Europese rechtspraak

Laatste update: 27 februari 2023

Door:


Dit arrest gaat over de uitleg van de staatssteunregels ten aanzien van het financieren van DAEB. Het Gerecht heeft een goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie voor het financieren van openbare ziekenhuizen in Brussel vernietigd. De Commissie had nader onderzoek moeten doen naar het overcompenseren van de ziekenhuizen voor hun DAEB taak.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat bij een toetsing aan staatssteunregels niet gekeken hoeft te worden naar de economische efficiëntie van de onderneming die de DAEB verricht. Er moet gekeken worden naar de vraag of de onderneming geen overcompensatie krijgt.

1. Coördinatie van Brusselse instellingen voor welzijnswerk en gezondheidszorg tegen de Europese Commissie, Gerecht EU, 7 november 2012

Zaak T-137/10.

2. Beleidsdossiers en thematiek

Diensten van algemeen belang, staatssteun

3. Relevantie beleidsdossier en thematiek voor decentrale overheden

Diensten van algemeen economisch belang (DAEB) bevinden zich op het grensvlak tussen publieke belangen op nationaal en decentraal niveau en de regels van de interne markt. Decentrale overheden hebben een ruime beleidsvrijheid bij het omschrijven en financieren van een DAEB.

De staatssteunregels voor DAEB stellen een decentrale overheid in de gelegenheid een onderneming financieel te compenseren voor het uitvoeren van een dienst in het publiek belang. Belangrijk is dat voorafgaand aan het uitvoeren van een DAEB deze financiering verbonden wordt aan transparante en objectieve voorwaarden die overcompensatie van de DAEB voorkomen.

3. Korte samenvatting feiten en rechtsvraag

In 2005 stelde de Commissie, naar aanleiding van een klacht, een onderzoek in naar de financiering van openbare ziekenhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de Belgische overheid, waaronder een aantal gemeenten. Het IRIS-ziekenhuizennetwerk is door de Belgische overheid als DAEB aangewezen en ontving voor diverse (sociale) zorgactiviteiten compensatiesteun.

De klagers maakten bezwaar tegen onderdelen van de financiering, omdat deze volgens hen tot overcompensatie zou leiden. De Commissie heeft de klacht onderzocht en in 2009 beschikt dat de financiering tot staatssteun leidde maar dat deze op basis van de DAEB-Vrijstellingsbeschikking en art. 106 lid 2 VWEU verenigbaar is met de regels van de interne markt.

De Coördinatie van Brusselse instellingen voor welzijnswerk en gezondheidszorg (CBI) is tegen deze Commissiebeschikking in beroep gegaan bij het Gerecht EU. De rechtsvraag in dit arrest is of de Commissie een formeel onderzoek had moeten instellen naar de vermeende overcompensatie van enkele vormen van publieke dienstverlening die de IRIS-ziekenenhuizen als DAEB voor de Belgische Staat uitvoeren.

Een additionele rechtsvraag die gesteld is, door onder meer de interventie van Nederland, is de vraag of slechts een economisch efficiënte onderneming in aanmerking komt voor DAEB-compensatie op basis van de staatssteunregels voor DAEB.

4. Samenvatting uitspraak

Op verzoek van CBI heeft het Gerecht slechts enkele (sociale) zorgactiviteiten, die door de Belgische overheid als DAEB aangewezen zijn, onderzocht op overcompensatie. Het Gerecht heeft opgemerkt dat de Commissie in het vooronderzoek over financiële gegevens en documenten beschikte die aanwijzingen gaven dat het financieringsstelsel van (met name de sociale) DAEB-activiteiten die de ziekenhuizen verrichten, mogelijk niet bij de juiste activiteiten terecht zijn gekomen.

Ook heeft de Commissie niet alle kostenparameters nagelopen bij een aantal DAEB-compensaties. Hierop heeft het Gerecht gesteld dat uit het vooronderzoek de Commissie had moeten vaststellen dat er onvoldoende waarborgen tegen overcompensatie door de Belgische overheid is ingebouwd in het financieringsstelsel voor de IRIS-ziekenhuizen.

Het Gerecht oordeelt dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure had moeten inleiden ten aanzien van de DAEB-financiering van de ziekenhuizen. Daarop heeft het Gerecht de beschikking van de Commissie vernietigd. De Commissie zal hierop een formeel onderzoek moeten instellen naar de financiering van de Belgische overheid.

Ten aanzien van het Nederlandse interventiepunt heeft het Gerecht geoordeeld dat een onderneming die DAEB-compensatie krijgt, zich niet hoeft te onderscheiden in economische efficiëntie bij het verrichten van de DAEB op basis van de staatssteunregels voor DAEB. Art. 106 lid 2 VWEU en vrijstellingsbeschikking 2005/842/EG (inmiddels vervangen door vrijstellingsbesluit 2012/21/EU) stellen een dergelijke eis niet bij compensatieverlening aan een onderneming.

Het Gerecht stelt dat er niet gekeken hoeft te worden of de DAEB tegen een lagere prijs kan worden verricht, maar naar het criterium of de DAEB overgecompenseerd wordt; dat wil zeggen dat de financiering van de DAEB hoger is dan de nettokosten die verbonden zijn aan het uitvoeren van de DAEB.

5. Uitlichting decentrale relevantie uitspraak

Het arrest CBI tegen de Commissie is interessant voor decentrale overheden die ondernemingen compenseren voor een DAEB. Het Gerecht heeft in eerdere arresten BUPA en Tv2/Danmark benadrukt dat overheden bij de bepaling van de compensatie van DAEB-activiteiten een zekere beoordelingsmarge hebben.

Het besproken arrest onderkent deze beoordelingvrijheid, maar stelt wel duidelijke grenzen ten aanzien van het vaststellen van objectieve en transparante kostenparameters en het waarborgen van toezicht op overcompensatie (voorwaarden nr. 2 en 3 van het Altmark-arrest). In haar uitspraak past het Gerecht de Altmark-voorwaarden strikter toe dan in voorgaande jurisprudentie, waar slechts aan de beginselen van Altmark getoetst werd.

Met deze uitspraak bevestigt het Gerecht het Nederlandse standpunt in deze zaak dat ondernemingen die belast worden met een DAEB niet puur op economische efficiëntie criteria moeten worden geselecteerd. Ondernemingen die met een DAEB belast worden en daarvoor financieel gecompenseerd worden, kunnen namelijk in het kader van het verrichten van deze publieke diensten ook geselecteerd worden op basis van maatschappelijke en sociale criteria en andere voorwaarden die de toegang, levering en continuïteit van een DAEB kunnen garanderen.

Hiermee sluit het Gerecht ook aan op het staatssteunbeleid van de Commissie ten aanzien van DAEB, dat publieke dienstverlening in sociaal-economische sectoren vrijstelt van meldingsplicht maar strengere voorwaarden verbindt aan DAEB in meer concurrerende sectoren.

Meer informatie

Jaarbericht 2012: Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie bij de EU, ministerie van Buitenlandse Zaken, p.45-46
Steunmaatregelen voor ziekenhuizen en DAEB: doelmatigheid niet vereist?, Nederlands Tijdschrift voor Europees recht, (nr 9/2010). Prof. dr. L. Hancher en prof. mr. W. Sauter