Femke de Ruiter – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Mon, 01 Jul 2024 13:04:38 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Femke de Ruiter – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 “De EGTS is een succesverhaal, we hebben dingen voor elkaar weten te krijgen die we anders nooit voor elkaar hadden gekregen.” – Interview met Gemeente Hulst https://europadecentraal.nl/nieuws/de-egts-is-een-succesverhaal-we-hebben-dingen-voor-elkaar-weten-te-krijgen-die-we-anders-nooit-voor-elkaar-hadden-gekregen-interview-met-gemeente-hulst/ Mon, 24 Jun 2024 08:25:08 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101225 Als grensgemeente, bevindt de gemeente Hulst zich in een bijzondere positie. Met de Vlaamse buurgemeenten is in de loop der tijd een goede samenwerking ontstaan om gezamenlijke uitdagingen aan te pakken. Zo neemt de gemeente deel aan de EGTS Linieland van Waas en Hulst. KED ging in gesprek met Nicole van Putte en Aart van Steveninck, programmamanagers strategie en ontwikkeling bij de gemeente Hulst, om meer te leren over deze grensoverstijgende samenwerking: hoe verloopt het overleg met de Vlaamse collega’s en wat is nou precies een EGTS?

De gemeente Hulst is een katholieke grensgemeente. Dit onderscheidt hen van andere Zeeuwse, protestantse gemeenten die veelal aan de andere kant van de Westerschelde liggen, aldus Van Steveninck. Over land heeft Hulst maar één Nederlandse buurgemeente: Terneuzen. De Vlaamse buurgemeenten zijn daarentegen makkelijk bereikbaar over land en Antwerpen is dichtbij. Dit beaamt Van Putte: “Nederland is voor een Zeeuws-Vlaming toch minder toegankelijk dan België.”

De nabijheid van Vlaamse grensgemeenten heeft geleid tot de ontwikkeling van grensoverstijgende samenwerking. De gemeente Hulst neemt namelijk deel aan de EGTS Linieland van Waas en Hulst. Toch wisten de Nederlandse en Vlaamse grensgemeenten elkaar niet altijd te vinden. Van Steveninck: “Toen ik hier kwam werken, was er geen sprake van samenwerking. Ik kende mijn collega’s van de buurgemeenten aan de Vlaamse zijde niet.” 

Inmiddels is er dus een prettige samenwerking ontstaan met uw Vlaamse buren. Kunt u wat meer vertellen over de EGTS?

Een EGTS, of Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking, is een overheidsorgaan dat wordt opgericht om de grensoverschrijdende samenwerking in een bepaalde regio te verbeteren. Ook is de ervaring dat het via een EGTS veel gemakkelijker is om Europees geld binnen te halen “Dat lukt de EGTS veel beter dan we afzonderlijk zouden kunnen, want de grensoverstijgendheid zit er automatisch in,” aldus Van Putte.

In de EGTS werkt de gemeente Hulst onder meer samen met de Belgische gemeenten Stekene, Sint-Gillis-Waas en Beveren. Verder schuiven twee provincies aan: Zeeland en Oost-Vlaanderen. “We hebben nog twee andere partners: Maatschappij Linkerscheldeoever en Interwaas,” vertelt van Putte. “Dat zijn organisaties die nauw verbonden zijn met de bedrijventerreinen op de linkeroever van de Schelde.”

Van Steveninck: “De samenwerking was een positieve bijkomstigheid van een project dat we als gemeente Hulst niet wilden, namelijk de ontpoldering van de Hedwigepolder. Daar is sinds de jaren ’90 lang over gesproken met partners in de regio. Uiteindelijk zijn die contacten geëvolueerd naar de oprichting van de EGTS in 2011.”

De EGTS heeft een algemeen bestuur, de Linieraad. Voor de uitvoering zorgen een directeur en een aantal medewerkers, zoals projectleiders en communicatieadviseurs. De medewerkers worden grotendeels betaald vanuit (Europese) subsidies en projectgelden. Minstens vier keer per jaar vindt er een bijeenkomst plaats waarin de samenwerkingspartners bijvoorbeeld de jaarrekening of een potentieel nieuwe project bespreken. Besluitvorming vindt plaats bij unanimiteit.

Hoe verloopt de samenwerking in de EGTS?

“Toen de EGTS net was opgestart was het even aftasten,” stelt van Steveninck. “We zijn toen begonnen om de grootste gemeenschappelijke problemen aan te pakken, het laaghangend fruit. Zo was er een vervelend oversteekpunt op de grens dat voor veel overlast zorgde. We hebben daar een rotonde van gemaakt die in 2 landen en in 3 gemeenten ligt. Een ander voorbeeld is de brandweersamenwerking. Als er aan de ene kant van de grens brand was, dan rukte de brandweer van een buurdorp over de grens niet automatisch mee uit. Dat hebben we toen ook gelijk aangepakt.” Verder vertelt Van Steveninck: “Samen praten deden we al langer, maar samen beslissingen nemen en ook onder gezamenlijke verantwoordelijkheid projecten uitvoeren is toch weer even wat anders. Ik denk dat we daar met de EGTS wel echt een mooi vehikel voor hebben gevonden.”

Inmiddels heeft de samenwerking een bredere scope gekregen. “We kennen onze samenwerkingspartners nu beter en durven daarom ook meer te doen.” Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks een jobbeurs georganiseerd waar verschillende bedrijven van beide kanten van de grens naar toe komen om nieuw personeel te werven. Van Putte vult aan: “Zelf ervaar ik de samenwerking als heel prettig. De lijntjes zijn heel kort: het is makkelijk om een collega van over de grens te bellen om iets te bespreken.” Zo is er een uitkijktoren gerealiseerd op de grens van de gemeente Hulst en buurgemeente Stekene, die het goed doet bij toeristen en influencers trekt die er op hun social media over posten. Momenteel beginnen de partners een samenwerking om een klimaatadaptieve aanpak voor homogene naaldbossen op te zetten. “Het gaat bijvoorbeeld over het thema van duurzaamheid en ziektes bij bomen.”

Samen praten deden we al langer, maar samen beslissingen nemen en ook onder gezamenlijke verantwoordelijkheid projecten uitvoeren is toch weer even wat anders.

Zijn er ook obstakels bij de samenwerking in de EGTS?

Zo’n EGTS kent ook uitdagingen, geeft Van Putte aan. Bijvoorbeeld in de besluitvorming: “Wat belangrijk is: bij het nemen van een besluit moeten er vanuit elk land partners aanwezig zijn. Zonder zowel Nederlandse als Vlaamse partners geen besluit.”

Daarnaast zijn er onverwachte hobbels in de uitvoering. De zetel van de EGTS is in Vlaanderen. Dus als projecten worden uitgevoerd, gebeurt dat op basis van Vlaamse wet- en regelgeving. Van Putte: “Europese subsidies zijn juist ingericht op dat grensoverschrijdende aspect, daar is er geen probleem. Maar bij een nationale subsidie vanuit Nederland heeft het wel eens geleid tot zorgen bij de verantwoording. Bij de subsidieverstrekker was er namelijk onvoldoende kennis over de verschillen in regels over aanbesteden tussen Nederland en België. Het is ingewikkeld om die verschillen in wet- en regelgeving op een goede manier kenbaar te maken bij een subsidieverstrekker die normaal gezien alleen in Nederland werkt.”  

Op welke prestatie van de EGTS zijn jullie trots? Waar ligt de sleutel voor dat succes?

Een project waar de EGTS groot op inzet is het grenspark Groot Saeftinghe. Het Grenspark is opgericht om ecologische, economische en sociale ontwikkeling aan te moedigen in de streek en is een directe afgeleide van de ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder. Hoewel de gemeente Hulst zelf aanvankelijk geen partner was in het project vanwege haar standpunt tegen de ontpoldering was ze alsnog verbonden aan het park via de EGTS. Inmiddels is de gemeente wel een samenwerkingspartner. De oprichting van het park ging gepaard met veel weerstand. Van Steveninck vindt dat dat het park juist een succesverhaal maakt: “Het gaat over grenzen heen van voor- en tegenstanders om samen dingen voor elkaar te krijgen die passen bij het gebied.” Het doel van het park is daarom ook niet om grote dingen te realiseren, maar om juist passende oplossingen te vinden voor de behoeften van bewoners van de streek.

“De grootste sleutel van het succes is luisteren naar de belangen van de bewoners. En veel moeite doen om elkaar te begrijpen.” Vanuit de inwoners was veel wantrouwen en weerstand ontstaan jegens de overheid vanwege de ontpoldering. Van Steveninck: “Dan sta je als overheid met 3-0 achter. Om dat om te buigen naar een voorsprong op andere gebieden, dat vergt heel veel inspanning, maar ik denk dat dat een belangrijk succes is dat de EGTS en het grenspark op hun conto kunnen schrijven.”

De EGTS gebruikt  de term ‘streekholders’ om het belang van de mensen die in de streek wonen te onderstrepen. Het is hierbij belangrijk dat de streekholders ook zelf met ideeën en initiatieven komen. Zo zijn agrariërs uit de streek mogelijkheden aan het onderzoeken om regionale producten aan te bieden in dorpen waar geen winkels meer zijn. Van Putte benoemt ook een ander voorbeeld: “Mensen die het leuk vinden om iets te vertellen over de regio, werken als gids. Ze komen dan ook regelmatig bijeen om een nieuwe wandeling of fietstocht uit te stippelen.” Bij deze projecten is veel samenwerking tussen Nederlandse en Vlaamse collega’s te zien. “Het waren toch twee losse gemeenschappen, maar het wordt echt één gemeenschap,” aldus Van Steveninck.

De grootste sleutel van het succes is luisteren naar de belangen van de bewoners. En veel moeite doen om elkaar te begrijpen.

Hebben jullie tips voor andere grensgemeenten?

Het belangrijkste blijft toch om de buurgemeenten goed te kennen. “Echt kennen hè, niet alleen naar de vergadering en weer weg.” Zo helpt het volgens Van Putte om samen een hapje te eten. De EGTS heeft als gevolg gehad dat ook bestuurders elkaar over de grens heen weten te vinden en gemakkelijker zaken uitwisselen. Daarnaast is het belangrijk om moeite te blijven steken in de samenwerking: “Het is geen vanzelfsprekendheid dat de EGTS blijft werken omdat je ooit een document hebt ondertekend. We denken ook regelmatig na over de toekomst. Wat kunnen dan belangrijke thema’s voor de EGTS zijn?”

Het is geen vanzelfsprekendheid dat de EGTS blijft werken omdat je ooit een document hebt ondertekend.

Wat denken jullie daar zelf over, hoe zien jullie de toekomst van de EGTS?

Onlangs is een nieuwe Interreg-subsidie binnengehaald voor de ontwikkeling van het grenspark die nog wel een paar jaar loopt. Dat blijft voor de toekomst belangrijk. De EGTS partners voeren volgens Van Steveninck regelmatig overleggen over de toekomst en kijken ieder jaar welke onderwerpen aan bod zullen komen. “Ik denk dat het thema arbeidsmarkt een thema is dat heel relevant blijft,” vertelt Van Putte. “In de regio Zeeuws Vlaanderen is het moeilijk om aan goed geschoold personeel te komen. Over de grens in Vlaanderen speelt hetzelfde. Dus we zullen zeker kijken hoe we hierin kunnen samenwerken, wat kun je bijvoorbeeld doen voor de promotie van technische beroepen?” Zo kijken de partners ook naar het betrekken van scholen op een grensoverstijgende manier: hoe kun je leerlingen op een jonge leeftijd kennis laten maken met de techniek en ze dan ook interesseren voor een studie of baan in die richting?

Ten slotte geeft Van Steveninck nog mee: “De EGTS is een succesverhaal. Dat is het belangrijkste. We hebben dingen voor elkaar weten te krijgen die we anders echt niet voor elkaar hadden gekregen.”

]]>
Raadpleging: Evaluatie LULUCF-verordening https://europadecentraal.nl/nieuws/raadpleging-evaluatie-lulucf-verordening/ Mon, 24 Jun 2024 08:00:39 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101326 De Europese Commissie heeft een evaluatie van de LULUCF-verordening aangekondigd. De Verordening, die betrekking heeft op landgebruik en bosbouw, wordt geëvalueerd op effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde. Als onderdeel van de evaluatie, is er een raadpleging opengesteld. Decentrale overheden kunnen hun inzichten over verschillende aspecten van de LULUCF-verordening delen tot 11 juli 2024.

Wat is de LULUCF-verordening?

De LULUCF-verordening (2018/841), ook wel de ‘Verordening landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw’, heeft betrekking op koolstofverwijderingen en broeikasgasemissies in de sector bosbouw en landgebruik. Zo is er vanwege de Verordening per lidstaat een streefcijfer voor koolstofverwijderingen vastgesteld dat in 2030 behaald moet zijn.

Evaluatie

Voor het eerst sinds de inwerkingtreding van de LULUCF-verordening in 2018, vindt er een evaluatie van deze wet plaats. Aandachtspunten van de evaluatie zijn onder meer de implementatie van de verordening in de lidstaten. Ook kijkt de Europese Commissie kritisch naar de manier waarop de LULUCF-verordening bijdraagt aan het doel om in 2050 volledig klimaatneutraal te zijn. Verder is de evaluatie gebaseerd op vijf criteria:

  • Effectiviteit: in hoeverre worden de doelen van de Verordening behaald?
  • Efficiëntie: zijn de kosten van de implementatie van de Verordening proportioneel? Staan ze in verhouding tot de voordelen die behaald worden?  
  • Relevantie: is de Verordening nog steeds relevant gezien het feit dat er nieuwe Europese klimaatwet- en regelgeving in werking zijn getreden? 
  • Samenhang: sluiten de vereisten van de Verordening goed op elkaar aan?
  • Toegevoegde waarde: heeft de aanpak op Europees niveau toegevoegde waarde in vergelijking met een aanpak op nationaal niveau?

Decentrale relevantie

De LULUCF-verordening is relevant voor decentrale overheden, omdat deze een kader kan geven voor de inrichting van terreinen (gebiedsinrichting en bestemmingsplannen). Verder is de Verordening van belang omdat de landgebruik- en bosbouwsector de enige sector is waar koolstofverwijderingen uit de atmosfeer plaats kunnen vinden door middel van koolstofopslag in biomassa, zoals hout.  

Feedback

Om te leren van de implementatie van de LULUCF-verordening tot dusver en om mogelijke verbeterpunten te identificeren, vraagt de Europese Commissie om feedback. De feedback zal uiteindelijk worden verwerkt in de evaluatie van de LULUCF-verordening. Reageren kan tot 11 juli 2024.

Bronnen

EU-regels voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) — evaluatie, Europese Commissie

Meer informatie

CO2-Reductie & Emissie­handelssysteem, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Raadpleging: Evaluatie van de uitvoering van Europees milieubeleid https://europadecentraal.nl/nieuws/raadpleging-evaluatie-van-de-uitvoering-van-europees-milieubeleid/ Mon, 17 Jun 2024 07:58:18 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101178 Decentrale overheden worden uitgenodigd om feedback te geven op de uitvoering van het Europees milieubeleid.

Wat is de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid?

De Europese Commissie publiceert eens in de twee of drie jaar een evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid (EIR). Dit rapport stelt vast hoe het staat met de implementatie van Europees milieubeleid in de lidstaten. Om precies te zijn, signaleert de EIR op welke punten elke lidstaat zijn uitvoering van het milieubeleid kan verbeteren. Op basis van de evaluatieresultaten kunnen de lidstaten prioriteit geven aan bepaalde onderwerpen in hun milieuregelgeving.

Nederlandse prestaties

Uit de vorige evaluatie, die in 2022 werd gepubliceerd, bleek dat de Nederlandse uitvoering van milieubeleid op een aantal vlakken tekortschoot. Bijvoorbeeld wat betreft de bescherming van Nederlandse biodiversiteit. Ook kwam uit de EIR dat Nederland kampt met problemen rondom waterverontreiniging en luchtkwaliteit.

Decentrale relevantie

De evaluatie van de uitvoering van het EU-milieubeleid is van belang voor decentrale overheden, omdat ze betrokken zijn bij deze uitvoering. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Europese milieuvoorschriften. Zo zijn ze bijvoorbeeld verplicht om milieu-informatie te verstrekken aan inwoners en moeten ze milieu-inspecties uitvoeren.

Daarnaast komt elke decentrale overheid wel op een manier in aanraking met een beleidsonderwerp dat volgens de Europese Commissie belangrijk is voor het Nederlandse milieu. Denk aan de bescherming van biodiversiteit, waarbij provincies verantwoordelijkheid dragen voor het natuurbeleid, en decentrale overheden betrokken zijn bij de uitvoering hiervan, of aan de waterkwaliteitseisen waarbij de betrokkenheid van decentrale overheden heel belangrijk is.

Feedback

De publicatie van de uiteindelijke evaluatie vindt naar verwachting in 2025 plaats. De evaluatie zal bestaan uit 27 individuele rapporten met aanbevelingen voor de lidstaten en een officiële mededeling van de Commissie. Tot 5 juli 2024 kunnen decentrale overheden feedback geven over de implementatie van het Europees milieubeleid.

Bronnen

EU-milieuwetgeving — evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid 2025, Europese Commissie
Environmental Implementation Review, Europese Commissie
Evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid: Landenrapport — NEDERLAND, EUR-Lex

Meer informatie

Milieubeleid, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
30 jaar Comité van de Regio’s https://europadecentraal.nl/30-jaar-comite-van-de-regios/ Mon, 10 Jun 2024 22:29:11 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101147
Het Comité van de Regio’s (CvdR) bestaat dit jaar 30 jaar. Hoog tijd om de belangrijke rol van het CvdR eens te belichten.

Het Comité van de Regio’s

Het Comité is opgericht om de betrokkenheid van decentrale overheden bij Europese besluitvorming te waarborgen. In 1994 hield het Comité zijn eerste plenaire vergadering. Inmiddels vertegenwoordigt dit adviesorgaan de steden en regio’s al ruim 30 jaar in Europa. De 329 leden en 329 plaatsvervangers houden zes keer paar jaar een bijeenkomst, onder meer om hun adviezen te bespreken. Het Comité vind zijn basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht is het Comité ingesteld. Naderhand is de rol van het CvdR met de inwerkingtreding van verschillende verdragen versterkt. Een voorbeeld is het Verdrag van Lissabon. Met de inwerkingtreding van dit verdrag kreeg het CvdR het recht om naar het Hof van Justitie te stappen bij schending van het subsidiariteitsbeginsel.

Beleidsprioriteiten

Het CvdR benadrukt de cruciale rol van lokale en regionale overheden met drie beleidsprioriteiten voor 2020-2025: maatschappelijke veranderingen begeleiden, Europa dichter bij de burger brengen en het cohesiebeleid waarborgen.

Belangrijke rol

Het Comité van de Regio’s (CvdR) vervult een belangrijke functie in het vertegenwoordigen van lokale en regionale overheden bij de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Dit adviesorgaan speelt een cruciale rol bij grensoverstijgende kwesties die flinke gevolgen kunnen hebben voor decentrale overheden. Bij onderwerpen van specifieke aard zijn de Europese instituties verplicht om het CvdR om advies te vragen, waarmee de ‘stem van de regio’ gewaarborgd is in het Europese besluitvormingsproces. Het gaat dan bijvoorbeeld over nieuwe vervoersregels of toepassingsverordeningen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds+.

Een belangrijke prestatie is de succesvolle lobby voor het behoud en de versterking van het cohesiebeleid in de EU-begroting voor 2021-2027.

Succesvolle lobby

Een belangrijke prestatie van het Comité van de Regio’s in de afgelopen jaren is de succesvolle lobby voor het behoud en de versterking van het cohesiebeleid in de EU-begroting voor 2021-2027. Dit beleid, dat gericht is op het verminderen van regionale ongelijkheden en het bevorderen van economische, sociale en territoriale cohesie, heeft geleid tot aanzienlijke financiering voor gemeenten. Hierdoor hebben lokale overheden extra middelen gekregen om belangrijke projecten op het gebied van infrastructuur, duurzaamheid en sociale inclusie te realiseren.

Nederlandse delegatie

Elke lidstaat heeft een eigen vertegenwoordiging in het CvdR. Namens Nederland nemen er 12 leden en 12 plaatsvervangers mee. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) draagt 6 gemeentelijke leden en 6 gemeentelijke plaatsvervangers voor. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) doet dit eveneens voor 12 vertegenwoordigers uit de provincies. De leden worden daarna officieel voorgedragen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Toekomst

Dit weekend werd de uitslag van de Europese verkiezingen bekend. Hoewel de leden van het CvdR niet direct worden gekozen tijdens de Europese verkiezingen, beïnvloeden deze verkiezingen wel de samenstelling van de Europese Commissie en het Europees Parlement, die op hun beurt invloed uitoefenen op het CvdR. Ook welke politieke partijen en coalities de meerderheid in het Europees Parlement vormen kan van invloed zijn op de beleidsprioriteiten van de EU en daarmee de thema’s en prioriteiten beïnvloeden waar het CvdR zich op richt in zijn adviezen en werkzaamheden. Die uitslag laat vooralsnog geen politieke aardverschuiving zien.

Decentrale relevantie

Voor decentrale overheden is het CvdR relevant, omdat het Comité uitsluitend de decentrale belangen behartigt. Zoals toen in een ontwerpadvies aan de Europese Commissie werd geadviseerd om decentrale overheden meer te betrekken bij het ontwerp van wet- en regelgeving, zodat de nabijheid van deze overheden tot de burgers bijdraagt aan de vorming van Europese regels.

Bronnen

Europees Comité van de Regio’s, Comité van de Regio’s
The Committee of the Regions, Europees Parlament
European Committee of the Regions, EUR-Lex

]]>
Zwemwaterkwaliteit: Nederland loopt achter https://europadecentraal.nl/nieuws/zwemwaterkwaliteit-nederland-loopt-achter/ Mon, 10 Jun 2024 08:06:09 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=101123 De kwaliteit van het Europese zwemwater is in orde, 96% voldoet aan eisen in de Zwemwaterrichtlijn. In vergelijking met andere Europese landen blijft Nederland echter achter. Zo blijkt uit een rapport van het Europees Milieuagentschap (EEA). Nederland behaalde van de 29 onderzochte landen de 22e plaats.

Europese zwemwaterkwaliteit

Maar liefst 96% van het zwemwater in de Europese Unie voldoet aan de eisen van de Zwemwaterrichtlijn volgens de nieuwste beoordeling van het Europees Milieuagentschap (EEA). Sterker nog, 85% van het zwemwater werd beoordeeld als uitstekend. Veilig zwemmen kan over het algemeen het beste aan de kust: in 2023 was de kwaliteit van 89% van het kustzwemwater namelijk uitstekend, tegenover 79% van het binnenlandse water. Iets meer dan een procent van het Europese zwemwater is nog ondermaats en voldoet niet aan de kwaliteitseisen.

Nederlandse zwemwaterkwaliteit

De zwemwaterkwaliteit in Nederland is echter aan verbetering toe. Nederland kwam namelijk op de 22e plek van 29 landen (alle EU-lidstaten, Albanië en Zwitserland) en viel daarmee een stuk onder het Europese gemiddelde. Slechts 72,3% van het  Nederlandse zwemwater was van uitstekende kwaliteit, terwijl 4,3% onvoldoende was. Net als in andere EU-lidstaten is in Nederland het water aan de kust van betere kwaliteit dan wateren in het binnenland.

Jaarlijkse beoordeling

Het Europees Milieuagentschap brengt jaarlijks een overzicht uit van de kwaliteit van het Europese zwemwater. De beoordeling is gebaseerd op verplichte metingen die de lidstaten doen in het kader van de Europese Zwemwaterrichtlijn. Lidstaten zijn hierbij verplicht om te testen op de bacteriën e.coli en enterokokken. De inname van vervuild water kan namelijk verschillende symptomen veroorzaken zoals buikklachten, oor- en oogontsteking en infectie van de luchtwegen.

Zwemwaterrichtlijn

De Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/7) gaat over het beheer en de controles van de zwemwaterkwaliteit. Onder zwemwater valt al het oppervlaktewater waar mensen regelmatig in zwemmen, zonder dat dit verboden is of afgeraden wordt. Lidstaten zijn volgens deze richtlijn verplicht om jaarlijks over de duur van het badseizoen te beslissen en de zwemwateren te bepalen aan de hand van de voorgaande definitie. Ook verplicht de Richtlijn de lidstaten tot het meten en beoordelen van de zwemwaterkwaliteit. Zo schrijft de Richtlijn voor hoe vaak en waar de lidstaten metingen moeten uitvoeren en bepaalt de Richtlijn eisen voor de beoordeling van de kwaliteit.

Decentrale relevantie

Samen met het Rijk wijzen de provincies de Nederlandse zwemwateren aan. Verder werken de waterschappen, provincies en beheerders samen om de kwaliteit van het zwemwater in Nederland te waarborgen. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een zwemwaterprofiel en houden toezicht op de zwemwaterkwaliteit tijdens het badseizoen. Mocht de kwaliteit ergens te laag zijn, dan kondigt de provincie een negatief zwemadvies of zwemverbod af. Tenslotte is de provincie verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie over de kwaliteit van het zwemwater en het zwemwateradvies aan de inwoners.

Bronnen

European bathing water quality in 2023, Europees Milieeuagentschap 

Meer informatie

Zwemwater, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Verslag: Talkshow ‘de EU in perspectief’ https://europadecentraal.nl/verslag-talkshow-de-eu-in-perspectief/ Fri, 07 Jun 2024 15:02:41 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101101 Recent organiseerden KED en de VNG een talkshow in aanloop naar de Europese verkiezingen. Na een welkomstwoord van Pieter Jeroense (plaatsvervangend algemeen directeur VNG) en een presentatie van Tim de Wit, konden de aanwezigen genieten van een panelgesprek over de Europese verkiezingen.

Opening

Pieter Jeroense heette de aanwezigen welkom en deed een korte rondvraag om een beeld te krijgen van het publiek, dat vooral bestond uit Europa coördinatoren bij gemeenten. Ook werd Tim de Wit verwelkomd, een Nederlandse journalist bekend van de podcast ‘Europa draait door’ en als voormalig NOS-correspondent in Londen.

Presentatie Tim de Wit

Tim de Wit gaf daarna een korte presentatie over de verkiezingen en de Europese verhoudingen. Hij besprak bijvoorbeeld de verwachte verkiezingsuitslag, die hoogstwaarschijnlijk afwijkt van de Nederlandse verkiezingsuitslagen van november 2023. Zo krijgt de BBB in de voorlopige peilingen maar 1 zetel. Verder komt er naar verwachting een rechts radicale golf, maar zal die maximaal 25% van de zetels bezetten in het Europees Parlement. De grootste fracties in het Parlement blijven de Christendemocraten en de Sociaaldemocraten.

Panelgesprek

Pieter Jeroense leidde vervolgens een enerverend panelgesprek met panelleden Tim de Wit, Brigitte van den Berg, D66-kandidaat voor de Europese verkiezingen en wethouder van Beverwijk en lid van de VNG Commissie Europa en Internationaal, en Mariëtte van Leeuwen, gedeputeerde uit Zuid Holland en lid van het Comité van de Regio’s.

Natuurlijk is Europese samenwerking op een aantal thema’s onvermijdelijk, denk aan water of de energietransitie. We moeten nog wel kritisch kijken of er dingen zijn waarvoor we de EU niet meer nodig hebben.

Geen nieuw EU-beleid meer?

Het panelgesprek werd ingeluid met de stelling: “De Europese Unie moet stoppen met het maken van nieuw beleid.” Van Leeuwen vond deze stelling te kort door de bocht: “Natuurlijk is Europese samenwerking op een aantal thema’s onvermijdelijk, denk aan water of de energietransitie. Maar, we moeten nog wel kritisch kijken of er dingen zijn waarvoor we de EU niet meer nodig hebben.” Vanuit de zaal brengt wethouder Guido Rink van Emmen in dat het uiteindelijk meer gaat over de uitvoerbaarheid van beleid dan over nieuw beleid op zichzelf.

Onmisbaarheid van de VNG en IPO lobby

Als tweede onderwerp kwam de lobby van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan bod. Is deze onmisbaar voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van Europese wet- en regelgeving? Het unanieme antwoord was: ja. Van Leeuwen stelde: “Absoluut. We zijn verenigd als provincies bij het HNP [Huis van de Nederlandse Provincies] en dat is ongelofelijk belangrijk. Als we de lobby niet meer voeren, heb je geen grip meer op beleid.” Van den Berg onderstreepte daarbij wel het belang van subsidiariteit. De uitvoering moet volgens haar plaatsvinden op lokaal niveau, als dat kan. Als lokale overheden dan ook maar écht de ruimte krijgen. De Wit gaf nog mee dat de lobby van een overheid niet te vergelijken valt met die van een groot bedrijf, zoals Apple of Google. Bedrijven hebben vaak een groter budget en zetten ook meer lobbyisten in. “Het is een oneerlijk speelveld.”

Effectiviteit Comité van de Regio’s

Ten slotte kwam de effectiviteit van het Comité van de Regio’s aan de orde. Ook over dit onderwerp waren de panelleden het snel eens: hoewel de besluitvorming lang kan duren, is het Comité een belangrijk adviesorgaan. Van den Berg stelde dat het maken van goed beleid en goede regels bestaat uit het afwegen van allerlei verschillende belangen: “Het is een zorgvuldige taak. Ik ben blij dat daar de tijd voor genomen wordt.” De Wit vulde aan: “Het is een handig middel om iets voor elkaar te krijgen. Samenwerken blijft nu eenmaal ingewikkeld. Het is natuurlijk een beetje modderen, maar het is zoals het nu is wel de enige manier om iets voor elkaar te krijgen.”

Heeft u het evenement gemist maar zou u het wel graag terugkijken? Dat kan! Via deze link. Benieuwd wat de speerpunten zijn van de VNG voor de nieuwe mandaat periode? Klik hier.

]]>
Herziening van de Richtlijn Industriële Emissies https://europadecentraal.nl/nieuws/herziening-van-de-richtlijn-industriele-emissies/ Mon, 06 May 2024 16:11:42 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=100647 Vorige maand is door de Raad van de Europese Unie een herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE-richtlijn) aangenomen. Het doel van de herziening is een verbetering van de regulering van en het toezicht op industriële uitstoot. Zo stelt de Richtlijn eisen aan sancties voor overtredingen op de Richtlijn en zijn lidstaten verplicht om vergoedingen voor gezondheidsschade mogelijk te maken.

Richtlijn Industriële Emissies

De RIE-richtlijn (2010/75/EU) is voor de Europese Unie (EU) een belangrijk instrument om de verontreiniging veroorzaakt door industriële activiteiten te reguleren. Voorbeelden van installaties die onder de Richtlijn vallen zijn afvalverwerkingsinstallaties, slachthuizen en elektriciteitscentrales.

De installaties die onder de Richtlijn vallen moeten in bezit zijn van een vergunning. De installaties verkrijgen deze vergunning als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. Zo zijn er emissiegrenswaarden opgesteld voor verontreinigende stoffen, zoals stikstof. Ook moeten de installaties aantonen dat ze voldoende maatregelen treffen om milieuverontreiniging te beperken.

Herziening van de Richtlijn

Toevoeging van grote agrarische bedrijven

Agrarische bedrijven met met meer dan 350 zogenaamde Livestock Units (LSU) vallen nu ook onder de IED. Het gaat daarmee om grote intensieve veehouderijen. Hun uitstoot valt daarmee ook onder de systematiek en de hieronder beschreven aansprakelijkheidsregimes. De LSU is een rekeneenheid en voor specifieke sectoren, zoals de pluimveesector, zijn andere drempelwaarden opgenomen. Biologisch producerende bedrijven vallen niet onder de IED.

Elektronische vergunningen

De herziening van de Richtlijn moet het verlenen van vergunningen gemakkelijker maken. Zo is er een elektronisch vergunningensysteem voorgesteld. Met de nieuwe Richtlijn is het voor lidstaten verplicht om voor 2035 een dergelijk elektronisch vergunningensysteem te hebben geïnstalleerd. Op deze manier is de vergunningsprocedure voor de veelal multinationaal opererende bedrijven grotendeels gelijk in elke lidstaat, en is het niet mogelijk voor lidstaten om garen te spinnen bij een niet optimaal functionerend vergunningssysteem.

Sancties

Lidstaten moeten daarnaast sancties opstellen voor overtredingen van de Richtlijn. Zo kan een rechtspersoon, meestal een bedrijf, na het plegen van een zware inbreuk een boete krijgen van maximaal 3% van de omzet van het jaar voorafgaand aan de uitgifte van de boete. De herziening onderstreept ook dat de sancties voldoende afschrikwekkend moeten zijn om herhaling van overtredingen te voorkomen.

Gezondheidsschade en vergoedingen

Overtredingen van de RIE-richtlijn kunnen schadelijke gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid. Daarom moeten lidstaten het voor slachtoffers van deze gezondheidsschade mogelijk maken om vergoedingen te eisen van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen. Wanneer lidstaten dit recht op vergoeding vertalen, ook wel implementeren genoemd, naar nationale wetgeving moeten ze voldoen aan het doeltreffendheidsbeginsel: het moet in de praktijk niet onmogelijk of ontzettend moeilijk zijn voor de slachtoffers om de procedures tot vorderingen tot schadevergoeding te doorlopen.

Transparantie en Inspraak

De verbeterde vergunningsprocedure, en het verscherpte aanprakelijkheidsregime worden ondersteunt met een nieuw voorgesteld digitaal portaal. In dit digitale portaal moet het voor belanghebbenden mogelijk zijn om op een laagdrempelige manier informatie te verkrijgen over de uitstoot in hun leefomgeving. De hoop is dat dit ook inspraakprocedures over nieuw te verlenen vergunningen kan ondersteunen.

Decentrale relevantie

Decentrale overheden verlenen in sommige gevallen de vergunningen aan installaties waarop de RIE-richtlijn van toepassing is. Daarom is het voor hen relevant om de ontwikkelingen rondom de vergunningsprocedures, zoals het introduceren van een elektronisch vergunningensysteem, te volgen.

Daarnaast kunnen decentrale overheden vervuilers aansprakelijk stellen. Zij hebben namelijk de verantwoordelijkheid om naleving van de milieuaansprakelijkheidsregels te controleren, en de verantwoordelijke hiervoor te laten betalen. Om die reden is het belangrijk om op de hoogte te blijven van nieuwe regels rondom sancties en aansprakelijkheid.

Vervolgstappen

De herziene versie van de RIE-richtlijn zal worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Na de publicatie treedt de Richtlijn na 20 dagen in werking. De lidstaten hebben hierna 22 maanden om de Richtlijn naar de nationale wetgeving te vertalen. Naar verwachting zal de Richtlijn in Nederland worden opgenomen in de wet Milieubeheer of de omgevingswet, waarin milieuaansprakeljkheid is geregeld.

Bron

Industriële emissies: Raad keurt geactualiseerde regels goed om milieu beter te beschermen, Raad van de Europese Unie

Wijziging van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de

Raad inzake industriële emissies, Raad van de Europese Unie.

Meer informatie

Industriële emissies, Kenniscentrum Europa Decentraal

Raadsakkoord bereikt over wet industriële emissies, Huis van de Nederlandse Provincies

Europees Parlement heeft een week vol stemmingen over nieuwe klimaatwetgeving, Huis van de Nederlandse Provincies

]]>
Nederlands initiatief wint Nieuw Europees Bauhaus prijs 2024 https://europadecentraal.nl/nieuws/nederlands-initiatief-wint-nieuw-europees-bauhaus-prijs-2024/ Mon, 22 Apr 2024 09:44:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=100353 De Nieuw Europees Bauhaus-prijzen zijn voor de vierde keer uitgereikt aan projecten die esthetiek, duurzaamheid en inclusie met elkaar verbinden. Het Nederlandse initiatief Set Community Gardens uit Ijburg in Amsterdam won de prijs voor versterking van een gevoel van verbondenheid. Het project verbindt mensen van alle leeftijden en achtergronden door middel van een buurthuis en een gemeenschappelijke tuin.

Wat zijn de Nieuw Europees Bauhaus-prijzen?

Nieuw Europees Bauhaus

Esthetiek, duurzaamheid en inclusie: dat zijn de drie pijlers van het Nieuw Europees Bauhaus (NEB). Het NEB-initiatief is door de Europese Commissie opgericht om de Green Deal te verbinden met het dagelijks leven. Hierbij onderstreept het NEB dat de transitie naar een duurzame woonomgeving toegankelijk moet blijven. Verder benadrukt het initiatief ook de pijler esthetiek: projecten hoeven niet enkel functioneel te zijn, maar zouden ook moeten bijdragen aan de schoonheid van de leefomgeving.  

De Nieuw Europees Bauhaus-prijzen 2024

De toekenning van de prijzen vindt plaats op basis van vier categorieën:

  • vormgeving aan een circulair industrieel ecosysteem;
  • versterking van een gevoel van verbondenheid;
  • prioritering van plaatsen en mensen die het meest behoeftig zijn;
  • en verbetering van de relatie met de natuur.

Binnen elk van deze categorieën zijn twee prijzen te vergeven: de prijs voor kampioenen van het NEB, een prijs voor bestaande en voltooide initiatieven; en de prijs voor rijzende sterren van het NEB: een prijs voor concepten van jonge talenten onder de 30 jaar.

De vierde editie van de NEB-prijzen focuste zich op regio’s in de Europese Unie die het op sociaaleconomisch vlak zwaar te verduren hebben in de groene transitie. Ook was er een speciale prijs voor wederopbouwprojecten uit Oekraïne. Twee winnaars ontvingen deze prijs: een project dat huisvesting verschaft aan ontheemde mensen in Oekraïne; en een initiatief dat zich richtte op het behoud van de Oekraïense biodiversiteit.

Nederlandse winnaar

Het Nederlandse initiatief Set Community Gardens won een prijs in de categorie voor versterking van een gevoel van verbondenheid. Het initiatief is opgestart door vrijwilligers in Amsterdam-IJburg. Het doel van het gemeenschapstuinproject is om mensen van verschillende generaties en sociaal-culturele achtergronden met elkaar te verbinden.

In de tuin kunnen mensen zorgen voor verschillende plant- en bloemsoorten en hun eigen fruit of groenten kweken. Naast de gemeenschappelijke tuin is er ook een buurthuis, de ‘wereldhuiskamer’, opgericht. Hier kunnen bewoners meedoen aan allerlei gratis activiteiten, zoals kooklessen, buurtdiners of taalcursussen.

Decentrale relevantie

De NEB-prijzen worden uitgereikt aan lokale projecten die de waarden van het programma omvatten. Decentrale overheden in Nederland die een inclusief, duurzaam en stijlvol project hebben opgestart of willen opstarten kunnen inspiratie doen uit vorige winnaars van een NEB-prijs. Volgend jaar kunnen zij zich weer opgeven voor de NEB-prijzen 2025 om hun project in het zonnetje te zetten. Winnaars van de prijzen ontvangen onder meer een geldprijs en een communicatiepakket zodat zij hun projecten verder kunnen ontwikkelen of elders in Europa kunnen reproduceren.

Bron

De Nieuw Europees Bauhaus-prijzen 2024 tonen duurzame, inclusieve en mooie projecten in heel Europa, Europese Commissie.

New European Bauhaus, Europese Commissie.

Meer informatie

Nieuw Europees Bauhaus-prijzen open voor aanmeldingen, Kenniscentrum Europa Decentraal.

Duurzaam, inclusief en stijlvol bouwen: Nieuw Europees Bauhaus-programma ondersteunt projecten decentrale overheden, Kenniscentrum Europa Decentraal.

]]>
Europees Parlement scherpt de bodemmonitoringsrichtlijn aan https://europadecentraal.nl/nieuws/europees-parlement-scherpt-de-bodemmonitoringsrichtlijn-aan/ Mon, 22 Apr 2024 09:23:08 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=100356 Om ervoor te zorgen dat de Europese bodemgezondheid in 2050 weer voldoet aan de noodzakelijke normen, is de bodemmonitoringsrichtlijn voorgesteld. Lidstaten worden door de Richtlijn verplicht om de bodemgezondheid van hun grondgebied in de gaten te houden. Een nieuwe toevoeging aan de Richtlijn is het classificatiesysteem voor bodemgezondheid, aangedragen door leden van het Europees Parlement.

Bodemmonitoringsrichtlijn

Het doel

Naar schatting verkeert 60-70% van de Europese bodems in een ongezonde staat. Om dit tegen te gaan, is de Europese bodemstrategie opgesteld. Een element van deze strategie is de bodemmonitoringsrichtlijn, die moet bijdragen aan het doel om in 2050 een volledig gezonde bodem te hebben in Europa. Daarnaast maakt de Richtlijn ook onderdeel uit van het bredere Zero Pollution Action Plan: het plan om vóór 2050 alle verontreiniging terug te brengen naar een niet schadelijk niveau. 

De bodemmonitoringsrichtlijn verplicht lidstaten om toezicht te houden op de bodemgezondheid van hun grondgebied. Als een gebied vervuild blijkt te zijn, eist de Richtlijn dat lidstaten deze gebieden verder onderzoeken om een geschikte oplossing te vinden. Ook moet de Richtlijn zorgen voor een geharmoniseerde definitie van bodemgezondheid. Zo geeft de Richtlijn uitleg aan de begrippen bodemgezondheid, duurzaam bodemmanagement en bodemgebied.

Nieuwe ontwikkelingen

Aan het voorstel van de Europese Commissie hebben de leden van het Europees Parlement onder andere een classificatiesysteem toegevoegd. Dit systeem bestaat uit vijf niveaus met bijbehorende eisen op basis waarvan de bodemgezondheid in een gebied kan worden beoordeeld. De vijf klassen zijn: uitmuntend, goed, middelmatig, verlaagd en ernstig verlaagd. Enkel de bodems die zijn aangemerkt als uitmuntend of goed krijgen de status van een gezonde bodem.

Verder is voorgesteld om een lijst op te stellen van stoffen die schadelijk zijn voor de bodemgezondheid. Lidstaten kunnen deze stoffen opnemen in hun monitoringsplannen, om ervoor te zorgen dat het toezicht rekening houdt met alle mogelijke bedreigingen voor de bodemgezondheid. Eerder stelde het Europees Parlement al voor om een zelfde soort lijst op te stellen voor het oppervlaktewater en het grondwater.

Decentrale relevantie

In Nederland zijn zowel provincies als gemeenten betrokken bij de zorg voor de bodemgezondheid. Dit betekent dat het voor hen beiden van belang is om op de hoogte te blijven van alle nieuwe Europese wetgeving op het gebied van bodemgezondheid. Of de verantwoordelijkheid van bodemmonitoring ook bij gemeenten en/of provincies komt te liggen is echter nog onduidelijk; dit zal blijken uit de vertalingen van de Richtlijn naar Nederlandse wetgeving.

Vervolgstappen

De bodemmonitoringsrichtlijn is tijdens een eerste lezing door het Europees Parlement behandeld. Na de Europese verkiezingen in juni zal het nieuwe parlement het voorstel bespreken en een tweede positie aannemen. Mocht zowel het Europees Parlement als Raad van de Europese Unie akkoord gaan met de nieuwe Richtlijn, dan wordt deze gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. De nieuwe Richtlijn zal daarna in werking treden.

Bron

Soil health: Parliament sets out measures to achieve healthy soils by 2050, Europees Parlement.

Resolutie van het Europees Parlement over de bodemmonitoringsrichtlijn, Europees Parlement.

Meer informatie

De Europese Commissie presenteert nieuwe bodemmonitoringsrichtlijn, Huis van de Nederlandse Provincies.

Een bodemstrategie voor de toekomst, Kenniscentrum Europa Decentraal.

]]>
“Interreg Deutschland-Nederland is laagdrempelig en dat willen we zo houden.” – Interview met provincie Overijssel https://europadecentraal.nl/nieuws/interreg-deutschland-nederland-is-laagdrempelig-en-dat-willen-we-zo-houden-interview-met-provincie-overijssel/ Mon, 15 Apr 2024 12:30:39 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=100219 Anne Fleur Weusthuis en Jacques van Steenbergen zijn programmamanagers voor Interreg Deutschland-Nederland bij de Provincie Overijssel. Ze zijn onder meer betrokken bij de beoordeling van projectaanvragen. Genoeg reden voor KED om met hen in gesprek te gaan, want hoe werkt het beheer van het fonds en waar letten ze op bij een aanvraag?

Interreg Deutschland-Nederland biedt financiering voor projecten in de grensregio. Het doel van het programma is om grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren en gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken. Het benutten van het groeipotentieel van de grensgebieden is hierbij ook van belang. Het Interreg programma is ontstaan als een sociaal initiatief. Toentertijd was het doel het bijeenbrengen van burgers. Inmiddels heeft het programma zich ontwikkeld tot een groen en innovatief initiatief. Van Steenbergen: “We proberen het steeds eenvoudiger te maken voor aanvragers. Het programma is erg laagdrempelig, dat is het altijd geweest en dat willen we ook zo houden. Zodat iedereen, van kleine verenigingen tot mkb bedrijven, universiteiten en overheden, een aanvraag voor financiering in kan dienen.”

Hoe is het Interreg-programma Deutschland-Nederland georganiseerd?

Anne Fleur Weusthuis

Weusthuis legt uit dat Overijssel een van de vijftien Interreg partners is. Het programma staat open voor Nederlandse projectpartners uit (delen van) de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Flevoland, Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg. In Duitsland gaat het om delen van de deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen.

De provincie Overijssel is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het programma. De provincie Overijssel vertegenwoordigt, samen met de provincie Friesland, de acht deelnemende Nederlandse provincies in de begeleidingsgroep die het programma ontwikkelt.

Van Steenbergen: “We doen alles samen. De programmapartners beslissen gezamenlijk over de inhoud, het systeem en de besluitvoering. We zijn gericht op een ‘one stop shop’. Dat is een wat andere manier van organiseren dan de andere Interreg A programma’s.”

Daarnaast is de provincie betrokken bij het beoordelen van de ingediende projectvoorstellen. De provincie is zelf ook deelnemer aan het programma, zo is Overijssel nu leadpartner in twee projecten. Een van de projecten gaat over trechterbekers: archeologische vondsten die zowel in Nederland en Duitsland gedaan zijn. Het project heeft als doel om de kennis over trechterbekers samen te brengen en beter te verspreiden onder de inwoners.

Hoe loopt de aanvraagprocedure en waar letten jullie op tijdens de selectie?

Het is mogelijk om doorlopend projectaanvragen in te dienen. Projecten kunnen hierbij onder verschillende prioriteiten vallen. Wie het project beoordeelt is afhankelijk van welke prioriteit een project heeft. Aanvragers krijgen binnen 18 weken te horen of een project is goedgekeurd.

Weusthuis vertelt over de selectie: “We kijken vooral of het project voldoet aan de subsidievoorwaarden van het programma. Het is wezenlijk dat het project een sterke grensoverschrijdende component heeft. Maar ook dat andere organisaties een project kunnen repliceren. En dat er mogelijkheden zijn voor het voortzetten van de samenwerking tussen partners na afloop van het project.”

Jacques van Steenbergen

Van Steenbergen vult aan: “Het is belangrijk bij zulke projecten dat je het geleerde verspreidt in het grensgebied.” Zo was er het project Waterrobuuste Steden dat draaide om klimaatverandering en hoe dit steden in de grensregio treft, zoals wateroverlast en hittestress. De partners ontwikkelden drie pakketten met in totaal twaalf maatregelen, die ze deels uitvoerden – in duo’s, zodat de partners elkaar optimaal konden ondersteunen. “Aan het einde van het project maakten de partners een handboek waarmee ze andere overheden voorlichten over hoe je deze problematiek aanpakt. Daarmee stimuleer je de ontwikkeling van andere organisaties,” aldus Van Steenbergen.

De grensoverschrijdende component is daarnaast een aandachtspunt: “Wat is nu echt de meerwaarde van de samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse partners? Je betrekt niet alleen een Duitse partij omdat je dan subsidie denkt te krijgen. We letten er nadrukkelijk op of de partners goed samenwerken, bijvoorbeeld op het gebied van personeel, op technisch en op financieel vlak.”

Dat is belangrijk bij zulke projecten: dat je het geleerde verspreidt in het grensgebied en daarmee de ontwikkeling van andere organisaties stimuleert.

Is de provincie Overijssel verder nog betrokken bij de projecten?

Weusthuis legt uit dat inhoudelijke experts bij de provincie beoordelen of het project aansluit bij het beleid van de provincie Overijssel. Dat is van belang omdat projecten ook in aanmerking kunnen komen voor cofinanciering vanuit de provincie. Weusthuis: “De cofinanciering kan aanzienlijk zijn. Hoe meer Overijsselse partners betrokken zijn bij het project, hoe meer de cofinanciering waarvoor het project in aanmerking komt. We zorgen ervoor dat wanneer we een project goedkeuren, de cofinanciering al definitief geregeld is.”

Hoe gaat de samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse partners? Weten de partners elkaar goed te vinden?

Weusthuis stelt: “In onze beleving is de samenwerking goed. Veel partners hebben jarenlange ervaring met het Interreg programma. Dus mochten er projectpartners zijn die dat nog niet hebben, dan zijn er altijd wel een aantal ervaren partners bij het project betrokken om hen de weg te wijzen. Bovendien zijn de netwerken onderling sterk, dus de partners weten elkaar goed te vinden bij het schrijven van de projectaanvraag.” Daarnaast heeft Interreg Deutschland-Nederland vier regionale programmamanagementteams die ondersteunen bij het opstellen van een projectvoorstel, maar ook kunnen helpen met het leggen van contact met Duitse partners. Een goede samenwerking tussen de partners is niet alleen van belang bij het schrijven van de aanvraag, maar ook bij de uitvoering van het project.

Het is bij een interculturele samenwerking wel goed om rekening te houden met eventuele cultuurverschillen. Weusthuis legt uit dat het bijvoorbeeld zo kan zijn dat iets anders geregeld is bij de Duitse partner, waardoor het langer kan duren dan de Nederlandse partners van hun kant gewend zijn. Daarom is het extra van belang om op tijd te beginnen met het schrijven van een voorstel.

Bovendien zijn de netwerken onderling sterk, dus de partners weten elkaar goed te vinden bij het schrijven van de projectaanvraag.

De huidige periode loopt tot 2027. Hoe gaat het nu met het programma?

Van Steenbergen: “Er is nog veel geld ter beschikking in Nederland-Duitsland dus er zijn veel mogelijkheden voor goede ideeën en voor goede samenwerkingen in het kader van Interreg. Het hangt er natuurlijk vanaf hoe lang jouw project duurt en met welke thematiek het zich bezig houdt, maar zoals het er nu naar uitziet hebben wij in 2026 ook nog de middelen om nieuwe projecten binnen de voorwaarden goed te keuren.”

]]>