Europese rechtspraak

Laatste update: 27 februari 2023

Door:


1. Introductie

In dit arrest oordeelt het Europees Hof van Justitie dat het aanbieden van taxidiensten via de applicatie Uber kwalificeert als een vervoersdienst. Dit in tegenstelling tot het standpunt van Uber dat het slechts een digitaal platform is dat vraag en aanbod van stedelijk vervoer bij elkaar brengt. Uber kan zich door de kwalificatie als vervoersdienst niet beroepen op het vrij verkeer van diensten zoals neergelegd in de Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG). Lidstaten zijn daarom vrij Uber te verplichten om te voldoen aan nationale vereisten zoals taxivergunningen.

2. Casus

Arrest Hof van Justitie (HvJ EU), 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi, in zaak C-434/15

3. Beleidsdossier en thematiek

Vervoer
Dienstenrichtlijn

4. Samenvatting en feiten

Uber is een elektronisch platform dat het mogelijk maakt om via de Uber-applicatie (‘Uber-app’) in bepaalde steden in Europa een vervoersdienst te bestellen. De Uber-applicatie brengt particuliere, niet-professionele chauffeurs in contact met reizigers die tegen betaling een route willen afleggen. Via de app worden chauffeurs en klanten bij elkaar gebracht en wordt de ritprijs berekend. Uber stelt een aantal voorwaarden aan de chauffeurs en voertuigen en stelt de prijs van de geleverde dienst vast.

Uber (specifiek UberPOP) is onder andere actief in de Spaanse stad Barcelona. In Barcelona behartigt een beroepsorganisatie de belangen van taxichauffeurs (Asociación Profesional Elite Taxi). Volgens de beroepsvereniging vormen de activiteiten van Uber oneerlijke concurrentie, omdat Uber voorheen niet over de nodige (taxi)vergunningen hoefde te beschikken om de activiteit in Barcelona uit te mogen voeren. De beroepsorganisatie vraagt de Spaanse rechter daarom om de activiteiten van Uber te verbieden.

Uber ziet de eigen activiteiten niet als een vervoersdienst, maar stelt dat zij slechts een digitaal bemiddelingsplatform is. Dergelijke diensten vormen ‘een dienst in de zin van de informatiemaatschappij’ en vallen onder het vrij verkeer van diensten dat is neergelegd in de Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn staat slechts onder strikte voorwaarden nationale vergunningsvereisten toe. Volgens de Spaanse belangenorganisatie kan Uber zich echter niet op de Dienstenrichtlijn beroepen, omdat vervoersdiensten expliciet zijn uitgezonderd van de Dienstenrichtlijn.

5. Rechtsvraag

De verwijzende rechter stelt het Europees Hof van Justitie vier prejudiciële vragen, waarvan het Hof in deze zaak twee vragen beantwoordt. Samengevat komen de vragen op het volgende neer:

Is Uber een aanbieder van een vervoersdienst, een dienst van de informatiemaatschappij waaraan op basis van de Dienstenrichtlijn (in beginsel) geen nationale eisen mogen worden gesteld? Of vallen de activiteiten van Uber onder beide definities?

6. Uitspraak Hof

Vervoersdiensten vs. diensten in de zin van de informatiemaatschappij

Het Hof brengt eerst een onderscheid aan tussen diensten in de zin van de informatiemaatschappij en vervoersdiensten. Een dienst in de zin van de informatiemaatschappij is een dienst die tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht (zie ook de Richtlijn inzake elektronische handel). Niet-collectieve diensten voor stedelijk vervoer zoals taxidiensten, worden naar Europees recht omschreven als een vervoersdienst. Vervolgens overweegt het Hof dat bemiddelingsdiensten en vervoersdiensten in beginsel twee te onderscheiden diensten zijn, maar dat een dienst ook onder beide definities kan vallen (een gemengde dienst).

Uber biedt een vervoersdienst aan

Voor wat betreft de bemiddelingsdienst die Uber aanbiedt via de applicatie stelt het Hof vervolgens vast dat deze onlosmakelijk verbonden is met een vervoersdienst. De dienst die Uber aanbiedt valt daarom volgens het Hof onder vervoersdiensten. Voor het Hof zijn daarbij de volgende elementen van belang:

  1. Zonder de elektronische bemiddelingsdienst zouden de niet-professionele chauffeurs de vervoersdiensten niet kunnen uitoefenen.
  2. Zonder de elektronische bemiddelingsdienst zouden personen die een stadsreis willen maken, geen gebruik kunnen maken van de diensten die de chauffeurs leveren.
  3. Uber oefent een beslissende invloed uit op de wijze waarop de vervoersdienst wordt uitgevoerd.

Het Hof kwam al eerder tot het oordeel dat onder de definitie van vervoersdiensten ook diensten kunnen vallen die hier inherent aan zijn, zoals technische controlediensten van voertuigen (zaak C-168/14, Grupo Itevelesa and Others). Vervoersdiensten zijn uitgezonderd van de werkingssfeer van het vrij verkeer van diensten (artikel 58 lid 1 VWEU), zoals ook neergelegd in de Dienstenrichtlijn (artikel 2 lid 2 onder d). Lidstaten mogen daarom nationale eisen stellen aan de wijze waarop vervoersdiensten worden uitgevoerd.

De uitspraak van het Hof is grotendeels in lijn met de eerdere conclusie van de Advocaat-Generaal.

7. Decentrale relevantie

Op basis van de Wet personenvervoer (Wp2000) is het verboden om taxivervoer te verrichten zonder een daartoe door de minister verleende vergunning. In die wet wordt taxivervoer omschreven als personenvervoer per auto tegen betaling, waarbij het niet gaat om openbaar vervoer. Ook Uber dient zich aan deze wetgeving te houden en dus over een taxivergunning te beschikken. Gemeenten kunnen op basis van de Wet personenvervoer (artikel 28a en 28b van de Wp2000) extra kwaliteitseisen stellen aan taxivervoerders.