Staatssteun Sociaal Domein – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 15 Feb 2024 10:37:58 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Staatssteun Sociaal Domein – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Sociaal domein & Zorg https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/beleidsterreinen/sociaal-domein-en-zorg/ Fri, 07 Nov 2014 11:57:25 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=25481 Gemeenten zijn  sinds de decentralisatieslag verantwoordelijk voor het sociale domein, waaronder jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken was al langer bij de gemeenten belegd; een deel nemen zij over van de Rijksoverheid. Daarnaast zouden decentrale overheden ook kunnen overwegen om steun aan zorginstellingen te verlenen. Wanneer gemeenten in dit kader steun verstrekken aan ondernemingen kunnen zij te maken krijgen met de Europese staatssteunregels. Uitgebreide informatie over de Europese staatssteunregels vindt u onder staatssteun.

Hieronder wordt uitgelegd wat er wordt verstaan onder het sociaal domein en worden verschillende gebieden van het sociaal domein toegelicht in het licht van de staatssteunregels: de bijstandsregeling voor zelfstandige ondernemers, SW-bedrijven en kinderopvang. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag of er mogelijk sprake kan zijn van staatssteun voor zorgdiensten, zoals zorgverlening in ziekenhuizen. Ook wordt kort stilgestaan bij het verschil tussen subsidieverlening en aanbesteding, aangezien daarop verschillende regels van toepassing kunnen zijn. Ten slotte worden verschillende mogelijkheden voor vrijstelling van aanmelding van de staatssteun in het kader van sociaal domein besproken.

Sociaal domein

Met de drie decentralisaties wordt gedoeld op de wetgevingsprocessen waarbij onder meer de volgende drie wetten alsmede diverse stukken onderliggende regelgeving en besluiten worden aangepast of geïntroduceerd dan wel oudere wetgeving wordt vervangen:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)/Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);
  • Jeugdwet;
  • Invoeringswet Participatiewet (onder meer tot wijziging van de Wet Werk en Bijstand (WBB), Wet op de sociale werkvoorziening (WSW), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en enkele andere wetten gericht op bevordering tot deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen).

Besluit zelfstandigen

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) is een gemeentelijke bijstandsregeling voor zelfstandige ondernemers met financiële problemen. Ondernemers kunnen van de gemeente onder bepaalde voorwaarden een (aanvullende) uitkering krijgen voor hun levensonderhoud en/of bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal. Bij steun aan zelfstandige ondernemers via een bijstand ‘om niet’ of een lening zonder marktconforme rente, of een lening met marktconforme rente maar met niet-marktconforme voorwaarden, kan er sprake zijn van staatssteun. De Bbz-regeling wordt uitgevoerd door gemeenten. Zij hebben zelf de verantwoordelijkheid om te zorgen dat de steunverleningen aan ondernemers in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.

Gemeenten kunnen bij deze staatssteuntoets gebruiken maken van het informatieblad Bbz en staatssteun, dat is opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Kenniscentrum Europa Decentraal.

Steun in verband met covid-19

Voor zelfstandig ondernemers die negatieve gevolgen ondervinden vanwege de coronacrisis heeft het kabinet de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) opgezet. Over de TOZO en de uitvoering daarvan door gemeenten kunt u op deze pagina op onze website meer informatie vinden.

SW-bedrijven

Op basis van de Participatiewet (voorheen: Wet Sociale Werkvoorzieningen (WSW)) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de re-integratie van mensen die nog kunnen werken, maar daarbij wel hulp nodig hebben. Gemeenten mogen hun eigen beleid over sociale werkvoorzieningen (SW) bij SW-bedrijven zelf bepalen. Hierdoor is steun van een gemeente aan een SW-bedrijf al snel selectief van aard. Als een SW-bedrijf economische activiteiten verricht en de steun ook aan de overige voorwaarden uit artikel 107, lid 1, van het VWEU voldoet, valt deze onder het staatssteunverbod.

Kinderopvang

Per 1 januari 2018 heeft de Rijksoverheid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk geharmoniseerd. Peuterspeelzaalwerk werd eerder gezien als een niet-economische activiteit, maar sinds de harmonisatie moeten zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk worden aangemerkt als economische activiteiten. Sommige kinderopvanginstellingen bieden ook voorschools onderwijs aan.  Voorschools onderwijs is, net als het primair onderwijs, geen economische activiteit. Financiering hiervan wordt dus niet aangemerkt als staatssteun. Dit geldt alleen voor de activiteit voorschools onderwijs, niet voor de gehele kinderopvanginstelling.

Werkende ouders kunnen vanaf 1 januari 2018 kinderopvangtoeslag via het Rijk aanvragen. Dat betekent dat er voor gemeenten in beginsel geen taak meer is weggelegd om kinderopvang te financieren; immers heeft het Rijk dit overgenomen. Wanneer een gemeente bovenop de reguliere kinderopvangtoeslag nog aanvullende financiering verstrekt, dan kan er mogelijk sprake zijn van indirecte staatssteun. Mocht een overheidsorganisatie steun willen verlenen aan een kinderopvanginstelling ten behoeve van voorschoolse educatie, dan moet de gemeente ervoor waken dat de financiering niet ten goede komt aan de economische activiteiten van de kinderopvanginstelling, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Voor meer informatie kunt u deze praktijkvraag raadplegen.

Zorg

Als decentrale overheden steun willen verlenen aan uitvoerders van de gezondheidszorg, moeten zij rekening houden met de staatssteunregels. De introductie van marktwerking en de decentralisaties in de zorg maken dat ook decentrale overheden hier in toenemende mate rekening mee dienen te houden. Zo kunnen ziekenhuizen bijvoorbeeld concurreren op behandelingen of ingrepen die voor de rekening van de patiënt zijn. Ziekenhuizen moeten dan wat betreft die zorgdiensten worden aangemerkt als een onderneming. Het is van belang om per activiteit na te gaan in hoeverre steunmaatregelen geoorloofd zijn. De staatssteunregels zijn alleen van toepassing op activiteiten die economisch van aard zijn.

Subsidie of aanbesteding?

Het verschil tussen een subsidie of een aanbesteding wordt vaak als ingewikkeld beschouwd. Wanneer er sprake is van een overheidsopdracht dan dient er een aanbestedingsprocedure te worden gevolgd. Als er sprake is van een subsidieverlening dient rekening te worden gehouden met de staatsteunregels. Het volgen van een aanbestedingsprocedure sluit echter de mogelijkheid op ongeoorloofde staatssteun niet volledig uit. Onder subsidie en aanbesteden vindt u meer informatie over het verschil tussen subsidies en aanbestedingen. De verschillende kenmerken worden in de handreiking overheidsopdracht of subsidie van de VNG verduidelijkt.

Staatssteuncriteria

Decentrale overheden kunnen onderzoeken of niet aan alle vijf staatssteuncriteria is voldaan. Zo kunnen decentrale overheden binnen het sociaal domein niet alleen met subsidie steunen, maar ook door het verkopen, verhuren of verpachten van grond of gebouwen die in bezit zijn van de overheid, of met een lening of garantie. Onderzocht kan worden of staatssteun kan worden uitgesloten, omdat bijvoorbeeld niet is voldaan aan de volgende staatssteuncriteria:

  • Onderneming: Staatssteun kan worden uitgesloten wanneer een zorgdienst een wettelijke taak verricht. Wanneer een zorgaanbieder een wettelijke taak verricht, kan staatssteun uitgesloten worden. Een activiteit die op een wettelijke taak is gebaseerd is geen economische taak en vormt dus geen staatssteun. Het enkele feit dat een zorgdienst wordt verricht door een publiek ziekenhuis is niet voldoende om de activiteit als niet-economisch aan te merken. Hierover zegt afweging 27 uit de Mededeling betreffende het begrip ‘staatssteun’ van de Europese Commissie het volgende: De Unierechter heeft ook duidelijk gemaakt dat zorgdiensten die onafhankelijke dokters en andere particuliere zorgaanbieders tegen vergoeding voor eigen risico verrichten, als een economische activiteit dienen te worden aangemerkt. Dezelfde beginselen gelden voor apotheken.
  • Economisch voordeel: Om een economisch voordeel en daarmee staatssteun te voorkomen moet een overheid daarbij marktconform handelen. De onderneming ontvangt dan geen marktvoordeel, waardoor er geen sprake van staatssteun hoeft te zijn. In de Mededeling staatssteun beschrijft de Europese Commissie hoe overheden een marktconforme prijs kunnen bepalen.
  • Grensoverschrijdend effect: Volgens de Europese Commissie hebben bepaalde zorgactiviteiten, door de specifieke omstandigheden hiervan, slechts een zuiver lokaal karakter. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een huisartsenpraktijk met enkel lokale patiënten of andere kleinschalige zorg met een louter lokale impact. Hierover kunt u meer lezen op de pagina over grensoverschrijdend effect.

Vrijstellingsmogelijkheden

In beginsel dient staatssteun te worden aangemeld bij de Europese Commissie, voordat staatssteun kan worden verstrekt. Staatssteun binnen het sociaal domein kan mogelijk op basis van de volgende mogelijkheden worden vrijgesteld van aanmelding:

  • De de-minimisverordening: Als steun van een decentrale overheid aan een onderneming die sociale werkvoorzieningen aanbiedt, over een periode van drie jaar onder € 200.000,- ligt, kan mogelijk van de de-minimisverordening gebruik worden gemaakt. Meer informatie over de de-minimisverordening vindt u hier.
  • Compensatie voor het uitvoeren van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB): Sommige diensten van ondernemingen in het sociaal domein kunnen worden aangewezen als een DAEB. Zo volgt uit de DAEB Commissie gids dat decentrale overheden maatschappelijke en arbeidsintegratie als DAEB kunnen definiëren en de uitvoering ervan kunnen toewijzen aan een onderneming. Ook goed om te benomen is dat voor DAEB-steun op basis van het DAEB-Vrijstellingsbesluit met betrekking tot  sociale behoeften geen plafond geldt. Dit geldt voor onder andere voor DAEB’s op het gebied van zorg en kinderopvang, toegang tot de arbeidsmarkt en herintreding, sociale huisvesting en zorg voor en sociale inclusie van kwetsbare groepen (art. 2 lid 1b DAEB Vrijstellingsbesluit). Meer informatie over DAEB vindt u hier.
  • De Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV): Met name artikel 32 t/m 35 AGVV inzake het verlenen van staatssteun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap zijn interessant indien de gemeente staatssteun wil verstrekken aan een SW-bedrijf. Meer informatie over de AGVV vindt u hier.
]]>
Met welke staatssteunregels moet onze gemeente rekening houden bij het verlenen van steun voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/staatssteunregels-voor-kinderopvang-en-peuterspeelzaalwerk/ Mon, 24 Jan 2022 09:21:34 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=praktijkvraag&p=76270 Antwoord in het kort

Enkele jaren geleden is door harmonisering het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang. Omdat kinderopvang als economische activiteit wordt aangemerkt kan er bij de financiering van een peuterspeelzaal sprake zijn van staatssteun. Mocht er sprake zijn van staatssteun, dan moet de gemeente onderzoeken hoe de financiering ‘staatssteunproof’ kan worden verleend. Mogelijk dient de gemeente ook rekening te houden met de gedragsregels van de Wet Markt & Overheid (Wet M&O).

Is er sprake van staatssteun?

Een financieringsmaatregel van een decentrale overheid moet worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU als aan alle vijf de staatssteuncriteria is voldaan. Het is aan de gemeente zelf om een afweging te maken of er sprake is van staatssteun. Naar aanleiding van de geformuleerde vraag gaan wij hieronder in op de drie staatssteuncriteria, ten aanzien waarvan  twijfel kan bestaan of daaraan is voldaan of niet.

Is kinderopvang en peuterspeelzaalwerk een economische activiteit?

Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden een economische activiteit. Kinderopvang is in 2005 geliberaliseerd en is daarmee een dienst geworden, die wordt aangeboden op een vrije markt. Tot 2018 waren er verschillen tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Kinderopvang is een dienst die bedoeld is voor werkende ouders en hun kinderen en wordt aangeboden door marktpartijen. Financiering van kinderopvang komt van  het Rijk en de ouders zelf. Peuterspeelzalen werden beschouwd als niet economische dienst van algemeen belang (NEDAB) gesubsidieerd door gemeenten. Diensten van algemeen belang vallen niet onder de mededingings- en staatssteunregels.

Per 1 januari 2018 heeft de Rijksoverheid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk geharmoniseerd. De Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en de onderliggende regelgeving zorgt voor de gelijkschakeling van de kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Daarnaast regelt de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dat peuterspeelzaalwerk juridisch wordt omgevormd tot kinderopvang. Werkende ouders wier kinderen gebruik maken van het peuterspeelzaalwerk kunnen op basis van de nieuwe wetgeving kinderopvangtoeslag aanvragen. Het onderscheid tussen de economische activiteit ‘kinderopvang’ en de (niet economische) dienst van algemeen belang ‘peuterspeelzaalwerk’ is dus verdwenen. Beide diensten worden nu dus als economisch van aard gekwalificeerd

Sommige kinderopvanginstellingen bieden ook voorschoolse educatie aan. Voorschoolse educatie heeft een educatieve doelstelling, waarbij aanvullende kwaliteitseisen gelden die zijn geformuleerd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie is, net als het primair onderwijs, geen economische activiteit. Financiering hiervan wordt dus niet aangemerkt als staatssteun. Dit geldt alleen voor de activiteit voorschoolse educatie, niet voor de gehele kinderopvanginstelling, als die naast voorschoolse educatie ook andere, commerciële, diensten aanbiedt zoals kinderopvang of een peuterspeelzaal exploiteert. Mocht de gemeente steun willen verlenen aan een kinderopvanginstelling ten behoeve van voorschoolse educatie, dan moet de gemeente ervoor waken dat de financiering niet ten goede komt aan de economische activiteiten van de kinderopvanginstelling, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

Handelt de gemeente marktconform of niet?

Decentrale overheden kunnen kinderopvang niet alleen met subsidie steunen, maar ook door het verkopen, verhuren of verpachten van grond of gebouwen die in bezit zijn van de overheid, of met een lening of garantie. Om staatssteun te voorkomen moet een overheid daarbij marktconform handelen. De kinderopvangorganisatie ontvangt dan geen economisch voordeel, waardoor er geen sprake van staatssteun hoeft te zijn. Of de gemeente marktconform handelt valt te bepalen aan de hand van de zogenaamde ‘Market Economy Operator’ test. In de Mededeling staatssteun beschrijft de Europese Commissie hoe overheden een marktconforme prijs kunnen bepalen. Naar verwachting is terbeschikkingstelling van een pand voor een symbolisch bedrag niet-marktconform. Meer hierover leest u op onze pagina over het staatssteuncriterium economisch voordeel.

Is er sprake van een grensoverschrijdend effect?

Bij het verlenen van steun aan een onderneming bestaat de mogelijkheid dat het handelsverkeer tussen lidstaten wordt beïnvloed. Als dit het geval is, dan is voldaan aan het vijfde staatssteuncriterium en is er sprake  van staatssteun. Meestal wordt dit snel aangenomen, maar in sommige gevallen is er sprake van een zuiver lokaal effect. Het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt dan niet beïnvloed. Meer informatie over het vaststellen van een zuiver lokaal effect kunt u hier lezen.

Het is aan de gemeente om na te gaan of een peuterspeelzaal of kinderopvang in kwestie voldoet aan deze criteria. De gemeente moet het zuiver lokaal effect goed motiveren. Zo kunnen kinderen in de grensregio’s ook naar een kinderopvang over de grens. Daarnaast zouden buitenlandse ondernemingen ook kinderopvang kunnen aanbieden op de geliberaliseerde markt voor kinderopvang in Nederland. Voorzichtigheid is dus geboden. Bij twijfel is het verstandig om de steun in lijn met de staatssteunregels te verstrekken. Als er geen sprake is van een ongunstige invloed op het handelsverkeer, mag de steun worden verleend.

Kan de financiering ‘staatssteunproof’ worden verleend?

Indien een maatregel aan alle staatssteuncriteria voldoet, is er sprake van staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU. Staatssteun is in beginsel verboden, tenzij deze van te voren is goedgekeurd door de Europese Commissie via de aanmeldingsprocedure. Dit betekent niet dat staatssteun altijd eerst moet worden aangemeld bij de Europese Commissie. De Europese regels bieden mogelijkheden om steun aan kinderopvang ‘staatssteunproof’ in te richten. De Europese Commissie heeft namelijk een aantal vrijstellingsverordeningen ontworpen op basis waarvan decentrale overheden steun kunnen verlenen voor bepaalde beleidsdoelen, zonder dat de steun moet worden aangemeld.

Hieronder zijn twee mogelijkheden om de financiering ‘staatssteunproof’ te verlenen uitgewerkt: vrijstelling voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en vrijstelling op basis van de de-minimisverordening.

Dienst van algemeen economisch belang (DAEB)

Het kenmerk van een DAEB is dat het een economische activiteit van publiek belang betreft die alleen dankzij het optreden van de overheid tot stand komt. Wanneer de gemeente een duidelijk marktfalen kan aantonen, kan steun voor kinderopvang mogelijk ‘staatssteunproof’ worden gemaakt op basis van de criteria van het Altmark arrest of de staatssteunregels voor DAEB. In Nederland kan dit lastig zijn, omdat kinderopvang geliberaliseerd is en er dus sprake is van marktwerking in deze sector. In de meeste gevallen zal een onderneming kinderopvang kunnen aanbieden (tegen aanvaardbare voorwaarden). Meer informatie over het aanwijzen van een DAEB en de staatssteunregels leest u op en onze pagina’s over DAEB.

De-minimissteun

Mocht er geen sprake zijn van een DAEB, dan kan de gemeente onderzoeken of de steun vrijgesteld kan worden op grond van de ‘reguliere’ de-minimisverordening. Op basis daarvan kan een steunbedrag tot € 300.000,- over een periode van drie kalenderjaren aan één onderneming worden uitgekeerd. Steun verleend op basis van de de-minimisverordening hoeft ook niet bij de Europese Commissie aangemeld worden. Meer informatie over het verlenen van de-minimissteun en de voorwaarden die daarvoor gelden leest u op onze pagina over de de-minimisverordeningen.

Wet Markt & Overheid

De Wet M&O is van toepassing wanneer de gemeente zelf, of via haar overheidsbedrijven, economische activiteiten verricht en daarmee concurreert met ondernemingen op de markt. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) noemt het verhuren van vastgoed als één van de voorbeelden van economische activiteiten van decentrale overheden (zie: lijst met voorbeelden). Deze wet moet de gemeente toepassen als er geen sprake is van staatssteun of als de de-minimisverordening wordt toegepast. De Wet M&O omschrijft vier gedragsregels waaraan iedere overheidsorganisatie zich moet houden bij de uitvoering van een economische activiteit. In hoofdstuk 4b van de Mededingingswet kunt u de gedragsregels terugvinden. Met name de eerste gedragsregel is in het onderhavige geval van belang. Deze gedragsregel schrijft voor dat een overheidsorganisatie bij het uitvoeren van een economische activiteit de integrale kosten moet doorberekenen. Uiteraard mag een overheidsorganisatie altijd méér dan de integrale kosten berekenen. Meer informatie over de Wet M&O vindt u op deze pagina.

Meer informatie

]]>
Vormen loonkostensubsidies staatssteun? https://europadecentraal.nl/praktijkvraag/vormen-loonkostensubsidies-staatssteun/ Mon, 10 Nov 2014 09:10:02 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=25488 Antwoord in het kort

Ja, loonkostensubsidies op basis van de Participatiewet vormen in principe geen staatssteun. Toch zijn er situaties denkbaar waarin een loonkostensubsidie wel staatssteun oplevert. Ook dan zijn er vaak goede mogelijkheden de maatregel alsnog in overeenstemming met de Europese staatssteunregels te verlenen. Hieronder gaan wij daar nader op in.

Wat zijn loonkostensubsidies?

Een loonkostensubsidie is een tegemoetkoming voor werkgevers in de loonkosten van werkzoekende uitkeringsgerechtigden. Gemeenten kunnen loonkostensubsidies inzetten om werkgevers aan te moedigen mensen met een arbeidsbeperking werk te verschaffen. Zo kunnen gemeenten op basis van de Participatiewet een gedeelte van het loon van uitkeringsgerechtigde personen voor hun rekening nemen. Op deze wijze wordt het voor werkgevers aantrekkelijker mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.

Levert het verlenen van loonkostensubsidies staatssteun op?

Vervolgens rijst de vraag of loonkostensubsidies op basis van de Participatiewet staatssteun opleveren in de zin van artikel 107, lid 1, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Uit dit artikel is een aantal voorwaarden af te leiden waar aan moet worden voldaan om een maatregel als staatssteun aan te kunnen merken. Deze voorwaarden zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat een maatregel pas staatssteun oplevert als aan alle hieronder opgesomde voorwaarden is voldaan:

– de maatregel moet met staatsmiddelen ofwel overheidsmiddelen zijn bekostigd,
– hij moet ondernemingen een selectief economisch voordeel opleveren,
– het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, en
– de maatregel moet het handelsverkeer binnen de EU ongunstig kunnen beïnvloeden.

Met name ten aanzien van de tweede voorwaarde zijn de volgende conclusies relevant:

1.     Loonkostensubsidies zijn niet selectief
Loonkostensubsidies die op basis van de Participatiewet worden verstrekt, leveren geen begunstiging op voor bepaalde ondernemingen. De Participatiewet betreft namelijk een algemene maatregel op basis waarvan alle ondernemingen die in Nederland actief zijn in aanmerking kunnen komen voor loonkostensubsidies. Derhalve verleent de gemeente geen selectief voordeel – en dus geen staatssteun – door een werkgever een dergelijke loonkostensubsidie te verstrekken. Dit wordt anders indien gemeenten bij het verstrekken van loonkostensubsidies zelf selectieve criteria hanteren. Zo kunnen loonkostensubsidies, die alleen worden verstrekt aan werkgevers actief in bepaalde geografische locaties, wel staatssteun opleveren.

2.     Loonkostensubsidies leveren werkgevers geen economisch voordeel op
Ten tweede leveren loonkostensubsidies geen staatssteun op indien deze de betrokken werkgever geen economisch voordeel verschaffen. Dit is het geval als de loonkostensubsidie slechts bedoeld is om capaciteit, die de in dienst genomen werknemer niet kan leveren, te compenseren. Als de gemeente bijvoorbeeld 30% van het loon betaalt van een werknemer, die door een arbeidshandicap 30% langzamer werkt dan een reguliere werknemer, is er geen sprake van een bevoordeling voor de betrokken werkgever. Echter, indien een loonkostensubsidie een werkgever in staat stelt bovenop zijn werknemersbestand extra werknemers – ook al leveren die maar een beperkte capaciteit – aan te nemen, dan levert die loonkostensubsidie de betrokken onderneming wel een voordeel op en kan er sprake zijn van staatssteun.

Toch sprake van staatssteun? Maak dan de loonkostensubsidie alsnog ‘staatssteunproof’

Zoals hierboven is uiteengezet, kan het zo zijn dat een loonkostensubsidie staatssteun oplevert. Bijvoorbeeld omdat deze toch een selectief voordeel oplevert voor de betrokken werkgever. De Europese Commissie heeft echter duidelijk gemaakt dat het ‘bevorderen van … de aanwerving of tewerkstelling van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap … een kerndoelstelling van het economische en sociale beleid’ van de EU is. Hierdoor kunnen loonkostensubsidies die staatssteun opleveren vaak alsnog ‘staatssteunproof’ worden verleend. Dit zou kunnen op basis van de de-minimisverordening, de Algemene Groepsvrijstellingsverordening of de regels betreffende DAEB.

De de-minimisverordening

De Europese Commissie heeft voor relatief kleine steunbedragen de zogenaamde DAEB de-minimisverordening opgesteld. Op basis van deze verordening kunnen gemeenten over een periode van drie jaar tot € 200,000,- aan steun aan één onderneming verstrekken zonder dat er sprake is van staatssteun. De Europese Commissie acht dat zulke bedragen te klein zijn om het interstatelijk handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden. Indien het voordeel dat een werkgever dankzij een loonkostensubsidie verkrijgt het de-minimisplafond niet overschrijdt, is er dus geen sprake van staatssteun.

Loonkostensubsidies op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening

De Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) maakt het mogelijk om loonkostensubsidies ten behoeve van de indienstneming van werknemers met een handicap of zogeheten kwetsbare werknemers te verlenen. Indien de steun aan de voorwaarden die in de AGVV zijn uiteengezet voldoet, hoeft de steun niet bij de Europese Commissie te worden aangemeld. Decentrale overheden dienen de Europese Commissie slechts van de steun op de hoogte te stellen door middel van een kennisgeving.

Loonkostensubsidies als Dienst van Algemeen Economisch Belang

Uit de Commissie gids Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) uit 2013 volgt dat decentrale overheden diensten voor maatschappelijke integratie en arbeidsintegratie als DAEB kunnen definiëren. Compensatie hiervoor kan, indien deze voldoet aan alle voorwaarden uit het DAEB Vrijstellingsbesluit, staatssteunproof worden verleend aan een onderneming. Dergelijke steun is vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij de Europese Commissie. Anders dan voor steun onder de AGVV geldt, hoeft steun die op basis van het DAEB Vrijstellingsbesluit wordt verleend ook niet te worden kennisgegeven aan de Europese Commissie. Gemeenten zouden loonkostensubsidies dus ook kunnen inrichten als compensatie voor de verrichting van een DAEB op het gebied van maatschappelijke integratie of arbeidsintegratie.

Meer informatie:

Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Europese Commissie
DAEB Vrijstellingsbesluit, Europese Commissie
Commissie gids Diensten van Algemeen Economisch Belang, Europese Commissie

]]>