Compensatie aan bouwbedrijven die verplicht zijn sociale woningbouw te realiseren is geen verboden staatssteun zolang de verrichte activiteiten onder diensten van algemeen economisch belang (DAEB) vallen. Dit is een van de conclusies die getrokken kan worden uit de gevoegde zaken C-197/11 en C-203/11 – Eric Libert e.a. tegen Vlaamse Regering.
Een andere relevante conclusie voor decentrale overheden is dat het dwingend voorschrijven tot realisatie van sociale woningen in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal. Wanneer er echter sprake is van een dwingende reden van algemeen belang, dan wordt deze sociale last gerechtvaardigd.
1. HvJ EU, 8 mei 2013. Libert e.a.
Gevoegde zaken C-197/11 en C-203/11
2. Beleidsdossier(s) en thematiek
Woningcorporaties, Staatssteun
DAEB en staatssteun, Diensten van Algemeen Belang
Vrij verkeer van kapitaal, Vrij verkeer
3. Samenvatting feiten, verloop rechtsgang en rechtsvragen
In geding waren verschillende vastgoedbedrijven (Libert e.a.) tegenover de Vlaamse regering. De in België gevestigde Libert e.a. hadden een beroep gedaan tot vernietiging van Vlaamse wetgeving.
Vlaamse wetgeving
In deze zaak ging het om Vlaamse wetgeving die bouwbedrijven dwingend voorschrijft sociale woningen te realiseren. Bouwbedrijven moesten zich om een bouwvergunning te verkrijgen onderwerpen aan een procedure in het kader waarvan zij een sociale last dienen uit te voeren.
Deze sociale last houdt in dat de bedrijven een deel van hun project moeten bestemmen voor de bouw van sociale woningen of een financiële bijdrage moeten betalen aan de gemeente waarin het project wordt gerealiseerd.
Compensatie sociale lasten
Om de sociale lasten die opgedragen zijn aan vastgoedbedrijven deels te compenseren, zijn bepalingen in de Vlaamse wetgeving opgenomen die voorzien in belastingvoordelen die ten goede komen aan deze vastgoedbedrijven.
Rechtsvragen
Libert e.a. hadden (onder andere) de beginselen van interne markt en de staatssteunregels met betrekking tot de compensatie aangevoerd en startten daarom een geding bij de nationale rechter. De nationale rechter stelt vervolgens, als verwijzende rechter, de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU:
– Moeten de belastingvoordelen in de Vlaamse wetgeving, gelet op art. 107 en 108 VWEU al dan niet in samenhang met DAEB regelgeving, worden aangemerkt als staatssteun die bij de Commissie gemeld moet worden (r.o. 70)?
– Is het koppelen van een sociale last aan het verlenen van een bouwvergunning in strijd met het vrij verkeer van kapitaal? Ondernemingen zijn namelijk beperkt de gronden te gebruiken voor de doeleinden waarvoor zij deze eigenlijk willen gebruiken (r.o. 61 en 66).
4. Samenvatting uitspraak
Eerste vraag
De bepalingen uit de Vlaamse wetgeving beogen de sociale last te compenseren die op de bedrijven rust. Het gaat hier om bepaalde belastingvoordelen, in de vorm van fiscale stimuli en subsidiemechanismen (r.o. 16, 71 en 72).
Staatssteun
Om de vraag te beantwoorden of deze belastingvoordelen als staatssteun moet worden aangemerkt, moeten de voorwaarden uit art. 107 lid 1 VWEU worden uitgewerkt. Het Hof oordeelt dat een nationale maatregel waarbij de overheid bepaalde ondernemingen een belastingvrijstelling verleent die de financiële situatie van de begunstigden (direct of indirect) ten goede komt, staatssteun kan opleveren (r.o. 80).
DAEB
Wanneer daarentegen de compensatie is verleend om een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) uit te voeren, valt een dergelijke compensatie niet onder art. 107 VWEU. Diensten die als DAEB worden aangemerkt moeten aan de voorwaarden uit het Altmark-arrest voldoen.
Rekening moet hierbij worden gehouden met de ruime beoordelingsbevoegdheid van (de)centrale overheden bij de bepaling van diensten als DAEB (r.o. 84-102).
Nationale rechter
Het staat echter aan de nationale rechter te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden van art. 107 VWEU om van staatssteun te spreken. Ook staat het aan de verwijzende rechter om vast te stellen of de dienst een DAEB is en daarmee uitgezonderd is op grond van het DAEB besluit op de verplichting tot aanmelding bij de Commissie.
Tweede vraag
Een bouwvergunning afhankelijk stellen van het bouwen van sociale woningen is volgens het Hof in principe in strijd met het vrij verkeer van kapitaal (art. 63 VWEU), tenzij de sociale last gerechtvaardigd wordt door een dwingende reden van algemeen belang.
Sociale last
Het Hof geeft aan dat art. 63 VWEU zo moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een bepaling die bepaalde ondernemingen een sociale last oplegt wanneer hun een bouwvergunning wordt verleend, voor zover deze bepaling voldoet aan het evenredigheidsbeginsel.
Dat wil zeggen dat de bepaling noodzakelijk en geschikt moet zijn voor de verwezenlijking van het nagestreefde doel. In dit verband geeft het Hof aan dat dergelijke eisen inzake sociale huisvesting van een lidstaat dwingende redenen van algemeen kunnen vormen en dus een rechtvaardiging kunnen zijn voor beperking van de Vlaamse wetgeving (r.o. 67-69).
Nationale rechter
Het Hof laat het echter ook hier over aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de Vlaamse regelgeving daadwerkelijk de evenredigheidstoets kan doorstaan, gelet op de specifieke omstandigheden van het hoofdgeding.
5. Meer informatie
DAEB en staatssteun, Diensten van Algemeen Belang, Europa decentraal
Woningcorporaties, Staatssteun, Europa decentraal
Vrij verkeer van kapitaal, Vrij verkeer, Europa decentraal
Verdragsbeginselen, Aanbesteden, Europa decentraal
Beschikkingen E 2/2005 en N 642/2009, over woningcorporaties
Woningbouw en ruimtelijke ordening onder de aandacht van het Hof van Justitie EU, Boot advocaten