Esther van der Werf – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 06 Apr 2023 14:51:10 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Esther van der Werf – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Interview Didier Herbert: ‘Europees beleid kan en mag niet alleen in Brussel worden bedacht’ https://europadecentraal.nl/interview-didier-herbert-europees-beleid-kan-en-mag-niet-alleen-in-brussel-worden-bedacht/ Mon, 15 Jun 2020 10:54:24 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=62833 Didier Herbert heeft een juridische en economische opleiding en is van Belgische nationaliteit. Hij is zijn carrière gestart in het bedrijfsleven en in de advocatuur. Daarna heeft hij het overgrote deel van zijn carrière voor de Europese Commissie te Brussel gewerkt, op verschillende beleidsdomeinen. Nadat hij directeur van de Raad voor Regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board) van de Europese Commissie was, is hij nu hoofd van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland.

Kunt u allereerst uitleggen wat de rol is van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland?

Herbert legt uit dat de Europese Commissie Vertegenwoordigingen heeft in de 27 landen van de Europese Unie. De rol van de Vertegenwoordiging hier beschrijft hij als de ‘oren, ogen en mond van de Europese Commissie in Nederland’. ‘Wat wij doen is luisteren, informeren en rapporteren’, legt hij uit. ‘De Ambassades van de Europese lidstaten in Nederland hebben onder meer soortgelijke taken en met hen onderhouden wij natuurlijk ook enge contacten. Het eerste aspect van onze taak heeft betrekking op het luisteren naar de Nederlandse vragen, naar de verwachtingen van Nederlandse burgers en overheden’, vertelt Herbert. Ten tweede noemt hij de informerende functie van de Vertegenwoordiging: ‘We informeren en discussiëren over het Europees beleid in het algemeen en belangrijke Europese beleidsonderwerpen die van invloed zijn op Nederland en de Nederlandse regio’s en steden’. Hij noemt in dit kader ook het uit de weg ruimen van misvattingen in sommige gevallen. ‘Enige tijd geleden stond er in de kranten dat de EU van plan was eigenaren van katten te verplichten hun huisdier aan de lijn te houden, want katten zouden gevaarlijk zijn voor de biodiversiteit en voor het overleven van vogels. Er was natuurlijk absoluut geen intentie om dat te doen – afgezien van het feit of de stelling juist is of katten gevaarlijk zijn voor het overleven van bepaalde vogelsoorten. Dus daar hebben we duidelijk aangegeven dat de Commissie niet van plan was dit te doen.’ Naast informeren en luisteren rapporteert de Vertegenwoordiging ook aan Brussel, vertelt Herbert. ‘Wij rapporteren Brussel over verwachtingen, over de draagkracht vanuit Nederland ten opzichte van Europese samenwerkingspunten, zodat de collega’s in Brussel daar al in een vroeg stadium rekening mee kunnen houden, want het is wel belangrijk dat men daar voeling heeft met wat er in de samenleving leeft en of het beleid wel werkt’, geeft Herbert aan.

Kunt u uitleggen waarom het zo belangrijk is voor de Commissie om decentrale overheden bij beleidsvorming te betrekken?

Volgens Herbert is het heel belangrijk dat beleid op het goede niveau wordt ontworpen en geïmplementeerd, en er moet sprake zijn van complementariteit. Hij noemt als voorbeeld het klimaat- en energiebeleid. ‘Je kunt samen Europese doelstellingen opstellen, en dan gezamenlijk werken op globale doelstellingen, zoals bij het Parijsakkoord dat door bijna 200 landen werd ondertekend. Maar lokale beslissingen kun je meestal het beste aan lokale overheden overlaten. Neem bijvoorbeeld onderwerpen als energie en de consument, of isolatie in gebouwen. Zo’n 40% van het energiegebruik vindt plaats in gebouwen en de manier om die doelstellingen te verwezenlijken hangt vaak af van lokale factoren of specificiteit. Het is dus belangrijk om een bepaalde synchronisatie te hebben en het beleid op het juiste niveau te plaatsen’.
Herbert legt uit dat de Europese Commissie sinds enkele jaren alvorens beleidsvoorstellen te maken systematisch consultaties doet, in alle Europese talen. ‘Dit helpt om overheden te betrekken en in kaart te brengen hoe groot de problemen zijn die mogelijk beleidsmaatregelen behoeven en wat de opties zijn om die aan te pakken. Zo tracht de Commissie niet onnodig in te grijpen en niet te sterk, maar met een aanpak te komen die het meeste effect heeft, met het beste resultaat en de minste lasten’. Herbert illustreert het belang van die Europese acties voor decentrale uitgaven: ‘€115 miljard van regionale fondsen wordt in steden uitgegeven en €17 miljard wordt lokaal uitgevoerd door geïntegreerd strategieën voor stedelijke ontwikkeling, die rechtstreeks worden beheerd door de stedelijke autoriteiten’. En in de komende meerjarenbegroting wordt die stedelijke dimensie volgens Herbert nog meer versterkt.

En op wat voor manieren betrekken jullie als vertegenwoordiging de decentrale overheden hierbij?

Herbert vertelt dat burgerdialogen en bezoeken aan steden en provincies door het hele land een vast element zijn van het menu van de vertegenwoordiging. Zo hebben de Commissie en de Vertegenwoordiging de laatste jaren een aantal burgerdialogen georganiseerd. ‘Vaak kwam dan een commissaris, meestal eerste vicepresident Frans Timmermans, naar verschillende plekken in Nederland. Zo zijn we onder andere in Emmen, Breda en Leiden geweest om met burgers over Europees beleid te praten. Dan kun je goed aanvoelen wat er leeft in Nederland’, vertelt Herbert. Ook bezoekt Herbert regelmatig verschillende provincies en steden. ‘Ik ben van plan om naar alle Nederlands provincies te gaan. In Den Haag heb je één blik op Nederland, maar Brussel is ook niet representatief voor België en Parijs niet voor Frankrijk. Daarom vind ik dat de vertegenwoordiging ook andere provincies en steden moet bezoeken. En dat gaan we ook doen.’

Liggen er nog kansen voor decentrale overheden die zij nog meer kunnen benutten?

‘Lokale noden moeten overgebracht worden aan de centrale regering, aan het Parlement’, geeft Herbert aan. Ook noemt hij (grensoverschrijdende) samenwerking tussen regio’s, om te zien wat gemeenschappelijke belangen zijn. Hij denkt dat hier nog veel te winnen valt, bijvoorbeeld op gebieden als de arbeidsmarkt, de interne markt en onderwijs. Ter illustratie noemt hij een Erasmusproject voor jonge ondernemers dat de Europese Commissie enkele jaren geleden heeft opgezet. ‘Jonge ondernemers die van plan zijn zich als zelfstandige te vestigen hebben we de mogelijkheid gegeven naar een ander land te gaan om daar bij een ervaren ondernemer te leren hoe je een bedrijf opzet en runt. Vaak zetten ondernemers jonge krachten uit een ander land in om in dat andere land een nieuwe afzetmarkt voor die onderneming te onderzoeken. En vaak heeft die jonge ondernemer die afzetmarkt in zijn eigen land al gevonden en start dan een bedrijf, waar hij verder samenwerkt met die ervaren ondernemer’, vertelt Herbert. Volgens hem wint Nederland heel veel op het gebied van de interne markt. ‘Het is in ons belang dat de interne markt werkt en dat de welvaart op de interne markt groot genoeg is om producten en diensten uit Nederland aan te kunnen schaffen, want daar verdienen we allemaal aan. Zo heeft het voorgesteld Herstelplan van de Europese Commissie veel nadruk gezet op elementen die van belang zijn voor een sterke Europese interne markt’, legt hij uit.

Net voor u naar Den Haag bent gekomen heeft u de Regulatory Scrutiny Board van de Commissie geleid: hoe kunnen decentrale overheden nog meer bijdragen aan betere regelgeving?

‘Europees beleid kan en mag niet alleen maar worden opgezet door Brussel. Overigens worden de beslissingen daar genomen door de lidstaten in de Raad en het Europees Parlement’, legt Herbert uit. ‘Dat is dan ook een verkeerd beeld van Brussel; dat iemand ‘s morgens naar het Berlaymont-gebouw gaat (waar de Commissie zetelt) en bedenkt: ‘Wat voor wetje zou ik vandaag kunnen schrijven?’. Hij vertelt dat Juncker, toen hij campagne deed om voorzitter te worden van de Europese Commissie, naar alle lidstaten is geweest. Daar heeft hij ervaren dat de mensen niet wisten waar Europa zich precies mee bezighoudt. Herbert legt uit dat Juncker op dat moment heeft besloten om de voorstellen van de Commissie in te zetten op wat echt op Europees niveau moest gebeuren, en met effectenanalyses, evaluaties en consultaties van mensen zou werken. Eerste vicepresident Frans Timmermans heeft daar veel energie op ingezet en de huidige Commissievoorzitter Von Der Leyen zet deze koerswijziging nu verder voort. Tegen decentrale overheden wil Herbert zeggen: ‘Houd bij Europese initiatieven de vinger aan de pols, laat uw mening gelden, bijvoorbeeld bij consultaties, op basis van jullie ervaring en feitelijk materiaal. Laat bij de implementatie van wetgeving weten hoe de implementatie verloopt, of het tot oplossingen of onvoorziene moeilijkheden leidt’. Hij legt uit dat hier destijds het REFIT-platform voor was opgezet. ‘Ik herinner me nog dat bij het REFIT-platform van de Nederlandse kant een probleem werd aangekaart aangaande steunmaatregelen uit regionale fondsen ten opzichte van steunmaatregelen als gevolg van de staatssteunwetgeving. Men vroeg zich af of daar wel sprake van synchronisatie was, of het een probleem was dat definities overlappend waren. Dat is typisch iets waar decentrale overheden zich kunnen inzetten. Om aan de Commissie te melden dat er problemen zijn bij de uitvoering van initiatieven en wetgeving uit verschillende domeinen, dat er onnodige administratieve lasten zijn en om goede oplossingen aan te dragen’, vindt Herbert. Hij vertelt dat de Commissie als opvolger van het REFIT-platform, het ’Fit for the Future’ platform heeft ingericht en de reach-out naar decentrale overheden verder wil versterken.

Even een terugblik naar de afgelopen jaren op het gebied van Europa en decentrale overheden. Wat zijn de ontwikkelingen die u het meest zijn bijgebleven?

Herbert heeft de indruk dat de rol van decentrale overheden steeds belangrijker wordt, zeker in Nederland. Ook bieden de nieuwe Europese prioriteiten veel kansen en zijn veel ervan van groot belang voor het decentrale niveau. ‘Denk bijvoorbeeld aan de digitalisatie en het economische element. In deze coronaperiode zie ik wel enkele voordelen doordat we echt thuis hebben moeten werken. Daarin hebben we ervaring opgedaan met digitalisatie, met het werken op afstand’. Ook noemt Herbert het duurzaam beleid. ‘Dat dit een prioriteit van de Commissie is maken we duidelijk in het Europees herstelplan dat we hebben voorgesteld. We willen hiermee niet alleen herstellen, maar ook investeren in de modernisatie van onze samenleving’. Dat betekent voor hem naast digitalisering en duurzaamheid ook veerkracht. ‘Dan zijn onze industriële waardeketens minder afhankelijk van spelers buiten Europa en kunnen we zelf ons plan trekken’.
In het begin van deze eeuw dachten volgens Herbert veel mensen dat de economie tegenover het milieu en duurzaamheid stond, dat je een keuze moest maken. ‘Ik zie een evolutie waarin men dan tot het inzicht is gekomen dat economie en duurzaamheid een soort win-win-relatie kunnen opleveren. Maar nu beseffen we dat een gezonde economie het niet zal halen zonder ook duurzaam te zijn’ legt hij uit. En om die duurzame economie te bewerkstelligen heb je volgens Herbert alle verschillende bestuurslagen nodig, op wereld-, Europees, nationaal- en gedecentraliseerd niveau.

Na een terugblik nu een blik op de toekomst: hoe gaat het nu verder?

Herbert noemt de ambitieuze Green Deal die de Commissie vorig jaar in december heeft gepresenteerd. ‘Door de coronacrisis zakt de Green Deal op onze prioriteitenlijst, maar dat is normaal want vandaag de dag vreest de mens voor zijn gezondheid’. Maar hij wil benadrukken dat de Green Deal niet verdwenen is. ‘De klimaatcrisis is er nog steeds, dus het is onze verantwoordelijkheid om samen beleid te maken en een antwoord te bieden op deze klimaatcrisis, op alle niveaus’, benadrukt hij. ‘Kijk naar goede voorbeelden, zoals wat Rotterdam heeft gedaan met haar klimaatstrategie, wat bepaalde gemeentes in de oude mijnstreek van Limburg doen inzake energie-efficiëntie in woningen. Als we uit de crisis willen komen en een duurzaam herstel willen hebben, moeten we dit op een manier doen die in lijn is met de Europese Green Deal’, legt hij uit. Dit is volgens Herbert ook wat de Nederlandse regering in het Europees Herstelplan en de komende Europese Begroting wil zien. Nederland heeft daar wel haar visie over en wil daar constructief over onderhandelen. ‘Dat is ook wat we moeten doen. Dat is Europa; onderhandelen om snel samen tot een goed akkoord te komen’.
Volg ook de coronanieuwsbrief van de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie (link)

]]>
Interview Jan van Zanen (VNG): ‘De Rijksoverheid ontwikkelt zich tot een middenbestuur: een overheidslaag tussen de regionale en internationale bestuurslaag in’ https://europadecentraal.nl/interview-jan-van-zanen-vng-de-rijksoverheid-ontwikkelt-zich-tot-een-middenbestuur-een-overheidslaag-tussen-de-regionale-en-internationale-bestuurslaag-in/ Mon, 15 Jun 2020 08:46:03 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=62825 Jan van Zanen is voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en burgemeester van Utrecht. Op 1 juli begint van Zanen als burgemeester in Den Haag. Van Zanen was eerder burgemeester van Amstelveen (2005-2013), partijvoorzitter van de VVD (2003-2008) en wethouder in Utrecht (1998-2005). Speciaal voor de 1000e editie van de Europese Ster ging hij met ons in gesprek over het belang van Europa voor gemeenten en de rol die gemeenten spelen in Europa.

Is de betrokkenheid van gemeenten bij de totstandkoming van Europees recht en beleid volgens u van belang en waarom? Wat voor waarde voegt dit toe voor gemeenten?

Dat de betrokkenheid van gemeenten in Europa belangrijk is voor gemeenten vindt Van Zanen logisch: ‘Zeventig procent van het Europese beleid raakt de lokale regelgeving. Gemeenten kunnen dus niet om Europa heen. Denk maar aan de informatiesamenleving, milieuregelgeving of aanbestedingsregels’, legt hij uit.
Van Zanen belicht ook het feit dat er naast wetgeving en beleid vanuit de EU ook fondsen beschikbaar zijn voor gemeentelijke projecten. Voor verschillende doelen zijn er subsidieprogramma’s, zoals het creëren van burgerparticipatie, het versterken van het platteland of het stimuleren van onderzoek en innovatie. ‘Bij projecten in de gemeenten is vaak Europese cofinanciering mogelijk. De gemeentelijke begroting kan hierdoor effectiever worden ingezet’, legt hij uit. Tot slot noemt hij nog dat er in Europa tal van (kennis)netwerken zijn waar gemeenten bij kunnen aansluiten. Hierdoor kunnen gemeenten uit heel Europa met elkaar samenwerken en van elkaar leren.

Hoe Europabewust zouden gemeenten volgens u moeten zijn, en waarom?

Het bewustzijn is volgens Van Zanen belangrijk op twee manieren. ‘Ten eerste is het van belang dat gemeenten kennis hebben van de verplichtingen die de Europese regels met zich meebrengen. Ook betekent ‘Europees bewust zijn’ dat gemeenten de kansen benutten die Europa biedt’, legt hij uit. Hij noemt daarbij voorbeelden als het participeren in Europese (kennis)netwerken, kennis uitwisselen met andere (Europese) overheden en gebruikmaken van subsidies uit EU-programma’s.

Heeft u voorbeelden van kansen die Nederlandse gemeenten succesvol hebben benut in Europa?

Van Zanen ziet de Europese Agenda stad als een mooi voorbeeld waarin talloze Nederlandse steden actief hebben deelgenomen. In de partnerschappen zijn volgens hem goede resultaten behaald. ‘Dat heb ik van dichtbij gezien in mijn eigen stad Utrecht, binnen het partnerschap luchtkwaliteit. Ook in het vormgeven van de Europese Agenda stad hebben we als Nederlandse steden en Rijk een sterke rol kunnen spelen. Het programma is niet voor niets tijdens het Nederlands voorzitterschap van start gegaan’, vertelt hij.

Wat kunnen Nederlandse gemeenten op hun beurt voor de Europese Unie betekenen?

Van Zanen wijst op de dubbele rol die Nederlandse gemeenten spelen in Europa. Enerzijds zijn gemeenten een bron van kennis. ‘Nederlandse gemeenten worden internationaal en ook binnen Europa op veel vlakken gezien als rolmodel. De kennis, ervaring en zelfbewustzijn van gemeenten kan ondersteunend zijn in Europa.’ Anderzijds zijn gemeenten een belangrijke speler bij de uitvoering van beleid. ‘Europa heeft gemeenten nodig om tot een succesvolle uitvoering van Europees beleid te komen’, legt hij uit.
Volgens Van Zanen is het gevolg van deze wisselwerking tussen Europa en gemeenten dat decentrale overheden en de EU beleidsinhoudelijk aan belang winnen. Hiervoor verwijst hij naar het rapport ‘Signalement de Rijksoverheid als middenbestuur’ van de Raad van het Openbaar Bestuur en de daaruit volgende conclusie ‘De Rijksoverheid ontwikkelt zich daardoor tot een midden bestuur, een overheidslaag tussen de regionale en internationale bestuurslaag in.’

Wat zijn volgens u de belangrijkste Europese onderwerpen voor gemeenten die op de Europese agenda staan? En waarom?

De belangrijkste onderwerpen vindt van Zanen met name de onderwerpen uit de Green Deal en de daarbij behorende thema’s, zoals de circulaire economie, energietransitie, duurzame mobiliteit en schone lucht. ‘Al deze vraagstukken kun je niet aanpakken zonder het lokale niveau. We hebben hierop als VNG ook onze hulp aangeboden aan Timmermans’, vertelt Van Zanen

Wat is volgens u het algemene beeld dat de Nederlandse gemeenten hebben als het gaat om Europa? Zien zij bijvoorbeeld vooral uitdagingen of juist kansen vanuit Europa komen? Is dat beeld positief of negatief?

‘Gemeenten hebben een positief beeld over Europa’, aldus van Zanen. Wel geeft hij een voorbeeld van een Europese uitdaging voor gemeenten die ook als kans gezien kan worden: ‘Gemeenten weten niet altijd de weg te vinden naar fondsen en subsidies. Slimmer en effectiever deelnemen aan Europese netwerken zou hierbij kunnen helpen’.

Het Rijk en decentrale overheden hebben soms verschillende visies en/of belangen op bepaalde EU-onderwerpen. Hoe kunnen ze daarin toch goed samen optrekken?

Volgens Van Zanen zijn er meestal goede afspraken tussen het Rijk en de decentrale positie. Ook zijn er volgens hem punten waarop de decentrale positie afwijkt. ‘Dan zijn we ook kritisch richting het Rijk en laten we van ons horen. Samen met andere decentrale overheden zoeken we naar mogelijkheden om onze positie voor het voetlicht te brengen.’ Decentrale overheden weten Brussel hierbij dan ook te vinden volgens hem.

Wat is volgens u de impact van Europese actualiteiten, zoals de huidige COVID-19-crisis, op gemeenten, bezien vanuit een Europees perspectief?

Van Zanen vindt het mooi om te zien hoe men elkaar nu online weet te vinden en hoe kennis en ervaringen worden gedeeld. ‘Mijn mailbox loopt over van de webinars en online vergaderingen van allerlei netwerken van steden en gemeenten’, vertelt hij. Hij geeft hiervoor ook een verklaring:  ‘Steden en regio’s in heel Europa lopen tegen dezelfde vraagstukken aan en daar kunnen we elkaars inzichten zeker goed bij gebruiken.’ Het delen van voorbeelden uit de praktijk gebeurde volgens hem al wel ‘maar het komt nu extra goed van pas’, aldus Van Zanen.

Uw interview maakt deel uit van de 1000e editie van onze nieuwsbrief De Europese Ster, die al jaren wordt verstuurd door Kenniscentrum Europa decentraal en het Huis van de Nederlandse Provincies. Wat is volgens u de waarde van nieuwsbrief de Europese Ster voor gemeenten?

‘De Europese Ster is een handig middel voor bestuurders en medewerkers die niet dagelijks met Europa bezig zijn om goed en snel geïnformeerd te blijven,’ vindt van Zanen. Voor medewerkers biedt het volgens hem de nodige aanknopingspunten en verdieping om met Europees beleid aan de slag te gaan.

]]>
Interview Rogier van der Sande (Unie van Waterschappen): ‘De noden van vandaag moeten niet onze ogen doen sluiten voor de noodzakelijkheden voor de toekomst’ https://europadecentraal.nl/interview-rogier-van-der-sande-unie-van-waterschappen-de-noden-van-vandaag-moeten-niet-onze-ogen-doen-sluiten-voor-de-noodzakelijkheden-voor-de-toekomst/ Mon, 15 Jun 2020 08:03:08 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=62817 Rogier van der Sande is voorzitter van de Unie van Waterschappen en dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Rijnland. Van der Sande was eerder gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland (2011-2017) en wethouder van de gemeente Leiden (2000-2006). Speciaal voor de 1000e editie van de Europese Ster ging hij met ons in gesprek over onder andere het belang van de betrokkenheid van de waterschappen in Europa en over zijn wensen voor de toekomst.

Er zijn veel verschillende visies op Europese onderwerpen, zowel tussen de verschillende lidstaten als nationaal tussen bijvoorbeeld het Rijk en de decentrale overheden. Vindt u het belangrijk dat de waterschappen betrokken zijn in Europa, om samen te werken en invloed uit te oefenen?

Volgens Van der Sande geldt zowel voor Nederland als de waterschappen dat het Nederlandse landschap niet zonder Europa kan: ‘Enerzijds is dat omdat een groot deel van de wet- en regelgeving waar wij mee te maken krijgen in ons werk in Europa wordt bepaald.’ Hij doelt dan onder andere op evaluatie van de Kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn en op de voorbereiding van de herziening van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater waar nu hard aan wordt gewerkt in Brussel.. ‘Al die zaken raken zo’n 80% van ons werk’, schat hij in. Hij noemt ook nog een tweede reden die losstaat van de Europese instituties, namelijk het feit dat we in Nederland veel water hebben en dat water niet bij de grens stopt: ‘Denk bijvoorbeeld aan de Maas en de Rijn. Deze rivieren zijn heel belangrijk voor Nederland. Het stroomgebied loopt door België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Het is dus internationaal productwater en daarom kun je niet zonder Europese samenwerking om te zorgen voor voldoende kwaliteit en kwantiteit’, legt Van der Sande uit. ‘Een groot deel van het beleid wordt in Europa bepaald en we zijn medeafhankelijk van wat er gebeurt in de andere lidstaten.  Het is belangrijk daar samen in op te treden als overheden’, besluit hij. Vandaar dat de Unie al weer een flink aantal jaren geleden samen met Vewin het Bureau Brussel heeft opgericht: we willen dicht bij het vuur zitten.

We spraken eerder over wat de waterschappen uit Europa kunnen halen. Zijn er ook zaken die de waterschappen op hun beurt Europa kunnen brengen?

Dat Van der Sande deze vraag bevestigend beantwoord is natuurlijk niet verrassend. De waterschappen zijn de oudste bestuurslaag in Nederland. Ze bestaan al sinds 1255 –  zijn “eigen” Rijnland is het oudste waterschap –  en zijn daarmee uniek. Niet alleen in Europa, maar zelfs wereldwijd. ‘Er is geen land ter wereld waar het element water zo’n sterke  eigen bestuurslaag heeft’, legt Van der Sande uit. En dat terwijl dit volgens hem onmisbaar is. ‘We merken steeds meer dat allerlei maatschappelijke opgaven met elkaar concurreren en in een klein stukje Nederland moeten samenkomen.’ Van der Sande doelt dan bijvoorbeeld op de woningbouw, energietransitie, landbouw en recreatie. ‘Als je het element water niet vanaf het begin een plek geeft en niet leidend laat zijn bij inrichting van de ruimte, dan heb je op termijn grote problemen’, vult hij aan. En diezelfde problemen kunnen zich volgens hem voordoen in België, Duitsland, Frankrijk, Italië, of waar dan ook in Europa. ‘We zijn in Nederland behoorlijk ver in het doordenken van de consequenties voor het centrale watersysteem voor alles wat we doen. Omdat in Nederland water een eigen bestuurslaag heeft, worden de belangrijke dingen voor de langere termijn niet ondergesneeuwd door de noden van de dag, en dat is een voordeel’, vindt Van der Sande. ‘De waterschappen werken met een lange tijdshorizon en dat heb je nodig, wil je met de besluiten van vandaag niet de problemen van morgen vergroten, maar juist verkleinen’. Hij noemt ook een voorbeeld van hoe de waterschappen momenteel hun kennis en kunde internationaal delen. Samen met het ministerie van Buitenlandse zaken, het ministerie van Infrastructuur en Water en 21 waterschappen wordt geprobeerd door middel van de zogenaamde ‘Blue Deal’ 20 miljoen mensen wereldwijd toegang geven tot voldoende, schoon en veilig water. ‘Daarin kunnen wij goed kennis delen over techniek en ons governance-model. Aan dat model hebben we dan ook ruim 800 jaar geschaafd’.

Wat is u de afgelopen tijd opgevallen als het gaat om Europa en de waterschappen? En heeft u een wens voor de toekomst?

Van der Sande merkt dat water steeds meer wordt gezien als een belangrijk element: ‘Er is een emancipatie van het onderwerp water gaande. In de toekomstgerichte Europese Green Deal is water niet weg te denken. Kijk bijvoorbeeld naar de plannen voor een nieuwe EU klimaatadaptatiestrategie, een actieplan voor schoon water, bodem en lucht en naar het recent gepubliceerde EU actieplan voor circulaire economie. Wat volgens hem ook heeft meegespeeld is de klimaattop in Parijs, waar water in oceanen voor het eerst een hele duidelijke plek kreeg, onder de verantwoordelijkheid van Ségolène Royal. ‘Door extreem weer en de klimaatverandering worden mensen bewuster van de impact van water op ons leven en gaan ze zich afvragen wat we hieraan gaan doen. En de basis van een goede inrichting van land begint bij water’, aldus Van der Sande.
Hij pleit ervoor om standaardbeleid te maken van een waterrobuuste inrichting van de openbare ruimte. ‘Als wij Nederland en ook Europa toekomstbestendig willen inrichten voor onze kinderen en kleinkinderen, en we weten dat er concurrentie komt van allerlei functies in onze ruimte, moet je beginnen met een goede blauwe basis’. Dit gebeurt volgens Van der Sande nog niet altijd zo makkelijk. In de NOVI-omgevingsvisie ziet hij dit echter al in een aantal goede vormen terugkomen. ‘Dit is echt van groot belang; de schade die het anders kan opleveren is gigantisch groot’.

Door het coronavirus gaan de zaken nu op een wat andere manier dan normaal in Europa. Wat denkt u wat de impact zal zijn voor de waterschappen? Vindt u dat er door Europa goed naar de prioriteiten van de waterschappen wordt gekeken of worden die nu erg ondergesneeuwd?

Van der Sande vermoedt dat niemand – zelfs virologen niet  – momenteel iets kan zeggen over wat de impact van corona zal zijn. Wel lopen we volgens hem het risico dat de aandacht naar het hier en nu verschuift in plaats van naar de toekomst als gevolg van economische crisis. ‘Ik gun het ons, Nederlanders en Europeanen, daar bovenuit te stijgen en toch te investeren in een waterrobuuste klimaatbestendige toekomst. Want dat betekent ook dat de energietransitie door moet gaan. De Europese Green Deal kan daar een ticket voor zijn, maar in ieder geval is het belangrijk dat Europa en alle individuele landen daar een rol in spelen’, vindt Van der Sande. Hij voegt toe dat de waterschappen ook hun investeringsprogramma zoveel mogelijk in stand proberen te houden, omdat de hele sector die erachter zit –  een groot deel van de waterbouw –  afhankelijk is van wat de waterschappen en Rijkswaterstaat doen. ‘We moeten daarmee de motor zijn van deze sector. Ik hoop dat investeren in de toekomst een positieve economische spin-off geeft. Het kan niet zo zijn dat de actualiteit onze ogen sluit voor de noodzakelijkheden voor de toekomst’. Volgens hem moeten we blijven inzetten op duurzaamheid, de circulaire economie en in water als blauwe onderlegger van de ruimtelijke inrichting. ‘Ik geloof dat, als we daarin investeren, we niet alleen zo snel mogelijk, maar zelfs beter uit de economische crisis komen’.

]]>
Interview Tom de Bruijn: Waar Brussel en de Nederlandse decentrale overheden elkaar nodig hebben https://europadecentraal.nl/interview-tom-de-bruijn-waar-brussel-en-de-nederlandse-decentrale-overheden-elkaar-nodig-hebben/ Mon, 15 Jun 2020 07:28:20 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=62811 Tom de Bruijn bekleedde in zijn carrière meerdere functies bij het ministerie van Buitenlandse Zaken waaronder die van Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie. Ook heeft hij zich als wethouder bij de gemeente Den Haag beziggehouden met onderwerpen als milieu en is hij betrokken geweest bij grote projecten, waarbij hij vaak met Europa in aanraking kwam. Verder was hij van 2012 tot en met 2014 voorzitter van het bestuur van Europa decentraal. Thans bekleedt hij een aantal toezichthoudende functies, waaronder die van voorzitter van de Raad van Toezicht van Instituut Clingendael, en geeft hij les aan de Universiteit van Leiden. We spraken met hem over het nieuwe Europese budgetvoorstel, de samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden en zijn blik op de toekomst.

Op woensdag 27 mei heeft de Europese Commissie haar versie van het herstelfonds gepresenteerd. Wat is uw eerste indruk?

De Bruijn noemt het voorstel ‘evenwichtig’, al ziet hij ook dat het om veel geld gaat; een getal waarvan veel mensen zich afvragen wat het nou precies betekent. ‘Natuurlijk, het gaat heel ver’, geeft hij aan. ‘Niet alleen vanwege het enorme bedrag, maar ook bijvoorbeeld om de leningen die Europese Commissie wil aangaan om dat bedrag op te brengen. Die moeten op termijn worden terugbetaald. Een heffing daartoe van nieuwe Europese belastingen is een grote stap.’ Toch wordt volgens De Bruijn goed onderbouwd waarom er zoveel geld nodig is. ‘Als je de posities van alle lidstaten bekijkt, dan vind ik het wel een uitgebalanceerd voorstel. De voorstellen van Von der Leyen zijn voor ons allemaal; niet voor een bepaald land of een bepaalde regio. Het is de bedoeling dat we hier allemaal beter van worden.’ Volgens de Bruijn zijn daarnaast de uitdagingen ook groot. De voorzitter van de Europese Centrale Bank verwacht namelijk dat de EU een krimp in de economie van 8 a 10% kan verwachten. ‘Dit zijn ongekende tegenslagen die ook om een groot antwoord vragen’, aldus De Bruijn.

Hoe zou u vanuit Nederland op dit voorstel reageren?

Als De Bruijn voor Nederland zou spreken, zou hij zich met name willen focussen op de vraag of het geld zinnig besteed wordt. ‘Ik zou het koppelen aan macro-economische hervormingen en tegelijkertijd concreet naar ieder project kijken: zijn het nuttige projecten, wat dragen ze bij? Worden de lidstaten en regio’s er echt beter van?’. Daarnaast merkt hij op dat de plannen van de Commissie sterk gericht lijken op innovatie en energietransitie. ‘Dit sluit aan bij wat Nederland wil’, geeft hij aan.

Het Rijk en de decentrale overheden hebben verschillende visies op EU-onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van het MFK. Hoe kunnen ze daarin toch goed samen optrekken?

Volgens De Bruijn ligt het belang van de Rijksoverheid vooral bij de Rijksbegroting en dat kan botsen met decentrale belangen. ‘Het Rijk vindt dat de nieuwe EU-begroting zo klein mogelijk zijn en geld naar de allerarmsten moet gaan. Dat kan een potentiële aderlating zijn voor decentrale overheden. Veel provincies, gemeenten en waterschappen heten namelijk Europese programma’s graag van harte welkom als ze daarvan kunnen profiteren’. Volgens De Bruijn is het dan ook van belang voor decentrale overheden om hun visie op het MFK al in een vroeg stadium aan het Rijk kenbaar te maken. ‘Op die manier kun je als decentrale overheid invloed uitoefenen op de standpuntbepaling van Nederland.’ Hij ziet echter ook dat dit een uitdaging kan zijn: ‘Ook standpunten van decentrale overheden onderling kunnen bijvoorbeeld sterk verschillen. Dat kan het ingewikkeld maken om tijdig een gezamenlijke positie te ontwikkelen’.
Het is De Bruijn ook opgevallen dat de lokale politiek veel emotioneler kan zijn dan de nationale politiek. ‘Op lokaal niveau gaat het vaak om onderwerpen die heel dicht bij inwoners liggen, waardoor de emoties soms enorm kunnen oplopen. Op nationaal niveau worden die zaken veel rationeler bekeken.’ Op Europees niveau sta je daar volgens De Bruijn zelfs nog verder van af. ‘Alles wat je daar doet is van een vrij hoog abstractieniveau. Je kunt niet onmiddellijk zien en voelen wat voor directe impact EU-regelgeving heeft op mensen. Op lokaal niveau zie je dat wel.’ Hier ligt volgens De Bruijn dan ook een belangrijke rol voor decentrale overheden. ‘Input van degene die in de dagelijkse praktijk de wetgeving moeten uitvoeren aan degene die de pen hanteert in Brussel zou van een enorm toegevoegde waarde zijn. Of het nou gaat om luchtkwaliteit of openbare aanbestedingen; decentrale overheden zijn hier een enorm bron van kennis.’

Hoe kunnen decentrale overheden dit concreet aanpakken?

Volgens De Bruijn is het nog een flinke uitdaging om dat op een behoorlijke manier te organiseren. Hij noemt het REFIT-platform (Platform betere regelgeving voor de vereenvoudiging van regelgeving en de vermindering van administratieve lasten) als een interessante exercitie. ‘Dat zou nog meer uitgewerkt moeten worden. Er moet nagedacht worden over een manier om dit te institutionaliseren; om structureel kennis vanuit decentrale overheden te verzamelen en dit vervolgens vanuit de lidstaat naar Brussel te brengen.’
Volgens De Bruijn kúnnen overheden dit individueel doen. ‘Steden die hun eigen EU-blik goed in het vizier hebben, kunnen dat vaak wel zelf’. Toch zal het volgens De Bruijn uiteindelijk minder effectief zijn: ‘Het zet minder zoden aan de dijk dan als je het op een structurele manier gezamenlijk aanpakt.’

Wat zijn relevante Europese ontwikkelingen voor de decentrale overheden?

De Bruijn noemt de energietransitie en de klimaatmaatregelen. ‘Ik denk dat we nog niet half beseffen hoe ingrijpend die veranderingen zullen zijn.’ Decentrale overheden zullen volgens hem een cruciale rol gaan spelen in het verbinden van het pakket van Von der Leyen en hun lokale praktijk. Hoe vlieg je zoiets aan? Wat zijn goede projecten? ‘Op dat gebied ligt heel veel kennis bij decentrale overheden. Zij kunnen daar ook veel van elkaar leren, bijvoorbeeld op het gebied van woningbouw en mobiliteit. Voor de Europese Commissie is het ook belangrijk om kennis te nemen van waar lokale besturen concreet tegenaan lopen om te kunnen bepalen wat verstandig beleid is .’ Een dergelijke kennisdeling van decentrale overheden aan de Commissie kan volgens De Bruijn over wetgeving gaan, maar ook over hoe je bepaalde problemen aanpakt en waarin je wilt investeren.
Daarnaast zullen steden als gevolg van de coronacrisis voor grote financiële problemen komen te staan, volgens De Bruijn. ‘Uitgaven gaan omhoog, inkomsten worden minder en problemen worden groter. Dit gaat een uitdaging worden voor besturen, want als je beleid wilt voeren heb je natuurlijk geld nodig’.

Waar liggen nog kansen voor decentrale overheden?

De Bruijn merkte gedurende zijn carrière dat overheden nog niet altijd bewust waren van het belang van Europa. Zelfs bij grote steden was het volgens hem nog vaak een ondergeschoven kindje, terwijl er in Europa wel veel kansen zijn voor decentrale overheden. ‘Hiervoor is echter wel bestuurlijke inzet nodig’, geeft hij aan. De Bruijn noemt Eindhoven als voorbeeld van een regio die deze kansen goed benut heeft. Daar is destijds een strategie uitgewerkt voor de ontwikkeling van de hele regio en Europa was een integraal onderdeel van deze strategie. ‘Hierbij waren alle partijen betrokken; decentrale overheden, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Allemaal met echte commitment. En Eindhoven is nu een van de meest innovatieve hotspots ter wereld.’ De Bruijn denkt dat andere overheden zich hierdoor kunnen laten inspireren, maar het is natuurlijk nooit mogelijk een dergelijke ‘good practice’ helemaal te kopiëren. ‘De basisvoorwaarden in regio’s en steden verschillen natuurlijk. Overheden zullen het dan ook op hun eigen manier moeten doen’, geeft hij aan. Een aspect dat volgens De Bruijn echter wel echt onmisbaar is, is bestuurlijke inzet. ‘Dit vergt een enorme samenwerking en commitment van degenen die aan de touwtjes trekken. Je moet commitment hebben om op tijd je netwerk en kanalen gereed te hebben, zodat je die kunt inzetten op het moment dat het nodig is.’

]]>
Oproep voor voorstellen energie-efficiëntie https://europadecentraal.nl/oproep-voor-voorstellen-energie-efficientie/ Mon, 23 Mar 2020 10:52:38 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=60401 De Europese Commissie heeft een oproep voor het indienen van voorstellen voor energie-efficiëntie gepubliceerd. De oproep valt onder het Horizon 2020-programma en richt zich op voorstellen voor innovatie op het gebied van energie-efficiëntie en marktacceptatieprojecten.

Thema’s

De financiering is beschikbaar voor voorstellen die betrekking hebben op gebouwen, innovatieve financiering, overheden, consumenten en diensten. De oproep is gericht op 10 thema’s. Zo is er op het gebied van overheden een oproep open voor het ondersteunen van overheidsinstanties bij het aansturen van de energietransitie.

Inschrijving

De oproep is geopend tot 10 september 2020 en kent € 64 miljoen aan projecten toe.

Bron:

The Horizon 2020 calls for energy efficiency are now open! Eurocities

Meer informatie

Horizon 2020, Kenniscentrum Europa Decentraal
 
 

]]>
Bereikbaarheid Kenniscentrum Europa decentraal https://europadecentraal.nl/bereikbaarheid-kenniscentrum-europa-decentraal/ Mon, 16 Mar 2020 15:45:06 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=60242 Vanwege de huidige COVID-19-omstandigheden is het kantoor van Kenniscentrum Europa decentraal gesloten tot 7 april en werken onze medewerkers vanuit huis. Uit efficiëntieoverwegingen vragen wij u gedurende deze periode zoveel mogelijk contact met ons op te nemen per e-mail. Mocht u toch telefonisch contact met ons willen hebben, vragen wij om uw begrip dat het bereiken van een specifieke medewerker iets meer tijd in beslag kan nemen dan u normaal gesproken van ons gewend bent.


Contactgegevens Europa decentraal

E-mail

Voor algemene zaken: info@europadecentraal.nl
Voor inhoudelijke vragen over Europese thema’s: via het digitale helpdeskformulier
Voor vragen over kennisgevingen en de rapportage: cps@europadecentraal.nl

Telefonisch

Voor algemene zaken: 070-3381090 (van 09:00 – 17:30 uur)
Voor inhoudelijke vragen over Europese thema’s: 070-3381099 (van 09:00 – 12:00 uur)

]]>
Nieuwe versie Brexit Impact Scan voor overheden staat online https://europadecentraal.nl/nieuwe-versie-brexit-impact-scan-voor-overheden-staat-online/ Thu, 30 Jan 2020 12:42:43 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=59103 Op 30 januari heeft Kenniscentrum Europa decentraal de Brexit Impact Scan voor overheden geactualiseerd. In deze actualisatie wordt rekening gehouden met de nieuwe situatie na de Brexit. Dat betekent dat er zowel aandacht is voor de overgangsperiode die duurt tot en met 31 december 2020 als voor de toekomstige betrekkingen in de periode daarna.

Brexit Impact Scan voor overheden

Eind 2018 werd de Brexit Impact Scan voor overheden geïntroduceerd. De impactscan helpt overheidsorganisaties om zich voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van de Brexit en biedt waar mogelijk handelingsperspectieven om adequaat om te gaan met eventuele negatieve gevolgen. In de impactscan doorloopt de gebruiker de thema’s interne bedrijfsvoering, burgers, de lokale economie en internationale samenwerking.
In het terugtrekkingsakkoord hebben het VK en de EU afspraken gemaakt over de Brexit. In dit akkoord is een overgangsperiode afgesproken tot en met 31 december 2020. Er wordt tijdens deze periode onderhandeld over de toekomstige betrekkingen tussen het VK en de EU. De impactscan is aangepast op de situatie tijdens de overgangsperiode en de mogelijke scenario’s na de overgangsperiode. Als er nieuwe afspraken worden gemaakt, wordt de impactscan daarop aangepast.

Voorbereiding op de nieuwe situatie

De kans bestaat dat niet op alle deelonderwerpen afspraken worden gemaakt over de toekomstige betrekkingen tussen het VK en de EU. Dit betekent dat er voor die deelonderwerpen dus niets geregeld is na het aflopen van de overgangsperiode. Ook is het niet uit te sluiten dat er helemaal geen afspraken worden gemaakt en er toch nog een zogeheten no deal-Brexit plaatsvindt met het aflopen van de overgangsperiode.
Brexit heeft grote gevolgen voor overheidsorganisaties in Nederland en kan ook uw organisatie raken. Het is daarom belangrijk om de relatief korte overgangsperiode te benutten om maatregelen te treffen en vast te stellen welke impact het aflopen van de overgangsperiode op uw organisatie kan hebben. Overheden die de scan al hebben gedaan wordt dan ook aangeraden om de scan nogmaals te doen.
De Brexit Impact Scan voor overheden is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door Kenniscentrum Europa decentraal ontwikkeld.
Ga naar de Brexitimpactscan

Meer informatie: 

Brexit: stand van zaken, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Brexit: stand van zaken https://europadecentraal.nl/brexit-stand-van-zaken/ Thu, 30 Jan 2020 08:50:41 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=59097 Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft de Europese Unie (EU) verlaten op 31 januari 2020 (middernacht Nederlandse tijd). Tot en met 31 december 2020 geldt er een overgangsperiode. In deze periode onderhandelen de EU en het VK over een nieuw samenwerkingsakkoord.

Overgangsperiode tot 31 december 2020 

Tijdens de overgangsperiode blijven alle EU-regels en -wetten voor het VK van kracht. Voor burgers en bedrijven verandert er vrijwel niets. Ze hebben zo meer tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe afspraken die de EU en het VK maken over hun toekomstige relatie. Als zowel het VK en de EU ermee instemmen, kan deze overgangsperiode eenmalig met twee jaar worden verlengd. Maar de Britse premier Johnson heeft gezegd dat hij geen verlenging wil.
Lees het terugtrekkingsakkoord van EU en VK  op de website Eur-lex van de Europese Unie.
Het akkoord bevat verder afspraken over:

  • de rechten van EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britten in de EU. Voor hen verandert er voorlopig vrijwel niets;
  • hoeveel en hoelang het Verenigd Koninkrijk meebetaalt aan de Europese begroting;
  • de grens tussen Ierland en Noord-Ierland.

Lees meer over de rechten van EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britten in de EU in een pdf-document van de Europese Commissie. U kunt het document in het Engels en Nederlands downloaden.

Nieuwe relatie

De EU en het VK onderhandelen nu over de details van hun toekomstige relatie. In die onderhandelingen spreken de EU en het VK af onder welke voorwaarden ondernemers zaken kunnen doen met het VK. Ook gaan zij onderhandelen over rechten voor burgers. En over samenwerking op het gebied van veiligheid.
Meer duidelijkheid over de nieuwe relatie tussen de EU en het VK komt pas nadat deze onderhandelingen zijn afgerond. De nieuwe afspraken moeten ingaan na de overgangsperiode, die eindigt op 31 december 2020. Deze nieuwe afspraken moeten worden goedgekeurd door de EU-landen, het Britse parlement en het Europese parlement. Lukt het niet om nieuwe afspraken te maken, dan komt er na de overgangsperiode alsnog een zogeheten no deal-Brexit.
Nederland onderhandelt niet zelf met het VK. Dat doet de Europese Commissie namens alle 27 EU-landen die na de Brexit overblijven. De Commissie onderhandelt op basis van een zogeheten mandaat dat de EU-landen opstellen. In dat mandaat staat waarover de Commissie mag onderhandelen met het VK.

Meer informatie

Nieuwe versie Brexit Impact Scan voor overheden staat online, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Overheid presenteert eerste oplossingen in aanpakken stikstofproblematiek https://europadecentraal.nl/overheid-presenteert-eerste-oplossingen-in-aanpakken-stikstofproblematiek/ Mon, 14 Oct 2019 15:26:59 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=57286 De Minister van Landbouw en Voedselkwaliteit heeft, naar aanleiding van het rapport van het Adviescollege Stikstofproblematiek, op 4 oktober haar aanpak voor de stikstofreductie gepresenteerd. Hierin schetst ze een nieuw plan waarmee ze stikstofreductie wil gaan bewerkstelligen.

Aanpak stikstof

Nadat de Raad van State heeft geoordeeld dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer gebruikt mag worden voor vergunningverlening is er een Adviescollege Stikstofproblematiek ingericht door het kabinet. Dit college heeft op korte termijn (tot eind 2020) advies gegeven om tot een nieuwe aanpak van stikstofreductie te komen. Het kabinet heeft onlangs, in samenspraak met het IPO, VNG en de UvW, deze aanpak gepresenteerd.
In de nieuwe aanpak wil het kabinet gaan kijken naar gebiedsgerichte oplossingen. Alle gebieden zijn immers verschillend ingericht, waarbij de aanpak om de reductie aan te pakken ook per gebied zou moeten verschillen. Om dit te doen gaat het kabinet in gesprek met de interbestuurlijke partners.
Het kabinet gaat de Commissarissen van de Koning vragen tijdens de eerste fase te fungeren als Rijksheren. Zij moeten zorgen voor een proces waarbij de belangen van alle overheden en sectoren in het oog worden gehouden. Hun taak wordt om de gebiedsgerichte aanpak te faciliteren. Na de eerste fase wordt er gekeken naar de rol van de Rijksheren in het verdere proces.

[su_spoiler title=”Wat zijn Rijksheren?” icon=”caret” class=”.normalweight”]Rijksheren worden ingesteld door de Rijksoverheid en fungeren dan ook als rijksorgaan. Ze worden ingesteld wanneer er zich een crisissituatie voordoet en de communicatie tussen de regio en het Rijk lastig ‘op gang komt’. Ze kunnen na hun aanstelling de wettelijke vertegenwoordiger van een minister op bepaalde gebieden zijn. In dit geval dus de gebiedsgerichte aanpak. Meer informatie, en een aantal voorstellen tot wijzigingen, zijn te vinden in dit kamerstuk.[/su_spoiler]

Toestemmingsverlening

De toestemmingsverlening voor projecten door middel van saldering komt per 11 oktober weer op gang. De provincies hebben het nieuwe beleidskader voor de verlening van vergunningen gepubliceerd. Hiermee kan de vergunningsverlening voor projecten, die in principe sinds 29 mei stil lag, weer op gang komen.  Echter, op moment van schrijven zijn deze regels opgeschort door de provincies Overijssel, Gelderland, Drenthe en eerder al Friesland. Het is nog niet bekend hoe dit zich verder zal ontwikkelen.
Voor toestemmingsverlening zijn verschillende opties, zoals intern en extern salderen. Maar ook de ADC-toets of de ecologische beoordeling moet hiervoor kunnen worden ingezet.

Salderen

Het kabinet meldt dat er per 11 oktober weer intern gesaldeerd kan worden; de provincies hebben hier dus onlangs nieuwe beleidsregels voor vastgesteld. Wanneer projecten aantoonbaar per saldo geen stikstof uitstoten of de uitstoot geen invloed heeft op een Natura 2000-gebied, kan er weer een vergunning verkregen worden. Hierbij kan worden gekozen voor zowel intern als extern salderen, waarbij onder andere de AERIUS Calculator kan worden gebruikt om de uitstoot te bepalen.
De reactie van het kabinet en de beleidsregels van de provincie melden dat er een generiek afromingspercentage van 30% moet worden gerealiseerd. Wanneer er dus door middel van salderen nieuwe ruimte ontstaat om stikstof uit te stoten, moet hiervan minstens 30% worden afgeroomd. Op deze manier wordt er gegarandeerd dat er zonder twijfel een stikstofreductie plaatsvindt. Het kabinet neemt hierin het advies van het Adviescollege van Remkes over. Die stelde dat er ‘in alle gevallen afroming van de gerealiseerde reductie moet plaatsvinden’, om overbelaste gebieden verder te helpen herstellen.
Van belang te vermelden is dat het extern salderen in de landbouw momenteel nog niet mogelijk is.  Hiervoor is een wetswijziging nodig, die op korte termijn zal worden ingediend. De provincies hebben de minister verzocht om in gesprek te gaan over hoe extern salderen met dier- en fosfaatrechten moet worden ingericht.

ADC-toets

Een lange tijd was de enige manier om alsnog toestemming te krijgen voor de doorgang van projecten – sinds dit niet meer mogelijk is met het PAS – de zogenaamde ADC-toets. Deze toets behelst het volgende:

  • Er moet worden aangetoond dat alternatieven ontbreken (A);
  • Er is sprake van een dwingende reden van openbaar belang (D); en
  • Er worden compensatiemaatregelen getroffen (C).

Deze ADC-toets is gebaseerd op en terug te vinden in artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn.

Ecologische beoordeling

De ecologische beoordeling is een andere manier om toestemming te verkrijgen voor een project. Door middel van een dergelijke toets moet worden aangetoond dat de uitstoot van een project niet leidt tot aantasting van Natura 2000-gebieden. Hierbij kan worden gedacht aan projecten die maar kort extra depositie veroorzaken.

Bron:

Nieuwe beleidsregels intern en extern salderen, Bij12
Kamerbrief over aanpak stikstofproblematiek, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Meer informatie:

Kortetermijnoplossingen PAS-problematiek voor overheden gepresenteerd, Kenniscentrum Europa Decentraal
Stand van zaken rondom de PAS-uitspraak, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
In gesprek met Rem Korteweg (Instituut Clingendael): Brexit en de consequenties voor Nederlandse regio’s https://europadecentraal.nl/in-gesprek-met-rem-korteweg-instituut-clingendael-brexit-en-de-consequenties-voor-nederlandse-regios/ Thu, 10 Oct 2019 09:18:20 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=57244 Op 3 oktober organiseerde Kenniscentrum Europa decentraal samen met de Provincie Zuid-Holland een werklunch waar verschillende experts en betrokkenen van de Provincie spraken over het voorbereiden op de Brexit. Hier ging Kenniscentrum Europa decentraal in gesprek met Rem Korteweg, senior onderzoeker bij Instituut Clingendael en deskundige op het gebied van Europees extern beleid, over de recente voorstellen van de Britse regering aan de EU, de consequenties voor de Nederlandse positie, en de effecten voor de regio.

Om te beginnen, hoe heeft u eigenlijk expertise op het gebied van de Brexit verkregen?

Rem Korteweg ging in 2013 in Londen werken bij het Centre for European Reform (CER). Dit is een denktank die zich bezighoudt met Europees beleid in al z’n facetten en een wederzijdse discussie over Europa en het VK. ‘Naarmate het referendum dichterbij kwam, werden wij steeds vaker gevraagd om analyses te maken over het (wederzijdse voordeel van het) Britse EU-lidmaatschap, maar ook over de impact van Brexit op de economie, het Britse buitenlandse beleid en het Europese buitenlandse beleid’, vertelt Korteweg. ‘Dit leidde ertoe dat ik de aanloop naar het referendum en de nasleep ervan van heel dichtbij heb meegemaakt.’
Korteweg vult hier aan dat het een natuurlijke stap was om vervolgens hetzelfde takenpakket mee te nemen naar het Instituut Clingendael in 2017. Hij merkt op dat het desalniettemin grappig is om in de media aangekondigd te worden als Brexit-deskundige, ‘want je kunt niet deskundig zijn op het gebied van Brexit, omdat het nog nooit is gebeurd.’

Wat gaat er volgens u nu gebeuren naar aanleiding van de recente voorstellen van de Britse regering?

Volgens Korteweg is het een belangrijke constatering dat de voorstellen die er nu liggen niet geschreven zijn om meteen afgeschoten te worden. ‘Boris Johnson had een voorstel kunnen indienen die een hele snelle felle tegenreactie van de EU zou opleveren, maar dat is niet het geval’, vult hij aan.
Vorige week gaf het Europees Parlement haar reactie op het voorstel in een officieel persbericht. Het Parlement is tot de conclusie gekomen dat dit voorstel niet de basis kan vormen voor een akkoord dat zij kan steunen. Daarnaast merkte Commissievoorzitter Juncker op dat er een aantal problematische punten zaten in het voorstel van het VK. In zijn reactie benadrukte hij ondermeer dat het bestuur van de backstop stabiel en voorspelbaar moest zijn.
Korteweg constateert: ‘De reactie van de EU biedt ruimte voor onderhandelingen, maar het is nog onduidelijk hoe dit zal aflopen.’ Hij legt uit dat het eerste grote obstakel wordt gevormd door de moeilijkheden die de EU nu zelf constateert in haar reactie voor het douaneregime, het managen van de nieuwe backstop, de rol van het Noord-Ierse parlement, de versplinterde btw, en een impuls die dit kan geven aan smokkel. Daarnaast is het de vraag of Boris Johnson deze onderhandelingen vóór 19 oktober kan en wil finaliseren. ‘Daar lijkt het steeds minder op. Het is triest maar de afgelopen dagen is de toon verhard en de EU en het VK lijken verder weg van een akkoord dan ooit.’
Korteweg benadrukt: ‘Iets wat we ons goed moeten realiseren is dat Brexit niet alleen maar een onderhandeling is tussen het VK en de EU, waar ze er enkel met elkaar uit moeten komen.’ Hij legt uit dat het ook een onderhandeling is met het Britse Parlement en het verkrijgen van een meerderheid daarin. ‘Al die verschillende niveaus hangen op een bijzondere manier met elkaar samen’.

Wat is de invloed van deze onderhandelingen en het vertrek van het VK uit de EU op de positie van Nederland?

Volgens Korteweg begon de discussie hierover  vrijwel meteen toen het resultaat van het referendum binnen was. Door de Brexit gaat de EU van 28 naar 27 lidstaten. ‘Op het eerste gezicht lijkt het niet zo veel, behalve dat het gaat om de tweede economie van de EU en één van de belangrijkste landen die het noordwestelijke, liberale geluid binnen de EU en zijn instituties vertolkte. Doordat het VK vertrekt, verschuift het geografische, demografische en economische zwaartepunt van de EU meer naar het oosten en naar het zuiden’, legt hij uit. Hij geeft aan dat Nederland zich traditioneel in een goede positie bevond; in het middelpunt van de driehoeksverhouding tussen het VK, Duitsland en Frankrijk. ‘Omdat Nederland goede betrekkingen heeft met alle drie, en in het hart zit van het besluitvormend proces, is dat op dit moment een hele comfortabele plek’, legt hij uit. ‘Met het vertrek van het VK komt Nederland als het ware aan de westelijke periferie van de EU te liggen en zal zij letterlijk links liggen van waar de belangrijkste besluitvorming plaatsvindt’.
Daarnaast zal de Brexit volgens Korteweg de stemverhouding onder de gekwalificeerde meerderheid van de EU in het nadeel van landen als Nederland veranderen, ten gunste van zuidelijke lidstaten. Wat dat betekent voor het coalitieproces en welke banden er meer aangehaald moeten worden op diplomatiek vak is volgens hem nog niet helemaal uitgekristalliseerd. ‘We staan aan het begin, omdat Brexit nog niet heeft plaatsgevonden’.
Vorig jaar september bracht de Adviesraad Internationale Vraagstukken op verzoek van de Tweede Kamer al het rapport ‘Coalitievorming na de Brexit: allianties voor een Europese Unie die moderniseert en beschermt’ uit, waarin de veranderende coalitievorming en allianties binnen de EU na de Brexit uitgebreid worden behandeld.

Zijn er beleidsonderwerpen waar je deze verschuiving meer gaat merken?

Korteweg legt uit dat het VK zich, net als Nederland, zorgen maakte over de verdieping van de interne markt. ‘Dit is een standpunt waarbij de Fransen en de Duitsers toch wat meer op de rem staan’, vertelt hij. Het is daarbij volgens hem belangrijk om te bedenken dat, in deze nieuwe stemverhouding waarbij Frankrijk en Duitsland samen 33% vertegenwoordigen, deze twee landen samen met een ander klein land erbij al voorstellen kunnen tegenhouden.’ ‘Dus op die onderwerpen waar Nederland anders tegen de zaken aankijkt dan Parijs of Berlijn, ga je het onderspit delven. Met het VK erbij is die balans anders’, concludeert Korteweg.

Wat voor effect heeft Brexit op regionale ontwikkelingen?

Volgens Korteweg verschilt dit per regio, omdat de mate waarin landen en regio’s handel drijven met het VK ongelijk verdeeld is binnen de EU. Hij wijst hierbij op het onderzoek van Mark Thissen, onderzoeker van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). ‘De impact van een no-deal-scenario is natuurlijk het minst gunstig voor het VK, daarna in eerste instantie voor Ierland, en dan voor het buurland aan de oostkant: Nederland. Een no-deal gaat ertoe leiden dat Nederland disproportioneel geraakt gaat worden in vergelijking met andere landen in de EU, op Ierland na’, legt hij uit. Hij vult aan dat de effecten van een no-deal-Brexit dan ook nog eens per regio afhankelijk zijn van de sectoren die dominant zijn in die regio. ‘Bijvoorbeeld regio’s met een dominante agrarische sector, of regio’s die afhankelijk zijn van samenwerking met kennisinstituten in het VK ondervinden meer gevolgen van een no-deal-Brexit’, aldus Korteweg. Lees meer over het onderzoek van Mark Thissen in het interview in onze Europese Ster.
In het eerder verschenen Brexit-alert-rapport van Clingendael over de bedrijvenstroom vanuit het VK naar Nederland lichtte Korteweg ook de positieve effecten uit. Bijvoorbeeld de bevorderlijke gevolgen voor de farmaceutische-, financiële-, en media sectoren. Hij benadrukt echter: ‘de komst van die bedrijven compenseren het ontregelen van- of het negatieve effect van een no-deal niet.

Wat betreft de negatieve gevolgen: hoe zouden lokale bedrijven in Nederland die door de Brexit geraakt worden, geholpen kunnen worden?

Volgens Korteweg is het voor bedrijven belangrijk zich goed te laten informeren. Dit doet Europa decentraal al voor bijvoorbeeld gemeenten met de Brexit Impact Scan voor overheden, en dit zouden lokale bedrijven in Nederland ook kunnen doen met bijvoorbeeld de Brexit Impact Scan voor bedrijven.
Indien u wilt weten hoe uw overheidsorganisatie het bedrijfsleven in uw regio kan informeren, lees dan onze laatste ‘Brexit uitgelicht’.

Blijf voorbereid op alle scenario’s

Gemeenten, provincies, waterschappen en de Rijksoverheid zullen gevolgen ondervinden van de Brexit. De Brexit Impact Scan voor overheden biedt overheden inzicht op dit gebied. De impactscan houdt rekening met twee scenario’s: een Brexit met een terugtrekkingsakkoord én een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord. Overheden die al begonnen zijn met het voorbereiden op de Brexit kunnen de impactscan gebruiken als een checklist om na te gaan of zij niet iets over het hoofd hebben gezien. Daarnaast kunnen gemeenten, provincies, waterschappen en rijksoverheidsorganisaties via het Brexit-loket voor overheden op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen omtrent de Brexit. Ook kunnen zij via de helpdesk kosteloos vragen stellen over de Brexit.

Meer informatie

Rem Korteweg, Instituut Clingendael (Op twitter: @remkorteweg)
Going Dutch: Which firms are moving to the Netherlands because of Brexit?, Rem Korteweg, Instituut Clingendael
Brexit Impact Scan voor Overheden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Kansen voor Nederland door internationale bedrijvenstroom rondom Brexit, Kenniscentrum Europa Decentraal
Uitgelicht: hoe informeer ik het bedrijfsleven in mijn regio over mogelijke gevolgen van Brexit, Kenniscentrum Europa Decentraal
In gesprek met Mark Thissen, onderzoeker bij het Planbureau voor Leefomgeving, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>