Europese rechtspraak

Laatste update: 27 februari 2023

Door:


1. Introductie

Decentrale overheden verlenen veelal compensaties voor de verrichting van openbare diensten, zoals busvervoer. Wanneer zij dit doen, dienen zij rekening te houden met de Europese staatssteunregels. Dit wordt door het Europese Gerecht (onderdeel van het Europese Hof van Justitie) nogmaals bevestigd in de zaak Simet SpA tegen de Europese Commissie. In deze zaak wordt ingegaan op de vraag of een besluit van de Commissie, waarbij de steun onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt, moet worden verworpen door het Gerecht.

2. HVJEU, 3 maart 2016, Simet Spa tegen Europese Commissie

Zaak T-15/14

3. Beleidsdossier(s) en thematiek

Diensten van Algemeen Economisch Belang
Vervoer
Staatssteun

4. samenvatting feiten

In 1999 heeft de Italiaanse Firma Simet SpA (hierna: Simet) de Italiaanse overheid verzocht om compensatie voor het verrichten van interregionaal busvervoer. De overheid weigerde dit, waarop Simet een beroep bij de nationale rechter instelde. Deze rechter erkende het recht van Simet op een vergoeding met terugwerkende kracht voor haar interregionale busdiensten. Dit heeft ertoe geleid dat de Italiaanse autoriteiten de voorgenomen vergoeding hebben aangemeld bij de Commissie.

De Commissie kwam tot de conclusie dat er in casu niet is voldaan aan de vereisten uit Verordening (EEG) nr. 1191/69 (de voorloper van de huidige PSO Verordening). Zo waren de parameters op basis waarvan de compensatie zou moeten worden berekend, niet vooraf vastgesteld. Ook was het niet mogelijk om de netto kosten van de diensten vast te stellen, omdat Simet geen gescheiden boekhouding bijhield. Verder stelde de Commissie dat, wanneer er sprake is van een DAEB, Simet al voldoende wordt gecompenseerd door haar exclusieve recht om bepaalde bus routes te mogen verzorgen. Aanvullende compensatie was volgens de Commissie dan ook niet noodzakelijk.

5. Rechtsvraag

Het Gerecht is door de verzoekster (Simet) verzocht om het bestreden besluit nietig te verklaren en de Commissie te verwijzen in de kosten. De Commissie heeft het Gerecht op haar beurt verzocht om het beroep nietig te verklaren en niet te verwijzen in de kosten.

Het Gerecht behandelt vijf middelen die door Simet aangedragen. In het eerste middel wordt betoogd dat de Commissie artikel 107, lid 1, VWEU en verordening nr. 1191/69 heeft geschonden, aangezien zij een feitelijke vergissing heeft begaan, kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt en de zaak onvoldoende heeft onderzocht. Met het tweede middel wordt gesteld dat de Commissie de beginselen heeft geschonden over de vergoeding van de schade die particulieren lijden wanneer een lidstaat het Unierecht schendt. Het derde middel betreft niet-nakoming van de motiveringsplicht. Met het vierde middel betoogt verzoekster Simet dat de Commissie artikel 107, lid 1, VWEU heeft geschonden, aangezien zij kennelijke fouten heeft gemaakt bij de beoordeling of de aangemelde compensatie in overeenstemming was met de in verordening nr. 1191/69 bedoelde gemeenschappelijke compensatiemethode. Met het vijfde middel wordt gesteld dat de Commissie zich heeft ingemengd in de rechtsprekende activiteit van de nationale rechter, doordat zij in het bestreden besluit rekening heeft gehouden met rapporten waarover een Italiaans zich nog niet had uitgesproken.

6. Samenvatting uitspraak

Allereerst toont het Gerecht aan dat Simet een belang heeft dat het beroep ontvankelijk verklaard wordt. Vervolgens gaat het Gerecht zeer uitgebreid alle vijf middelen stapsgewijs langs. Al de vijf middelen worden door het Gerecht afgewezen, hetzij in het geheel, hetzij op bepaalde grieven van de verzoekster.

Het Gerecht oordeelt bijvoorbeeld dat de  Commissie niet kan worden verweten dat zij geen rekening heeft gehouden met eventuele feitelijke of juridische gegevens die haar, hoewel dit mogelijk was, niet zijn voorgelegd tijdens de administratieve procedure.  De Commissie is namelijk niet gehouden ambtshalve in te schatten welke gegevens haar hadden kunnen worden voorgelegd.

Daarnaast sluit het Gerecht aan bij de zienswijze van de Commissie dat door het ontbreken van een daadwerkelijke boekhoudkundige scheiding het onmogelijk is om het risico op overcompensatie uit te sluiten, terwijl geen overcompensatie mag geschieden. Zodoende mist de grief van Simet dus feitelijke grondslag. Tevens stelt het Gerecht in de beoordeling van het laatste middel dat dit niet ontvankelijk is omdat het pas in repliek is aangevoerd.

Het Gerecht toont uiteindelijk aan dat in casu in strijd met de staatssteunregels is gehandeld. Daarnaast oordeelt het Gerecht dat de firma Simet SpA voor haar eigen kosten moet opdragen en tevens voor de kosten die de Commissie heeft gemaakt.

7. Uitlichting decentrale relevantie uitspraak

In het geval overheden een compensatie willen verlenen aan een onderneming voor de verrichting van een DAEB, moeten bepaalde voorwaarden in acht worden genomen, ongeacht om welke soort DAEB het gaat. In deze zaak stelde de Commissie vast dat aan de voorwaarden niet was voldaan.

Het opvallende aan deze zaak is dat de nationale rechter heeft bevolen tot een compensatie voor Simet en dat zowel de Commissie als nu ook het Gerecht die compensatie niet toestaat. Zo is mede aan de hand van dit arrest vast te stellen dat er strikt wordt getoetst bij compensaties voor DAEB’s.

8. Meer informatie.

Verordening (EEG) Nr.1191/69, de Raad
Verordening (EG) Nr. 1370/2007, het Europees Parlement en de Raad
DAEB en vervoer, Vervoer, Europa decentraal