Jos Pees – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Mon, 15 May 2023 07:17:48 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Jos Pees – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Fondsenwijzer in de praktijk: Duurzame wijkwarmte Zuid-Holland https://europadecentraal.nl/fondsenwijzer-in-de-praktijk-duurzame-wijkwarmte-zuid-holland/ Mon, 11 Oct 2021 09:00:52 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=72181 Op donderdag 14 oktober is het zover: de lancering van de EU-fondsenwijzer. Een handige online tool voor gemeenten, provincies en waterschappen, maar ook voor andere organisaties die op zoek zijn naar de juiste financiering voor een plan, project of een campagne.

De fondsenwijzer is een initiatief van Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Huis van de Nederlandse Provincies & Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en Kenniscentrum Europa decentraal. Eerder spraken wij Arien van der Maas, sr. adviseur warmtetransitie bij de provincie Zuid-Holland, Marianne de Nooij, voormalig programmamanager van het project en Rob Heldens, adviseur energietransitie gebouwde omgeving bij de RVO.

In de provincie Zuid-Holland heeft het programma Duurzame Wijkwarmte een subsidie van 2,7 miljoen euro ontvangen van het Europese ELENA-fonds. Met deze subsidie gaan negen Zuid-Hollandse gemeenten tien woonwijken toekomstbestendig maken. ELENA (European Local Energy Assistance) subsidieert projectplannen waarmee grootschalige investeringen worden gerealiseerd. Met geld uit ELENA worden lokale overheden gestimuleerd om grote energieprojecten uit te werken, bijvoorbeeld met een uitgebreider businessplan. Het onderstreept het belang van een handige online tool als de EU-fondsenwijzer, waarmee decentrale overheden snel een overzicht krijgen van welke subsidies er zijn en welke voorwaarden er gelden. In het interview gingen we dieper in op het traject dat de provincie doorliep. Lees daarover hieronder meer.

Wat houdt het programma duurzame wijkwarmte precies in?
Rob Heldens legt uit: Het gaat allemaal om verduurzaming van de gebouwde omgeving, grotendeels verduurzaming van woningen. Het project kan verdeeld worden in drie onderdelen; het eerste is de aanpassingen van woningen, het tweede is het aanleggen van een lokaal warmtenet en het derde is de voeding van het warmtenet. Dit laatste doen we in de helft van de projecten met aquathermie, de andere helft via restwarmte uit de Rotterdamse haven, dus het regionale warmtenet. Heldens legt uit dat er verschillende doelstellingen zijn: een energiebesparingsdoelstelling, een CO2 besparingsdoelstelling en een duurzameopwek doelstelling. ‘We worden vooral afgerekend op de omvang van de investeringen die daarvoor nodig zijn.’

Hoe is het programma gestart? Wat is de rol van de provincie Zuid-Holland?
Heldens legt uit dat het begon in de regio Holland-Rijnland. Hier werd een aantal aquathermieprojecten uitgevoerd, warmtewinning uit water om woningen van warmte te voorzien. In een breed regionaal overleg werden gemeenten, die daarmee bezig waren bij elkaar geroepen om de financieringsmogelijkheden te bekijken. Heldens: ‘Dat waren er weinig, eigenlijk was ELENA op dat moment de enige concrete subsidie die beschikbaar was. Daarvoor moet je minimaal 30 miljoen te investeren hebben. Al die projecten afzonderlijk redden dat niet, er werd toen al snel besloten om een programma voor dit fonds op te stellen. De collega’s van de provincie die met Europese subsidies en met financiering bezig zijn, zijn daar heel snel op ingesprongen.’ Volgens de voorwaarden mocht er maar één partij als aanvrager optreden. De provincie wilde het programma trekken, maar dan wel voor de hele provincie.

Heldens vervolgt: ‘Dus toen zijn we opnieuw gaan inventariseren welke projecten zouden passen en welke wijken concreet bezig waren en binnen drie jaar tot uitvoering over konden gaan. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een lijst van tien projecten in negen verschillende gemeenten. Hiervoor hebben we een aanvraag ingediend.’ Van der Maas legt uit dat de provincie de financiële drager van het project is. ‘Bij een ELENA-project is 10% eigen geld vereist. Dat heeft de provincie vanuit haar budget gestort. Daarnaast denken wij inhoudelijk en technisch met de gemeenten mee.’ Een belangrijke overweging van de provincie was dat zij meer wilde betekenen voor gemeenten binnen de energietransitie. Met deze bijdrage kon daar op een praktische en concrete manier invulling aan gegeven worden. De Nooij beaamt dit en vult aan: ‘Het concrete dat wij als provincie doen is de inkoop voor de gemeenten van de ondersteunende diensten. Rotterdam heeft bijvoorbeeld een procesadviseur nodig voor de contractering van een warmtebedrijf. De inkoop van die procesadviseur verzorgen wij dan vanuit de provincie Zuid-Holland.’

“Het is een taai proces dat vraagt om doorzettingsvermogen.”

Kunt u iets meer vertellen over de ELENA-subsidie? Het programma moet daarvoor binnen drie jaar voltooid zijn?
Heldens legt uit dat het best een ingewikkelde subsidie is. ELENA subsidieert de voorbereidingskosten, of de ‘kosten van technische ondersteuning’. Deze gemaakte kosten moeten leiden tot investeringen die minstens 20 keer zo hoog zijn als de subsidie. Zowel de voorbereiding als de investeringen moeten in principe binnen drie jaar gerealiseerd worden. ‘Daar zijn we ook pas in de loop van het proces achter gekomen. In eerste instantie dachten we dat je alleen besluiten moest nemen over de investeringen in die periode van drie jaar, maar uiteindelijk bleek dat je ze ook gedaan moet hebben. Dat is natuurlijk best een uitdaging. Daardoor zijn er projecten afgevallen en dan is het ook heel spannend in de uitvoering of het gaat lukken. Als achteraf blijkt dat de investeringen niet voldoende zijn dan moet je de subsidie weer terugbetalen. Dat zet er wel druk achter.’

Jullie kwamen er tijdens de aanvraag achter dat de realisatie binnen drie jaar moest gebeuren?
Heldens: ‘Vanaf het begin was het duidelijk dat de beslissingen binnen 3 jaar moesten worden genomen, maar de voorwaarden staan op de website van ELENA niet scherp geformuleerd. Ook de deskundige die we in de eerste ronde van gesprekken met de gemeenten hadden ingeschakeld was daar niet zo scherp in. Er zijn wel enkele uitzonderingen dus er is nog wat speelruimte, maar dat maakte de discussie niet makkelijker. Je begint gewoon met zoiets en je kijkt hoever je komt. Op een gegeven moment zitten er meevallers in zo’n traject en er zitten af en toe tegenvallers in. Dan denk je: kunnen we dan wel verder? Maar als je dat teruglegt bij de gemeenten wil iedereen die kans toch wel aangrijpen.’ Heldens geeft aan dat de projecten die onderdeel uitmaken van het programma Duurzame Wijken complex zijn. Er vindt veel besluitvorming in de uitvoering plaats, hierdoor is het een uitdagend programma. ‘ELENA-subsidies worden veelal gebruikt voor de verduurzaming van één gebouw. Als het gaat om één gebouw in eigen beheer is dat natuurlijk simpeler dan met 10 gemeenten waarbij iedere gemeente ook nog elk met 10 tot 200 partners moet werken. We hebben het onszelf wel moeilijk gemaakt.’

Van wie komen die investeringen? Zijn dat dan voornamelijk wijken waar woningcorporaties zitten of is het net zoveel privaat eigendom?
De eigenaren van de gebouwen en de warmtebedrijven die die warmtenetten gaan aanleggen moeten de investeringen doen. Ruim de helft van de investeringen komt van warmtebedrijven. Van het overige deel komt meer dan twee derde voor rekening van woningcorporaties en een derde deel van particulieren en/of verenigingen van eigenaren van particulieren. Maar het verschilt, aldus Heldens. ‘Een project als de Vruchtenbuurt in Den Haag ligt grotendeels bij particulieren. Dat is natuurlijk wel een hele grote uitdaging: je moet met elke particulier apart de afspraak maken, wil je wel of niet meedoen. Dan is het makkelijker als je in één keer een hele flat met 200 woningen kunt aansluiten, helemaal als daar een centrale ketel staat.’ Heldens voegt toe: ‘De vraag is in hoeverre de investering haalbaar is als er geen subsidie van de overheid bijkomt. Het is overal worstelen om de businesscase sluitend te krijgen.’ 

Hoe verhoudt dit programma zich tot andere programma’s, zoals Aardgasvrije Wijken?
Heldens geeft aan dat twee projecten als proeftuin voor het programma Aardgasvrije Wijken worden gebruikt. ‘We hadden gehoopt dat het bijna helemaal zou overlappen, maar helaas zijn er niet genoeg proeftuinsubsidies aan Zuid-Hollandse projecten toegekend. Inhoudelijk gaat het ongeveer over hetzelfde, maar het is maar net waar je scoort en waar je niet scoort in subsidierondes.’

Zijn er buiten de provincie en gemeenten nog andere partijen betrokken bij de voorbereiding?
Dat is vooral bij de gemeenten aan de orde geweest, zegt Heldens. De gemeente heeft met partners afgestemd of het zinvol is om aan hun project mee te doen. Het verschilt per gemeente hoe sturend de gemeente daarin is geweest. In de Vruchtenbuurt in Den Haag is bijvoorbeeld een project dat echt door bewoners wordt getrokken. In Kaag en Braassem gaat de woningcorporatie het werk doen.

“Bij een ELENA-project is 10% eigen geld vereist. Dat heeft de provincie vanuit haar budget gestort.”

Draagvlak is een belangrijk onderdeel van de projecten. Hoe proberen jullie in die projecten dat draagvlak te creëren?
Van der Maas geeft aan dat dit de taak van elke gemeente is. ‘Wij denken daar wel in mee en organiseren ook kennisbijeenkomsten. In januari gaan wij een kennisbijeenkomst organiseren over hoe wij de betrokkenheid en de participatie in projecten zo effectief mogelijk kunnen inrichten. Bij andere projecten was dat een face to face-bijeenkomst, je wilt toch mensen overtuigen wanneer het om hun eigen woning gaat. In deze coronatijd moeten we steeds meer digitaal. We gaan de gemeentes helpen om te kijken wat de slimste formule is.’ Van der Maas benadrukt dat de provincie een coördinerende rol heeft om zo te voorkomen dat alle projecten het wiel opnieuw gaan uitvinden. ‘Uiteindelijk moeten de woningcorporaties hun huurders zover zien te krijgen en de gemeenten de particuliere woningeigenaren. Er is geen aansluitplicht. Dat is een hele uitdaging.’

Heldens zegt dat er zo’n 2,5 jaar geleden, bij het begin van het project, meer draagvlak was. ‘Toen was er een grote beving in Groningen geweest en was het Klimaatakkoord nog redelijk vers. Er was toen een behoorlijke drive om daar heel hard en heel fanatiek mee aan de slag te gaan. Nu zijn er steeds meer signalen van ‘doe het toch maar weer wat rustiger aan. Ga toch eerst maar een tussenstap doen. Wacht toch maar tot er voldoende groen gas of waterstofgas is.’ Dat maakt het voor degenen die met een concreet project bezig zijn politiek en maatschappelijk ingewikkelder. Van der Maas signaleert dat de hele maatschappelijke context in beweging is en alle kanten op schiet. ‘Dat geeft een hele hoop verwarring. Hierdoor ontstaat een extra complicatie voor de gemeenten.’

En de nieuwe warmtewet, verwacht u dat die effect zal hebben op dit programma?
Heldens geeft aan dat de warmtewet voor dit project een beetje aan de late kant is. Hij verwacht dat het nog wel twee jaar duurt voordat die in werking treedt. ‘Gemeenten proberen vooruit te lopen op die wet en erop in te spelen, maar dat kan net zo goed anders uitpakken, het is nog niet definitief.’

Als we kijken naar verschillende vormen van hernieuwbare energie dan zie je dat er niet heel veel beleid wordt gemaakt gericht op aquathermie en geothermie. Het gaat vooral over wind- en zonne-energie. Is dat iets wat jullie missen, ook vanuit Europa?
Van der Maas legt uit dat er behoefte is aan twee hoofdsoorten energie: elektrische energie en warmte-energie. ‘Voor die elektrische energie zijn al vrij lang allerlei technieken uitgeprobeerd, dat is ook stevig ondersteund met SDE-subsidie. Voor warmte-energie is het eigenlijk voor alle regio’s in Nederland best een zoektocht geweest. De zoektocht naar duurzame warmte is pas eigenlijk echt een jaar of twee geleden op gang gekomen. Toen was er sprake van aardgasvrije wijken en kwamen de Regionale Energiestrategieën (RES’en) in beeld. Volgens Van der Maas heeft Zuid-Holland een unieke positie, met veel restwarmte vanuit de haven en een gunstige ondergrond voor geothermie. ‘Ook in Zuid-Holland heb je natuurlijk veel regio’s waar restwarmte uiteindelijk niet zal komen. Denk dan bijvoorbeeld aan de buiten stedelijke gebieden, de diverse eilanden en polders. Daar is het niet rendabel om transportleidingen te leggen. Dat wil niet zeggen dat je lokaal niet iets kan oogsten waarbij je met lokale distributienetten aan de slag gaat.’ De uitdaging is om te bepalen welke techniek of welke bron voor welke locatie het meest geschikt is. Dat is een proces dat in de RES’en loopt en dat is voorlopig nog niet ten einde, aldus Van der Maas. ‘Het zijn complexe afwegingen. Het gaat niet alleen om de techniek maar ook om de ruimte, het geld en het maatschappelijk draagvlak.’

“Het zijn complexe afwegingen. Het gaat niet alleen om de techniek maar ook om de ruimte, het geld en het maatschappelijk draagvlak.”

Hebben jullie nog tips voor andere provincies die met deze subsidie aan de slag willen gaan?
Het is een taai proces dat vraagt om doorzettingsvermogen, zegt Van der Maas. ‘We hebben eigenlijk nooit moeite gehad met de aansluiting van de gemeenten, maar het is wel heel veel werk om het programma ‘op te tuigen’. De voorbereidingen hebben bijna drie jaar gekost.’ De Nooij: ‘We hebben met elke gemeente een uitvoeringsovereenkomst getekend. Hiermee wordt het risico op terugbetalen doorgelegd naar de gemeente. Verder hebben we met elkaar duidelijk vastgelegd waar we het geld voor gaan inzetten. Die besluitvorming kostte tijd.’

Willen jullie hier nog iets aan toevoegen?
Van der Maas legt uit dat innovatie een belangrijk aspect was voor een ELENA subsidieaanvraag. Het is geen reguliere subsidie zoals de SDE. ‘Je kunt niet automatisch een aanvraag doen voor andere gelijksoortige projecten. Dat is jammer. Het zou natuurlijk veel fijner zijn geweest, maar ook wel iets ingewikkelder, als je het gelijk met 20 gemeentes had gedaan. De herhalingsfactor is niet zo groot.’

Heldens sluit zich hier bij aan, omdat het voor zowel nationale als internationale subsidies veel tijd kost om een project te formuleren in termen van de betreffende subsidieregeling. ‘Bij het programma Aardgasvrije Wijken werden maar drie of vier van de projectaanvragen in de provincie Zuid-Holland gehonoreerd. Er waren dertig projecten ingediend. De rest blijft dan een paar jaar sudderen omdat ze niet verder kunnen.’

Heldens vraagt zich dan ook af of zo’n wedstrijdsysteem de meest efficiënte manier is om projecten te financieren. Van der Maas geeft aan dat de ELENA-subsidie in dat opzicht echt anders is. De Europese Investeringsbank (EIB) voert de subsidieregeling uit en is de contractpartner van de provincie. ‘Wij hebben een itererend proces meegemaakt. Wij hebben een plan ingediend dat aan bepaalde voorwaarden moest voldoen. Daarna hebben we echt het gevoel gekregen dat wij support kregen, ook van de EIB, om dit tot een goed einde te brengen. Ik vond het een bijzonder en plezierig proces.’ Heldens vult aan: ‘Ja, de steun van de EIB was stimulerend. Wat ze ons wel steeds hebben voorgehouden is dat er veel aanvragen vanuit Nederland komen en het niet zeker was of we het geld ook zouden krijgen. Uiteindelijk is het toch gelukt.’

Naschrift van de programmacoördinator Duurzame Wijkwarmte, provincie Zuid-Holland:
Dit interview vond plaats in 2020. Inmiddels is het oktober 2021 en zijn we een aantal waardevolle lessen verder. De Corona-tijd maakte het zeer moeilijk om goed met mensen in gesprek te gaan, wat ten koste ging van duidelijkheid en draagvlak. Op deze lange termijn en met dit soort grote projecten blijkt het ook lastig om de kosten en impact voor inwoners goed in kaart te brengen. Dat heeft ertoe geleid dat één van de gemeenten, Kaag en Braassem, niet langer deel kon nemen aan het project. Daar staat tegenover dat een andere gemeente, Zwijndrecht, binnenkort juist weer aanhaakt. Arien van der Maas is inmiddels met pensioen, contactpersoon voor dit project bij de provincie Zuid-Holland is de programmacoördinator Esther den Draak.

Wilt u meer weten over Europese fondsen en subsidies? Bekijk dan de EU-fondsenwijzer.

MET DANK AAN

Arien van der Maas, sr. adviseur warmtetransitie bij de provincie Zuid-Holland
Marianne de Nooij, voormalig programmamanager van het project
Rob Heldens, adviseur energietransitie gebouwde omgeving bij de RVO
Esther den Draak, huidig programmacoördinator van het project

]]>
Europese Commissie presenteert ‘Zero Pollution Actieplan’: de weg naar een gezonde planeet voor iedereen https://europadecentraal.nl/europese-commissie-presenteert-zero-pollution-actieplan-de-weg-naar-een-gezonde-planeet-voor-iedereen/ Tue, 25 May 2021 18:29:35 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68604 In het kader van de Green Deal streeft de Europese Commissie ernaar om de verontreiniging van lucht, water en bodem in Europa verregaand terug te dringen. Om dit te bereiken heeft de Commissie op 12 mei het ‘Zero Pollution Actieplan’ gelanceerd. In dit bericht zetten we de belangrijkste maatregelen uiteen die deel uitmaken van dit actieplan.

Het Zero Pollution Actieplan

Door middel van de maatregelen uit het Zero Pollution Actieplan wil de Commissie de preventie van verontreiniging integreren in andere relevante EU-wetgeving. Het doel is om in 2050 lucht,- bodem- en waterverontreiniging te hebben teruggebracht tot een niveau dat niet schadelijk is voor mens en natuur. Hierbij staat het aanpakken van vervuiling aan de bron centraal. Om dit te bereiken zijn tussentijdse doelstellingen voor 2030 geformuleerd.

De doelstellingen voor 2030

  • Verbetering van de luchtkwaliteit moet zorgen voor 55% minder sterfgevallen als gevolg van luchtverontreiniging;
  • De waterkwaliteit moet worden verbeterd door te zorgen voor 50% minder afval op zee en 30% minder microplastic in het milieu;
  • De kwaliteit van de bodem moet worden verbeterd door het verlies van nutriënten te verminderen en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen met 50% terug te dringen;
  • Chronische hinder door verkeerslawaai moet met 30% verminderd worden;
  • Luchtverontreiniging die een bedreiging voor de biodiversiteit vormt, moet met 25% worden teruggebracht;
  • In 2030 moet de afvalproductie aanzienlijk verminderd zijn; de hoeveelheid stedelijk afval moet met 50% worden teruggedrongen.

Maatregelen en projecten

In het actieplan worden verschillende maatregelen en projecten gelanceerd om lucht-, water-, en bodemverontreiniging tegen te gaan.

Verbetering van de luchtkwaliteit

Verschillende luchtkwaliteitsnormen van de EU zijn momenteel minder streng dan de aanbevolen normen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De luchtkwaliteitsnormen van de EU zullen strenger moeten worden; de Commissie zal hier in 2022 een wetsvoorstel over indienen. Bestaande regelgeving over monitoring, modellering en over luchtkwaliteitsplannen wordt daarbij aangescherpt en verduidelijkt om decentrale overheden te helpen bij toepassing en handhaving daarvan.

Verder wil de Commissie luchtverontreiniging bestrijden door strengere eisen in te voeren voor landbouw-, industrie- en vervoerssectoren. Ze gaat bijvoorbeeld na of verdere maatregelen nodig zijn om ammoniakemissies aan banden te leggen. Dit zal worden meegenomen in de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies. Verder zal de Commissie zich inzetten voor de vermindering van luchtverontreiniging door gebouwen en voor het verbeteren van de luchtkwaliteit binnenshuis.

Daarnaast gaat de Commissie samen met de lidstaten zorgen voor een vervolg op de nationale programma’s ter bestrijding van luchtverontreiniging (National Air Pollution Control Programmes; NACP). Dit moet ervoor zorgen dat tegen 2030 de luchtverontreiniging in ecosystemen met 25% is gedaald, wat de biodiversiteit ten goede komt.

Verbetering van de waterkwaliteit

Ook wil de Commissie duurzaam en efficiënt waterverbruik bevorderen en waterverontreiniging ontmoedigen. Ze zet in op betere monitoring en zal sturen op betere implementatie van wetgeving. Verder wil de Commissie bepaalde soorten stoffen, met name poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS), uitfaseren. PFAS mogen alleen nog maar worden gebruikt als het van essentieel belang is voor de samenleving, zo is beschreven in de Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen. Daarnaast gaat de Commissie de Richtlijn Stedelijk Afvalwater en de Richtlijn Zuiveringsslib evalueren. Dit moet een meer circulaire landbouwsector ondersteunen, bijvoorbeeld door maatregelen om nutriënten uit afvalwater te verwijderen en behandeld slib klaar te maken voor hergebruik.

Verbetering van de bodemkwaliteit

De EU moet volgens de Commissie toewerken naar een systeem met regelmatige beoordeling van de status van de bodem en waarin bodemvervuiling verder aangepakt wordt. Op alle niveaus moeten maatregelen genomen worden om bodemverontreiniging en kwaliteitsverval van grond terug te dringen en om vervuilde ecosystemen te herstellen. Als onderdeel van de aankomende Europese Bodemstrategie zal de Commissie maatregelen opstellen voor het identificeren, onderzoeken, beoordelen en saneren van verontreinigde gebieden.

Verdere maatregelen voor nulvervuiling

De Richtlijn Industriële Emissies is het voornaamste instrument van de EU voor het reguleren van lucht-, water-, en bodemverontreinigende emissies. Om meer innovatie te stimuleren  en de uitstoot te verminderen herziet de Commissie deze richtlijn momenteel.

Chemische stoffen, materialen en producten moeten zo veilig en duurzaam mogelijk zijn, zowel bij het ontwerp als tijdens hun levenscyclus. Om verontreinigingsproblemen die daarbij spelen aan te pakken, zijn het nieuwe Actieplan voor een Circulaire Economie en de Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen al goedgekeurd en zijn er ook andere initiatieven aangekondigd, zoals het Duurzaam Productbeleid Initiatief. Verder zal de Commissie nagaan hoe de herziening van de Richtlijn Energiebelasting er aan kan bijdragen dat gebruikers worden aangemoedigd om te kiezen voor minder vervuilende energiebronnen.

Daarnaast gaat de Commissie tegen 2024 een scorebord van groene prestaties van EU-regio’s in het leven roepen om de inspanningen van de regio’s voor het bereiken van de doelstellingen te meten. Ook gaat de Commissie een project starten met betrekking tot stedelijke actie om te komen tot nulvervuiling. Ze zal bijvoorbeeld nagaan wat de belangrijkste behoeften zijn op het gebied van stedelijke vergroening en innovaties om verontreiniging te voorkomen. De Commissie zal tegen 2024 de steden belonen die in de periode 2021-2023 de meeste vooruitgang hebben geboekt bij het terugdringen van lucht-, water-, en bodemverontreiniging.

Groene investeringen en digitale oplossingen

Het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 zal, tot slot, financiële ondersteuning bieden voor de vermindering en bestrijding van verontreiniging via onder andere het Cohesiebeleid en het Horizon Europa-programma. Een van de prioriteiten van Horizon Europa is de ondersteuning van gerichte onderzoeken en innovaties die relevant zijn om de gewenste nulvervuiling te bereiken. Zo moeten er meer digitale innovatiemogelijkheden ontstaan voor het verminderen van vervuiling. In 2021 gaat de Commissie als voornaamste project starten met Living Labs, gericht op digitale groene oplossingen en ‘slimme nulvervuiling’, met name om lokale initiatieven voor groene en digitale transitie ondersteunen.

Bronnen

European Green Deal: Commission aims for zero pollution in air, water and soil, Europese Commissie
EU Action Plan: ‘Towards Zero Pollution for Air, Water and Soil’, Europese Commissie

Meer informatie

Europese Green Deal: De weg naar klimaatneutraliteit, Kenniscentrum Europa Decentraal
Green Deal-webpagina, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Interview: Brabantse waterschappen op weg naar regionale groene stroom https://europadecentraal.nl/interview-brabantse-waterschappen-op-weg-naar-regionale-groene-stroom/ Tue, 25 May 2021 15:07:12 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68594 De drie Brabantse waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel gaan langdurig samenwerken voor het inkopen van regionale groene stroom. Voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit gaan de waterschappen een samenwerking van 10 jaar aan met een energieleverancier die zich ook inzet om nieuwe duurzame energieparken in Brabant te ontwikkelen. Voorwaarde voor deze energieparken is dat ze in samenwerking met de omgeving worden gerealiseerd. Zo moet bij elk energiepark minimaal 50% lokale participatie worden toegepast.

Wij spraken met medewerkers van Waterschap De Dommel die betrokken waren bij de aanbesteding. Gea Dalstra is manager beheer waterketen en had de rol van opdrachtgever bij de inkoop van duurzame energie. Richard Moerman is adviseur duurzaamheid en energie en was vanaf het begin bij dit project betrokken. Bregtje van de Wassenberg was een van de inkoopadviseurs bij de aanbesteding. Ingeborg Leermakers is manager financiën en inkoop van het waterschap.

Jullie hebben de aanbesteding gezamenlijk, met drie waterschappen gedaan. Hoe is de samenwerking ontstaan?

De drie Brabantse waterschappen hebben op het gebied van energie en klimaat vergelijkbare ambities. Al geruime tijd kochten ze elektriciteit succesvol samen in. Tot op heden werd grijze  elektriciteit ingekocht met aanvullende inkoop van Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor duurzame windenergie uit Denemarken.

Dalstra legt uit dat dit al zeker vanaf 1999 zo gebeurde. “In de loop van de jaren zijn we aan de slag gegaan met de vergroening. Het inkopen van GvO’s of certificaten was de eenvoudige oplossing.” De vraag of de aankoop van certificaten uit andere landen wel als echt groen kan worden beschouwd kwam steeds vaker aan de orde. Er ging daarnaast te weinig stimulans vanuit voor de verduurzaming van de energieproductie. Moerman: “Gezamenlijk hebben we daarnaar gekeken. We zaten op twee sporen: grijze energie inkopen en dan vergroenen door de inkoop van garanties van oorsprong uit Noorwegen. Kan dat niet anders?”

De waterschappen besteedden de opdracht samen aan, met een gezamenlijke aanpak, maar eindigden wel met elk een eigen contract. Dalstra ziet zeker op het gebied van vergroening mogelijkheden tot verbinding; waterschappen kunnen samenwerken en kennis uitwisselen. Moerman gaat in op het belang van de samenwerking tussen de drie waterschappen en de leveranciers: “Met de gezamenlijke aanbesteding hebben we qua volume een aantrekkelijke en competitieve uitvraag voor de markt.” Maar ook intern zijn er voordelen: “Dit zijn vraagstukken waar binnen de eigen organisatie meestal één persoon voor verantwoordelijk is. Nu heb je twee partners waarmee je kunt sparren en een team kunt vormen”

Wat houdt de aanbesteding in?

Het betreft een Europese aanbesteding voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit voor een contractperiode van tien jaar, met een optie het contract twee keer met vijf jaar te verlengen. Het inkoopvolume aan elektriciteit bedraagt ca 110 GWh, wat overeen komt met circa 15 windturbines of 160 hectare zonnepanelen. Dat is een significant aandeel in de ambities voor nieuwe duurzame energie in Brabant. De aanbesteding bestaat uit twee delen.

Het eerste deel van de opdracht bestaat uit elektriciteit geleverd met Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor zonne- en/of windenergie uit Nederland.

Moerman: “De elektriciteitsprijs is vergelijkbaar met een traditioneel elektriciteitscontract op basis van Nederlandse duurzame energie. Er gaat opnieuw gewerkt worden met de zogeheten ‘click’-methodiek waarbij de beste prijs binnen een bepaalde periode verkregen kan worden. We bewegen mee met  actuele prijsschommelingen en zitten met het contract niet langdurig vast aan een bepaalde prijs.”

Het tweede deel van de aanbesteding is de inspanningsverplichting voor de realisatie van additionele duurzame energie. Door te vragen naar duurzame energie uit additionele bronnen, moeten energieproducenten nieuwe duurzame energiebronnen in Nederland realiseren. Lokaal energie opwekken dus, in plaats van het kopen van certificaten elders in  Europa. De GvO’s worden gereserveerd voor het waterschap.

De additionele duurzame energie moet voor minimaal 50% uit Brabant en 100% uit Nederland afkomstig zijn. Hiermee wordt de Nederlandse energietransitie gestimuleerd. Daarnaast wordt gestuurd op minimaal 50% eigenaarschap voor lokale partijen, zoals de afzonderlijke Brabantse waterschappen. Dit is een vrijblijvende keuze voor waterschappen: per additioneel regionaal energiepark wordt ruimte geboden aan de drie afzonderlijke waterschappen om mee te financieren in het project. Zo kan elk waterschap besluiten om zich voor een langere periode te verbinden aan duurzame levering en het bijbehorende financiële rendement op de investering.

Moerman zegt hierover: “We hebben er nu voor gezorgd dat we op de eerste rang zitten. Als er mooie projecten komen in Brabant, dan kunnen we ook bijdragen aan de financiering daarvan. Met deze aanbesteding hebben we voorkomen dat vooral geïnvesteerd gaat worden in de grote projecten, omdat we juist de kleinere projecten willen stimuleren, waarbij minimaal 50% lokaal eigenaarschap gerealiseerd gaat worden.”

Hoe is de aanbesteding tot stand gekomen?

Leermakers schetst dat het een complex proces is en dat de betrokken waterschappen het aanbestedingsinstrument zien als een kans om echt stappen te zetten in de energietransitie. “De voorbereidingen voor deze energie-aanbesteding zijn al drie jaar geleden gestart. Niet alleen eigen medewerkers zijn betrokken maar ook de andere waterschappen en externe deskundigen. Er gaat een heel project aan vooraf, de drie besturen moet worden meegenomen en op één lijn zitten. Tussendoor moeten soms eisen of wensen bijgesteld worden. Er komen diverse vragen bij naar voren zoals: hoe kijken wij tegen energiecontacten aan, hoe willen wij in onze rol als opdrachtgever bijdragen om de energietransitie te bewerkstelligen. Maar ook de vraag wat  realistisch is gezien de energiemarkt is relevant? Er moeten veel keuzes worden gemaakt en dat is niet altijd eenvoudig.”

Dalstra vult aan: “We zijn begonnen met een uitgebreide marktverkenning met vragen over additionele energie en hoe we daar de markt bij kunnen betrekken. Daar kwam uit dat, als je daarmee aan de slag wil,  een contract van vier of vijf jaar niet praktisch is.” Uiteindelijk is in de aanbesteding gekozen voor een periode van tien jaar, plus twee keer vijf jaar optioneel.

De procedure is vervolgens openbaar gemaakt. Er was initieel interesse van vijf partijen; uiteindelijk heeft één partij zich ingeschreven.

Wat waren obstakels in het proces?

Richard Moerman geeft aan dat het lastigste was om een prijs voor een periode van tien jaar vast te leggen: “Bedrijven wilden wel een leverings- en inspanningscontract van tien jaar, maar toch de mogelijkheid inbouwen om de prijs na vijf jaar bij te stellen. Uit de eerder gehouden marktverkenning was juist gebleken dat een langere periode gunstig zou zijn. Daarom waren we verrast dat tijdens de procedure bleek dat meerdere aanbieders toch voorkeur hadden voor een kortere periode. We zaten toen echter al zo ver in de procedure dat we daaraan niet meer konden toegeven. Je verwacht beweging vanuit de markt om daarin mee te gaan, maar dat gaat niet vanzelf.” Moerman vindt het belangrijk om een partner te hebben die niet alleen een product levert maar die ook actief meedenkt en bijdraagt. “We hebben dat nu in de gekozen leverancier gevonden en stappen in 2022 op deze leverancier over.”

Het project ging volgens Dalstra vooral om het creëren van mogelijkheden. Ze legt uit dat de waterschappen vooraf geen garanties wilden vastleggen, bijvoorbeeld over de hoeveelheid grond die ze beschikbaar konden stellen, terwijl daar vanuit de markt wel vraag naar was. De waterschappen zochten juist naar mogelijkheden waardoor ze op een later moment konden beslissen over deelname. “Stel dat er een mooi project in de buurt komt, dan willen we als waterschappen kunnen bedenken: hoe stappen we in? Misschien doen we niet mee of kunnen we bijvoorbeeld investeren, of grond vrijgeven, dat kunnen we nu alsnog aan onze afzonderlijke besturen voorleggen.” Het hoofddoel bleef om via inkoop de opwekking van duurzame elektriciteit in Nederland en de regio te stimuleren.

Wat hebben jullie geleerd en wat zijn jullie aanbevelingen?

De belangrijkste les volgens Moerman: “We hebben geleerd dat er meer mogelijk is dan je denkt. Denk bij aanvang goed na wat je bij de inkoop wil realiseren. Hoe kunnen we daadwerkelijk een verschil maken voor de markt? Dit project laat zien dat dat kan. Dan moet je daar wel goede criteria aan verbinden, dat aanbod  komt niet vanzelf uit de markt.”

De waterschappen hebben ook gezien dat het niet nodig is om zich voor additionele stroom alleen te richten op nieuwe projecten, maar om in de eerste fase ook projecten mee te nemen die bijvoorbeeld al in de vergunningsprocedure zitten. Zulke energieparken kunnen snel gebouwd worden en ook sneller stroom leveren.

Daarnaast heeft het waterschap De Dommel een aantal tips:

  • Multidisciplinair team

Het team van de Brabantse waterschappen is multidisciplinair en bevat onder andere strategisch-duurzame inkoopexpertise en juridische expertise. Ook was er externe ondersteuning van iemand met kennis van de elektriciteitsmarkt.

Dalstra heeft ervaren dat zo’n multidisciplinair team ook goed is voor het interne draagvlak:  “Als we iets duurzaams doen, denken mensen vaak dat het duurder wordt en daar zijn vragen over. Daarom is het goed om mensen uit meerdere disciplines in het team te hebben. Die kunnen de onzekerheid enigszins wegnemen en direct vanaf het begin vragen  beantwoorden.”

  • Inkopers: maak gebruik van interne en externe experts

Van de Wassenberg, die als inkoper bij het project betrokken was: “Het is echt iets wat je gezamenlijk doet. Luister ook naar de interne collega’s op het gebied van energie. Als inkoper ken je de inkoop-technische kant, maar groene energie is tamelijk specifiek. Huur daarnaast ook zeker iemand in met kennis van de energiemarkt.” Dalstra zegt dat ze blij was met de steun van de inkopers van de waterschappen om precies te weten wat en wie je nodig hebt, en hoe dat in de procedure te beschrijven.

  • Schakel een projectleider in

Moerman zegt hierover: “In de eerste fase hebben we ons gericht op het binnenhalen van kennis, maar we merkten dat we op een bepaald moment een overkoepelend projectleider nodig hadden om tot de definitieve aanbesteding te komen. Toen hebben we een specifieke aanbesteding voor een projectleider gedaan. Dat is deels waarom het een succes is geworden. We hebben iemand gevonden waar we echt een goed gevoel bij hadden. Dat schept vertrouwen. De projectleider trad op als verbinder tussen de waterschappen, kende de markt en eventuele gevoeligheden en wist waar de vragen van de leveranciers vandaan kwamen.”

Alles overziend, vindt Leermakers dit project een mooie eerste stap naar een vernieuwend aanbestedingsproces. “Over een aantal jaar kunnen we terugkijken en zien hoe de energietransitie en de energiemarkt zich hebben ontwikkeld. Dan kunnen we de geleerde lessen opnieuw inzetten of juist een nieuwe koers gaan varen.”

]]>
Commissie presenteert screeningscriteria voor groene investeringen https://europadecentraal.nl/commissie-presenteert-screeningscriteria-voor-groene-investeringen/ Mon, 10 May 2021 13:40:36 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68393 De Commissie heeft op 21 april de eerste screeningscriteria van de groene taxonomie gepresenteerd. Taxonomie is de terminologie die gebruikt wordt voor een geharmoniseerd classificatiesysteem.

De criteria die hierin zijn opgenomen stellen vast welke investeringen en andere financiële activiteiten als duurzaam bestempeld mogen worden. Het betreft hier de criteria voor klimaatadaptatie en mitigatie. Investeringen in gas en nucleaire energie worden vooralsnog niet aangemerkt als duurzaam.

De groene taxonomie

De taxonomieverordening (2020/852/EU), waarover reeds in juni 2020 een akkoord is bereikt, biedt een overzicht van duurzame investeringsmogelijkheden. Door inzichtelijk te maken welke economische activiteiten in overeenstemming zijn met de Overeenkomst van Parijs en de doelstelling om de globale opwarming tot 1,5 graad te beperken, is het voor zowel bedrijven van binnen als van buiten de EU makkelijker te bepalen hoe zij op een duurzame manier kunnen investeren. Tegelijkertijd moet het duurzaamheidskader bijdragen aan het stimuleren van investeringen en het zogenaamde ‘’greenwashing’’ tegen gaan. Om de klimaatdoelstellingen van de EU in 2030 te halen is jaarlijks namelijk 350 miljard euro aan investeringen nodig, aldus de eurocommissaris voor financiële diensten McGuinness.

Binnen de verordening wordt gebruik gemaakt van zes milieudoelstellingen, die ieder eigen criteria kennen. De doelstellingen zijn als volgt:

  • De mitigatie van klimaatverandering
  • De adaptatie aan klimaatverandering
  • Het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen
  • De transitie naar een circulaire economie
  • De preventie en bestrijding van verontreiniging
  • De bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen

Een economische activiteit kan alleen als duurzaam worden aangemerkt wanneer deze bijdraagt aan een van deze doelstellingen zonder de andere doelstellingen aanzienlijk te schaden. De vaststelling van de criteria voor bovenstaande doelen wordt gedaan aan de hand van gedelegeerde handelingen op basis van artikel 23 van de taxonomieverordening. Voor zowel klimaatmitigatie, het tegengaan van klimaatverandering, als klimaatadaptatie heeft de Commissie nu criteria gepresenteerd, gebaseerd op wetenschappelijk advies van de Technical Expert Group (TEG) on sustainable finance.

Screeningscriteria voor klimaatmitigatie- en adaptatie

De eerste reeks uitvoeringsregels in het kader van de EU-taxonomie voor duurzame financiering bevat gedetailleerde technische criteria, waaraan bedrijven en technologieën moeten voldoen om een groen investeringslabel in Europa te krijgen. De taxonomie geldt voor een groot aantal sectoren, waaronder die van energie, transport, bosbouw, industriële productie en gebouwen. De landbouwsector blijft voorlopig nog buiten beschouwing in verband met de lopende onderhandelingen over het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Investeringen in zonne- en windenergie worden met deze verordening nu officieel erkend als duurzaam.

Aardgas en kernenergie

In de taxonomieverordening wordt aardgas vooralsnog niet opgenomen als voorwerp van duurzame investering. De opname van aardgas is, net als voor enkele andere sectoren geldt, onderworpen aan een technische beoordeling en publieke feedback. Uit de feedback blijkt vooral dat er uiteenlopende standpunten bestaan omtrent het classificeren van aardgas als duurzame energiebron. Het gaat hierbij vooral om de vraag of aardgas ingezet mag worden als overgangsactiviteit, die de omschakeling van kolen en olie naar hernieuwbare energiebronnen vergemakkelijkt. Later dit jaar zal een aanvullende verordening meer duidelijkheid verschaffen over het wel of niet faciliteren van aardgas als overgangsactiviteit, voor zover dit binnen de grenzen van de  EU-taxonomieverordening valt. Wat kernenergie betreft wil de Commissie eerst afwachten op de resultaten van de onderzoeken naar eventuele gezondheids- en milieurisico’s zijn, vooraleer daarover een besluit genomen wordt.

Hoe verder?

De gedelegeerde verordening zal eind mei officieel worden aangenomen en treedt vanaf 1 januari 2022 in werking. Informatie over de technische criteria van de andere milieudoelstellingen worden aan het eind van dit jaar verwacht.

Bron

Duurzaam geldwezen en EU-taxonomie: Commissie neemt verdere stappen om geld naar duurzame activiteiten te leiden, Europese Commissie

Verordening betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088, Europees Parlement en de Raad

Meer informatie

Akkoord over groene investeringscriteria, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Coronaherstelplan: NextGenerationEU https://europadecentraal.nl/coronaherstelplan-nextgenerationeu-financieringsstrategie/ Mon, 19 Apr 2021 14:27:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68038 NextGenerationEU (NGEU) is het herstelplan dat de EU heeft aangekondigd als reactie op de coronapandemie. Het is een tijdelijk herstelinstrument van € 806 miljard. Het doel is de schade als gevolg van de coronapandemie te helpen herstellen en Europa groener, digitaler en veerkrachtiger te maken. In de communicatie over de NGEU financieringsstrategie van 14 april 2021 zet de Commissie uiteen hoe ze de financiering zal aanpakken.

NextGenerationEU

NGEU wordt gefinancierd door leningen van de EU op kapitaalmarkten. De Europese Commissie zal tussen 2021 en 2026 jaarlijks zo’n 150 tot 200 miljard euro lenen. De terugbetaling wordt over een lange periode gespreid, tot 2058. Dit voorkomt onmiddellijke druk op de nationale financiën van de lidstaten en stelt de EU-lidstaten in staat te focussen op herstel. NGEU vergt een fundamenteel andere benadering van de kapitaalmarkten dan tot nu toe. Daarom moet de Commissie nieuwe wettelijke en institutionele procedures instellen. Dit heeft de Commissie uitgewerkt in de nieuwe financieringsstrategie.

NextGenerationEU omvat verschillende onderdelen.

Waarom deze nieuwe financieringsaanpak?

NGEU vraagt om een andere aanpak dan voorheen: de bedragen zijn veel groter dan tot nu toe het geval was, leningen zijn bestemd voor alle lidstaten, niet voor een beperkt aantal lidstaten. Het uitbetalingsschema is complexer, bijvoorbeeld vanwege verschillende betaaltermijnen. Ook dient het programma over nodige flexibiliteit te beschikken om mogelijke fluctuaties in toekomstige EU-begrotingen op te kunnen vangen. Daarom is een efficiënt en wendbaar financieringsmechanisme nodig dat op een duurzame wijze grote bedragen bijeen kan brengen.

De pijlers van de strategie

Het nieuwe NGEU-uitgifteprogramma zal € 150 tot 200 miljard per jaar opleveren en wordt georganiseerd op een soortgelijke manier als de uitgifte van staatsobligaties. Obligaties worden uitgegeven en met regelmatige intervallen op de markt gebracht. De looptijden kunnen variëren van 3 tot 30 jaar. Daarnaast wordt een ‘EU-Bill programma’ opgezet voor zogenoemd schatkistpapier (schuldbewijzen voor korte termijn). Ook introduceert de Commissie veilingen als een nieuwe manier om de EU-obligaties en schatkistpapier uit te geven. Het uitgifteprogramma wordt ondersteund door een netwerk van banken.

Groene obligaties

Er zullen ook groene NextGenerationEU obligaties worden uitgegeven: 30% van de NGEU-gelden zal  door uitgifte van groene obligaties worden verkregen. Hiervoor wordt een kader uitgewerkt, het ‘NGEU Green Bond framework’. Dit kader bouwt voort op de verplichting van de faciliteit voor herstel en veerkracht, namelijk dat lidstaten 37% van de uitgaven in hun nationale herstel- en veerkrachtsplannen moeten besteden aan investeringen en hervormingen op het gebied van klimaatverandering. Deze groene investeringen kunnen met groene obligaties uit het NGEU fonds worden gedaan.
Verdere informatie over het kader voor groene obligaties volgt in de zomer van 2021. De eerste uitgifte zal in de herfst van 2021 plaatsvinden.

De huidige stand van zaken en verdere stappen

Dankzij de financieringsstrategie worden de NGEU-leningen operationeel. De fondsen zullen worden gemobiliseerd vanaf juni 2021. Eerst moeten alle lidstaten het eigenmiddelenbesluit (Own Resources Decision of ORD) goedkeuren. Dat besluit geeft de Commissie de bevoegdheid om het kapitaal dat benodigd is voor het NGEU te lenen. De Commissie wil beginnen met NextGenerationEU zodra het eigenmiddelenbesluit geratificeerd is.

Verschillende stappen in de voorbereiding van NGEU zijn al gezet, zoals het oprichten van een netwerk van primary dealers en de configuratie van de onderliggende structuur van rekeningen. Een aantal zaken moet nog worden aangepakt, bijvoorbeeld de vaststelling van het prijs- en maturiteitsbeleid voor leningen, de publicatie van het jaarlijkse leenbesluit en halfjaarlijks financieringsplan. Ook zal de Commissie werken aan een methode om fluctuaties in de rentepercentages van de leningen op te vangen. Vanaf 2022 zal het mogelijk zijn om vaste rentevoeten aan te bieden.

De eerste veilingen zullen in september 2021 plaatsvinden. Ook zal dan het EU Bill programma geopend worden.

Bron

NextGenerationEU COVID Recovery plan – funding strategy, Europese Commissie
NextGenerationEU: Commissie klaar om tot 800 miljard euro te lenen voor de financiering van het herstel, Europese Commissie

Meer informatie

Faciliteit voor herstel en veerkracht: 37% gereserveerd voor behalen klimaatdoelstellingen, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Consultatie van de conceptregeling voor bevordering van schone wegvoertuigen https://europadecentraal.nl/consultatie-van-de-conceptregeling-voor-bevordering-van-schone-wegvoertuigen/ Mon, 19 Apr 2021 13:28:51 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68035 Er kan tot 12 mei 2021 feedback gegeven worden op de conceptregeling bevordering schone wegvoertuigen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling implementeert de Europese wijzigingsrichtlijn inzake schone en energiezuinige wegvoertuigen (Clean Vehicles Directive). Op grond hiervan moeten gemeenten, waterschappen en provincies bij overheidsopdrachten bepaalde percentages wegvoertuigen schoon aanbesteden. De verplichting geldt  vanaf augustus 2021.

Richtlijn schone wegvoertuigen

In 2019 is de wijzigingsrichtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen (2019/1161/EU) vastgesteld, die tot doel heeft de markt voor schone en energie-efficiënte wegvoertuigen te stimuleren. Deze wijzigt de bestaande Richtlijn schone wegvoertuigen (2009/33/EG) op een drietal punten:

  1. Het toepassingsgebied wordt uitgebreid

Nu vallen alleen aankopen van wegvoertuigen door aanbestedende diensten onder de richtlijn schone wegvoertuigen. Dat wordt uitgebreid naar huur, huurkoop of lease van wegvoertuigen. Waar de bestaande richtlijn van toepassing is op aanbestedingscontracten voor personenvervoer, zijn nu ook overheidsopdrachten voor servicediensten aan (private) partijen toegevoegd. Denk hierbij aan openbaar vervoer, speciaal personenvervoer, diensten voor ophalen van vuilnis en post- en pakketvervoer. De richtlijn is niet van toepassing op voertuigen die niet bedoeld zijn voor personen- of goederenvervoer, zoals land- en bosbouwvoertuigen.

  1. De definitie van schone wegvoertuigen is toegevoegd

De drempelwaarden voor de uitstoot van verontreinigde stoffen en het gebruik van alternatieve brandstoffen bepalen de definitie van schone wegvoertuigen in de wijzigingsrichtlijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen lichte voertuigen, zoals auto’s en bestelbussen, en zware voertuigen, bijvoorbeeld bussen en vrachtwagens.

  1. Er zijn minimumstreefcijfers voor de aanbesteding van schone wegvoertuigen toegevoegd.

Met name het minimumpercentage van schone voertuigen dat aanbesteed moet worden, is van belang voor decentrale overheden.

TYPE VOERTUIG

 

 

MINIMUM AANTAL SCHONE VOERTUIGEN IN DE PERIODE  2021-2025MINIMUM AANTAL SCHONE VOERTUIGEN IN DE PERIODE  2026-2030
Auto’s en bestelbussen38,5%38,5% (alleen emissievrije voertuigen)
Bussen45%65% (helft emissievrije voertuigen)
Vrachtwagens10%15%

Implementatie in de Nederlandse conceptregeling

De wijzigingsrichtlijn staat lidstaten toe om hogere minimumstreefcijfers te eisen dan hierboven weergegeven. De conceptregeling stelt minder vergaande eisen dan het Klimaatakkoord en bestuursakkoorden op het gebied van zero emissie busvervoer en doelgroepenvervoer. Daarom zal in de eerste periode gekeken worden of de regeling kan aansluiten op de afspraken uit het Klimaatakkoord, wat een aanpassing van deze regeling tot gevolg zal hebben.

Ook mogen lidstaten de voertuigen uit Verordening 2018/858 vrijstellen van de vereisten van de wijzigingsrichtlijn. Dit gaat bijvoorbeeld om voertuigen die bedoeld zijn voor strijdkrachten, de brandweer, ambulances, maar bijvoorbeeld ook mobiele kranen. De vrijstelling geldt alleen wanneer er op het moment van aanbesteden geen of beperkte duurzame alternatieven beschikbaar zijn. Nederland zal tijdens de eerste periode, die loopt t/m 31 december 2025, deze vrijstelling mogelijk heroverwegen.

Gevolgen aanbestedingspraktijk

Aanbestedende diensten zal gevraagd worden om het totale aantal voertuigen dat binnen het toepassingsgebied van de wijzigingsrichtlijn (en daarmee van de regeling) valt aan te geven. Dit kan door het veld VI.3, Nadere inlichtingen’ van het formulier ‘aankondiging van de gegunde opdracht’ in het elektronisch systeem voor aanbestedingen in te vullen, de informatie op te nemen in de aankondiging van het plaatsen van de overheidsopdracht of de aankondiging van de gegunde opdracht. Uitvoeringsverordening 2019/1780 zal in november 2022 in werking treden. Daardoor worden aanpassingen doorgevoerd in de aanbestedingsformulieren en de wijze waarop de voertuigen ingevuld kunnen worden.

Consultatie

De conceptregeling is via deze link te raadplegen. Tot en met 12 mei 2021 kunnen decentrale overheden reageren op de conceptregeling, met het specifieke verzoek om de volgende vragen te beantwoorden:

  1. In hoeverre ziet u belemmeringen voor het uitvoeren van de opgestelde regeling? Kunt u meer vertellen over wat voor belemmeringen u mogelijk ziet?
  2. Wat vind u van het voornemen van het kabinet om op termijn de ambities van de richtlijn verder op te hogen, zodat deze meer in lijn ligt met de doelen uit het Klimaatakkoord?
  3. Acht u het percentage van 38,5% voldoende, of acht u het inbouwen van een beperkte marge als landelijke basisregel voor lichte voertuigen (ons voorstel is 42%) verstandig om het doelbereik op nationaal niveau veilig te stellen? Bij een gemiddelde omvang van enkele tientallen voertuigen komt een dergelijke marge neer op een zeer beperkte extra inzet van de aanbestedende dienst, maar borgt wel op landelijk niveau dat het bereiken van de doelstelling minder gauw onder druk komt te staan.

De nieuwe regeling zal op 2 augustus 2021 in werking treden, de dag waarop de wijzigingsrichtlijn moet zijn doorgevoerd in nationale wetgeving.

Meer informatie

Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Duurzaam aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Welke aanbestedingsverplichtingen vloeien voort uit de gewijzigde Richtlijn schone wegvoertuigen?, Kenniscentrum Europa Decentraal
Consultatie Regeling ter bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

]]>
Urban Agenda for the EU: resultaten van het partnerschap stedelijke mobiliteit https://europadecentraal.nl/urban-agenda-for-the-eu-resultaten-van-het-partnerschap-stedelijke-mobiliteit/ Mon, 29 Mar 2021 13:20:51 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67787 Wetgeving inzake tol- en milieuzones stroomlijnen en kennis over duurzame mobiliteit toegankelijker maken, dat zijn enkele aanbevelingen van het partnerschap stedelijke mobiliteit. Het partnerschap maakt deel uit van de Urban Agenda for the EU (UAEU). In het kader van de Urban Agenda for the EU wil de Europese Commissie steden op een effectieve manier laten samenwerken met nationale en Europese instellingen om zo een duurzamere en efficiëntere stedelijke mobiliteit te bevorderen.

De Urban Agenda for the EU

De Urban Agenda for the EU werd in 2016 opgericht, met als doel steden meer te betrekken bij het maken en uitvoeren van Europees beleid. De Urban Agenda for the EU-partnerschappen zijn ingedeeld in 14 thema’s, waar stedelijke mobiliteit er één van is. Binnen elk thema werken steden, nationale overheden en Europese instellingen samen aan een actieplan. De Urban Agenda for the EU richt zich specifiek op drie pijlers van het Europees beleid:

  • Betere regelgeving (bestaand Europees beleid beter laten aansluiten op stedelijk niveau)
  • Betere financiering (kwaliteit en toegang tot EU-financiering verbeteren)
  • Betere kennis (kennis en uitwisseling van best-practices bevorderen)

Het partnerschap stedelijke mobiliteit

Het actief aanpakken van problemen binnen steden is van groot belang gezien de hoge mate van verstedelijking binnen de EU. Zo kampen veel steden met uitdagingen op het gebied van mobiliteit. Bij het realiseren van hun mobiliteitsbeleid moeten decentrale overheden met verschillende aspecten rekening houden. Mobiliteitsplannen moeten voldoen aan bepaalde Europese milieuregels, richtlijnen voor geluidshinder en moeten op een duurzame wijze passen in de huidige infrastructuur. Om de ontwikkeling van deze plannen in goede banen te leiden is het partnerschap stedelijke mobiliteit opgericht. Het partnerschap bestaat uit een samenwerking van verschillende partijen, waaronder steden, regio’s, lidstaten, Europese instellingen en belanghebbenden. Bij dit partnerschap zijn onder andere Karlsruhe (DE), Malmö (Z) en Nijmegen betrokken. Gezamenlijk richten zij zich op een duurzamere en efficiëntere stedelijke mobiliteit binnen de EU.

De uitkomsten

Het partnerschap stedelijke mobiliteit geeft inzicht in de problemen en uitdagingen die steden op het gebied van mobiliteit en vervoer kennen, en biedt mogelijke oplossingen voor toekomstige problemen. Binnen het partnerschap zijn vier hoofdthema’s geselecteerd: wijze van bestuur, het openbaar vervoer, de bevordering van actieve mobiliteit en het stimuleren van innovatie. Deze thema’s zijn vervolgens weer onderverdeeld in negen actiepunten, die samen een bijdrage leveren aan duurzame en efficiënte alternatieven in het stedelijk vervoer. Hieronder volgt een overzicht met de belangrijkste bevindingen van het partnerschap.

De wijze van bestuur
  1. Het versterken van de samenwerking op meerdere overheidsniveaus

Er moeten regelmatig kennisuitwisselingen tussen de verschillende bestuurslagen (van regionaal tot Europees niveau) plaatsvinden. Dit zorgt ervoor dat beleidsprioriteiten meer op één lijn liggen en dat er makkelijker gebruik gemaakt kan worden van Europese fondsen.

  1. Het versterken van de ontwikkeling en toepassing van Duurzame Stedelijke Mobiliteitsplannen (SUMPs)

Nationale overheden moeten het gebruik van de zogenaamde ‟duurzame stedelijke mobiliteitsplannenˮ (SUMP) bij regionale autoriteiten onder de aandacht brengen. Daarnaast is het belangrijk dat nationale overheden de benodigde middelen ter beschikking stellen om de implementatie van deze SUMPs te realiseren. Dit moet bijdragen aan het behalen van de EU-klimaatdoelstellingen voor 2050: het koolstofvrij maken van de vervoerssector en een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen.

Het openbaar vervoer
  1. Het evalueren van best-practices over laagdrempelige toegang tot openbaar vervoer

Er moeten indicatoren worden ontwikkeld voor de begaanbaarheid van steden en de toegang tot het stedelijk vervoer. Op deze manier is het makkelijker voor steden om beleid met elkaar te vergelijken en krijgen steden inzicht op welke terreinen verbetering mogelijk is. Dit kan helpen om de financieringsmogelijkheden beter af te stemmen op behoeften en prestaties van steden.

  1. Het opschalen van innovatief en schoon busvervoer

Er moet meer steun komen voor de invoering van schone bussen door betere organisatorische, technische en financiële ondersteuning op EU-niveau. Daarnaast moet er meer kennuitwisseling plaatsvinden over relevante middelen op het gebied van het aanbesteden van openbaar vervoer.

De bevordering van actieve mobiliteit
  1. Richtlijnen ontwikkelen voor infrastructuur op het gebied van ‟actieve mobiliteit”, ondersteunt door relevante subsidies

In veel steden is er een gebrek aan kennis op het gebied van infrastructuur voor voetgangers en fietsers. Dit kan de transitie naar een actiever mobiliteitsbeleid vertragen. Het is daarom wenselijk hiervoor Europese richtsnoeren te ontwikkelen.

  1. Het ondersteunen van duurzaam en actief gedrag op het gebied van mobiliteit met behulp van campagnes

Er moet een shift komen in het gebruik van vervoersmiddelen. Campagnes moeten mensen wijzen op de voordelen van een actieve levensstijl en een beter klimaat en moeten ervoor zorgen dat mensen minder vaak privé-voertuigen gebruiken.

  1. Het terugdringen van de vele vormen waarin milieu- of tolzones worden geïmplementeerd

Er moeten duidelijkere regels komen voor aangewezen tol- en milieuzones. Onsamenhangende regelgeving is niet bevorderlijk voor de transparantie naar burgers toe en leidt tot verwarring bij verkeersdeelnemers.

Het stimuleren van innovatie
  1. Het verkennen van de inzet van ‟new mobility services”

Er zijn andere regelgevingskaders nodig voor een effectieve integratie van nieuwe vervoersvormen (elektrisch rijden of het delen van auto/fiets) in het vervoersaanbod van steden en regio’s. Zo moeten regelgevingskaders flexibel zijn, en er moet een goede inter-institutionele samenwerking tussen verschillende partijen ontwikkeld worden.

  1. Het opzetten van een Europees raamwerk waarin stedelijke mobiliteitsinnovatie gestimuleerd wordt

Steden ondervinden vaak problemen als het gaat om het aanvragen van financiering voor innovatieve mobiliteitsprojecten. Vaak is er geen financiële steun beschikbaar voor kleinere innovatie pilotprojecten en de steun die beschikbaar is, is vaak inflexibel. Daarvoor moeten Europese fondsen zich meer toespitsen op innovatie en moet de drempel om financiering te verkrijgen voor een project verlaagd worden.

Bron

Partnerschap Urban Mobility, Europese Commissie

Meer informatie

Vervoer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Consultatie over initiatief voor duurzame producten https://europadecentraal.nl/consultatie-over-initiatief-voor-duurzame-producten/ Mon, 29 Mar 2021 12:59:06 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67775 De Europese Commissie vraagt feedback op voorgenomen maatregelen omtrent het initiatief inzake de productie van duurzame producten. Met dit voorstel wil de Commissie toekomstige producten op de Europese markt geschikt maken voor een klimaat neutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie.

Initiatief duurzame producten

Het initiatief voor duurzame producten beoogt een verandering in de gehele levenscyclus te bewerkstellingen. Belangrijk onderdeel hiervan is de herziening van de huidige Ecodesign Richtlijn (richtlijn 2009/125/EG inzake ecologisch ontwerp), waaronder een uitbreiding naar niet energie-gerelateerde producten. Het voorstel komt voort uit het actieplan circulaire economie, dat in maart 2020 werd gepresenteerd als onderdeel van de Europese Green Deal. Met het initiatief worden onderstaande tekortkomingen van de markt en regelgeving gecorrigeerd:

  • Het huidige productie- en consumptiepatroon is te veel gericht op eenmalig gebruik en biedt weinig tot geen mogelijkheden voor hergebruik.
  • EU-initiatieven en wetgeving sluiten niet of slechts gedeeltelijk aan bij de duurzaamheidsdoelstellingen van de EU.
  • Er is een gebrek aan betrouwbare informatie over duurzaamheid in de productieketens. Hierdoor wordt het vermogen van producenten om duurzame producten aan te bieden verminderd en worden consumenten belemmert bij het kopen van de producten met een zo laag mogelijke ecologische voetafdruk.

Voorstellen voor een duurzamer productenbeleid

Het toekomstige EU-productenbeleid moet de negatieve milieu en klimaat effecten van het productieproces inperken. Concreet betekent dit het verlengen van de levensduur van producten door hergebruik van grondstoffen en het inzetten op milieuvriendelijke energiebronnen. Daarnaast zullen de volgende maatregelen in overweging worden genomen:

  • Het vaststellen van overkoepelende beginselen voor productduurzaamheid;
  • Het vaststellen van EU-regels om producenten verantwoordelijk te stellen voor het leveren van meer circulaire producten en ingrijpen voordat producten onterecht tot afval worden verwerkt (bijvoorbeeld door reserveonderdelen voor een langere periode beschikbaar te stellen en reparatieservices te faciliteren);
  • Het vaststellen van maatregelen met betrekking tot het productieproces om recycling te vergemakkelijken en gevaarlijke stoffen eerder te identificeren;
  • Het vaststellen van maatregelen om vernietiging van onverkochte duurzame goederen te verbieden;
  • Het vaststellen van verplichte duurzaamheidseisen voor overheidsinstanties bij het inkopen en aanbesteden van producten.

Raadpleging

Alle burgers en organisaties (zowel publiek als privaat) die zich bezig houden met een duurzame economie kunnen op de raadpleging reageren. De raadpleging staat open tot en met 9 juni en is te vinden op deze website

Bron

Raadpleging duurzame producten, Europese Commissie

Meer informatie

Green Deal, Kenniscentrum Europa decentraal
Commissie publiceert nieuwe plannen voor circulaire economie, Kenniscentrum Europa decentraal
Overheden in de EU maken te weinig gebruik van duurzaam aanbesteden, Kenniscentrum Europa decentraal

]]>
Commissie publiceert actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie https://europadecentraal.nl/commissie-publiceert-actieplan-voor-de-ontwikkeling-van-de-biologische-productie/ Mon, 29 Mar 2021 12:47:57 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67772 De Europese Commissie heeft een actieplan gepubliceerd voor de ontwikkeling van biologische voedselproductie. In 2030 moet ten minste 25% van de landbouwgrond geschikt zijn voor biologische landbouw. Het actieplan bevat 23 acties die hieraan moeten bijdragen. De acties zijn gericht op het stimuleren van de consumptie, het opvoeren van de productie en het verder verduurzamen van de biologische sector.

De Green Deal en biologische productie

De Green Deal streeft onder andere naar het behoud van biodiversiteit, het tegengaan van bodemdegradatie en duurzame voedselproductie. Biologische landbouw draagt bij aan deze doelstellingen omdat de biodiversiteit op biologische akkers ongeveer 30% hoger is en er minder of geen antibiotica en pesticiden wordt gebruikt. In de Farm-to-Fork-strategie en de biodiversiteitsstrategie, die onderdeel uitmaken van de Green Deal, formuleert de Europese Commissie de doelstelling om in 2030 ten minste 25% van de beschikbare landbouwgrond te gebruiken voor biologische landbouw. Op dit moment zijn er grote verschillen tussen de lidstaten in de productie en consumptie van biologische producten. Om deze ongelijkheid op Europees niveau aan te pakken en de doelstelling te bereiken, heeft de Commissie een actieplan opgesteld. Het actieplan bevat 23 initiatieven van de Commissie die de consumptie en productie van biologische producten moeten bevorderen én de sector verder moeten helpen verduurzamen. Ook zet het plan in op de uitbouw van duurzame en biologische aquacultuur.

Het actieplan

Het actieplan richt zich met name op het stimuleren van de consumptie van biologische producten. De Commissie zet in op een brede campagne om de consumptie van biologische producten te promoten. Door de voordelen van biologische productie onder de aandacht te brengen en de bekendheid van het EU bio-logo te vergroten, hoopt de Commissie de vraag naar biologische producten te vergroten. Bij het aanbesteden van groene overheidsopdrachten wordt meer nadruk gelegd op biologische producten. Zo worden er in het vrijwillige instrument Green Public Procurement criteria genoemd voor groen aanbesteden, waaronder biologische productie. Ook zal de Commissie voorstellen om verplichte minimumvereisten voor overheidsopdrachten op te stellen voor biologische producten voor publieke kantines zodat school- en werkkantines meer biologische keuzes bieden. De acties vormen een aanloop naar het wetgevingskader voor duurzame voedselproductie wat in 2023 wordt verwacht.

Om de productie te stimuleren, focust de Commissie op het verbeteren van de toeleveringsketen door middel van betere sectordata en door producenten te wijzen op de beschikbare fondsen onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Fondsen uit Horizon Europe worden ingezet voor onderzoek en ontwikkeling naar verduurzaming van biologische producten. Daarnaast wil de Commissie in de context van de circulaire economie een kader voor bio-plastic introduceren. Door biologisch afbreekbaar en composteerbaar plastic te gebruiken wordt de sector voor biologische producten verder verduurzaamd.

Europees en regionaal beleid

Naast het actieplan van de Europese Commissie worden lidstaten opgeroepen een eigen nationaal actieplan te ontwikkelen. Deze actieplannen vormen een aanvulling op de nationale strategische GLB-plannen omdat ze verder reiken dan landbouw. De herziene GLB reserveert fondsen voor eco-regelingen die kunnen worden gebruikt voor biologische productie.

EU wijzer Agrofood

Als u meer wilt weten over verduurzaming van de agrofoodsector, nieuwe landbouwpraktijken en de circulaire bio economie verwijzen wij u graag naar de EU-wijzer voor provincies over een duurzame agrofoodsector.

Bron

Actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (Engels), Europese Commissie
Publicatie EU-wijzer voor provincies met alle plannen voor een duurzame agrofoodsector, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europese Green Deal: Commissie presenteert actieplan om biologische productie impuls te geven, Europese Commissie

Meer informatie

Green Deal, Kenniscentrum Europa Decentraal
Regionaal beleid en fondsen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Questions and answers: actions to boost organic products, Europese Commissie

]]>
Horizon Europe: 95,5 miljard euro EU-financiering beschikbaar voor onderzoek en innovatie https://europadecentraal.nl/horizon-europe-955-miljard-euro-eu-financiering-beschikbaar-voor-onderzoek-en-innovatie/ Mon, 15 Mar 2021 16:32:42 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67648 Vanaf aankomend voorjaar kunnen Nederlandse ondernemers en onderzoekers voorstellen indienen bij de Europese Commissie voor cofinanciering van onderzoeksprojecten op het gebied van digitalisering, zorg, mobiliteit en energietransitie. Het Europees onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon Europe stelt hiervoor 95,5 miljard euro ter beschikking in de periode van 2021-2027.

Horizon Europe

Horizon Europe is het 7-jarig wetenschappelijk onderzoeksinitiatief van de Europese Unie, bedoeld om het reeds afgeronde Horizon-2020 programma op te volgen. Met dit programma biedt de Commissie financiële steun aan zowel kennis- en onderzoekstellingen als bedrijven om onderzoek en innovatie te stimuleren. Het nieuwe fonds ontvangt 30% meer middelen ten opzichte van de voorloper in 2014-2020 (toen was er nog 63,5 miljard beschikbaar). In de vorige periode hebben Nederlandse initiatieven aanspraak gemaakt op circa 5 miljard euro uit het programma. Voorbeelden van deze initiatieven zijn de ontwikkeling van miniatuurorgaantjes van menselijk weefsel voor het testen van medicijnen van het biotechbedrijf Mimetas en het project van Tracking of Plastic in our Seas (TOPIOS) tegen de plasticvervuiling op zee. Het nieuwe programma zal dergelijke ontwikkelingen voortzetten aan de hand van de volgende drie pijlers:

  1. Excellente Wetenschap

Deze pijler moet onderzoek stimuleren waarbij de wetenschap zelf de vrijheid heeft om de uitwerking te definiëren. De Europese Onderzoeksraad speelt hierbij een belangrijke rol.

  1. Wereldwijde Uitdagingen en Europees Industrieel Concurrentievermogen

Deze pijler moet onderzoek stimuleren dat betrekking heeft op maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast moet de technologische en industriële potentie van onderstaande thema’s worden versterkt:

  • gezondheid;
  • inclusieve en veilige samenleving;
  • digitaal en industrie;
  • klimaat, energie en mobiliteit;
  • voedsel, bio-economie en natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu.
  1. Innovatief Europa

Deze pijler heeft als doel Europa een voortrekkersrol te geven in markt gedreven innovatie. Daarnaast is het van belang dat de samenwerking tussen bedrijfsleven, onderzoeksinstellingen en het hoger onderwijs wordt versterkt.

Nieuwe elementen binnen Horizon Europe

Naast de genoemde pijlers heeft Horizon Europe ook een aantal nieuwe aspecten.

Zo beslaat het programma ook een aantal missies op het gebied van klimaatadaptatie, klimaat-neutrale steden, gezonde wateren en vitale bodems. Met deze missies wil de Commissie een aantal gezamenlijke acties uit te voeren, in lijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal. Bijvoorbeeld het opzetten van onderzoeksprojecten, beleidsmaatregelen en wetgevingsinitiatieven. Ook het stroomlijnen van de Europese partnerschappen moet hieraan een actieve bijdrage leveren. Binnen de partnerschappen zoekt de Commissie aansluiting bij zowel het bedrijfsleven als het maatschappelijk middenveld. Door particuliere en publieke partners samen te brengen, helpen Europese partnerschappen overlapping van investeringen te voorkomen en dragen zij bij aan een eenduidig onderzoeks- en innovatielandschap in de EU.

Online startevenementen

Maart staat bij de Rijksoverheid in het teken van Horizon Europe. Donderdag 4 maart 2021 hebben de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat stilgestaan bij het belang van het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor Nederland en Europa. In de komende weken zullen er verschillende thematische events plaatsvinden. Tijdens deze events wordt nader ingegaan op de financieringsmogelijkheden. Thema’s die behandeld worden zijn onder andere digitalisering, klimaat en gezondheid. Meer informatie vindt u op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron

Commissie verwelkomt politiek akkoord over Horizon Europa, het volgende EU-programma voor onderzoek en innovatie, Europese Commissie

Meer informatie

EU2020-strategie, Kenniscentrum Europa Decentraal
Green Deal, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>