staatssteunproof’ worden gemaakt op basis van de criteria van het Altmark arrest of de staatssteunregels voor DAEB. In Nederland kan dit lastig zijn, omdat kinderopvang geliberaliseerd is en er dus sprake is van marktwerking in deze sector. In de meeste gevallen zal een onderneming kinderopvang kunnen aanbieden (tegen aanvaardbare voorwaarden). Meer informatie over het aanwijzen van een DAEB en de staatssteunregels leest u op en onze pagina’s over DAEB.

De-minimissteun

Mocht er geen sprake zijn van een DAEB, dan kan de gemeente onderzoeken of de steun vrijgesteld kan worden op grond van de ‘reguliere’ de-minimisverordening. Op basis daarvan kan een steunbedrag tot € 300.000,- over een periode van drie kalenderjaren aan één onderneming worden uitgekeerd. Steun verleend op basis van de de-minimisverordening hoeft ook niet bij de Europese Commissie aangemeld worden. Meer informatie over het verlenen van de-minimissteun en de voorwaarden die daarvoor gelden leest u op onze pagina over de de-minimisverordeningen.

Wet Markt & Overheid

De Wet M&O is van toepassing wanneer de gemeente zelf, of via haar overheidsbedrijven, economische activiteiten verricht en daarmee concurreert met ondernemingen op de markt. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) noemt het verhuren van vastgoed als één van de voorbeelden van economische activiteiten van decentrale overheden (zie: lijst met voorbeelden). Deze wet moet de gemeente toepassen als er geen sprake is van staatssteun of als de de-minimisverordening wordt toegepast. De Wet M&O omschrijft vier gedragsregels waaraan iedere overheidsorganisatie zich moet houden bij de uitvoering van een economische activiteit. In hoofdstuk 4b van de Mededingingswet kunt u de gedragsregels terugvinden. Met name de eerste gedragsregel is in het onderhavige geval van belang. Deze gedragsregel schrijft voor dat een overheidsorganisatie bij het uitvoeren van een economische activiteit de integrale kosten moet doorberekenen. Uiteraard mag een overheidsorganisatie altijd méér dan de integrale kosten berekenen. Meer informatie over de Wet M&O vindt u op deze pagina.

Meer informatie

]]>
Herziening de-minimisverordening en DAEB de-minimisverordening https://europadecentraal.nl/nieuws/herziening-de-minimisverordening-en-daeb-de-minimisverordening/ Tue, 19 Dec 2023 16:10:36 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=98616 Overheden kunnen op basis van de-minimisverordeningen steun verlenen aan een onderneming, zonder dit aan te hoeven melden bij de Europese Commissie. De huidige de- minimisverordening (Verordening (EU) No 1407/2013) en DAEB de-minimisverordening (Verordening (EU) Nr. 360/2012) zullen aflopen op 31 december 2023. De Europese Commissie heeft daarom op 13 december 2023 de herziene de-minimisverordeningen gepubliceerd. Daarmee zijn deze regelingen verlengd waarbij een aantal punten zijn aangepast, zoals een inflatiecorrectie. De nieuwe de-minimisverordeningen treden in werking op 1 januari 2024 en zijn van toepassing tot 31 december 2030.

Belangrijkste wijzigingen

Steundrempels verhoogd

Voor zowel de reguliere de-minimisverordening (Verordening (EU) 2023/2831) als de DAEB de-minimisverordening (Verordening (EU) 2023/2832) is het maximale bedrag aan steun dat verleend kan worden omhoog gegaan. De bedragen zijn verhoogd om de inflatie op te vangen.

  • De algemene de-minimisdrempel gaat van maximaal €200.000 per onderneming over drie belastingjaren naar maximaal €300.000 per onderneming over drie jaar.
  • De DAEB de-minimisdrempel gaat van €500.000 per onderneming over drie belastingjaren naar maximaal €750.000 per onderneming over drie jaar.
  • Let hierbij op dat de berekening van de periode per drie jaar, niet langer over fiscale jaren spreekt, maar over de drie voorgaande kalender jaren op het moment van verlening.

Verplicht de-minimisregister

Een belangrijke wijziging is het verplichte de-minimisregister dat zowel voor de reguliere als de DAEB de-minimisverordening gaat gelden. Vanaf 1 januari 2026 zal de verplichting bestaan om gebruik te maken van een de-minimisregister, op nationaal of op EU-niveau. Dit staat in artikel 6 lid 1 van zowel de reguliere de-minimisverordening als de DAEB de-minimisverordening. Een centraal register moet zorgen voor verlaagde lasten voor ondernemingen, met name in het MKB. Ondernemingen hoeven dan namelijk niet meer zelf een de-minimisverklaring te verstrekken wanneer zij steun willen ontvangen.

Wanneer decentrale overheden de-minimissteun verlenen, zijn zij verantwoordelijk dit te registeren in een centraal de-minimisregister. In dat centrale register moeten steunverleners onder andere informatie toevoegen over de identificatie van de ontvanger, het steunbedrag, de toekenningsdatum, de steun verlenende autoriteit, het steuninstrument en de betrokken sector op basis van de statistische classificatie van economische activiteiten in de EU (“NACE-classificatie”).

Voorheen hadden lidstaten de keuze om een centraal de-minimisregister in te voeren of om de-minimisverklaringen op te vragen bij ondernemingen. In Nederland wordt gewerkt met de-minimisverklaringen, maar door deze nieuwe verordeningen wordt deze optie geschrapt en vervangen door een verplicht centraal registratiesysteem.

‘Safe harbours’ voor financiële tussenpersonen

Tenslotte worden in de reguliere de-minimisverordening ‘safe harbours’ voor financiële intermediairs ingevoerd, om steun in de vorm van leningen en garanties verder te vergemakkelijken. Een financieel intermediair is volgens artikel 2, lid 1, onder h van de reguliere de-minimisverordening een financiële instelling die met een winstoogmerk als een tussenpersoon handelt. Onder de nieuwe verordening hoeven de voordelen van steun die wordt verleend door financiële intermediairs niet meer volledig te worden doorgegeven aan de eindontvangers.

Financiële intermediairs die gegarandeerde de-minimisleningen verstrekken, met een mechanisme om voordelen door te geven aan eindbegunstigden, kunnen worden beschouwd als ontvangers van een bruto subsidie-equivalent dat het de-minimisplafond niet overschrijdt. Dit is het geval wanneer de totale portefeuille van deze leningen minder dan €10 miljoen bedraagt, of minder dan €40 miljoen bedraagt en de individuele de-minimisleningen elk minder dan €100.000 bedragen. Deze regeling geldt als de de-minimisregeling voor  iedere financiële intermediair onder dezelfde voorwaarden van toepassing is. Dit is terug te vinden in artikel 4, lid 7 van de reguliere de-minimisverordening.

Bron

Commission adopts new general rules for small amounts of State aid and for services of general economic interest, Europese Commissie

Meer Informatie

De-minimis­verordeningen, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Nederland roept de Commissie op tot actie: aanpassing DAEB-regels voor sociale huisvesting https://europadecentraal.nl/nieuws/nederland-doet-mee-aan-een-gezamenlijke-verklaring-aan-de-commissie-over-aanpassing-van-daeb-regels-voor-sociale-huisvesting/ Mon, 27 Nov 2023 10:43:11 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=98194 Nederland kampt met een groot woningtekort. Niet alleen degenen met een laag inkomen maar ook starters en huishoudens met een middeninkomen worstelen met de zoektocht naar een betaalbare woning. Er wordt hard gezocht naar manieren om woningbouw te faciliteren en het aanpassen van bestaande regelgeving speelt daar mogelijk ook een rol in. Nederland heeft daarin, samen met zes andere EU-lidstaten, op 10 november 2023 de Europese Commissie een brief gestuurd. In deze brief verzoek de Nederlandse overheid de Europese Commissie tot een onderzoek naar de mogelijkheden om in de DAEB-regels meer ruimte te creëren voor steun voor betaalbare woningen voor middeninkomenshuishoudens.

DAEB: wat is het?

De afkorting DAEB staat voor Diensten van Algemeen Economisch Belang. Het compenseren van een DAEB door overheden is een vorm van staatssteun. Soms worden bepaalde diensten niet (of niet tegen wenselijke voorwaarden) aangeboden op de markt, terwijl deze diensten voor de samenleving wel van belang zijn. Denk aan een busverbinding die noodzakelijk is voor veel mensen, maar die niet winstgevend genoeg is en daardoor niet zou worden uitgevoerd door een vervoersonderneming. In zo’n geval kan een (decentrale) overheid ervoor kiezen om die taken naar zichzelf toe te trekken. Dit kunnen decentrale overheden doen door de taak bij een onderneming neer te leggen. De overheid mag die onderneming vervolgens compenseren voor het uitvoeren van die taak.

Evaluatie

De aanleiding voor de gezamenlijke brief is een werkdocument dat de Commissie in december 2022 publiceerde. Dat document gaat over de evaluatie van de resultaten van een openbare raadpleging die in 2019 plaatsvond. Met deze raadpleging werd feedback gevraagd over de staatssteunregels voor gezondheid en DAEBs.

Uit de feedback bij de raadpleging kwam vooral de vraag naar voren of de definitie van ‘sociale huisvesting’ in het DAEB Vrijstellingsbesluit te beperkend geformuleerd is. In het DAEB Vrijstellingsbesluit gaat het bij het recht op sociale huisvesting dat gefinancierd kan worden volgens de DAEB-regels om “achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen welke, door solvabiliteitsbeperkingen, geen huisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden” (overweging 11 van het DAEB Vrijstellingsbesluit). Het komt echter steeds meer voor dat burgers die niet onder deze definitie vallen ook niet over de financiële middelen beschikken om tegen reguliere marktvoorwaarden een woning te huren of te kopen.

Oproep

De 7 lidstaten die meedoen aan de gezamenlijke brief zijn België, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Slowakije en Spanje. In de verklaring roepen de lidstaten de Commissie op om, terwijl deze Commissie nog zit, de mogelijkheid te onderzoeken om het DAEB Vrijstellingsbesluit te verruimen. Door de regels te verruimen, krijgen overheden de mogelijkheid om DAEB-steunregelingen op te zetten die huishoudens met een middeninkomen aan betaalbare en kwalitatief goede huisvesting kunnen helpen.

Decentrale relevantie

Zoals genoemd is de woningnood in Nederland hoog. Veel huishoudens met een middeninkomen kunnen geen geschikte woning vinden. Gemeenten zouden bij een verruiming van het DAEB Vrijstellingsbesluit de diensten die woningcorporaties voor het middensegment huur kunnen aanmerken als DAEB. Zo zouden gemeenten invloed kunnen uitoefenen op wat voor een soort woningen er op de markt komen. Het is wachten wat voor gevolg de Commissie aan de gezamenlijke verklaring zal geven.

Bron

Gezamenlijke oproep aan Europese Commissie voor meer ruimte financiering middenhuurwoningen, nieuwsbericht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Meer informatie

Diensten van algemeen economisch belang (DAEB), Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Mag steun voor een DAEB worden verstrekt voor de compensatie van investeringskosten die nodig zijn om de dienst te verrichten? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/mag-steun-voor-een-daeb-worden-verstrekt-voor-de-compensatie-van-investeringskosten-die-nodig-zijn-om-de-dienst-te-verrichten/ Mon, 30 Oct 2023 15:50:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=97867 Antwoord in het kort

Ja, als overheden steun verlenen aan een onderneming belast met een dienst van algemeen economisch belang, mag ook steun worden verleend voor investeringskosten. Daarbij gelden wel een aantal voorwaarden, afhankelijk van de juridische grondslag waarop de steun wordt gebaseerd.

Compensatie bij een DAEB

Bij decentrale overheden heerst wel eens de misvatting dat steun voor de uitvoering van diensten van algemeen economisch belang alleen mag worden verstrekt voor de compensatie van exploitatiekosten, niet voor investeringskosten. Die misvatting is begrijpelijk. In de regel is een dienst van algemeen in economisch belang immers een dienst waarvan de overheid vindt dat die vaak op continue basis moet worden aangeboden. Voor de hand ligt dan dat de overheid bijspringt als er een tekort ontstaat op de lopende rekening van de organisatie die de dienst aanbiedt.

Maar het is ook goed mogelijk om investeringskosten de steunen, zoals de kosten voor het aanschaffen van een gebouw, voor vervoersmiddelen of andere kapitaalmiddelen. Dan moet wel worden gelet op een aantal randvoorwaarden. Welke randvoorwaarden er gelden, hangt af van de juridische grondslag waarvoor wordt gekozen; de DAEB De-minimisverordening of het DAEB Vrijstellingsbesluit.

De DAEB De-minimisverordening

Op grond van de DAEB De-minimisverordening kunnen overheden per periode van drie belastingjaren één of meer steunverstrekkingen doen van totaal maximaal € 500.000,- per onderneming. Naast dit maximale steunplafond gelden er administratieve voorwaarden, waaronder de verplichtingen om de ontvanger mee te delen voor welke taken de steun wordt verleend en de verplichting om de steun te rapporteren aan de Europese Commissie. Een aantal sectoren van de economie is uitgesloten: geen DAEB de-minimissteun mag worden verleend aan producenten in de landbouwsector, visserijsector en aan goederenvervoerders. Steun mag ook worden verleend in de vorm van een lening. In dat geval geldt dat de steuncomponent (bruto steun equivalent) niet meer mag bedragen dan € 500.000,-.

Het DAEB Vrijstellingsbesluit

Ook op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit is het mogelijk om investeringssteun te verlenen. In dat geval zijn de mogelijkheden qua omvang ruimer. In principe mag tot € 15 mln per jaar aan steun worden verstrekt. Voor bepaalde diensten van sociale of medische aard geldt er zelfs geen steunplafond. Complexiteit bij het gebruik van het DAEB Vrijstellingsbesluit is wel dat de vrijstelling alleen geldt voor investeringen die zijn gemoeid met het aanbieden van DAEB-activiteiten. Een en ander pakt in de praktijk als volgt uit:

  • Als de bedrijfsmiddelen waarin wordt geïnvesteerd door de DAEB-aanbieder alleen voor DAEB-activiteiten worden gebruikt, dan mogen alle investeringskosten worden gesteund;
  • Als de onderneming die met de DAEB is belast ook volledig commerciële activiteiten aanbiedt, dan kunnen alleen de met de DAEB verband houdende investeringskosten in aanmerking worden genomen bij steunverlening;
  • Als de bedrijfsmiddelen zowel voor DAEB-activiteiten als ook voor commerciële activiteiten worden gebruikt, dan mag ook compensatie worden verstrekt voor een bijdrage die de kosten voor DAEB-activiteiten dienen op te brengen om een passend deel van gemeenschappelijke kosten te dekken;
  • De kosten die verband houden met alle investeringen, met name ten behoeve van infrastructuur, mogen voor steunverlening in aanmerking worden genomen wanneer die kosten (c.q. de infrastructuur) voor het beheer van de DAEB noodzakelijk zijn.

Waarop moet ik nog meer letten?

Om overcompensatie te voorkomen, mag ofwel steun worden verstrekt voor het doen van investeringen, dan wel voor exploitatiesteun voor het aanbieden van de dienst, waarbij ook vergoeding voor afschrijvingen van investeringen wordt gegeven. Maar een combinatie van beide steunvormen is niet toegestaan omdat dezelfde kostencomponenten dan twee keer zouden worden gesteund (lees daarover dit Besluit van de Europese Commissie). Sterker nog, als een onderneming DAEB-exploitatiesteun ontvangt die ook compensatie vormt voor afschrijvingen in investeringen, dan dienen de bedrijfsmiddelen waarvoor de investeringssteun wordt aangewend op marktconforme wijze te zijn aangeschaft, inclusief marktconforme financiering. Voor sommige vormen van investeringssteun voor de uitvoering van DAEB-activiteiten gelden bijzondere grondslagen met afwijkende verplichtingen. Dat is in Nederland bijvoorbeeld het geval bij steun voor sociale woningbouw en voor monumentenzorg. De diverse mogelijkheden voor investeringssteun ten bate van de activiteiten die zijn opgesomd in artikel 47 van de Woningwet en de onderliggende regelgeving. De daarvoor geldende uitzonderlijke regels zijn opgenomen in een separaat besluit van de Europese Commissie, E 2/2005, met kenmerk SA.14175 .

Meer informatie

]]>
Biedt het gebruik van de DAEB-de-minimisverordening voordelen ten opzichte van het DAEB Vrijstellingsbesluit? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/biedt-het-gebruik-van-de-daeb-de-minimisverordening-voordelen-ten-opzichte-van-het-daeb-vrijstellingsbesluit-2/ Tue, 13 Jan 2015 09:01:12 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=26466 Antwoord in het kort

Ja, financiering vanuit de gemeente voor het creëren van werkervaringsplaatsen en re-integratietrajecten voor jongeren met een crimineel verleden kan mogelijk als compensatie voor de uitvoering van een DAEB worden aangemerkt. Indien de gemeente de DAEB-de-minimisverordening toepast om de steun conform de Europese staatssteunregels te verlenen, zijn de administratieve lasten lager dan wanneer het DAEB Vrijstellingsbesluit wordt toegepast. Zo zijn de toewijzingsvoorwaarden in de DAEB de-minimisverordening minder zwaar. Ook hoeft over steun die is verleend op basis van de DAEB-de-minimisverordening niet te worden gerapporteerd. Dit antwoord wordt hieronder nader uiteengezet.

Werkervaringsplaatsen en re-integratietrajecten als DAEB

Het is niet ondenkbaar dat ondernemingen, indien zij zich enkel door hun eigen commerciële belangen zouden laten leiden, zonder compensatie niet, of niet in dezelfde mate, werkervaringsplaatsen en re-integratietrajecten zouden aanbieden aan jongeren met een criminele achtergrond.

Indien de gemeente van mening is dat met deze activiteiten een algemeen belang wordt gediend en wenst dat dit soort initiatieven worden ontplooid, kan de gemeente deze activiteiten – met inachtneming van de voorwaarden- als DAEB aanmerken. Gemeentelijke compensatie aan ondernemingen die deze DAEB uitvoeren is, onder voorwaarden, verenigbaar met de Europese staatssteunregels. Hierbij zijn met name de mogelijkheden die de DAEB-de-minimisverordening en het DAEB Vrijstellingsbesluit bieden relevant om nader te bekijken.

DAEB-de-minimisverordening

Allereerst biedt de DAEB-de-minimisverordening mogelijk uitkomst om de financiering die de gemeente voornemens is te verschaffen ‘staatssteunproof’ in te richten. Decentrale overheden kunnen op basis van de DAEB-de-minimisverordening ondernemingen, die een DAEB uitvoeren, over een periode van drie belastingjaren tot € 500.000 euro aan steun verstrekken, zonder dat er sprake is van staatssteun.

Let op cumulatie

Bij gebruik van de DAEB-de-minimisverordening dient de gemeente wel na te gaan of de begunstigde onderneming reeds reguliere de-minimissteun heeft ontvangen. Indien dit het geval is, moet deze bij de onderhavige steunverlening worden opgeteld. Alle de-minimissteun die deze onderneming ontvangt, mag tezamen het plafond van € 500.000 de DAEB de-minimisverordening niet overschrijden.

DAEB Vrijstellingsbesluit

Daarnaast kan op grond van het DAEB Vrijstellingsbesluit steun worden verleend ten behoeve van het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt en voor de zorg voor en sociale inclusie van kwetsbare groepen. Dergelijke steun hoeft niet ter goedkeuring aan de Europese Commissie te worden voorgelegd. Derhalve biedt het DAEB Vrijstellingsbesluit ook goede mogelijkheden om de financiering die de gemeente voornemens is te verstrekken ‘staatssteunproof’ in te richten.

DAEB-de-minimisverordening of DAEB Vrijstellingsbesluit?

Indien de gemeente ervoor kiest om voor de subsidie van € 300.000 van de DAEB-de-minimisverordening gebruik te maken, levert dit om twee redenen minder administratieve lasten op in vergelijking met het gebruik van het DAEB Vrijstellingsbesluit.

Voorwaarden toewijzing lichter

Ten eerste zijn de voorwaarden voor de toewijzing van een DAEB op basis van de DAEB-de-minimisverordening lichter dan de voorwaarden die gelden voor steun op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit. Artikel 3 van de DAEB-de-minimisverordening bepaalt dat wanneer een (decentrale) overheid voornemens is DAEB de-minimissteun te verlenen, zij de begunstigde onderneming schriftelijk in kennis moet stellen van o.a. het steunbedrag en de DAEB ten behoeve waarvan die steun wordt verleend. Hoewel dit schriftelijke in kennis stellen net als voor steun op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit via een besluit moet plaatsvinden, hoeft dit besluit niet alle gegevens te bevatten die op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit worden vereist.

Geen rapportage

Ten tweede dient, indien van de de-minimisverordening gebruik wordt gemaakt, de begunstigde onderneming enkel een de-minimisverklaring in te vullen. Over steun die wordt verleend op basis van de DAEB-de-minimisverordening hoeft dus niet te worden gerapporteerd aan de Europese Commissie. Decentrale overheden dienen wel één keer per twee jaar aan de Europese Commissie te rapporteren over steun die zij op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit hebben verleend.

Samenvattend

Subsidie aan een onderneming die werkervaringsplaatsen en re-integratietrajecten aanbiedt aan jongeren met een crimineel verleden, kan – met inachtname van de voorwaarden – als compensatie voor de uitvoering van een DAEB worden aangemerkt. Wanneer het gaat om een beperkt steunbedrag zoals in deze casus, kan de subsidie ‘staatssteunproof’ worden ingericht op basis van zowel de DAEB-de-minimisverordening als het DAEB Vrijstellingsbesluit. Het voordeel van de DAEB-de-minimisverordening is dat de toepassing hiervan administratief lichter is.

Bronnen

DAEB Vrijstellingsbesluit, Europese Commissie
DAEB-de-minimisverordening, Europese Commissie
DAEB Gids 2013, Europese Commissie

Meer informatie

De-minimis, staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
DAEB en staatssteun, Diensten van algemeen belang, Kenniscentrum Europa Decentraal
DAEB Gids 2013, Europese Commissie

]]>
Kan een gemeente aan één woningcorporatie steun verlenen op basis van de de-minimisverordening voor diensten van algemeen economisch belang én op basis van de Woningwet? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/kan-een-gemeente-aan-een-woningcorporatie-steun-verlenen-op-basis-van-de-de-minimisverordening-voor-diensten-van-algemeen-economisch-belang-en-op-basis-van-de-woningwet/ Mon, 13 Jun 2022 12:54:01 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=83704 Antwoord in het kort

Ja, dit is mogelijk. Indien de woningcorporatie met meerdere DAEB’s is belast, kan deze voor één van de DAEB’s compensatie ontvangen op grond van de DAEB-de-minimisverordening en voor de overige DAEB-compensatie die voldoet aan alle vier de Altmark-criteria.* Hierbij geldt echter dat het plafond van € 500.000 per onderneming niet mag worden overschreden, ongeacht of de maatregelen voor dezelfde of verschillende DAEB’s worden verleend. Voor het aanwijzen van een DAEB onder de DAEB de-minimisverordening gelden er lichtere eisen dan voor steun op basis van het DAEB-besluit. Wanneer een gemeente voornemens is DAEB de-minimissteun te verlenen, dient zij de begunstigde onderneming schriftelijk op de hoogte te brengen van het steunbedrag, de DAEB waarvoor die steun wordt verleend, en van het feit dat het de-minimissteun betreft.

Steun aan woningcorporaties

Wanneer een decentrale overheid steun verleent aan een woningcorporatie, kan er sprake zijn van staatssteun. Deze steun kan op verschillende wijzen ‘staatssteunproof’ worden verstrekt, onder andere door gebruik te maken van het DAEB-kader. Het kenmerk van een DAEB is dat het over een economische activiteit van publiek belang gaat die alleen dankzij het optreden van de overheid tot stand komt. Omdat de activiteit niet door de markt wordt opgepakt of in ieder geval niet naar maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden op de markt wordt verricht, is er sprake van marktfalen. De bouw en verhuur van sociale woningbouw en maatschappelijk vastgoed door woningcorporaties is in 2009 door de Europese Commissie als DAEB goedgekeurd. Deze activiteiten worden gezien als noodzakelijk onderdeel van het huisvestingsbeleid die private eigenaren van onroerend goed niet (voldoende) verrichten. Het besluit van de Commissie is omgezet in de Woningwet 2015. Bij het belasten van een woningcorporatie met een DAEB kan de gemeente hier gebruik van maken. In de Handreiking DAEB vindt u een uitgebreide beschrijving over (de praktijk van) DAEB.

Aanvullende DAEB

Het aardgasvrij of aardgasarm maken van sociale huurwoningen betreft een activiteit die niet is opgenomen in de Woningwet. Als een gesubsidieerde activiteit niet onder deze nationale regeling gebracht kan worden, kan de gemeente zelf een aanvullende DAEB formuleren. Deze DAEB geldt in aanvulling op de DAEB voor sociale huurwoningen en maatschappelijk vastgoed die in de Woningwet is geregeld en moet specifiek worden gericht op de betrokken activiteit: het aardgasvrij maken van de betreffende gebouwen. Bij het formuleren van een aanvullende DAEB voor deze activiteiten kan gebruik gemaakt worden van het DAEB-Vrijstellingsbesluit. Voor het aanwijzen van een aanvullende DAEB dient de decentrale overheid het marktfalen zelf aan te tonen. Voor de aanvullende DAEB moet worden vastgesteld dat er in onvoldoende snel tempo woningen aardgasvrij gemaakt (kunnen) worden en dat dit een onrendabele activiteit is en/of een activiteit  die de markt ontoereikend naar maatschappelijk verantwoorde voorwaarden kan uitvoeren. In de factsheet over staatssteun en aardgasvrije wijken zijn de voorwaarden voor het opdragen van een plicht om een DAEB uit te voeren omschreven. Meer informatie over hulpmiddelen bij het vaststellen van marktfalen vindt u in hoofdstuk 7.2 van de Handreiking DAEB.

DAEB de-minimisverordening

Indien slechts een beperkte hoeveelheid steun wordt verleend, kunnen de de-minimisverordeningen van de Commissie uitkomst bieden. In aanvulling op de algemene de-minimisverordening bepaalt de specifieke DAEB de-minimisverordening dat compensatie voor het verrichten van een DAEB geen staatssteun oplevert, wanneer het totale bedrag aan steun dat aan één onderneming wordt verleend niet hoger is dan € 500.000 over een periode van drie jaar. De steun kan echter alleen worden verleend indien de begunstigde onderneming schriftelijk is belast met de DAEB ten behoeve waarvan de steun wordt verleend. Zoals voor de algemene de-minimisverordening geldt, hoeft een maatregel die onder de DAEB de-minimisverordening valt, niet bij de Commissie te worden aangemeld. Om te voorkomen dat het DAEB de-minimisplafond van €500.000 wordt overschreden, moet de decentrale overheid de onderneming vragen om een de-minimisverklaring. Hierin moet de onderneming verklaren welke steun in de afgelopen twee belastingjaren en in het lopende belastingjaar is ontvangen. Over steun die wordt verleend op basis van de DAEB-de-minimisverordening hoeft dus niet te worden gerapporteerd aan de Europese Commissie. In de Handreiking DAEB kunt u een voorbeeldverklaring vinden (pagina 46).

Lichtere eisen voor aanwijzing onder DAEB de-minimisverordening

De DAEB de-minimisverordening geldt alleen voor steun ten behoeve van het verrichten van een DAEB. Daarom dient de begunstigde onderneming te worden belast met een specifieke DAEB. Deze toewijzing hoeft echter niet alle gegevens te bevatten die volgens het DAEB-besluit worden geëist. Wanneer een (decentrale) overheid voornemens is DAEB de-minimissteun te verlenen, dient zij de begunstigde onderneming schriftelijk in kennis te stellen van het steunbedrag, de DAEB ten behoeve waarvan die steun wordt verleend, en van het feit dat het de-minimissteun betreft, zo schrijft artikel 3 van de DAEB-de-minimisverordening voor. In de tweede plaats hoeven onder de DAEB-de-minimisverordening de bij de dienstverrichting gemaakte kosten niet te worden gecontroleerd – en hoeft dus ook niet te worden gecontroleerd op overcompensatie, zolang het plafond niet wordt overschreden.

Cumulatie DAEB-steun en DAEB de-minimissteun

De DAEB-de-minimisverordening staat niet toe dat een DAEB waarvoor in overeenstemming met de Altmark-criteria compensatie wordt verleend, daarnaast ook steun ontvangt op grond van de DAEB-de-minimisverordening. Dat zou immers tot overcompensatie leiden. Indien de woningcorporatie echter met meerdere DAEB’s is belast, kan deze voor één van de DAEB’s compensatie ontvangen op grond van de DAEB-de-minimisverordening en voor de overige DAEB(‘s) compensatie die voldoet aan alle vier de Altmark-criteria. Hierbij geldt echter dat het plafond van € 500.000 per onderneming niet mag worden overschreden, ongeacht of de maatregelen voor dezelfde of verschillende DAEB’s worden verleend (artikel 2, lid 2). De gemeente kan dus één woningcorporatie belasten met twee DAEB, waarbij de ene DAEB aangewezen wordt op basis van de DAEB de-minimisverordening en de andere op basis van de Woningwet. Voor de aanvullende DAEB mag er in dat geval dus maximaal € 500.000 aan de-minimissteun worden verleend.

* Over de vraag of woningcorporaties aanbestedingsplichtig zouden zijn, het vierde Altmark-criterium, loopt op dit moment een procedure bij de Europese Commissie. Zodra hier meer over bekend is, zal Kenniscentrum Europa Decentraal hierover informeren.

Meer informatie

Woningcorporaties, Kenniscentrum Europa Decentraal

Woningcorporaties – Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Biedt het gebruik van de DAEB-de-minimisverordening voordelen ten opzichte van het DAEB Vrijstellingsbesluit?, Kenniscentrum Europa Decentraal

DAEB besluit proeftuin Overwhere Zuid, Overheid.nl

]]>
Staatssteun in het kader van Regio Deals: alles wat u moet weten! https://europadecentraal.nl/nieuws/staatssteun-in-het-kader-van-regio-deals-alles-wat-u-moet-weten/ Mon, 25 Sep 2023 16:38:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=97077 In de eerste twee weken van september heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken weer de Regio Deal Dagen georganiseerd. Regio Deals zijn de nu bekende afspraken tussen Rijk en Regio, waarmee 900 miljoen euro ter beschikking staat om specifieke uitdagingen per regio gezamenlijk op te lossen. Kenniscentrum Europa Decentraal was op deze dagen present om uitleg te geven over de mogelijke staatssteun aspecten. Omdat veel overheden te maken krijgen met de manier waarop de Regio Deals worden uitgekeerd, willen wij in deze Ster kort stilstaan bij dit instrument, en in het bijzonder de Specifieke Uitkering, ook wel de SPUK.

Specifieke Uitkeringen vs. Reguliere Bijdrage

De Specifieke Uitkering is een veelvoorkomend instrument dat door het Rijk wordt ingezet om decentrale overheden bij te staan bij het oplossen van specifieke problemen. Dit middel wordt niet alleen gebruikt voor de Regio Deals die worden gesloten sinds de derde tranche, maar bijvoorbeeld ook bij de Startbouwimpuls. Voorheen werden middelen vaak beschikbaar gesteld door middel van een reguliere (ook wel decentralisatie) bijdrage aan de gemeente. Dit had als nadeel dat de gemeenteraad het laatste woord over de financiën heeft. Het was, vanuit het perspectief van het Rijk, onhandig dat middelen bedoeld voor een specifiek probleem door een gemeenteraad konden worden ingezet voor een geheel ander doel. Daarnaast kon een gemeente ervoor kiezen om de vrijgegeven middelen zodanig in te zetten dat er een restant overbleef dat weer vrij besteedbaar was.

Dit middel wordt niet alleen gebruikt voor de Regio Deals sinds de derde tranche, maar bijvoorbeeld ook bij de Startbouwimpuls.

Voorwaarden

De Specifieke Uitkering is het beschikbaar stellen van middelen onder voorwaarden en is in die zin te vergelijken met een subsidie aan een decentrale overheid. Het geld dat op deze manier wordt verkregen moet ingezet worden voor een specifiek doel en kan nergens anders voor worden ingezet. Een SPUK kent dan ook een termijn waarbinnen zij moet worden besteed, en een verantwoordingsverplichting voor de uitgaven die gedaan worden. Bij het verlopen van de bestedingsperiode wordt een mogelijk restant teruggestort aan het Rijk. Ten slotte is het belangrijk om te weten dat er, net als bij subsidies, voorwaarden kunnen zijn voor terugbetaling, bijvoorbeeld wanneer de middelen niet correct zijn besteed.

Staatssteun en een Specifieke Uitkering

Wanneer een SPUK een gemeente of provincie bereikt, is hier vaak ook een paragraaf in opgenomen over mogelijke staatssteunaspecten die zich kunnen voordoen, en de verantwoordelijkheid van de ontvangende partij. Hier kan verwarring over ontstaan. In sommige gevallen denkt de ontvangende overheid dat, omdat het Rijk een regeling heeft opgesteld, zij ook al een staatssteuntoets heeft uitgevoerd, of het noodzakelijke contact met de Europese Commissie heeft gehad. In andere gevallen kan het zijn dat een gemeente of provincie denkt dat omdat het Rijk het geld beschikbaar stelt, zij ook de verantwoordelijkheid draagt voor deze staatssteuntoets.

Beide zijn niet het geval. Tenzij uit de voorwaarden van de SPUK iets anders blijkt, is het de ontvanger van deze bijdrage die daadwerkelijk het geld betaalt aan ondernemingen. Als de Commissie een regeling na een verzoek van het Rijk heeft goedgekeurd, en steun onder deze noemer kan worden gegeven, zal dit ook altijd duidelijk worden vermeld.

Het is in het merendeel van de gevallen aan de ontvangende provincie of gemeente om, wanneer zij het geld van de SPUK besteden, een staatssteuntoets plaats te laten vinden. Wanneer blijkt dat er staatssteun plaatsvindt, is het ook aan de provincie of de gemeente om de kennisgeving of melding bij de Europese Commissie te starten.

Wanneer staatssteun bij een specifieke uitkering?

Het is natuurlijk helemaal niet automatisch zo dat er bij, bijvoorbeeld, het binnenhalen van een Regio Deal automatisch sprake is van staatssteun. Het geld kan volledig binnen de (gemeentelijke) organisatie worden uitgegeven, bijvoorbeeld aan personele lasten. Of er kunnen (aanbesteedbare) opdrachten worden uitgezet die door een marktpartij onder normale voorwaarden worden vervuld. Ook wanneer private of semipublieke partners marktconform worden gecompenseerd voor de kosten die ze maken binnen het door de SPUK gefinancierde project, hoeft er geen sprake te zijn van staatssteun.

Het is natuurlijk helemaal niet automatisch zo dat er bij, bijvoorbeeld, het binnenhalen van een Regio Deal automatisch sprake is van staatssteun.

Echter, er zullen gevallen zijn waar de oplossing in een Regio Deal gevonden wordt door aan ondernemers geld beschikbaar te stellen om het voor hen aantrekkelijk te maken om een activiteit te ondernemen waar ze normaal nooit het initiatief toe zouden nemen. In deze gevallen kan er sprake zijn van staatssteun. Het is dan ook aan te raden om al in een vroeg stadium van de planvorming een deskundige jurist mee te laten denken over de oplossingen die worden voorgesteld in het projectvoorstel richting Rijk. Het is natuurlijk erg jammer wanneer een creatief plan uiteindelijk niet kan worden uitgevoerd omdat er staatssteuntechnische beperkingen aan kleven.

Regio deals

Bij Regio Deals zal er echter vaak een manier zijn om subsidies correct aan ondernemers uit te keren. In sommige gevallen zal dat zijn omdat er niet aan alle criteria van staatssteun wordt voldaan. Er wordt misschien wel door een overheid een voordeel gegund aan een specifieke onderneming, maar het effect ervan kan voor sommige projecten als puur lokaal worden bestempeld. Misschien is de steun zo klein dat deze onder de de minimis drempel valt. Wanneer een onderneming over drie belastingjaren minder dan € 200.000,- steun ontvangt, is de Commissie van mening dat dit geen marktverstorend effect heeft en daarom niet hoeft te worden gemeld of kennis worden gegeven.

Daarnaast zijn de Regio Deals in het leven geroepen om de brede welvaart te bevorderen. Onder die brede noemer vallen veel beleidsgebieden die in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) worden genoemd. Wanneer een beleidsgebied, zoals “Cultuur” onder artikel 53 AGVV, in de AGVV is opgenomen, kan er onder bepaalde omstandigheden steun worden gegeven. Dit hoeft dan alleen aan de Commissie te worden kennisgegeven. Ten slotte zijn er in sommige gevallen bij het vaststellen van problemen in de marktwerking op een beleidsterrein, oplossingen te vinden in het instellen van een Dienst van Algemeen Economisch Belang. Binnen bepaalde regels is het dan alsnog mogelijk is om een project doorgang te laten vinden.

Bij een ‘SPUK’ komt ook de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de staatssteuntoets wanneer geld aan een onderneming wordt uitgekeerd.

Conclusie

Een Specifieke Uitkering geeft een gemeente of provincie weliswaar geld voor het oplossen van een specifiek probleem, maar daarbij komt ook de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de staatssteuntoets wanneer er in deze context geld aan een onderneming wordt uitgekeerd. Wanneer hier op tijd bij stil wordt gestaan, bijvoorbeeld al bij het opstellen van het voorstel richting Rijk, kan dit echter in veel gevallen ondervangen worden door een staatssteundeskundige. Mochten er alsnog vragen zijn, dan kan de website van KED, of onze helpdesk, u altijd verder helpen.

]]>
Kamerbrief over Wet Markt en Overheid en de woningbouwopgave https://europadecentraal.nl/nieuws/kamerbrief-over-wet-markt-en-overheid-en-de-woningbouwopgave/ Mon, 17 Jul 2023 12:21:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=96159 Staatssecretaris Vijlbrief (EZK) en minister De Jonge (VRO) hebben op 6 juli een brief naar de Kamer verstuurd met daarin een verduidelijking van de visie van het kabinet op de rol van de overheid in de woningbouwopgave.

Strekking

In deze brief gaan de bewindspersonen expliciet in op het overheidsprerogatief in de woningbouwsector. Dit is van belang omdat, zoals ook in de Kamerbrief staat vermeld, taken die onder het overheidsprerogatief vallen geen economische activiteiten zijn die daarmee onder de Wet Markt en Overheid vallen. Klassieke overheidsprerogatieven zijn bijvoorbeeld defensie of het politiewezen, taken waarvan het duidelijk is dat zij alleen of het beste door een overheid kunnen worden uitgevoerd.

Woningnood

De demissionair staatssecretaris en minister verduidelijken in deze brief dat taken zoals het opvangen van daklozen en ontheemden, ontwikkelen en revitaliseren van steden en het bouwrijp maken van grond tot het pakket van publieke taken van de overheid behoren.

Deze verduidelijking helpt gemeenten bij de uitdaging die ze ondervinden met betrekking tot de woningbouwopgave. Deze uitdaging komt mede doordat er voor bepaalde groepen woningzoekenden acute noodzaak is voor woonruimte, zoals bij statushouders. Het is de afgelopen jaren niet duidelijk geweest of oplossingen die buiten de sociale woningbouw om gaan, waarvan in de woningwet expliciet ligt vastgelegd dat het een overheidsprerogatief betreft, onder de Wet Markt en Overheid vallen. In sommige gevallen kan het dan lijken alsof de gemeente als een particuliere organisatie woningen (onder)verhuurt en daarmee een economische activiteit verricht. De Kamerbrief maakt duidelijk dat het kabinet van mening is dat dit niet het geval is.

Staatssteun

Daarnaast maakt de Kamerbrief duidelijk dat bij twijfel een algemeen-belang besluit een passende oplossing kan bieden. De Kamerbrief gaat alleen over de toepasselijkheid van de Wet Markt en Overheid en geeft aan dat er bij veel woningbouwactiviteiten sprake zal zijn van staatssteun. Wanneer er sprake is van staatssteun is de Wet Markt en Overheid niet van toepassing. Er moet dan wel nog steeds een staatssteuntoets plaats te vinden. Op basis van de uitkomst van de toets dient de steun kennis te worden gegeven, dan wel te worden gemeld bij de Commissie.

]]>