Brent Bos – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Wed, 08 Mar 2023 12:57:48 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Brent Bos – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Interview met Ruud van Raak: Kansen voor transitie naar klimaatneutraliteit met JTF https://europadecentraal.nl/nieuws/interview-met-ruud-van-raak-kansen-voor-transitie-naar-klimaatneutraliteit-met-jtf/ Mon, 23 Jan 2023 15:41:30 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=91456 Het veelbesproken Just Transition Fund staat sinds 23 januari open voor subsidieaanvragen om het verschil te maken in de transitie naar klimaatneutraliteit. Het fonds, met een totaalbedrag van 623 miljoen verdeeld over zes regio’s, moet de economie verduurzamen en nieuwe werkgelegenheid creëren in de gebieden die het zwaarst getroffen zijn door de overgang naar een groene economie. Kenniscentrum Europa Decentraal (KED) ging over deze nieuwe subsidiemogelijkheid in gesprek met Ruud van Raak (Programmamanager Kansen voor West), waarin de verschillende aspecten van dit fonds aan bod kwamen. Hieronder leest u alle ins- en outs van dit programma en of u hier gebruik van kunt maken.

Het Just Transition Fund

Het Just Transition Fund (JTF) is het financiële instrument als onderdeel van de Green Deal dat de regio’s die het hardst getroffen worden door de transitie naar een klimaatneutraal Europa moet ondersteunen.

Het fonds bevat een totaal bedrag van ruim 623 miljoen euro en is bestemd voor de zes regio’s in Nederland waar de meeste intensieve industrie plaatsvindt. Met deze gelden moet het onder andere mogelijk worden om innovatieve oplossingen binnen bedrijven te stimuleren, om- en bijscholing te faciliteren en nieuw op te zetten ondernemingen te ondersteunen.

Het leeuwendeel van de gelden komt ten goede aan de regio Groningen en Emmen met een aandeel van 51%. De overige gelden worden over de verschillende regio’s verdeeld. Dit komt neer op een bedrag van zo’n 58,5 miljoen per regio.         

De zes JTF-regio’s

  • Groningen-Emmen
  • IJmond
  • Groot-Rijnmond
  • Zeeuws-Vlaanderen
  • Westelijke Noord-Brabant
  • Zuid-Limburg

De subsidies zijn onder andere beschikbaar voor het mkb, grotere bedrijven en samenwerkingsverbanden van ondernemingen, zoals met kennis- en onderwijsinstellingen of overheden. De subsidieregelingen verschillen per regio. Overweegt u om een bijdrage uit het JTF aan te vragen, neem dan eerst contact op met de managementautoriteit van uw regio: Rijnmond, Kansen voor West; IJmond, Kansen voor West; Groningen en Emmen, SNN; en Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Limburg en West-Noord-Brabant, Stimulus.

Kun je ons meenemen in het proces van de totstandkoming van het JTF?

‘De openstelling van het Just Transition Fund is de bekroning van het lange traject dat aan dit fonds vooraf is gegaan. Al in 2020 kwam de Europese Commissie met het voorstel voor een herstelpakket van de economie (NextGenerationEU Red.), waar het JTF onderdeel van uitmaakt. Toen heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) als de verantwoordelijke uitvoeringsorganisaties vanuit de lidstaat gedacht: hoe gaan we dit proces opstarten? Tijdens dat proces hebben verschillende regio’s hun hand opgestoken om hieraan mee te werken, juist ook omdat het een gebiedsgericht programma is. Vervolgens heeft dit er toe geleid dat de regionale overheden en de lidstaat met elkaar om tafel zijn gaan zitten om samen te kijken hoe dit programma het beste geïmplementeerd kan worden. Hier is natuurlijk wel wat tijd overheen gegaan, te beginnen met een aantal overleggen met de verschillende partijen om vervolgens door te gaan naar de tekentafel voor de eerste ideeën. Hieruit kwam al vrij snel in het proces een tweetal varianten naar boven, waarbij de regio’s en de lidstaat een verschillende positie innamen. Waar de regio’s voornamelijk de wens hadden dit naar het model van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in te richten, gaf de lidstaat daarentegen de voorkeur aan een nationaal programma, zoals we kennen van het Europees Sociaal Fonds (ESF). Uiteindelijk is bij de overleggen, waar onder andere ministers, gedeputeerden en de wethouders van de regio’s bij zaten, gekozen voor een nationaal plan met zes regionale hoofdstukken. Onder deze hoofdstukken hangen vervolgens weer zes regionale transitieplannen, waarin de opgaven voor de regio beschreven staan en hoe zij dit willen aanpakken. Het model voor het Just Transition Fund is een nieuwe variant van beheer in Nederland. Waar het EFRO volledig decentraal is geregeld en ESF volledig centraal, zit het JTF daartussen in.’

De openstelling van het Just Transition Fund is de bekroning van een lang traject.

’Een ander punt van discussie in het proces naar een uitgewerkt JTF plan was welke regio’s in aanmerking zouden komen. De Commissie vond dat het JTF plan in Nederland alleen voor Groningen bedoeld was vanwege de negatieve gevolgen van de energietransitie. Hier is door de andere regio’s sterk tegen gelobbyd om dat anders te doen, ook met steun van het Rijk. Dit is destijds zelfs besproken in de Tweede Kamer, iets wat voor de Europese Commissie nogal vreemd was. De Commissie ging er immers vanuit dat er alleen geld naar Groningen ging. Uiteindelijk is de knoop in de Tweede Kamer toch doorgehakt en werd een verdeling van de gelden gemaakt over meerdere regio’s. Groningen kreeg hierin met 51% wel het grootste aandeel en de andere vijf regio’s kregen ieder 58,5 miljoen. Met dit besluit kon het programma van start en werden de regio’s opgedragen te beginnen met de transitieplannen en de hoofdstukken voor het operationeel programma. Dit hele proces heeft in totaal zo’n anderhalf jaar in beslag genomen. Voor het beheer is gekozen om dit te beleggen bij Uitvoering van Beleid van het ministerie van SZW en de uitvoerende kant is terecht gekomen bij de uitvoeringsorganisaties van EFRO, Kansen voor West, SNN en Stimulus.’

Waar liggen de prioriteiten binnen het programma?

We zijn erin geslaagd om in elke regio een beetje dezelfde opbouw neer te zetten, maar er zitten wel wat accentverschillen in. Zo heeft iedere regio een eigen prioritaire as gekregen, naast de drie sporen die voor elk gebied hetzelfde zijn. De drie sporen die centraal staan binnen het Just Transition Fund zijn investeringen in de vernieuwing en versterking van de regionale economie, in technologie, systemen en infrastructuur en in een wendbare en weerbare beroepsbevolking.

‘De manier waarop de verschillende sporen zijn ingevuld verschilt en is afhankelijk van de problematiek per regio. Als basis is afgesproken dat 50% van de gelden ten goede dient te komen aan de economie en de andere helft aan het sociale aspect, echter zie je binnen die percentages wel verschillen. Een goed voorbeeld hiervan is spoor twee, waarbij zowel Rijnmond, Zuid-Limburg als Zeeuws-Vlaanderen erg inzetten op de groene chemie en circulaire plastics. Het Noorden kijkt daarentegen verder dan de industrie en zoekt iets wat past bij het DNA van de regio, zoals investeringen in waterstof. Ook binnen de westelijke regio’s Rijnmond en IJmond zijn er al verschillen merkbaar. Voor de Regio IJmond, bestaande uit vijf gemeenten, is de staalproducent Tata Steel de voornaamste uitdaging. Daarnaast beschikt het gebied over meerdere grote bedrijven, waarbij de vraag centraal staat hoe zij over kunnen stappen op waterstof. Bij Rijnmond daarentegen zie je dat de focus meer ligt op het eerste spoor; vernieuwing en versterking van de regionale economie. Dit is hard nodig, want voor een aantal bedrijven is er nu eenmaal geen opvolger. Op een gegeven moment gaan de kolencentrales dicht en daarom zal je dus moeten inzetten op diversificatie, waaronder door een rol te pakken in de groene chemie. Uiteindelijk zetten alle regio’s dus in op vernieuwing van de economie, diversificatie van bestaande systemen en het bij- en omscholen van personeel, maar verschilt het per regio waar de nadruk op ligt.’

Het uiteindelijk doel van het Just Transition Fund is om bedrijven te ondersteunen bij het overschakelen naar niet-fossiele brandstoffen.

Wat is het beoogde doel?

‘Het doel van het Just Transition Fund is om bedrijven te ondersteunen bij het overschakelen op niet-fossiele brandstoffen, maar de details van het beoogde resultaat zijn lastig te duiden. Uiteraard zijn er wel indicatoren opgesteld en hier streven wij ook naar in het programma. Zo is het onder andere de bedoeling om in Rijnmond ongeveer 200 ondernemers te ondersteunen en iets meer dan 10.000 personen een training of een traject te laten volgen. Het aantal ondernemers en personen dat wordt geholpen verschilt uiteraard per gebied, maar het uitgangspunt van het bieden van ondersteuning bij de energietransitie is overal gelijk. Qua concrete acties moet vooral gedacht worden aan nieuwe manieren om iets circulair te maken. De beginfase van een dergelijke innovatie is vaak al door EFRO bekostigd en het vervolg is te realiseren door middel van het JTF. Daarnaast draait het ook veel om het omschakelen van bestaande bedrijven op waterstof, dit is echt het toverwoord voor het verduurzamen van de bestaande industrie.’

Welke rol speelt samenwerking binnen en buiten de eigen regio?

’Het is mogelijk voor de Nederlandse JTF-regio’s om met elkaar samen te werken, dit was ook een van de argumenten om het een landelijk programma te maken. Uiteindelijk dragen alle acties bij aan een breder programmagebied en dus aan de overgang naar klimaatneutraliteit. Daarnaast is het ook mogelijk om buitenlandse partners te betrekken bij de opgaven. De Commissie streeft ernaar om dit te stimuleren en mede daarom is de grens van 15% eraf gehaald. Voorheen was het zo dat er tot 15% van het gekregen budget over de grens mocht worden uitgegeven. De versoepeling van het budget voor buitenlandse partners neemt natuurlijk niet weg dat de regio’s het geld hard genoeg nodig hebben voor henzelf.’

Aanvragen

Het indienen gaat hetzelfde als bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), namelijk via een webportaal. Voor het JTF is er een speciaal portaal opgezet waarin je de aanvraag online kan indienen. Dit is echter alleen mogelijk door middel van e-herkenning, dus het is erg handig om dit aan te vragen voordat je van plan bent de uiteindelijke aanvraag in te dienen.

Het JTF wordt uitgevoerd volgens regels van gedeeld beheer, wat in dit geval betekent dat de regionale managementautoriteiten van de verschillende regio’s verantwoordelijk zijn voor de toebedeling van de gelden. Vanaf 23 januari 2023 zal het JTF open gaan voor aanvragen. De precieze datum verschilt per regio. Het JTF-portal is te vinden via de volgende link.

Hoe worden de ingediende voorstellen beoordeeld?

‘Qua spelregels is het een kopie van EFRO, dus de projecten worden op basis van dezelfde criteria beoordeeld. Voor de beoordeling is een specifieke JTF-commissie opgezet. Dit is een onafhankelijke commissie die per regio wordt samengesteld. Hierin zitten deskundigen uit verschillende sectoren die de regio goed kennen. Zij beoordelen aan de hand van de criteria of een voorstel in aanmerking komt voor financiering. Naast de bekende criteria van EFRO is er wel één extra criterium aan toegevoegd, namelijk sociaal economische integraliteit. Het is voor JTF expliciet de bedoeling dat je zowel de sociale als economische gevolgen ook aanpakt met je project. Voor de rest geldt dat je voorstel, om gehonoreerd te worden, 70 van de 100 punten moet scoren van de criteria.’

Bij JTF heb je niet veel tijd; het moet voor het einde van 2026 allemaal uitgegeven en afgerekend zijn.

Heb je nog tips voor potentiële aanvragers?

 ‘Als het om tips gaat spreken we altijd van de s’en. De eerste tip is steunpunt: bij nieuwe initiatieven is het goed om eerst te kijken of het wel past binnen de organisatie en is het belangrijk om na te gaan wie je meeneemt als partner. Het design van een project is pas goed als je er van tevoren over hebt nagedacht. Een tweede tip is snelheid: bij JTF heb je niet veel tijd, het moet voor het einde van 2026 allemaal uitgegeven en afgerekend zijn. Het moeten dus ook projecten zijn die snel gestart kunnen worden en snel afgerond zijn. Als je een project hebt waar nog veel besluiten genomen moeten worden, dan is het wat minder geschikt voor de eerste ronden. In dat geval kun je beter het project bij Kansen voor West indienen, daar gelden over het algemeen wat ruimere periodes. Voor de rest heb je bij JTF gewoon het voordeel dat alle spelregels gelijk zijn met de regels die we kennen van het EFRO. Ook de nieuwe zaken, zoals het hebben van een vast urentarief, kunnen we meenemen naar het JTF. Dit alles maak het indienen van een aanvraag veel makkelijker.’

]]>
Rondje langs de velden: KED in Brussel https://europadecentraal.nl/rondje-langs-de-velden-ked-in-brussel/ Mon, 21 Nov 2022 15:48:35 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=89769 Europese regelgeving in begrijpelijke taal… Dat is waar we ons bij KED voor inspannen! Om decentrale overheden zo goed mogelijk van dienst te zijn is het cruciaal om warme contacten in ‘het Brusselse’ te onderhouden. Veel van de regelgeving waar we in Nederland mee te maken krijgen komt tot stand in en rond de Europese Instellingen. Adviseurs Laura Hollmann (klimaat en milieu) en Brent Bos (fondsen) maakten een ‘rondje langs de velden’.

Brent en Laura

Anticiperen op kansen uit Brussel 

Een bezoekje aan het Huis van de Nederlandse Provincies (hierna HNP) mag tijdens een ‘weekje’ Brussel niet ontbreken. KED werkt nauw samen met HNP. Zo is de Europese Ster, een wekelijkse nieuwsbrief met de laatste ontwikkelingen over relevante regelgeving, een coproductie. De twaalf Nederlandse provincies en het Interprovinciaal Overleg (IPO) vormen samen het HNP en vervullen een doorslaggevende rol in de provinciale belangenvertegenwoordiging in Brussel.

Daarnaast dragen de lobbyisten en het kernteam van HNP, gevestigd aan de Trierstraat op een steenworp van het Europees Parlement, er zorg voor dat nieuwe EU wet- en regelgeving vroegtijdig bij de provincies onder de aandacht komt. KED en HNP versterken elkaar (waarbij KED zich meer richt op de juridische implicaties van regelgeving) zodat decentrale overheden in Nederland optimaal kunnen anticiperen op de kansen en risico’s die vanuit Brussel op hen afkomen.  

Fondsen 

We spraken daarom met verschillende collega’s over een aantal belangrijke dossiers, waaronder Europese fondsen (neem vooral een kijkje in onze  EU-fondsenwijzer) en programma’s en milieu-gerelateerde onderwerpen zoals lucht, water en bodem. We sloten aan bij de HNP werkgroep regionale economie, waar onder meer het werkprogramma van de Europese Commissie op de agenda stond. Ter plekke konden wij vragen over staatssteun beantwoorden. Zo help je elkaar.

We sloten aan bij de HNP werkgroep regionale economie, waar onder meer het werkprogramma van de Europese Commissie op de agenda stond.

Meer weten over de werkzaamheden van het HNP in Brussel? Machteld van Dijk (adviseur EU Public Affairs) gaf in een gesprek met KED een inkijkje in haar werkzaamheden en hoe zij de belangen van Noord-Brabant in Brussel op de kaart zet.  

Waterschappen in Brussel: Bureau Brussel 

Daarnaast op de agenda: waterschappen! Ook voor waterschappen is het ontzettend belangrijk dat Europees beleid en wet- en regelgeving aansluit op het werk van de waterschappen en helpt in de uitvoering van taken op het gebied van waterbeheer. Veel nationale milieu en waterregelgeving vindt zijn oorsprong in Brussel. Zij kunnen hun stem daar laten horen via Bureau Brussel. Bureau Brussel, te vinden nabij het stadspark Square de Meeûs, van de Unie van Waterschappen en Vewin, behartigt de belangen van de Nederlandse waterschappen en drinkwaterbedrijven bij de Europese instellingen. De collega’s van Bureau Brussel coördineren de Europese lobby en zorgen ervoor dat de belangen van de waterschapsbestuurders in Brussel worden gewaarborgd. 

We spraken met Dieter Staat en Luc Kronenberg onder andere over het Zero Pollution-pakket van de Europese Commissie, waar met name de onderdelen over de herziening van de Richtlijn stedelijk afvalwater en de aanpak voor de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater van belang zijn voor de waterschappen. Waar de gemeente zorg draagt voor de stedelijke riolering, zijn het uiteindelijk de waterschappen die het afvalwater moeten zuiveren. Maar ook andere Europese ontwikkelingen, zoals op het gebied van plastics, chemische stoffen, natuurherstel en bodemgezondheid werden besproken. Super nuttig om met hen te sparren over deze urgente thema’s om dit ‘mee terug’ te nemen en te benutten voor ons advieswerk namens KED.

Lees meer over de Europese lobby en de belangenbehartiging van de waterschappen in Brussel in dit interview met Dieter Staat.  

Super nuttig om met hen te sparren over deze urgente thema’s om dit ‘mee terug’ te nemen en te benutten voor ons advieswerk namens KED.

De wetgevende macht

Vanaf het stadspark doemt het hoogste gedeelte van het Paul Henri Spaak gebouw van het Europees Parlement al op. Daar spraken we met Europarlementariër Bert-Jan Ruissen. Ruissen neemt als volksvertegenwoordiger onder meer plaats in de commissies landbouw en plattelandsontwikkeling, thema’s waar we bij KED vaak over berichten.

Alle wetten die door het ambtenarenapparaat van de Europese Commissie worden voorbereid worden door het Europees Parlement uiteindelijk vastgesteld. Het huidige EP telt 705 leden en is verdeeld over zeven fracties (exclusief de niet-fractiegebonden leden). Nederland heeft sinds februari 2020 recht op 29 zetels in het EP, dat zowel in Brussel als Straatsburg zetelt. De werkzaamheden van de EP-leden zijn zeer divers, variërend van het bijwonen van plenaire- en fractievergaderingen, voorbereidende werkzaamheden in de verschillende commissies en het onderhouden van contacten met de achterban.

Verder kunnen EP-leden binnen de verschillende commissies worden aangewezen als rapporteur of schaduwrapporteur. De rapporteur is verantwoordelijk voor het inhoudelijk behandelen van wetsvoorstellen van de Europese Commissie.

Schakel

De Nederlandse Europarlementariërs spelen dus een belangrijke rol in het Europese besluitvormingsproces en vormen als volksvertegenwoordigers een belangrijke schakel voor Nederlandse overheden, maar ook bedrijven en andere organisaties. Op inhoudelijk niveau, momenteel bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en digitalisering, is het ook voor KED uiterst nuttig om contact met hen te onderhouden. Zo gingen we eerder in gesprek met Europarlementariër Tom Berendsen om meer te weten te komen over zijn werk in het Europees Parlement en de beleidsterreinen energie en regionale ontwikkeling  

Lokale en regionale overheden betrekken bij EU-besluitvorming

70% van alle EU-wetgeving heeft een rechtstreekse invloed op steden, gemeenten en regio’s. Veelal zijn het dan ook de lokale en regionale autoriteiten die deze EU-regelgeving moeten uitvoeren. Door lokale en regionale overheden te betrekken bij het besluitvormingsproces in de EU wordt beter aangesloten bij het standpunt en de behoeften op lokaal en regionaal niveau. Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) is het adviesorgaan van de EU dat deze rol vervuld. Het CvdR wordt geraadpleegd wanneer EU-besluitvorming ziet op de beleidsterreinen die lokale en regionale autoriteiten aangaan.

Denk bijvoorbeeld aan sociale zaken, werkgelegenheid en energie en klimaat. Het CvdR brengt dus een advies uit over de verschillende wetsvoorstellen die het ontvangt. Ook kan op eigen initiatief een advies worden uitgebracht. Een aangewezen rapporteur raadpleegt de belanghebbenden en bereidt het betreffende advies voor.  

Zo hebben we uitvoerig gesproken over de aanloop naar de voorstellen van het Zero Pollution-pakket van de Commissie.

Adviseren en ondersteunen

Tijdens ons bezoek aan Brussel spraken we met Stefano Panozzo, medewerker van het secretariaat van de commissies ENVE (Milieu, Klimaatverandering en Energie) en Slaven Klobucar, actief voor het secretariaat van de commissie COTER (Territoriale Samenhang en EU-begroting). Het secretariaat ondersteunt de commissie die vervolgens de CvdR-leden helpt bij het opstellen van adviezen, het ondersteunen van het politieke proces tijdens vergaderingen en zittingen en zorgt voor de follow-up en effectbeoordeling op het betreffende thematische gebied.

Zo hebben we  uitvoerig gesproken over de aanloop naar de voorstellen van het Zero Pollution-pakket van de Commissie en de rol van het CvdR op dit gebied. Met het secretariaat van commissie COTER kwam de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS) ter sprake.   

Inspelen

KED schrijft regelmatig over adviezen of rapporten die het Comité heeft uitgebracht, zodat decentrale overheden direct een beeld hebben van hoe ze hier op in kunnen spelen. Ons bezoek aan het CvdR gaf in ieder geval meer inzicht in de werkzaamheden van het comité en wanneer ze worden ingeschakeld.

Een beeld van het werk van het CvdR kan het beste geschetst worden door één van haar leden: wethouder van gemeente Nieuwegein, Marieke Schouten, was rapporteur voor het CvdR op het gebied van het EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul. Lees meer over haar taken als rapporteur en het werk van het CvdR in dit interview

Tot slot

Tot zover een korte weergave van hoe een ‘rondje langs de velden’ voor KED in Brussel er nu uitziet! Al was het niet voor het bijpraten op voor decentrale overheden belangrijke dossiers dan was het alleen al goed om elkaar, in deze tijden van veel beeldbellen, weer eens in de ogen te kunnen kijken. Het effect op korte termijn is inmiddels duidelijk: na ons bezoek weten diverse vertegenwoordigers in en rond de Europese instellingen ons nog beter te vinden en ontvingen we al diverse vragen. Ook graag in contact komen met KED? Ontvang je ons graag in Brussel? Neem vooral contact op via info@europadecentraal.nl.

Meer informatie 

Instellingen Europese Unie, Kenniscentrum Europa Decentraal 

Decentrale overheden en de Europese Unie, Kenniscentrum Europa Decentraal 

Belangenbehartiging, Kenniscentrum Europa Decentraal 

Klimaat en Milieu, Kenniscentrum Europa Decentraal 

Fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal 

]]>
Staatssteun scorebord 2021: dempen van effecten corona centraal https://europadecentraal.nl/nieuws/staatssteun-scorebord-2021-dempen-van-effecten-corona-centraal/ Mon, 19 Sep 2022 11:38:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=88243 De nieuwste versie van het Staatssteun Scorebord is afgelopen week door de Europese Commissie gepubliceerd. Daaruit blijkt dat de staatssteunuitgaven over het jaar 2020 voornamelijk in het teken stonden van het dempen van de gevolgen van de Covid-19 pandemie. Daarnaast bleven de uitgaven voor niet-coronadoelstellingen binnen de grenzen van vóór de pandemie.

Staatssteun scorebord

Jaarlijks verwerkt de Commissie gerapporteerde informatie van de lidstaten in het staatssteun scorebord. In het scorebord van 2021 worden de staatssteunuitgaven van de lidstaten voor het kalenderjaar 2020 bijgehouden. De uitgaven in het scorebord betreffen niet alle staatssteun. Zo bevat het scorebord niet de steun voor spoorwegen en steun die is geoorloofd op basis van DAEB-regelgeving. Ook moet worden opgemerkt dat niet alle lidstaten staatssteun op dezelfde wijze registreren en kwalificeren.

Totale staatssteun in de Europese Unie

De 27 EU-lidstaten hebben over het jaar 2020 in totaal 320,22 miljard euro aan staatssteunmaatregelen toegekend. Deze uitgaven, zo’n 2,39 % van het totale BBP, liggen bijna 2,5 keer hoger dan het bedrag dat is uitgegeven aan staatssteun in het jaar 2019. De enorme stijging heeft grotendeels te maken met de verschillende staatssteunmaatregelen die zijn opgezet om de gevolgen van de Covid-19 pandemie te dempen. Wanneer er gekeken wordt naar de totale uitgaven voor staatssteun door de lidstaten, uitgedrukt als percentage van het nationale BBP, is er een aanzienlijke uitgavenspreiding van de lidstaten. Waar Polen en Griekenland tussen de 4,2 – 4,8% van hun BBP aan staatssteun besteden, geven landen als Nederland en Zweden met ongeveer 0,6 – 1,2% van het BBP beduidend minder uit aan staatssteun.

Steun naar Europese doelstelling

In het jaar 2020 is 59% van de totale steun in de lidstaten ten behoeve van het opheffen van een verstoring in de economie uitgegeven. Hiermee torent deze doelstelling qua uitgaven ver boven de niet-corona gerelateerde steun uit. In maar liefst 23 lidstaten had het dempen van de effecten van de gevolgen van de Covid-19 pandemie de hoogste prioriteit. Hoewel Nederland in 2020 het meeste heeft uitgegeven aan covid-gerelateerde staatssteunmaatregelen (39,9%) liggen de Nederlandse uitgaven onder het Europese gemiddelde.

Onder de reguliere doelstellingen kwamen de meeste uitgaven ten goede aan steun voor milieubescherming en energiebesparingen. Daarna volgen uitgaven aan regionale steun en staatssteunmaatregelen op het gebied van Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (O, O & I). Nederland heeft net als andere landen een aanzienlijk deel van de staatssteunuitgaven gewijd aan milieu & energiebesparing. Daarnaast heeft Nederland uitgaven gedaan in het kader van cultuur (7,2%) en Onderzoek & Ontwikkeling (6,5%).

Staatssteun in Nederland

Nederland behoort nog altijd tot de groep landen die minder staatssteunuitgaven hebben dan het gemiddelde Europese bedrag. Een terugblik op de afgelopen vijf jaar toont een matige toename in staatssteunuitgaven. Hoewel de nasleep van de Covid-19 pandemie een enorme marktverstorende werking heeft gehad, wist Nederland de staatssteunuitgaven binnen de perken te houden. Dit heeft vooral te maken met de mogelijkheden onder het Tijdelijk Staatssteunkader en de uitbreiding van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) waardoor meerdere gevallen op basis van de AGVV konden worden vrijgesteld van aanmelding bij de Commissie. Het gebruik van de verschillende vrijstellingsmogelijkheden laat nog steeds een stijgende lijn zien, al groeit het minder snel dan in voorgaande jaren. De kennisgevingen-barometer van Kenniscentrum Europa Decentraal bevestigt dat decentrale overheden steeds meer gebruikmaken van de groepsvrijstellingen.

Steun op basis van de AGVV

Van de 816 actieve steunmaatregelen aangegeven bij de Commissie in 2020 vielen 685 onder de werking van de AGVV en 51 maatregelen werden aangemeld. Ook al zijn de staatssteunuitgaven van Nederland minder dan het EU gemiddelde, het aantal steunmaatregelen is hiermee wel hoger dan gemiddeld. De steunmaatregelen gebaseerd op de AGVV zien voornamelijk op de volgende gebieden:

  • Cultuur en instandhouding van het erfgoed 25,6% (artikel 53 AGVV)
  • Experimentele ontwikkeling 16,2% (artikel 25 lid 2, sub c)
  • Training 13% (artikel 31 AGVV)
  • Investeringssteun ondernemingen verregaande milieubescherming 9,8% (artikel 36 AGVV)

State Aid Modernisation (SAM)

In het staatssteun scorebord 2021 wordt eveneens aandacht besteed aan de implementatie van de State Aid Modernisation (SAM). Het SAM is een groot hervormingspakket dat in 2012 door de Commissie werd ingevoerd. Eén van de hoekstenen van deze hervorming is de herziening van de AGVV, die de steunverleningsprocedures voor de lidstaten vereenvoudigt door hen in staat te stellen steun goed te keuren zonder voorafgaande goedkeuring. Het toenemende gebruik hiervan maakt het mogelijk voor de Commissie om zich te richten op de grotere steunregelingen. Daarnaast draagt de toepassing van de AGVV ook bij aan een snellere afhandeling van de steunmaatregelen.

In het scorebord wordt tevens een overzicht gegeven van de komende herzieningen op het gebied van de verschillende vrijstellingsmogelijkheden. Zo staan onder andere de herzieningen van de volgende vrijstellingsverordeningen op de planning:

  • De Landbouwvrijstellingsverordening (LVV)
  • De Visserijvrijstellingsverordening (VVV)
  • De de-minimisverordening Landbouw
  • De de-minimisverordening voor de visserijsector

Bron

Scorebord Staatssteun, Europese Commissie

Meer informatie

Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal

Kennisgevingen-barometer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Europese Commissie akkoord met Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) https://europadecentraal.nl/europese-commissie-akkoord-met-nederlandse-herstel-en-veerkrachtplan-hvp/ Mon, 19 Sep 2022 07:32:34 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=88230 De Europese Commissie heeft op 8 september het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan een positieve beoordeling gegeven. Hiermee is Nederland weer een stap verder in het verkrijgen van de 4,7 miljard euro aan subsidies van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP).

NextGenerationEU en het Herstel- en Veerkrachtplan

Het HVP is een deel van het coronaherstelplan NextGenerationEU en maakt in totaal 800 miljard euro vrij voor investeringen en hervormingen in de gehele EU. De Europese gelden zullen zowel verstrekt worden via subsidies als door het afgeven van leningen. Bij de verdeling over de lidstaten wordt onder andere rekening gehouden met de grootte van de bevolking, het BBP en het gemiddelde werkloosheidspercentage over de afgelopen vijf jaar. Op basis hiervan komt 4,7 miljard euro van het totale budget ten goede aan de Nederlandse economie.

Om aanspraak te kunnen maken op de gelden uit het HVP moet elke lidstaat een plan met concrete maatregelen indienen bij de Commissie. De Commissie beoordeeld vervolgens elk plan op basis van elf criteria die uitgewerkt zijn in de Verordening (EU) 2021/241 inzake de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Hierin wordt onder andere gekeken naar de mate waarin de plannen aansluiting vinden bij de klimaat- en digitaliseringsdoelstellingen, de houdbaarheid van de maatregelen en of er een adequaat controle mechanisme is om toezicht te houden op de uitgaven.

Nederlandse invulling van het HVP

De Nederlandse invulling van het Herstel- en Veerkrachtplan omvat 49 maatregelen en is verdeeld over zes pijlers, waarmee in totaal 4,7 miljard euro is gemoeid:

  • Bevorderen van de groene transitie en de aanpak van de stikstofproblematiek
  • Versnellen van de digitale transformatie
  • Verbeteren van de woningmarkt en het verduurzamen van de bebouwde omgeving
  • Een sterke arbeidsmarkt, een goed pension en toekomstgericht onderwijs
  • Versterken van de publieke gezondheidssector en pandemieparaatheid
  • Aanpak agressieve fiscale planning en witwassen

Bijna de helft van de gelden zal worden besteed aan klimaat-gerelateerde maatregelen. Het gaat onder meer om investeringen in windenergie, energie-efficiëntie van woningen en om een nieuwe energiewet die naar verwachting investeringen in het elektriciteitsnet gemakkelijker zal maken. Ook wordt een kwart van het geld besteed aan projecten om de digitale transitie in Nederland te versnellen. Dit gaat om investeringen in kwantumtechnologie, artificiële intelligentie, digitaal onderwijs en digitale overheidsdiensten. De rest van het geld zou worden besteed aan het verminderen van de stikstofschade, aan woningbouw, gezondheidszorg, tekorten op de arbeidsmarkt en het tegengaan van belastingontwijking en witwassen.

Commentaar van de Commissie

De voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, geeft aan dat dit plan de Nederlandse economie verder zal versterken en groener, meer digitaal en veerkrachtiger maken. Verder geeft zij aan dat met dit plan akkoord is gegaan omdat het ambitieus en vooruitziend is en zal bijdragen tot een betere toekomst voor de Nederlandse bevolking. Elk plan dient ten minste 37% van het totaal uit te geven aan klimaatdoelstellingen en 20% moet ten goede komen aan de digitale transitie. Het Nederlandse plan voldoet ruimschoots aan deze doelstellingen voor klimaat en digitalisering, met respectievelijk 48% en 26%.

Verder blijkt dat geen enkele maatregel uit het plan ernstige afbreuk doet aan het milieu en Nederland genoeg controlesystemen heeft om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen. Vicevoorzitter voor economie, Valdis Dombroskis, geeft het plan dan ook met plezier een positieve beoordeling en voorspelt dat het voor Nederland zal leiden tot een solide basis voor de toekomst.  

Vervolgstappen

Nu er vanuit de Commissie groen licht is gegeven voor de Nederlandse plannen, is het aan de Raad om het voorstel goed te keuren. Hier hebben zij in principe vier weken de tijd voor. Wanneer de Raad ook het plan heeft goedgekeurd, maakt de Commissie het bedrag over aan Nederland. Het geld wordt in delen uitbetaald en is gekoppeld aan de voortgang van Nederland bij het behalen van de opgestelde doelstellingen uit het herstelplan.

Bron

NextGenerationEU: Europese Commissie onderschrijft het Nederlandse herstel- en veerkrachtplan ter waarde van 4,7 miljard euro, Europese Commissie

Meer informatie

Coronaherstelplan: NextGenerationEU, Kenniscentrum Europa Decentraal

EU-fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Verzilver uw projectvoorstel in de vernieuwde EU-fondsenwijzer https://europadecentraal.nl/nieuws/verzilver-uw-projectvoorstel-in-de-vernieuwde-eu-fondsenwijzer/ Mon, 12 Sep 2022 09:39:41 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=nieuws&p=87993 Zoekt uw gemeente, provincie of waterschap passende financiering voor een project met Europese meerwaarde? Neem dan snel een kijkje in onze vernieuwde EU-fondsenwijzer! Deze bevat extra functionaliteiten om uw zoektocht naar Europese fondsen en programma’s nog makkelijker te maken.

De EU-fondsenwijzer

De fondsenwijzer brengt Europese fondsen en programma’s op een centrale plek bij elkaar, toegankelijk en handig voor gemeenten, provincies, waterschappen en andere organisaties die op zoek zijn naar de juiste financiering voor een project. Het is een gezamenlijk initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Huis van de Nederlandse Provincies & Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en Kenniscentrum Europa Decentraal.

De eerste versie van de tool, gelanceerd in het najaar van 2021, is positief ontvangen, veel bezocht en heeft geleid tot de doorontwikkeling tot de huidige EU-fondsenwijzer. Met de aanpassingen moet het voor decentrale overheden nog makkelijker worden om wegwijs te raken in het grote aanbod van financieringsmogelijkheden.

Nieuwe functionaliteiten en toevoegingen

De afgelopen maanden is er hard gewerkt om de fondsenwijzer te optimaliseren en beter aan te laten sluiten bij de behoeftes uit de praktijk. In samenspraak met verschillende subsidie-experts, werkzaam bij gemeenten, provincies en waterschappen, is in kaart gebracht wat er nodig is om decentrale overheden zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen bij hun zoektocht naar Europese gelden. Naast de bestaande filters op doelgroep en onderwerp zijn er diverse functionaliteiten aan de tool toegevoegd. Hieronder leest u meer over de nieuwe functies:

Calls

De grootste verandering ten opzichte van de eerdere versie is de mogelijkheid om te zoeken op ‘’calls’’. Deze calls, ook wel oproepen genoemd, geven meer informatie over de specifieke financieringsmogelijkheden die onder een bepaald fonds worden opengesteld. Per fonds is aangegeven of er calls open staan of niet. Hierbij valt onderscheid te maken tussen openstaande en aangekondigde calls. Door vroegtijdig inzicht te krijgen in mogelijke openstellingen, moet het voor decentrale overheden eenvoudiger worden zich voor te bereiden op financieringskansen. Voor de meer gevorderde subsidieaanvragers is er ook de optie om direct te zoeken op calls onder het tabblad ‘’zoeken naar calls’. In dit overzicht staan alle gepubliceerde calls op een rij, inclusief de start- en einddatum voor de indiening van een voorstel en het totale beschikbare budget. Meer informatie over de calls vindt u door te klikken op de titel, die doorverwijst naar het EU funding en tenders portaal.

Europese partners

Veel Europese fondsen en programma’s vereisen een samenwerking met partners uit andere EU-lidstaten. Een dergelijke samenwerking vraagt vaak meer interne capaciteit en financiële middelen. Dit is iets wat niet elke gemeente, provincie of waterschap ter beschikking heeft. Daarom kunt u in de fondsenwijzer voortaan ook kiezen of u projecten met of zonder Europese partners wilt zien. Met name voor nieuwkomers op het gebied van Europese fondsen kan dit een uitkomst zijn.

Houd me op de hoogte

Een andere toevoeging is de mogelijkheid om op de hoogte te blijven van de fondsen waarin u geïnteresseerd bent. Bovenaan elke fondspagina is er een knop waar u zich kunt inschrijven door uw e-mail adres in te vullen. Telkens wanneer er nieuwe informatie beschikbaar is, zult u hierover geïnformeerd worden. Wel dient u zich voor elk fonds apart in te schrijven.

Visuele aanpassingen

Naast inhoudelijke aanpassingen zijn er ook visuele veranderingen doorgevoerd. Geheel in lijn met de nieuwe huisstijl van Kenniscentrum Europa Decentraal, is de EU-fondsenwijzer gehuld in de kleuren blauw en geel. In aanvulling hierop zijn er icoontjes toegevoegd aan zowel de doelgroepen als de calls en zijn de onderwerpen in het geel zichtbaar per fonds. Hierdoor ziet u in één oogopslag of het fonds voor uw organisatie en onderwerp mogelijke financieringskansen bevat.

Projectvoorbeelden

Om het gebruik van Europese fondsen en programma’s te stimuleren, is het voor de langere termijn de bedoeling om een overzicht van projectvoorbeelden te creëren. Hierin komen voorbeelden te staan van decentrale overheden die een succesvol project hebben opgezet met behulp van Europese gelden. Heeft uw gemeente, provincie of waterschap een mooi project en wilt u uw ervaringen met dit project met andere overheden delen? Neem dan contact met ons op via info@europadecentraal.nl voor meer informatie. Het zou ons erg helpen.

Staatssteun & Europese fondsen

Voor enkele Europese fondsen en programma’s kan het staatssteunrecht van toepassing zijn. Als gemeente, provincie of waterschap dient u hier rekening mee te houden. In deze praktijkvraag leest u meer over de staatssteunrechtelijke aspecten bij het gebruik van Europese fondsen. Voor overige vragen met betrekking tot fondsen en/of staatssteun kunt u terecht bij onze helpdesk.

Altijd in beweging

De Europese fondsen en programma’s worden regelmatig herzien. De EU-fondsenwijzer is en blijft dan ook werk in uitvoering. Mocht u suggesties hebben voor de verdere optimalisering van onze dienstverlening, schroom dan niet om contact met ons op te nemen.

Meer informatie

EU-fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal

Staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Kabinet geeft nieuwe impuls aan grensgebieden https://europadecentraal.nl/kabinet-geeft-nieuwe-impuls-aan-grensgebieden/ Mon, 23 May 2022 10:08:16 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=80455 De Nederlandse grensgebieden hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Toch blijft er een groot potentieel onbenut. Naast de kansen die de grensstreken bieden op het gebied van onder andere wonen en werken, bestaan er tegelijkertijd vele knelpunten in de verschillende nationale wetgevingen. Het programma Regio’s aan de Grens moet hier verandering in brengen door een bijdrage te leveren aan de algemene welvaart in deze gebieden. Dit laat minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in een brief weten aan de Tweede Kamer.

Grens als kans, niet als obstakel

Net zoals elke regio hebben de regio’s nabij de buurlanden België en Duitsland te maken met allerlei maatschappelijke uitdagingen. Dit varieert van zaken op het gebied van veiligheid, de arbeidsmarkt en de woningmarkt tot klimaat en bereikbaarheid. Voor grensregio’s komt hier vaak nog een extra dimensie bij; de tegenstrijdige wet- en regelgeving aan weerszijden van de grens.
Veel van de bovenstaande kwesties houden immers niet op bij de grens en vragen om een grensoverschrijdende aanpak. Hoewel de wil vanuit de decentrale overheden er vaak wel is, belemmeren de verschillende regels een soepel verloop van internationale samenwerking op voor grensregio’s belangrijke thema’s. Net als de voorgaande kabinetten, is ook het huidige kabinet van mening dat er een gerichte aanpak moet komen om de grensregio’s een extra stimulans te geven. Met het onlangs aangekondigde programma Regio’s aan de Grens wil de regering de komende jaren bijdragen aan goed wonen, werken en leven in de randen van Nederland.

Het programma Regio’s aan de Grens

Het programma Regio’s aan de Grens voorziet in een aantal specifieke actiepunten, die gedurende deze kabinetsperiode zullen worden uitgewerkt. Hiermee wordt voortgebouwd op het reeds afgeronde Actieplan Bevolkingsdaling en het programma Grensoverschrijdende Samenwerking. In hoofdlijnen is het nieuwe programma opgebouwd uit vier onderdelen, ook wel ‘sporen’ genoemd:

Gebiedsgerichte inzet regio’s aan de grens

In het eerste deel ligt de focus op het in kaart brengen van de regio’s waar de maatschappelijke uitdagingen het grootst zijn en welke kansen hier liggen om een ommekeer in de huidige situatie te bewerkstelligen. Gezien er op veel beleidsterreinen werk te verzetten is (werk, onderwijs, zorg en gezondheid), kan het in sommige gevallen de draagkracht van de regio overtreffen. Het uiteindelijke doel is dan ook om, in samenwerking met de regio’s, een gezamenlijke gebiedsgerichte ontwikkelingsstrategie te ontwikkelen. Te denken valt aan het verbeteren van grensoverschrijdend vervoer, waarmee de arbeids- en woningmarkt aan beide kanten van de grens beter toegankelijk wordt voor grensbewoners.

Passend rijksbeleid en versterken integrale Rijksinzet

Het tweede deel ziet op de uitwerking van nationale wet- en regelgeving op de grensgebieden en in hoeverre dit obstakels opwerpt voor grensoverschrijdende samenwerking. Veel beleidsopgaven hebben in grensregio’s bijna vanzelfsprekend te maken met een grensoverschrijdende component, iets wat meegenomen moet worden bij toekomstig beleid. Hoewel hiermee niet alle problemen binnen de grensoverschrijdende samenwerking weg genomen kunnen worden, biedt het wel een mogelijkheid om de bestaande knelpunten te beheersen en beter gebruik te maken van internationale kansen.

Doorontwikkelen governance en samenwerking

Naast het zichtbaar maken van de uitdagingen en kansen en de invloed van nationale wetgeving onder de loep  nemen, is het ook van belang om bestaande afspraken met buurlanden tegen het licht te houden en te versterken. Tot op heden bestaan er verschillende samenwerkingsovereenkomsten, waaronder met de Duitse deelstaat Nedersaksen en Vlaanderen. Deze samenwerking moet in de nabije toekomst verder aangehaald worden om gezamenlijk op te trekken bij allerlei maatschappelijke uitdagingen.

Actieve ondersteuning met kennis en innovatie

Tot slot richt het vierde spoor zich op het optimale gebruik van beschikbare gegevens over de stand van zaken in de grensregio’s. Hierbij valt te denken aan informatie over de brede welvaart in de grensstreken evenals statistieken over zaken als de woningmarkt, gezondheid en mobiliteit. Door middel van deze gegevens is het makkelijker om gericht beleid te formuleren voor een welvarend grensgebied.

Regiodeals

Het Regio’s aan de Grens programma sluit nauw aan bij de door de minister in april aangekondigde Regio Deals. Een Regio Deal is een samenwerking tussen Rijk en regio om de positie van de regio te versterken. In totaal wordt ruim 900 miljoen euro uitgetrokken voor de ontwikkeling van nieuwe deals. Nog voor de zomer zal minister Bruins Slot een brief naar de Kamer sturen, waarin wordt uitgelegd hoe regio’s een deal kunnen sluiten met het Rijk. Begin 2023 moeten de eerste Deals dan van start gaan. In het verleden zijn dergelijke Deals gesloten met onder andere Zuidoost Drenthe, Oost-Groningen, Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaanderen.

Hoe nu verder?

De komende periode zal de minister het voorgestelde plan voor Regio’s aan de Grens nader uitwerken. In de huidige coalitieperiode dient in elk geval werk gemaakt te worden van het opzetten van nieuwe Regio Deals. Daarnaast moet de uitvoering van de grensoverschrijdende samenwerkingsagenda’s met de Duitse partners worden opgepakt en steun voor grensregio’s worden verleend door middel van een kennis- en onderzoeksprogramma. “Juist deze tijd laat zien hoe belangrijk het is om als Europese buurlanden in het belang van onze inwoners samen op te trekken”, aldus Bruins Slot.

Bron:

Kamerbrief over programma Regio’s aan de Grens, Rijksoverheid

Meer informatie

Grensoverschrijdende samenwerking, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Europese Commissie wil legale arbeidsmigratie versoepelen https://europadecentraal.nl/europese-commissie-wil-legale-arbeidsmigratie-versoepelen/ Mon, 09 May 2022 09:35:22 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=79537 De Europese Unie staat voor grote demografische en migratie-gerelateerde uitdagingen. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en in de toekomst beter voorbereid te zijn op de komst van nieuwe derdelanders, komt de Europese Commissie met een aantal voorstellen ter verbetering van het algemeen migratiebeheer. De voorstellen, die voortbouwen op eerdere besluiten in het kader van het asiel- en migratiepact, hebben als doel de legale migratie naar de EU verder te versoepelen. Het betreft onder andere een wijziging van zowel de richtlijn gecombineerde vergunning als de richtlijn langdurig ingezetenen. Voor Oekraïners wordt daarnaast een zogeheten ‘’talentenpool’’ opgericht, om de weg naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.

Nieuw voorstel legale migratie

De Commissie is onlangs met een reeks voorstellen gekomen inzake ”vaardigheden en talenten” om zowel de huidige als toekomstige demografische en migratie-uitdagingen in goede banen te leiden. Tot op heden bestaan er nog altijd vele tekorten op de arbeidsmarkt, ondanks dat veel posities inmiddels door gemigreerde werknemers van buiten de EU zijn vervuld. Met de voorstellen moeten het hardnekkige tekort op de arbeidsmarkt evenals de obstakels van de groene en digitale transitie van de economie beter worden aangepakt. Het belang van vereenvoudigde wetgeving op het gebied van migratie is hoog, aangezien er jaarlijks ongeveer tussen de 2,25 tot 3 miljoen onderdanen uit derde landen via legale kanalen naar de EU komen.
Om het Europees migratiebeleid te verbeteren en tegelijkertijd recht te doen aan de verzoeken van het Europees Parlement en de lidstaten, is de mededeling opgedeeld in drie pijlers:

  • Een wetgevingspijler: binnen deze eerste pijler wordt de wetgeving inzake de migratie van derdelanders herzien. Het betreft hier zowel de richtlijn de richtlijn gecombineerde vergunningen (2011/98) als de richtlijn langdurig ingezetenen (2003/109).
  • Een operationele pijler: de tweede pijler richt zich op het verbeteren van de koppeling van internationaal talent aan werkgevers binnen de EU. Dit moet gestimuleerd worden door middel van een EU-talentenpool.
  • Een toekomstgerichte pijler: de derde en tevens laatste pijler van het voorstel ziet op speciale actiegebieden binnen het EU-migratiebeheer, waaronder zorg, jongeren en innovatie.

Hieronder zal nader worden ingegaan op de verschillende pijlers en wat dit betekent voor de decentrale praktijk.

Richtlijn gecombineerde vergunningen

De Richtlijn gecombineerde vergunningen heeft als voornaamste doelstelling het instellen van één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor werk en verblijf. Ook heeft het als doel het waarborgen van een gemeenschappelijk pakket aan rechten voor migranten die binnen de toepassing van de Richtlijn vallen. Het gaat hierbij om rechten zoals gelijke behandeling tussen derdelanders en onderdanen van de lidstaat die de vergunning verleend. Dit moet ertoe leiden dat derdelanders beschermd worden tegen uitbuiting op de werkvloer. Om dit te bewerkstelligen en de aanvraagprocedure efficiënter en eenvoudiger te maken, heeft de Commissie de Richtlijn gecombineerde vergunningen herzien. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Aanvragen voor een gecombineerde vergunning voor werk en verblijf mogen zowel in het land van herkomst als in de lidstaat waar de derdelander momenteel legaal verblijft worden ingediend;
  • Lidstaten moeten binnen vier maanden een beslissing op de aanvraag nemen. Deze vier maanden zijn inclusief een arbeidsmarkttoets en indien van toepassing het afgeven van een inreisvisum;
  • Lidstaten kunnen aanvragen buiten behandeling laten op grond van het volume van toelating van onderdanen uit derde landen;
  • Houders van een gecombineerde verblijfsvergunning moeten worden toegestaan om van werkgever te veranderen. Lidstaten mogen echter wel eisen dat een dergelijke wijzing aan de bevoegde autoriteiten wordt gecommuniceerd en dat het onderworpen kan zijn aan een arbeidsmarkttoets.

Richtlijn langdurig ingezetenen

De tweede herziening ziet op de richtlijn inzake langdurig ingezetenen en voorziet in regelgeving voor derdelanders die langere tijd op het grondgebied van de EU verblijven. Het stelt de voorwaarden vast waaronder onderdanen van derde landen die ten minste vijf jaar legaal en ononderbroken in een lidstaat hebben verbleven, de “status van langdurig ingezetene van de EU” kunnen verkrijgen. In de huidige richtlijn (2003/109) worden nog te veel barrières opgeworpen voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene en belemmert hiermee de integratie van nieuwkomers. Het voorstel moet deze inconsistenties wegnemen en de weg vrij maken voor een doeltreffender en meer coherent systeem, waarbij het verkrijgen van een status als ”langdurig ingezetene” eenvoudiger wordt. Dit moet de integratie van onderdanen van derde landen die zich legaal en langdurig in de EU hebben gevestigd bevorderen. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • De vereiste verblijfsduur van vijf jaar kan in verschillende lidstaten worden opgebouwd, waarbij verblijfsperioden in het kader van een tijdelijke en nationale bescherming evenals de tijd als student worden meegerekend;
  • De lidstaten moeten controlemechanismen invoeren om toezicht te houden op de werkelijke verblijfplaats van onderdanen die een verblijfsvergunning hebben op basis van een investering in een lidstaat. Dit moet misbruik van de status als ”langdurig ingezetene” voorkomen;
  • Het recht op gezinshereniging wordt voortaan niet langer aan integratievoorwaarden onderworpen. Gezinsleden krijgen volledige toegang tot werk en in de EU geboren kinderen van langdurig ingezetenen kunnen de status onmiddellijk verkrijgen;
  • Mobiliteit voor onderdanen van derde landen moet makkelijker worden.

Operationele voorstellen

De Europese arbeidsmarkt kampt al enige tijd met grote tekorten in onder andere de zorg. Om de krapte op de arbeidsmarkt en de economie te herstellen heeft de Commissie een aantal voorstellen ingediend. Het doel van deze voorstellen is om de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen te vergroten.

EU-talentenpool

Om meer talent aan te trekken stelt de Commissie voor om een talentenpool op te zetten. Geschoolde onderdanen van derde landen worden op basis van specifieke vaardigheden of andere criteria toegelaten tot de EU-talentenpool. Zij kunnen zich dan via een webplatform registeren.

Proefproject EU-talentenpool

Omdat er na de Russische inval in Oekraïne al meer dan 5 miljoen mensen naar de EU zijn gevlucht en op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming toegang hebben tot de arbeidsmarkt, wil de Commissie uiterlijk in de zomer al beginnen met een proefproject inzake de talentenpool. Het doel van het proefproject is om vluchtelingen uit Oekraïne die als tijdelijke beschermden kunnen worden aangemerkt in contact te brengen met potentiële werkgevers in het gastland of een andere lidstaat. Ook gelden er dan geen toelatingscriteria.

Talentpartnerschappen

De Commissie stelt verder voor om talentpartnerschappen te lanceren met bepaalde derde landen. Talentpartnerschappen kunnen betrekking hebben op alle talenten in verschillende sectoren. Eind dit jaar worden de eerste partnerschappen met een aantal Noord-Afrikaanse landen gelanceerd.

Zorg, jeugd en innovatie

De Commissie streeft ernaar om in de sectoren waar de meeste tekorten zijn laag- en midden opgeleid personeel uit derde landen aan te trekken. Het is volgens de Commissie belangrijk om voor die sectoren mogelijkheden te creëren voor jongeren en innovatie te bevorderen. Omdat de behoefte aan personeel per lidstaat verschilt stelt de Commissie voor om te beginnen met de sector langdurige zorg. Voor de meeste lidstaten is het namelijk lastig om zorgpersoneel te vinden en te behouden. De Commissie is aan het onderzoeken hoe lidstaten personeel uit derde landen kunnen werven.

Decentrale relevantie

De voorstellen van de Commissie om meer talent naar de EU te krijgen hebben invloed op de decentrale praktijk. Zo kan het zijn dat personeel dat in een bepaalde gemeente werkzaam is, in die gemeente moeten worden gehuisvest. Daarnaast kan het proefproject EU-talentenpool tot gevolg hebben dat vluchtelingen uit Oekraïne die onder het toepassingsbereik van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen sneller kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en dus niet meer in aanmerking komen voor leefgeld.

Bron

Legale migratie: aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU, Europese Commissie

Meer informatie

Vragen en antwoorden – Aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU, Europese Commissie
Europees immigratiebeleid, Kenniscentrum Europa Decentraal
Migratie, Kenniscentrum Europa Decentraal

 

]]>
‘Brussel’ als pinautomaat? De provincie Groningen en gemeente Breda over het verwerven van Europese fondsen en subsidies https://europadecentraal.nl/brussel-als-pinautomaat-de-provincie-groningen-en-gemeente-breda-over-het-verwerven-van-europese-fondsen-en-subsidies/ Mon, 11 Apr 2022 10:39:15 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=78826 De provincie Groningen en de gemeente Breda nemen aan vele projecten deel waarvoor ze Europese subsidies krijgen. Europa Decentraal sprak met Jenny Otten en Nina Knol van de provincie Groningen en met Vic van den Broek van de gemeente Breda over hun ervaringen met Europese fondsen. Hoe werken zij aan het verwerven van subsidies? Welke valkuilen zijn ze tegengekomen? Ze verklappen hun tips.

Jenny Otten is beleidscoördinator EU-programma’s bij de provincie Groningen. Haar collega Nina Knol is beleidsmedewerker Europa bij de provincie en secretaris van de Noordzee Commissie. Tot voor kort was zij coördinator van het Interreg B-programma Noordzee bij de provincie. Vic van den Broek is adviseur European Affairs bij de gemeente Breda. Ook Europese subsidies en het verwerven ervan zijn onderdeel van zijn rol.

“Participeren in Europese projecten, dat doe je niet om geld binnen te harken, maar om bepaalde doelstellingen te realiseren.”

Zowel de provincie als de gemeente heeft veel ervaring met Europese fondsen en het uitvoeren van Europese projecten. Hebben jullie een geheim?

Otten onderstreept het belang om als decentrale overheid zelf te weten waar je naar toe wilt en hiervoor een strategie te ontwikkelen. “Participeren in Europese projecten, dat doe je niet om geld binnen te harken, maar om bepaalde doelstellingen te realiseren.” De provincie Groningen heeft een internationaliseringsagenda opgesteld met de doelen die ze wil bereiken. De agenda legt de koppeling tussen beleidsopgaven en de Europese netwerken, fondsen en instrumenten. Daarnaast is er de Regionale Innovatie Strategie (RIS). Deze geeft belangrijke inzichten voor de hele regio: waar liggen de belangrijkste kansen en opgaves? Waar willen we in investeren?

Van den Broek is het eens met Otten: “Het allerbelangrijkste is dat je uitgaat van je eigen agenda. Vanuit de politiek is er toch een beetje het idee dat Brussel een pinautomaat is waar we moeten proberen voor Bredase ambities zoveel mogelijk euro’s binnen te hengelen. Maar aan het verwerven van subsidies gaat een heel proces vooraf. Met misschien als eindresultaat dat Europa mee gaat betalen voor je eigen ambities. Dat is mooi meegenomen, maar de inhoud, wat je er zelf mee wilt bereiken moet altijd leidend zijn.”

In de Europese subsidieprogramma’s ligt een zwaar accent op de Green Deal, digitalisering en innovatie. Zowel bij de gemeente Breda als de provincie Groningen sluiten deze thema’s goed aan bij de eigen beleidsprioriteiten. Van den Broek: “Naar die onderwerpen kijken wij natuurlijk specifieker. Waar liggen raakvlakken binnen onze eigen programmering? Dan kunnen we daar meer proactief op acteren.”

Een belangrijk aandachtspunt is volgens Van den Broek kenniseigenaarschap. “Wie is verantwoordelijk voor de Europese dimensie van beleid binnen de gemeente? Daar zijn nog wel stappen te zetten. Niet iedere beleidsafdeling neemt in hun beleidsvisie paragrafen op over wat er in Europa op hun terrein gebeurt, welke programma’s ze kunnen benutten en wat daarvoor nodig is. Sommige afdelingen weten goed de weg naar de Europese programma’s, andere nog amper. Daarom is het proces vaak nog wat opportunistisch: er komt een kans voorbij en dan moet er in zes weken van alles gebeuren om tot een kansrijke aanvraag te komen. Nou, dat lukt nooit in zes weken, alleen als we echt alles op alles zetten.”

Op welke Europese projecten zijn jullie het meest trots?

Voor de provincie Groningen is dat het Interreg Europe-project MOMAr, dat zich richt op gebouwd erfgoed. De partners zijn afkomstig uit een achttal regio’s uit Europa. Knol: “Dat heeft een heel goed traject gehad, een traject zoals wij dat voor ogen zien. Een team binnen onze provincie had een beleidsvraagstuk en is naar de internationale kansen en mogelijkheden gaan kijken om dit Europees aan te pakken. Toen is er een consortium opgericht, met ons erfgoedteam als partner. Dat is de juiste volgorde: je hebt een beleidsinhoudelijke vraag, je wilt dat Europees oplossen en dan ga je kijken naar programma’s die daarbij passen.”

Breda is erg trots op het binnenhalen van twee projecten vanuit het programma Urban Innovative Actions, dat onder het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) valt. Het is een experimenteel programma, dat investeert in stedelijke innovaties die nog nergens uitgeprobeerd zijn. “Voor een relatief kleine Europese stad is dat best een unicum. Er is veel concurrentie op en de beoordeling is zeer kritisch”, aldus Van den Broek. Het eerste project richt zich op het gebruik van elektrische auto’s voor de stroomvoorziening van kleine evenementen en bouwplaatsen. Het tweede project, Green Quays, helpt Breda te vergroenen door bomen uit kadewanden van een oude rivier die wordt heropend te laten groeien en ruimte te bieden voor insecten, vogels en vleermuizen.

Jenny Otten
Jenny Otten
Nina Knol
Nina Knol
Vic van den Broek
Vic van den Broek

Het binnenhalen van Europese subsidies biedt kansen, maar er komt ook veel bij kijken. Hoe zien jullie de rol van de gemeente of provincie?

Van den Broek ziet dat het verwerven van subsidies vraagt om verantwoordelijkheid nemen als organisatie. Als het echt om substantiële bedragen gaat dan moet de afweging hoog in de ambtelijke organisatie gemaakt worden, eventueel in overleg met het college. “Als ik een kans zie, dan hoor ik vanuit het betrokken beleidsveld regelmatig terug ‘Het past in onze programmering, maar er is momenteel geen capaciteit voor. Dus ik heb nu geen ruimte om hieraan te beginnen.’ Wat ik begrijp, maar als je zakelijk nadenkt als concern Gemeente Breda en niet als afdeling, kan het zijn dat je nog steeds netto rendement haalt, ook als je twee jaar lang iemand moet inhuren.”

Die verantwoordelijkheid geldt niet alleen in de voorbereiding. “Als mensen hun nek uitsteken en het project wordt goedgekeurd, dan moet je hen ook helpen. Je kunt niet tegen een projectleider zeggen ‘ga maar aan de slag en kijk waar het schip strandt.’ Je wilt dat het project een succes wordt en je erna met opgeheven hoofd in Europa kunt blijven rondlopen. Die verantwoordelijkheid moet je organiseren, die is er niet vanzelf.”

Otten merkt op dat de provincie niet alleen een rol heeft als aanvrager van Europese fondsen, maar ook de verantwoordelijkheid om programma’s voor regionaal beleid te ontwikkelen. Dan fungeert de provincie Groningen vaak als programmeur, niet zozeer als aanvrager van projecten. Ook ziet de provincie het als haar rol om de Europese fondsen bij de Groningse gemeenten, vooral de wat kleinere, onder de aandacht te brengen en hen waar nodig te ondersteunen.

Jullie zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van alles wat met Europa te maken heeft in jullie organisatie. Hoe gaan jullie te werk?

Otten en Van den Broek zien het allebei als hun taak om hun collega’s te enthousiasmeren over Europese projecten. Otten: “Onze rol is het bekendmaken van de Europese subsidies in de volle breedte in de provincie. Ik help de vertaalslag naar de beleidsmedewerkers te maken. Er liggen weleens hobbels op managementniveau. Daarvoor kun je altijd wel een oplossing bedenken, als je maar met elkaar in gesprek gaat.”

“Soms heerst het imago dat Europese projecten ingewikkeld zijn, met veel administratie”, zegt Knol. “Maar we hebben zelf een aantal goeie succesvolle projecten gehad, waar collega’s ook heel enthousiast over zijn. Als zij dat beginnen uit te dragen, zie je dat de beeldvorming verandert.”

Van den Broek: “Ik zeg altijd: ik hoop dat mijn functie over drie jaar niet meer nodig is. Dat Europa een integraal onderdeel is van ons hele beleids- en beheerinstrumentarium, van onze dagelijkse manier van werken. Dat is nog niet zo.” Hij ziet regelmatig koudwatervrees bij zijn collega’s en wil hen daarin ondersteunen. Bijvoorbeeld een collega die slecht Engels sprak en het daarom niet aandurfde om aan een project mee te doen. “Ik heb haar gezegd dat in een Europees consortium meer mensen zitten die niet zo goed Engels spreken, en er is altijd wel iemand die voor de vertaling kan zorgen. De persoon heeft uiteindelijk die stap toch gezet en dat werd een groot succes. Ze is razend enthousiast geworden en is daarna zelfs uiteindelijk overgestapt naar een subsidie-adviesbureau voor Europese subsidies.”

Otten herkent dat. Ze vertelt over iemand die wel heel graag wilde, maar het heel erg spannend vond. “Een collega die al veel meer ervaring had zei: ‘we beginnen samen.’ De andere collega kon meelopen en het op termijn overnemen. Die is nu ook heel enthousiast en is alweer in voor een vervolgproject.”

“Voordat je een projectaanvraag indient, is het heel belangrijk is om je capaciteit op orde te hebben.”

Welke lessen hebben jullie geleerd over het werken met Europese fondsen en subsidies?

Capaciteit op orde

“Voordat je een projectaanvraag indient, is het heel belangrijk is om je capaciteit op orde te hebben”, zegt Knol. “Als het project goedgekeurd wordt, wie gaat het dan uitvoeren, hoeveel tijd gaat dat kosten? We hebben weleens gezien dat dat niet helemaal goed doordacht werd. Dan is eigenlijk niemand blij met zo’n project, ook degene die het moet doen niet, want die heeft het gevoel dat het in de maag gesplitst wordt. Of je moet mensen in gaan huren omdat je zelf de capaciteit niet hebt. Het nadeel daarvan is dat die personen na afloop van het project weer weg zijn, dus dat de kennis die je hebt opgedaan dan uit je organisatie verdwenen is.”

Van den Broek herkent de noodzaak van een goede voorbereiding: “Ik denk dat dat valkuil nummer één is: vaak zie je dat de besluitvorming over het starten van zo’n project niet goed geborgd is. Je moet een aantal dingen weten voordat je er überhaupt aan begint. Welke doelstellingen hebben we, welk bedrag kun je binnenhalen, wat is de slagingskans en wat als de aanvraag wordt goedgekeurd? Worden we dan lead partner of toch meer als gewoon onderdeel van het project?”

Hij vindt dat de beslissing om lead partner te worden niet lichtvaardig genomen moet worden, gezien de inspanning die dat vraagt: “Als het echt bijdraagt aan je profiel als gemeente of wat je heel graag wil bereiken dan is het die extra inspanning waard. Maar als de focus meer kennisdeling is, dan moet je je serieus afvragen of je lead partner moet worden.”

Het belang van netwerken

Van den Broek benadrukt dat als je als decentrale overheid succesvol wilt zijn in het verwerven van subsidies, je op alle dimensies van Europeanisering actief moet zijn. Het omvat niet alleen kennis hebben van subsidieprogramma’s en beschikken over passende projecten, maar ook een netwerk. Want waar vind je een partner voor een project als je in geen enkel netwerk zit?

Ook bij de provincie Groningen is het investeren in relaties in Europa essentieel. De provincie heeft bijvoorbeeld goede contacten in de Noordzee-regio. Knol: “Als we een projectidee hebben, kijken we naar het Interreg Noordzee-programma waarin we actief zijn. Dan helpt het dat we lid zijn van de Noordzeecommissie, waardoor je elkaar al kent. Juist door het deelnemen aan Europese projecten leer je partners kennen waar je misschien in de toekomst nog een keer een project mee zou kunnen doen, of komt een consortium bij jou met de vraag om mee te doen.”

Wat zijn jullie tips voor andere overheden?

De tip van Van den Broek, zeker voor overheden die aan het begin pad staan van het benutten van Europese kansen: “Probeer het niet zelf, maar zoek een bureau op die jou daarin kan begeleiden, anders is het heel veel verloren energie. Het jammere is dat als het mislukt, dan gelijk de energie uit de organisatie weg is. Je moet proberen te zorgen dat het zeker de eerste keer een succes wordt.”

Voor de aanvragen voor de Urban Innovative Actions heeft Breda een beroep gedaan op externe adviseurs. Van den Broek: “Als je zelf de kennis over zo’n programma onvoldoende in huis hebt is het sowieso verstandig te zoeken naar een subsidieadviesbureau dat een goed track record heeft op dat specifieke Europese programma.” Hij kijkt tevreden terug op de samenwerking: “Ze hebben ons enorm geholpen om tot succesvolle aanvragen te komen. Dat hadden wij zelf nooit voor elkaar gekregen, als ik eerlijk ben.”

Een laatste tip komt van Otten. Zij geeft aan dat hoewel er veel informatie online te vinden is over hoe ‘Europa’ werkt, het in de praktijk toch niet zo makkelijk is. “Ga zo snel mogelijk even praten met een Europa-coördinator, dan kom je al heel snel heel veel verder. Als je het interessant vindt, bel gewoon degene die het dichtst bij jou staat en ga het gesprek aan.”

]]>
Commissie zet in op meer solidariteit voor Oekraïense vluchtelingen https://europadecentraal.nl/commissie-zet-in-op-meer-solidariteit-voor-oekraiense-vluchtelingen/ Mon, 14 Mar 2022 13:56:53 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=77924 De Europese Commissie heeft meerdere voorstellen gepresenteerd om vluchtelingen uit Oekraïne zo goed mogelijk te kunnen helpen. Zo moet het onder andere makkelijker worden bestaande gelden binnen het cohesiebeleid te gebruiken voor noodhulp aan Oekraïners en dienen er aanvullende middelen voor het Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie vrijgemaakt te worden. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de oproep vanuit het Europees Parlement om optimale steun te bieden aan Oekraïne.

Nieuw voorstel Cohesiebeleid voor vluchtelingen uit Oekraïne

De toenemende vluchtelingenstroom vanuit Oekraïne naar de Europese Unie stelt de EU voor nieuwe uitdagingen op het gebied van grens- en migratiebeheer. De Commissie heeft daarom een voorstel goedgekeurd voor de Cohesie-actie voor vluchtelingen in Europa (CARE). Hierdoor kunnen lidstaten en regio’s in het kader van het Cohesiebeleid, noodhulp verlenen aan mensen die vluchten voor de Russische invasie in Oekraïne.

Het bestaande cohesiebeleid draagt bij aan het aanpakken van migratie-gerelateerde zaken, maar is niet geschikt voor het nemen van noodmaatregelen. Om deze reden wil de Commissie met het aanpassen van de huidige wetgeving een extra impuls geven aan acties gericht op vluchtelingen uit Oekraïne.

Het CARE-voorstel ziet toe op de volgende aanpassingen:

  • De lidstaten en regio’s krijgen de mogelijkheid om middelen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) of het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) uit de periode 2014-2020 te gebruiken voor maatregelen ter ondersteuning van vluchtelingen uit Oekraïne;
  • De uitgaven van de lidstaten voor alle acties voor hulp aan vluchtelingen uit Oekraïne komen met terugwerkende kracht in aanmerking voor EU-steun, vanaf de begindatum van de Russische invasie (24 februari 2022);
  • De mogelijkheid van 100% medefinanciering door de EU voor projecten in het kader van het cohesiebeleid 2014-2020, die vanwege de COVID-pandemie bij uitzondering was ingesteld, wordt verlengd met het boekjaar 2021-2022;
  • De rapportering en de programmawijzigingen zullen worden vereenvoudigd.

Mogelijke acties onder het cohesiebeleid

De middelen van het cohesiebeleid zouden door de wijzigingen verschillende noodmaatregelen voor Oekraïense vluchtelingen kunnen ondersteunen. Voor decentrale overheden valt hierbij te denken aan maatregelen voor de bouw van opvangcentra, onderkomens voor vluchtelingen en acties op het gebied van mobiele ziekenhuizen, sanitaire voorzieningen en watervoorziening.

Bovendien kan dergelijke financiering steun bieden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie. Dit behelst eveneens opleidingen, taalcursussen, psychologische bijstand, juridische ondersteuning en toegang tot diensten zoals kinderopvang, gezondheidszorg en sociale diensten.

Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) ondersteunt vooral maatregelen gericht op fundamentele materiële bijstand aan de meest behoeftigen, waaronder voedsel, kleding en andere onmisbare producten voor persoonlijk gebruik. Dit fonds zal vanaf 2021 verder gaan onder de paraplu van het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+).

AMIF en REACT-EU

CARE vormt hiermee een aanvulling op steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF). Daarnaast stelt de Commissie voor 420 miljoen euro extra toe te wijzen aan het AMIF. Dit geld kan gebruikt worden voor adequate opvangfaciliteiten voor vluchtelingen uit Oekraïne en doeltreffende asielprocedures. Ook voor AMIF wordt de implementatietermijn van gelden die onder het programma voor 2014-2020 ter beschikking zijn gesteld, verlengd met een jaar en komt er meer flexibiliteit in de besteding van de gelden.

De lidstaten kunnen ook gelden uit het REACT-EU fonds gebruiken voor noodhulp. Een aanzienlijk deel van de 10 miljard euro voor 2022 is in te zetten voor maatregelen om vluchtelingen uit Oekraïne te helpen. De middelen voor REACT-EU genieten al van een aantal flexibele uitvoeringsmogelijkheden die nu worden voorgesteld voor het cohesiebeleid 2014-2020.

Vervolgstappen

Het voorstel van de Europese Commissie moet nu door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd worden.

Bron

Oekraïne: EU versterkt solidariteit met wie op de vlucht is voor oorlog, Europese Commissie

Meer informatie

EU-Fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Commissie schort samenwerking Rusland verder op en zet in op waarborgen Oekraïense partnerschappen https://europadecentraal.nl/commissie-schort-samenwerking-rusland-verder-op-en-zet-in-op-waarborgen-oekraiense-deelname/ Mon, 14 Mar 2022 13:43:55 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=77912 De Europese Commissie heeft in reactie op de Russische invasie aangekondigd de samenwerking met Rusland op het gebied van onderzoek en ontwikkeling te staken. Ook wordt onderzocht of de rol van Belarus gevolgen heeft voor de deelname aan Europese programma’s en dient de samenwerking met Oekraïne te worden versterkt.

Samenwerking met Rusland binnen Horizon tijdelijk stopgezet

Naar aanleiding van de aanhoudende Russische invasie in Oekraïne heeft de Commissie besloten de samenwerking met Russische partners op het gebied van onderzoek, wetenschap en innovatie op te schorten. Het betreft hier zowel projecten in het kader van Horizon 2020 als het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon Europe.

‟De samenwerking van de EU op onderzoeksgebied is gebaseerd op de eerbiediging van de vrijheden en rechten waardoor excellentie en innovatie worden onderbouwd. De gruwelijke militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne is een aanval op deze waarden. Daarom is het tijd een einde te maken aan onze samenwerking op onderzoeksgebied met Rusland”, aldus vicevoorziter Margrethe Vestager.

Concreet houdt het besluit van de Commissie in dat er geen nieuwe contracten of overeenkomsten met Russische organisaties zullen worden gesloten binnen het Horizon Europe programma. Hoewel er nog geen lopende projecten met Russische partners in het nieuwe onderzoeks- en innovatieprogramma bestaan, zijn er wel voorbereidingen getroffen voor een subsidieovereenkomst voor vier projecten. Deze voorbereidingen zullen naar aanleiding van dit besluit worden beëindigd.

Voor Horizon 2020, het EU-financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie van 2014-2020, lopen nog wel projecten. In totaal gaat het om 86 projecten, waarbij 78 verschillende Russische organisaties betrokken zijn. Een deel van deze organisaties heeft EU-subsidie ontvangen met een totale waarde van 12,6 miljoen euro. Ook Nederlandse instanties, met name universiteiten, zijn betrokken bij projecten met Rusland als partnerland. Het betreft vooral onderzoek op het gebied van nanotechnologie, klimaat en gezondheid.

Herziening afspraken Belarus en waarborgen deelname Oekraïne

Naast het tijdelijk opschorten van de Russische deelname aan projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, staat ook Belarus op nominatie voor een mogelijke schorsing. In verband met de rol die het speelt bij de Russische inval op Oekraïne, wordt onderzocht of het land kan worden uitgesloten van Europese onderzoeksprogramma’s.

Tegelijkertijd spant de Commissie zich in om Oekraïense wetenschappers en onderzoekers betrokken te houden bij Europese onderzoeksprogramma’s. In oktober 2021 heeft het land een overeenkomst ondertekend voor deelname als partner bij de programma’s Horizon Europe en Euratom. De associatieovereenkomst zal in werking treden zodra Oekraïne de Commissie in kennis stelt van de voltooiing van het ratificatieproces. Tot die tijd zullen administratieve stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat succesvolle Oekraïense begunstigden financiering kunnen ontvangen uit de Europese programma’s.

Bron

Commissie staakt samenwerking met Rusland op het gebied van onderzoek en innovatie, Europese Commissie

Meer informatie

EU-Fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>