De Commissie geeft aan op Europees niveau al in actie te zijn gekomen door gezamenlijke aanbestedingsacties voor medische benodigdheden te hebben gelanceerd. Om de lidstaten ook op nationaal en regionaal niveau te ondersteunen, voorziet de Commissie met de richtsnoeren in een overzicht van aanbestedingsprocedures en toepasselijke termijnen op grond van Richtlijn 2014/24/EU, afhankelijk van de spoedeisendheid van de situatie.
Bij gebruik van de openbare of niet-openbare procedures kunnen de termijnen onder bepaalde voorwaarden verkort worden. In spoedeisende gevallen biedt de richtlijn de mogelijkheid om de termijnen zelfs aanzienlijk te verkorten, bijvoorbeeld van 35 dagen naar 15 dagen bij een openbare procedure. In de richtsnoeren vindt u een overzicht van de (verkorte) termijnen.
Procedure | Minimale reguliere termijnen | Minimale verkorte termijnen |
Openbare procedure | 35 dagen (45 dagen in Aw 2012) | 15 dagen |
Niet-openbare procedure (stap 1: verzoek tot deelname) | 30 dagen (40 dagen in Aw 2012) | 10 dagen |
Niet-openbare procedure (stap 2: indiening van de inschrijving) | 30 dagen (40 dagen in Aw 2012) | 10 dagen |
In de Aanbestedingswet 2012 worden langere termijnen gehanteerd dan de minimumtermijnen uit de Richtlijn.
Wanneer verkorting van de termijnen onvoldoende hulp biedt, kunnen overheidsinkopers kiezen voor een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel 32 Richtlijn 2014/24/EU). Binnen deze procedure kunnen overheidsinkopers rechtstreeks onderhandelen met een of meer potentiële contractanten en zijn er geen vereisten voor bekendmaking of termijnen, noch een minimumaantal van te raadplegen kandidaten of andere procedurele vereisten. Een opdracht mag zelfs rechtstreeks gegund worden aan een vooraf geselecteerde ondernemer, op voorwaarde dat de geselecteerde ondernemer de enige is die de opdracht binnen de door de dwingende spoed veroorzaakte technische beperkingen en termijn kan uitvoeren. Omdat aanbestedende diensten bij deze procedure afwijken van het basisbeginsel van transparantie, schrijft het EU-Hof voor dat deze procedure slechts in uitzonderlijke gevallen gebruikt mag worden en de voorwaarden voor deze procedure restrictief geïnterpreteerd moeten worden.
Overheidsinkopers moeten per geval beoordelen of aan deze cumulatieve voorwaarden is voldaan:
De richtsnoeren bevatten een toelichting waarom aan deze voorwaarden zal worden voldaan in het kader van de dwingende behoefde aan medisch materiaal en infrastructuur tijdens de coronacrisis.
De Commissie erkent dat gezien de uitzonderlijke grote vraag naar vergelijkbare goederen, in combinatie met de verstoring van de toeleveringsketen, zelfs de snelste procedures het niet altijd mogelijk zullen maken om de vereiste middelen te verkrijgen. Derhalve geven de richtsnoeren ook praktische overwegingen mee aan overheidsinkopers om hen te helpen de benodigde goederen en diensten sneller te kunnen aanschaffen.
Deze richtsnoeren bouwen voort op de mededeling die de Commissie in 2015 presenteerde over de toepassing van de Europese aanbestedingsregels bij de aanpak van de vluchtelingencrisis. De richtsnoeren kunnen als leidraad fungeren voor overheden om te zorgen dat alle mogelijkheden van Europese aanbestedingswetgeving worden benut bij de aanschaf van goederen, diensten en werken die noodzakelijk zijn in het kader van de coronacrisis. Mocht u als decentrale overheid nog verdere vragen hebben over het aanbestedingsrecht, dan kun u contact met ons opnemen via onze helpdesk.
Op 11 april heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een marktconsultatie aangekondigd op Tenderned, waarin bedrijven en deskundigen werden uitgenodigd om voorstellen voor zogenaamde ‘corona-apps’ aan te leveren. De applicaties moeten helpen bij het traceren van coronabesmettingen en de rapportage over gezondheidsklachten. In navolging van de richtsnoeren van de Europese Commissie, heeft VWS gebruik gemaakt van de ‘onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking’. Ook heeft VWS innovatieve oplossingen ingezet, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘appathon’, waarin de geselecteerde apps van zeven deelnemers openbaar werden getest. Dit digitale event was live te volgen voor iedereen via het YouTubekanaal van VWS. Voor een overzicht van het tijdpad van de ontwikkeling van de corona-apps kunt u deze webpagina raadplegen.
Richtsnoeren betreffende het gebruik van het kader voor overheidsopdrachten in de door de Covid‐19-crisis veroorzaakte noodsituatie, Europese Commissie
Dossier aanbestedingen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Corona-actualiteitenpagina, Kenniscentrum Europa Decentraal
Coronacrisis mogelijk van invloed op verloop aanbestedingsprocedures, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
De Commissie van Aanbestedingsexperts (CvAE) laat zich in dit advies uit over de vraag of aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing zijn op een open house-procedure, in het advies omschreven als ‘toelatingsprocedure’. In het kader van de toelatingsprocedure wenste een gemeente, namens zeven samenwerkende gemeenten, specialistische jeugdhulp in te kopen. Volgens één van de zorgaanbieders handelde de gemeente als aanbestedende dienst in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid, transparantie en proportionaliteit. Zo klaagde de zorgaanbieder onder andere dat de precieze voorwaarden voor uitvoering van de opdracht onduidelijk waren en de zorgaanbieder geen opzeggingsmogelijkheid zou krijgen wanneer de voorwaarden wél bekend zouden worden na inschrijving.
De CvAE moest in deze kwestie vaststellen of de inkoopprocedure van de gemeente binnen de werkingssfeer van nationaal en Europees aanbestedingsrecht valt. Volgens de CvAE is hier sprake van een toelatingsprocedure in de zin van de arresten Falk Pharma en Tirkkonen van het EU-Hof. Omdat de procedure niet als een aanbestedingsprocedure kwalificeert, zijn Richtlijn 2014/24/EU en Deel 2 van de Aanbestedingswet niet van toepassing. Naar het oordeel van de Commissie is het wetstechnisch onduidelijk of Afdeling 1.2.3. van de Aanbestedingswet van toepassing is op toelatingsprocedures. Omdat ook niet is gesteld of gebleken dat de gemeente Aanbestedingswet 2012 vrijwillig van toepassing heeft verklaard op de toelatingsprocedure verklaart de CvAE de klachten ongegrond.
Overigens benadrukt de CvAE dat dit oordeel niet met zich meebrengt dat aanbestedende diensten in toelatingsprocedures een vrijbrief krijgen om naar gelieven te handelen. Wanneer er sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang, moet een gemeente handelen in overeenstemming met de fundamentele regels van het VWEU, waaronder de beginselen van non-discriminatie en transparantie. Daarnaast zijn gemeenten gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel.
De CvAE concludeert dat het onduidelijk is of aanbestedende diensten bij de toepassing van een toelatingsprocedure van rechtswege gebonden zijn aan aanbestedingsrechtelijke beginselen en Deel 1 van de Aanbestedingswet 2012 – en zo ja, in welke mate. Wanneer aanbestedende diensten vrijwillig het Europees en nationaal aanbestedingsrecht van toepassing zouden verklaren op een toelatingsprocedure, is het ook onduidelijk wat de inhoud en strekking van de daaruit volgende verplichtingen zou zijn.
De CvAE overweegt dat een toelatingsprocedure niet leidt tot exclusiviteit van de uitgekozen onderneming. Iedere inschrijver die aan de gestelde eisen voldoet, zal bij een toelatingsprocedure immers de mogelijkheid krijgen om een overeenkomst te sluiten. Gezien het ontbreken van competitie bij toelatingsprocedures concludeert de CvAE dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen ook anders moeten worden toegepast dan in aanbestedingsprocedures.
De CvAE doet twee suggesties aan de wetgever om meer duidelijkheid te verschaffen:
In het vonnis van 10 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland zich uitgelaten over de vraag of het laten vallen van een gunningscriterium is toegestaan. Dit impliceert een wijziging van een gunningscriterium, wat in principe niet geoorloofd is tijdens de aanbestedingsprocedure op grond van de beginselen van transparantie en objectiviteit. In dit geschil ging het om de gunning van een opdracht betreffende de inkoop van routegebonden vervoer. De aanbestedende dienst heeft de opdracht opgedeeld in negen percelen, waarbij voor drie percelen een combinatiebeperking was opgenomen. De gunning van de percelen verloopt via een rangorde.
Op één perceel hebben drie partijen zich ingeschreven. Wanneer een inschrijver wordt uitgesloten en vervolgens op basis van de combinatiebeperking het perceel niet gegund kan worden aan de twee overgebleven inschrijvers, besluit de aanbestedende dienst de combinatiebeperking te laten vallen. De uitgesloten partij spant een kort geding aan tegen de uitsluiting en tegen het besluit van de aanbestedende dienst om het gunningscriterium te wijzigen. De voorzieningenrechter stelt dat in deze situatie niet aannemelijk kan worden gemaakt dat inschrijvers een wezenlijke andere inschrijving gedaan zouden hebben, of dat er andere inschrijvers zich op het perceel zouden inschrijven, wanneer er geen combinatiebeperking zou zijn geweest. Het loslaten van de combinatiebeperking leidde niet tot een verstoring in de mededinging ten nadele van de inschrijvers. De uitgesloten partij kan daarom niet op basis van deze theoretische kans een heraanbesteding afdwingen, enkel zodat het opnieuw mee kan dingen. Er is in dit geval dus geen strijd met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant heeft op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil inzake uitsluiting en rechtsverwerking. Een onderneming heeft ingeschreven op een aanbesteding van een netbeheerder. Deze netbeheerder heeft haar gunningsbeslissing tot drie keer toe ingetrokken. Bij de vierde beoordelingsronde ontdekt de aanbestedende dienst dat de aanbiedingsdocumenten van de onderneming slechts door één van de twee bestuurders is ondertekend. Hierdoor wordt de inschrijving als ongeldig terzijde gelegd. De onderneming blijkt daarnaast niet te beschikken over het vereiste (of een vergelijkbaar) kwaliteitssysteemcertificaat, waardoor de partij wordt uitgesloten. De ondernemer stelt dat de aanbestedende dienst haar rechten had verwerkt om deze constateringen in dit stadium nog naar voren te brengen in lijn met leerstuk uit het Grossmann-arrest op grond waarvan partijen adequaat en proactief moeten handelen en klachten direct kenbaar moeten maken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het gegeven dat de aanbestedende dienst bij drie eerdere beoordelingen geen aanleiding zag om de inschrijving ongeldig te verklaren of de partij uit te sluiten niet betekent dat de aanbestedende dienst dit bij de vierde beoordeling niet alsnog mocht besluiten. De voorzieningenrechter vindt een beroep op rechtsverwerking niet aan de orde, te meer omdat de andere deelnemers mogen verlangen dat de aanbestedende dienst alle spelregels bij de procedure onverkort hanteert en handhaaft, ook indien die spelregels door fouten of onachtzaamheid aanvankelijk niet (juist) zijn toegepast. Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat de selectie- en gunningsleidraad op het punt van ondertekening en vertegenwoordigingsbevoegdheid volstrekt duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Nu niet is gebleken dat de bestuurder een volmacht had om te tekenen is de inschrijving terecht ongeldig verklaard.
Advies 507, Commissie van Aanbestedingsexperts
ECLI:NL:RBGEL:2020:1630, uitspraak van 10 maart 2020 Voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland
ECLI:NL:RBOBR:2020:1614, uitspraak van 16 maart 2020 Voorzieningenrechter Rechtbank Oost-Brabant
Dossier aanbestedingen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Dossier sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Verdragsbeginselen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Wezenlijke wijziging, Kenniscentrum Europa Decentraal
Rechtsbescherming, Kenniscentrum Europa Decentraal
Inschrijvers kunnen moeilijkheden gaan ondervinden bij het vormgeven van hun offerte. Met name bij grote aanbestedingen is hier vaak veel mankracht en afstemming voor nodig. Decentrale overheden dienen hiermee rekening te houden en zo nodig hun aanbesteding hierop aan te passen. Door middel van een Nota van Inlichtingen kan een aanbestedende dienst meer duidelijkheid geven over de aanbesteding aan geïnteresseerde ondernemers voorafgaande aan de inschrijving.
Om problemen in een lopende aanbesteding te voorkomen, kan een overheidsorganisatie besluiten om zelf de gestelde termijnen verlengen. Belanghebbenden dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht. In het geval van een reeds gepubliceerde Europese aanbestedingsprocedure of een nationale procedure met voorafgaande bekendmaking is voor de wijziging van de termijnen een rectificatie in het elektronisch systeem voor aanbestedingen, zoals TenderNed, vereist (artikel 2.67 Aanbestedingswet 2012). Er dient gebruik te worden gemaakt van een rectificatieformulier. Via TenderNed kan dit formulier gemakkelijk nationaal en op TED gepubliceerd worden. Alle bij de aanbesteding betrokken partijen ontvangen hier automatisch bericht van.
Voor toekomstige aanbestedingen is het decentrale overheden ook aan te raden om rekening te houden met eventuele vertragingen die inschrijvers bij het doen van de inschrijvingen op kunnen lopen. In bepaalde situaties kan het daarom verstandig zijn om op voorhand al langere termijnen te hanteren.
Er kan mogelijk beargumenteerd worden dat er met de coronacrisis en de vergaande maatregelen die zijn getroffen, sprake is van een onvoorziene omstandigheid. Een gerechtvaardigd beroep op dwingende spoed in het geval van onvoorziene omstandigheden biedt een decentrale overheid de gelegenheid om termijnen voor bepaalde procedures niet in acht nemen. Er kunnen dan kortere termijnen gehanteerd worden wanneer dit noodzakelijk is voor bepaalde overheidsopdrachten. De decentrale overheid dient wel zelf te bewijzen dat er aan vier cumulatieve voorwaarden is voldaan.
Voor een beroep op dwingende spoed moet er sprake zijn van:
Decentrale overheden dienen verder rekening te houden met de gevolgen van de sluiting van de rechtbanken en gerechtshoven. Inschrijvers kunnen wel een kort geding aanhangig maken in de bezwaartermijn tegen de gunningsbeslissing (volgens artikel 2.127 Aanbestedingswet 2012) maar het is mogelijk dat de zitting nog niet ingepland wordt, of digitaal zal plaatsvinden. Aanbestedende diensten die een aanbesteding hebben lopen die zich in deze bezwaarfase bevindt, kunnen ervoor kiezen om de aanbesteding uit coulance op te schorten. Vanuit ondernemers kan er evenwel ook juist behoefte bestaan om vertragingen uit de weg te gaan zodat zij in deze tijden nog steeds opdrachten kunnen uitvoeren. Vanwege de wens van de bouw- en technieksector om veilig aan het werk te blijven tijdens de coronacrisis hebben Ministers Knops en Van Veldhoven hierover met Bouwend Nederland en Techniek Nederland afspraken gemaakt.
Het is raadzaam dat decentrale overheden aandacht besteden aan het inrichten van een gedegen wijze van klachtenafhandeling bij de eigen organisatie. In de Kamerbrief van 12 juli 2019 van het ministerie van EZK werd het verbeteren van de inrichting van klachtenafhandeling op lokaal niveau genoemd als een beleidsmaatregel in het kader van de waarborging van de rechtsbescherming van inschrijvers.
Wat voor impact heeft de coronacrisis op Europese regelgeving en -beleid? En met welke Europese aspecten moet uw overheidsorganisatie rekening houden als u extra maatregelen neemt om de effecten van de coronacrisis op te vangen? Denk bijvoorbeeld aan de staatssteun- en aanbestedingsregels. Kenniscentrum Europa decentraal lanceert een actualiteitenpagina met de laatste ontwikkelingen en verdiepende informatie.
NAAR DE CORONA-ACTUALITEITENPAGINA
Gevolgen corona voor lopende aanbestedingen, nieuwsbericht PIANOo
Aanbestedingen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Hoe kan de rechtsbescherming van inschrijvers bij aanbestedingen worden gewaarborgd?, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Handleiding TenderNed voor aanbestedende diensten, TenderNed
Hoe pas ik termijnen aan in een lopende aanbestedingsprocedure?, TenderNed
Overzicht van urgente soort zaken die wel behandeld worden, Rechtspraak.nl
Het Public Procurement Research Centre (PPRC) heeft in opdracht van het ministerie van VWS een onderzoek uitgevoerd naar de inkoop van diensten in het kader van Wmo 2015 en Jeugdwet. De inkoopprocedures worden in dit onderzoek functioneel geclassificeerd. Dit betekent dat de indeling is gebaseerd op de daadwerkelijk doorlopen procedure en niet welke benaming de gemeente aan de procedure geeft. Uit de Monitor gemeentelijke zorginkoop 2018 bleek dat veel gemeenten zorg via een open house-constructie inkochten, maar niet dit label toepasten en veel overeenkomsten hebben aanbesteed, terwijl zij daar niet toe verplicht waren. Gemeenten sluiten na afloop van een aanbestedingsprocedure vaak (raam)overeenkomsten met alle zorgaanbieders die aan de kwaliteitseisen en voorwaarden voldoen, waardoor het selectieve element van een aanbesteding ontbreekt en er in feite sprake is van open house. De Monitor gemeentelijke zorginkoop 2019 geeft aan dat het aandeel ‘expliciete’ open house-constructies in 2019 is gestegen. Van alle ingekochte Wmo-diensten is er bij 51% van de overeenkomsten expliciet sprake van een open house, is 41% van de diensten aanbesteed en is de overige 8% Wmo-zorg ingekocht middels subsidie. Van de ingekochte jeugdhulp is 49% aanbesteed, betreffen 36% van de overeenkomsten een open house-constructie en is de overige 16% van de diensten ingekocht middels subsidie.
[su_spoiler title=”Procedure voor sociale en andere specifieke diensten” icon=”plus-circle” class=”.normalweight”]
De Europese aanbestedingsrichtlijn biedt de ruimte aan lidstaten om een nadere invulling te geven aan de procedure voor sociale en andere specifieke diensten. Bij de implementatie van de richtlijn is er door de Nederlandse wetgever voor gekozen de om op beperkte wijze invulling te geven aan de procedureregels voor sas-diensten. Vast staat dat de Europese beginselen van transparantie, proportionaliteit en gelijke behandeling moeten worden nageleefd. De volgende stappen dienen te worden doorlopen:
Het volgen van een procedure voor sociale en andere specifieke diensten komt volgens de minister neer op het inrichten van een competitieve procedure die tot hoge uitvoeringslasten voor gemeenten kan leiden. De minister wenst de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan te passen zodat het hanteren van het ‘EMVI-criterium’ bij gunning niet langer verplicht is. Uit de antwoorden op de Kamervragen blijkt dat het voor gemeenten dan eenvoudiger zou worden om zorgaanbieders te selecteren omdat het vergelijken van offertes niet meer noodzakelijk is. Er kan worden volstaan met criteria die betrekking hebben op de kwalitatief beste aanbieder, in plaats van de beste aanbieding. In plaats van de beste aanbieding(en) van zorgaanbieders uit te vragen en dus aanbieders de te leveren kwaliteit te laten bepalen, stellen gemeenten vast welke kwaliteit tegen welke prijs geleverd moet worden en zoeken daar de beste aanbieder(s) bij.
Het wetsvoorstel zal zien op een vereenvoudiging van de aanbestedingsprocedure, niet op een nieuwe methode van inkoop naast aanbesteden en open house, zo geeft de minister aan. Het is nu niet mogelijk om een aanbestedingsprocedure zo in te richten dat een beperkte groep aanbieders wordt gecontracteerd die aan de vooraf bekendgemaakte geschiktheidseisen en/of selectiecriteria voldoet, zonder offertes uit te vragen en te vergelijken. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel voor de zomer aan de Kamer toegezonden. Daaraan voorafgaand wordt er een brede consultatie onder de belangrijkste stakeholders gehouden.
Tijdens het wetswijzigingsproces zullen er in verschillende gemeenten reeds pilots plaatsvinden. De opgedane praktijkkennis en ervaring wordt meegenomen in de vormgeving van de aanbestedingsprocedure voor diensten in het sociaal domein. De uitkomsten van de pilots worden vertaald in een handreiking om gemeenten handvatten te geven bij het maken van keuzen voor bepaalde criteria.
Minister de Jonge geeft in zijn Kamerbrief verder aan de verschillen tussen gemeenten wat betreft de gehanteerde kwaliteitscriteria bij aanbestedingen te willen beperken. Tot slot heeft de werkgroep Marktdossiers van het Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein zich gebogen over de specifieke kenmerken van zorgvormen binnen de Jeugdhulp en Wmo en welke inkoopstrategie daar het beste bij past. Het resultaat vormt een set aan voorbeelden die laat zien op welke manier er gesegmenteerd kan worden tijdens de inkoop.
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbesteden in het sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Kabinet wil aanbestedingsprocedure gemeentelijke zorg vereenvoudigen, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Bezwaren tegen gebruik van open house-model en aanbestedingen bij de inkoop van jeugdzorg, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Werkgroep Marktdossiers: voorbeelden inkoopstrategie voor verschillende zorgvormen, Vindplaats Inkoop Sociaal Domein
Het versterken van de industriële en innovatieve capaciteit van de Europese markt gebeurt door een nieuwe industriële strategie over de handhaving van de interne markt en de opvolger van het Horizon2020-subsidieprogramma voor onderzoek en innovatie. Daarnaast komt de Commissie met een Digitale Services Act om het digitale dienstenverkeer te versterken en een ‘Europese e-card’ voor grensoverschrijdende aanbieders van diensten. Verder van belang voor decentrale overheden is de evaluatie van de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en de evaluatie van de staatssteunregels, waaronder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
De nieuwe industriële strategie moet de ecologische en digitale transitie van de interne markt ondersteunen en eerlijke concurrentie waarborgen. In het werkprogramma zijn verschillende maatregelen rondom de nieuwe strategie voorgesteld die in het eerste kwartaal van 2020 gepresenteerd worden. De Commissie komt met een rapport over de bestaande belemmeringen in de interne markt en een actieplan voor de handhaving van de interne markt. Een kmo-strategie moet het makkelijker maken voor deze bedrijven om in Europa te ondernemen en hun werkzaamheden uit te breiden. In het tweede kwartaal van 2020 volgt een Whitepaper over een instrument voor buitenlandse subsidies. Dit raakt aan de Europese staatssteunregels. In het Whitepaper onderzoekt de Commissie nieuwe methoden om het effect van buitenlandse subsidies of andere steunmaatregelen van derde landen op de werking en concurrentieverhoudingen van de interne markt te meten, en hoe daarmee moet worden omgegaan.
Het huidige Horizon2020-programma is het Europese subsidieprogramma voor onderzoek en innovatie. De opvolger van dit programma, dat in 2020 afloopt, is Horizon Europe. In de eerste vier jaar van het nieuwe subsidieprogramma, dat een budget krijgt van € 100 miljard, kunnen subsidieaanvragen worden ingediend. Eind 2020 worden de doelstellingen van het Horizon Europe-programma verwacht. De Commissie zal verder in de eerste helft van 2020 een Mededeling presenteren over de toekomst van de Europese Onderzoeksruimte (dat alle middelen omvat waarover de Europese Unie beschikt om de onderzoeks- en innovatieactiviteiten te coördineren).
De nieuwe Digital Services Act zal de interne markt voor digitale diensten versterken en kleinere bedrijven een gelijk speelveld en juridische duidelijkheid verschaffen. Het garanderen van veiligheid bij het gebruik van digitale platforms speelt een belangrijke rol.
Om de voorgaande doelstellingen te bereiken zijn er verschillende wetgevingsvoorstellen die in 2020 nog moeten worden afgerond. Bijvoorbeeld de verordeningen om het Horizon Europe-subsidieprogramma in te stellen. Tevens ligt er nog een voorstel voor het financieringsinstrument ‘Connecting Europe Facility (CEF)’. Middels het CEF wordt geïnvesteerd in de infrastructuur van de energie, transport en digitale sector.
Daarnaast wordt het framework voor de Europese diensten-e-card ingesteld door een richtlijn en verordening. Deze voorstellen zijn afkomstig uit de Single Market Strategy van de vorige Commissie. Het voorstel is door de Commissie gepubliceerd op 10 januari 2017 maar de wetgevingsprocedure omtrent dit voorstel ligt al sinds medio 2017 stil. De e-card betreft een soort ‘dienstenpaspoort’, waarmee aanbieders van diensten kunnen aantonen dat zij voldoen aan de wetgeving en vereisten om de betreffende dienst uit te voeren in een andere lidstaat. De verantwoordelijkheid over de voorwaarden waarin deze aanbieders moeten voldoen blijft bij de gastlidstaat. De e-card kan worden aangevraagd bij de autoriteiten waar die dienstenaanbieder gevestigd is. De nieuwe Commissie pakt deze wetgevingsvoorstellen met prioriteit op.
In januari 2019 heeft de Commissie aangekondigd de staatssteunregels uit het State Aid Modernisation (SAM)-pakket uit 2014 te evalueren op hun effectiviteit en efficiëntie. Het SAM-pakket is met name bedoeld om het voor lidstaten eenvoudiger te maken om voor bepaalde doeleinden geoorloofd staatssteun te verlenen. Door middel van een zogeheten fitness check onderzoekt de Commissie de nog bestaande administratieve lasten, inconsistenties en overlap met andere EU-regelgeving, en of de regels verder vereenvoudigd moeten en kunnen worden.
Hiernaast vindt er een aanpassing plaats van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, in het kader van het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027. Middels de aanpassing wordt gezorgd voor een betere afstemming van het verlenen van nationale financiering, afkomstig van de lidstaten zelf of het nationale gedeelte van ESI fondsen, aan projecten die ook een bijdrage krijgen uit centraal geregelde Europese fondsen. Het gaat om financiering vanuit het InvestEU Fonds, Europese regionale samenwerkingsprojecten en onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten met een Seal of Excellence onder Horizon2020 of Horizon Europe. De aanpassing wordt in het derde kwartaal van 2020 verwacht.
Ook wordt de definitie van micro, kleine en middelgrote onderneming geëvalueerd. De voornaamste criteria betreffen het aantal werknemers en de jaaromzet/balanstotaal. Mocht er een verandering worden aangebracht in de definitie dan zal dit op vele terreinen gevolgen hebben.
Nieuwe voorstellen |
Tijdspad |
De Europese industriële strategie | |
Industrial Strategy (non-legislative) | Q1 2020 |
Single Market Barriers Report (non-legislative) | Q1 2020 |
Single Market Enforcement Action Plan (non-legislative) | Q1 2020 |
SME Strategy (non-legislative) | Q1 2020 |
White Paper on an Instrument on Foreign Subsidies (non-legislative) | Q2 2020 |
De Europese onderzoeksruimte | |
Communication on the Future of Research and Innovation and the European Research Area (non-legislative) | Q2 2020 |
Communication on Horizon Europe research and innovation missions (non-legislative) | Q4 2020 |
Het Europese digitale dienstenverkeer | |
Digital Services Act (legislative, incl. impact assessment) | Q4 2020 |
Geprioriteerde lopende voorstellen | Vindplaats |
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing the Connecting Europe Facility and repealing Regulations (EU) No 1316/2013 and (EU) No 283/2014 | COM(2018)438 final 2018/0228 (COD) 07.06.2018 |
Proposal for a DECISION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on establishing the specific programme implementing Horizon Europe – the Framework Programme for Research and Innovation | COM(2018)436 final 2018/0225 (COD) 07.06.2018 |
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing Horizon Europe – the Framework Programme for Research and Innovation, laying down its rules for participation and dissemination | COM(2018)435 final 2018/0224 (COD) 07.06.2018 |
Proposal for a COUNCIL REGULATION establishing the Research and Training Programme of the European Atomic Energy Community for the period 2021-2025 complementing Horizon Europe – the Framework Programme for Research and Innovation | COM(2018)437 final 2018/0226 (NLE) 07.06.2018 |
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the legal and operational framework of the European services e-card introduced by Regulation ….[ESC Regulation]…. | COM(2016)823 final 2016/0402 (COD) 10.01.2017 |
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL introducing a European services e-card and related administrative facilities | COM(2016)824 final 2016/0403 (COD) 10.01.2017 |
Evaluaties bestaande Europese wetgeving | |
Fitness check of 2012 State aid modernization package, railways guidelines and short term export credit insurance | Nog niet bekend |
Targeted modification of the General Block Exemption Regulation in relation to the EU funding programmes | Q3 2020 |
Evaluation of the ‘SME Definition’ | Nog niet bekend |
Commissie werkprogramma 2020, Europese Commissie
Verlenging en evaluatie Europese staatssteunregels, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europese Commissie start openbare consultatie over staatssteunregels, Kenniscentrum Europa Decentraal
Connecting Europe Facility, Kenniscentrum Europa Decentraal
Horizon2020, Kenniscentrum Europa Decentraal
Dienstenrichtlijn, Kenniscentrum Europa Decentraal
De Jonge geeft aan dat hij persoonlijk actiever betrokken zal worden bij het verhelpen van de problematiek. Hij wil zelf in een eerder stadium actief geïnformeerd worden bij dreigende gevallen van discontinuïteit van cruciale jeugdhulp. In zijn Kamerbrief stelt De Jonge dat dit hem in een positie stelt om de regie te nemen wanneer partijen onderling geen oplossing kunnen vinden. In uitzonderlijke gevallen kunnen er, na advies van de Jeugdautoriteit, middels een subsidie extra financiële middelen worden ingezet om continuïteit te garanderen. Dit gebeurt onder strenge voorwaarden, waaronder de verplichte opstelling van continuïteitsplan door de begunstigde zorgaanbieder.
Daarnaast geeft De Jonge aan dat hij voornemens is om (boven-)regionale samenwerkingen tussen gemeenten te verplichten. Deze verplichting is nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdzorg (zoals hoogspecialistische, relatief dure zorg) te borgen. In een eerder bericht schreef Kenniscentrum Europa decentraal al over de rol van jeugdregio’s. Aanbestedende diensten kunnen samenwerken bij aanbestedingen. Het is belangrijk om in dat geval de Gids Proportionaliteit (pagina 18 e.v.) te consulteren om na te gaan of het proportioneel is om een opdracht van meerdere gemeenten te clusteren als één grote opdracht.
Per 1 januari 2019 is de Jeugdautoriteit opgericht als een bemiddelende instantie die in kan grijpen wanneer ondersteuning vanuit het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) onvoldoende helpt. Het doel van de Jeugdautoriteit is het waarborgen van continuïteit van jeugdzorg. De Jeugdautoriteit zal in de eerste helft van 2020 worden uitgebreid en versterkt om de continuïteitsproblematiek in de jeugdzorg bij de kern aan te pakken. Naast een monitorende functie, krijgt de Jeugdautoriteit waarschijnlijk ook een ‘early warning system’. Daarbij worden de ervaringen van het early warning instrument van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) meegenomen. De Jonge wil de Kamer in maart 2020 verwittigen van zijn beleidsvoornemens omtrent verdere doorontwikkeling van de Jeugdautoriteit.
Voorheen had de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) de taak ervoor te zorgen dat instellingen en gemeenten voldoende gelegenheid krijgen om inkoopafspraken voor de jeugdzorg op tijd rond te krijgen. De TAJ is opgeheven en het volledige functioneren is geëvalueerd. Uit de evaluatie blijken zowel successen als verbeterpunten. Met het oog op de toekomst van de Jeugdautoriteit trekt De Jonge uit de evaluatie van de transitie autoriteit vier belangrijke lessen:
Kamerbrief van 15 januari 2020, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbesteden in het sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Kabinet stuurt aan op meer samenwerking en uniformering in het gedecentraliseerde jeugdzorgstelsel, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Kabinet wil aanbestedingsprocedure voor gemeentelijke zorg vereenvoudigen, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Wetsvoorstel ter wijziging van de jeugdwet en Wmo 2015, Kenniscentrum Europa Decentraal
Een gemeentelijk samenwerkingsverband heeft een gezamenlijke aanbestedingsprocedure in gang gezet om onder meer zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Jeugdwet in te kopen. In de aanbestedingsdocumenten is de geschiktheidseis opgenomen om bij inschrijving een lijst van al het personeel, onder vermelding van opleidingsgegevens, te overleggen. Een aantal zorginstellingen heeft daartegen een kort geding aanhangig gemaakt. Zij betogen dat een geschiktheidseis tot overlegging van dergelijke personeelsgegevens in strijd zou zijn met artikel 2.93 lid 1 onder g Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De voorzieningenrechter stelt het samenwerkingsverband in het gelijk.
Artikel 2.93 lid 2 Aw 2012 bevat een limitatieve lijst met de wijzen waarop een aanbestedende dienst zich kan vergewissen van de technische- of beroepsbekwaamheid van een inschrijver. Onder lid 1 sub g van dit artikel is dat mogelijk door het vragen van onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of (…) het leidinggevend personeel. De eisers betogen dat dit artikel uitsluit dat dergelijke gegevens van ál het personeel mogen worden verzocht bij inschrijving. De voorzieningenrechter volgt echter de stelling van het samenwerkingsverband dat artikel 2.93 krachtens artikel 2.39 lid 2 Aw 2012 niet van toepassing is bij aanbestedingen in het sociaal domein. Voor het sociaal domein geldt een verlicht regime waar minder wettelijke voorwaarden worden gesteld aan wat er al dan niet kan worden uitgevraagd. Ten slotte oordeelt de voorzieningenrechter dat de ‘dienstverleners’ in casu rechtspersonen zijn (de zorginstellingen) en als zodanig geen onderwijs- of beroepskwalificaties kunnen genieten. In dat opzicht moet artikel 2.93 lid 1 onder g Aw 2012 redelijkerwijs worden uitgelegd als toepasselijk op het personeel van die dienstverleners.
Gegevensverwerking
Naar het oordeel van de rechter is deze geschiktheidseis ook niet verboden op basis van de AVG. Het uitwisselen van deze gegevens valt binnen het kader van artikel 4, lid 2 te definiëren als gegevensverwerking. Het maakt hierbij niet uit dat die verwerking binnen het kader van een aanbestedingsprocedure, op grond van wettelijke bepalingen in de Aanbestedingswet 2012, plaats zou vinden. In principe is verwerking zonder toestemming of andere verwerkingsgrondslag verboden. Echter, de AVG bevat bepaalde uitzonderingen – welke van toepassing zijn, volgens de voorzieningenrechter – waardoor in deze zaak, de gegevensverwerking toegestaan is.
De zorginstellingen die de persoonsgegevens in beheer hebben zijn gegevensverwerkers. Zij moeten het recht op bescherming van de persoonsgegevens (waar de AVG op toeziet) bewaken. De voorzieningenrechter bepaalt dat dit recht in relatie tot andere rechten moet worden beschouwd. In dit geval dienen veiligheid, welzijn en gezondheid van de zorgbehoevenden ‘voorrang’ te genieten ten opzichte van de uit hoofde van de AVG verplichte bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het personeel.
Verdere verwerking voor hetzelfde doel
Daar voegt de voorzieningenrechter het volgende aan toe. Verdere verwerking van persoonsgegevens is toegestaan onder artikel 5 lid 1 sub b AVG, zolang deze verdere verwerking verenigbaar is met de oorspronkelijke doeleinden van verwerking. De zorginstellingen hebben bij aanvang van het dienstverband van hun personeel gegevens opgevraagd en verwerkt om zich te verzekeren van geschikt en gekwalificeerd personeel. Evenals de zorginstellingen, willen gemeenten wegens hun zorgplicht zekerheid dat er vakbekwaam en correct opgeleid personeel wordt ingezet. De voorzieningenrechter volgt de redenering van het samenwerkingsverband, dat dit doel niet onverenigbaar is met de oorspronkelijke doeleinden waarvoor de zorginstellingen de persoonsgegevens hebben verkregen. De voorzieningenrechter acht het vragen naar opleidingsniveaus van het personeel van een zorginstelling in een dergelijke situatie dus toegestaan.
Toestemming geen vereiste
Verder stelt de voorzieningenrechter dat het klopt dat toestemming door de betrokkene (in casu, het personeel van de zorginstellingen) een van de mogelijke grondslagen is voor de gegevensverwerking. Indien het bijzondere persoonsgegevens betreft, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 AVG, bestaan er uitzonderingen op de voorwaarde van toestemming. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het hier geen bijzondere persoonsgegevens betreft en dat een beroep op artikel 9 AVG daarom niet opgaat.
Rechtbank Noord-Nederland, ECLI:NL:RBNNE:2019:5195
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Privacy, Kenniscentrum Europa Decentraal
Het ministerie van IenW wil inventariseren in hoeverre aanbestedende diensten inzetten op MVI – en wat voor behoeften zij eventueel nog hebben in dat kader. Aanbestedende diensten worden daarom verzocht deze enquête in te vullen. De uitkomsten worden verwerkt in een openbaar rapport. Deze resultaten zullen worden meegenomen bij het opstellen van het nieuwe Plan van Aanpak MVI 2021-2025. Om het Plan van Aanpak beter aan te laten sluiten op de realiteit wordt onder andere gevraagd welke activiteiten en instrumenten een aanbestedende dienst het beste helpen om MVI te realiseren, bijvoorbeeld het MVI-jaarcongres of regiobijeenkomsten.
Tevens wordt geïnventariseerd hoe goed het concept van MVI in een organisatie is geïntegreerd. Inkopers krijgen de kans om aan te geven waar zij nog behoefte aan hebben om maatschappelijk verantwoord in te kunnen kopen – zowel vanuit de organisatie zelf, als vanuit de Rijksoverheid.
MVI houdt in dat rekening wordt gehouden met de sociale effecten en milieu- en klimaatgerelateerde aspecten van een overheidsopdracht bij het inkopen en aanbesteden. Het manifest MVI formuleert doelstellingen met betrekking tot MVI en is door een groot aantal overheidsorganen, gemeenten, provincies en waterschappen ondertekend. Deze doelen lopen tot 2020, parallel aan het Plan van Aanpak MVI 2015-2020. In mei 2019 zijn de Rijksbrede criteria voor MVI geactualiseerd. Onder meer is aandacht besteed aan nieuwe criteria voor het betrekken van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Kenniscentrum Europa decentraal schreef daar eerder al een nieuwsbericht over.
MVI-enquête, Ministerie van Infrastructuur Waterstaat en CE Delft
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Duurzaam aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Maatschappelijk aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Hoe uw organisatie nog beter maatschappelijk verantwoord kan inkopen?, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Wouter Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is in gesprek met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over de balans tussen de taken die gemeenten moeten gaan uitvoeren en de financiële middelen die daartoe beschikbaar worden gesteld door het Rijk. Hierover heeft de VNG al eerder zorgen geuit. Op 14 november 2019 heeft Koolmees de Tweede Kamer geïnformeerd over een door de VNG gepubliceerd onderzoeksrapport. Dit rapport verkent de financiële gevolgen van de voorgenomen stelselwijziging. De conceptwet, waarvoor een consultatie was uitgezet die 7 augustus afliep, vormde hiervoor de basis.
Uit het rapport blijkt dat het budget, zoals geraamd voor de stelselwijziging, niet toereikend is. Een belangrijke nuance daarbij is, volgens Koolmees, dat enkele beoogde toekomstige gemeentelijke taken in het rapport breder worden uitgelegd dan in de conceptwet is beoogd. Als reactie daarop wil Koolmees dan ook wet- en regelgeving verhelderen en waar nodig ambities bijstellen. Desalniettemin gaat hij op zoek naar extra middelen binnen de begroting van het ministerie van SZW. Parallel aan de gesprekken over financiering blijven de minister en de VNG in overleg over de praktische uitwerking van de stelselwijziging, die op zich als positief wordt beschouwd door de VNG.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft de budgettaire effecten van de nieuwe Wet inburgering per 2021 doorgerekend. Concluderend stelt het CPB dat er nog onzekerheid is, omdat de nieuwe taken voor gemeenten niet volledig zijn uitgewerkt. Het CPB acht de raming niet ‘neutraal en redelijk’, omdat deze niet is gebaseerd op de best beschikbare informatie over de loonkosten van gemeenten.
Met de verwachte invoering van het nieuwe stelsel in januari 2021 krijgen gemeenten de regie over de uitvoering van de inburgering. De handreiking ‘‘ Van Beleid naar Inkoop in de inburgering’, gepubliceerd door het Ministerie van SZW, moet hen helpen tijdig een passend inburgeringsaanbod te organiseren.
De handreiking bevat in hoofdstuk 1 de hoofdlijnen van de nieuwe Wet inburgering. Hierover schreef Kenniscentrum Europa decentraal eerder al een nieuwsbericht. In hoofdstuk 2 worden verschillende mogelijke instrumenten toegelicht die inzetbaar zijn voor het inkopen van een inburgeringsaanbod. In beginsel kan hier worden gekozen uit een open house-model, een subsidie of aanbesteden. Gemeenten die willen aanbesteden worden aanbevolen om voor juni 2020 te beginnen met de voorbereiding van de aanbestedingsstukken, om in november 2020 een definitief contract met een aanbieder te kunnen garanderen. Bij een keuze voor subsidiëring moeten de Europese staatssteunregels in acht worden genomen.
De tijdlijn voor de voltooiing van de veranderopgave inburgering geeft een overzicht van alle ontwikkelingen tot invoering van de Wet inburgering. In 2020 moet de lagere wet- en regelgeving worden uitgewerkt. Daarna zal de wet voor parlementaire behandeling bij de Tweede Kamer worden ingediend. Wanneer de Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel wordt de nieuwe Wet inburgering gepubliceerd in het Staatsblad. In januari 2021 moet de wet dan in werking treden.
Kamerbrief van 14 november van Minister Koolmees, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (link verwijderd)
Handreiking ‘Van Beleid naar Inkoop in de inburgering’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbesteden in het sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Gemeenten verantwoordelijk voor inburgering, wat gaat er veranderen, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
De Europese regelgeving omtrent het aanbesteden van overheidsopdrachten is uitgewerkt in Aanbestedingsrichtlijn 2014/24/EU. Sociale en andere specifieke diensten, waaronder diensten in het sociaal domein, dragen vanwege hun lokale karakter een beperkte grensoverschrijdende dimensie met zich mee. Daarom is er voor deze diensten een verlicht regime in de richtlijn opgenomen. De richtlijn laat in artikel 76 tevens ruimte om het verlichte regime op nationaal niveau verder uit te werken. Deze ruimte is echter niet benut in de Nederlandse uitwerking van de aanbestedingsrichtlijn, de Aanbestedingswet 2012. Minister De Jonge heeft aangegeven deze procedure alsnog te willen invullen door het wijzigen van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Hiermee loopt hij vooruit op zijn beoogde herziening van de Europese aanbestedingsrichtlijn.
Momenteel kunnen gemeenten bij inkoop van zorg en ondersteuning in het sociaal domein, naast subsidiëren en inbesteden, kiezen tussen een open house-model en een aanbestedingsprocedure.
Het voordeel van een open house-model is dat elke inschrijver die aan de gestelde vereisten voldoet, een contract kan krijgen. Het nadeel is echter dat de aanbestedende dienst niet kan garanderen dat alleen de best presterende zorgaanbieders onder die inschrijvers worden geselecteerd. Tevens wordt vanwege het grote aantal gecontracteerde zorgaanbieders sturing door gemeenten en onderlinge samenwerking bemoeilijkt.
Het voordeel van het in de markt zetten van een overheidsopdracht door middel van een aanbestedingsprocedure is de mogelijkheid om alleen de best presterende zorgaanbieders te selecteren. Dit gebeurt aan de hand van de economisch meest voordelige inschrijving (emvi). Deze methode vereist een uitgebreid geformuleerde gunningsprocedure. Het opstellen van adequate gunningscriteria en een beoordelingssystematiek kan uitdagend zijn voor gemeenten.
Omdat de emvi-procedure een complexe gunningssystematiek vereist ontstaat er geregeld discussie tussen zorgaanbieders en aanbestedende diensten. De minister wil dat de gesprekken tussen gemeenten en aanbieders niet langer gaan over procedures maar over de inhoud van de zorg. De verplichting om volgens de emvi-methode te gunnen is verankerd in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Deze verplichting moet voorkomen dat zorgaanbieders alleen op basis van de laagste prijs worden geselecteerd. In de voorgenomen herziening van deze twee wetten zal de emvi-verplichting worden geschrapt. Het verbod op gunning op basis van de laagste prijs blijft wel bestaan. Door de wetswijzigingen zou alsnog een beperkte groep zorgaanbieders kunnen worden geselecteerd zonder dat daar een gecompliceerde procedure voor nodig is. De minister heeft uitgesproken op korte termijn uitvoering te willen geven aan deze beleidsvoornemens. Waarschijnlijk zal een voorstel voor herziening in de eerste helft van 2020 worden aangeboden aan de raad van ministers en (voor advies) aan de Raad van State.
In zijn kamerbrief laat De Jonge weten dat er een handreiking zal komen waarin de praktische toepassing van de wetswijziging wordt toegelicht. In segmenten met een groot aantal aanbieders is het de wens van de minister dat een gemeente het aantal te contracteren aanbieders kan terugbrengen op basis van te stellen selectiecriteria. Een gemeente zou dan uit de groep van geschikte aanbieders uitsluitend die partijen, die zich als beste onderscheiden kunnen selecteren op basis van vooraf bekendgemaakte selectiecriteria. Dit is wezenlijk anders dan bij een open house-procedure, waarbij alle geschikte partijen een contract krijgen. Bij de toepassing van het toekomstige Nederlandse regime voor sociale en andere specifieke diensten wordt er in tegenstelling tot bij het open house-model namelijk wel een keuze gemaakt. In segmenten van het sociaal domein met weinig aanbieders zou de te contracteren groep aanbieders wel eenvoudigweg kunnen bestaan uit de aanbieders die aan de gestelde eisen voldoen.
De Jonge blijft zich inzetten om de Europese Commissie te bewegen naar een herziening van de richtlijn. In het voorjaar van 2019 deed het REFIT-platform een aanbeveling aan de Commissie om het lichtere aanbestedingsregime mee te nemen in de aankomende evaluatie. De Jonge heeft contact gehad met Frans Timmermans, voorzitter van het REFIT-platform en vicevoorzitter van de Europese Commissie, om deze aanbeveling hoog op de agenda van de Commissie te zetten. De evaluatie, die oorspronkelijk gepland stond voor april 2019, is vanwege verlate implementatie door verschillende lidstaten verschoven. De evaluatie wordt naar verwachting met twee jaar uitgesteld.
Daarnaast heeft de Commissie, na een dialoog tussen de minister, staatssecretaris Keijzer van EZK, en Eurocommissaris Bienkowska, verantwoordelijke voor het Directoraat-Generaal Interne Markt, een werkbezoek aan Nederland afgelegd. Gedurende dit werkbezoek heeft zij onder meer met drie gemeenten en aantal aanbestedingsexperts van gedachten gewisseld over de praktische uitdagingen van aanbestedingen in het sociaal domein. Ten behoeve van een Europese aanpak wil De Jonge medestanders identificeren onder zijn Europese collega’s. Na verschillende bezoeken aan andere lidstaten is gebleken dat, ongeacht hoe het sociaal domein is ingericht, de Nederlandse problematiek wordt (h)erkend.
Kamerbrief van Minister de Jonge 15 november 2019, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (link niet meer actief)
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbesteden in het sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
GroenLinks en SGP willen aanbestedingsplicht voor sociaal domein afschaffen, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Minister de Jonge: Europese aanbestedingsregels zorg niet proportioneel, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Bezwaren tegen gebruik van open house-model en aanbestedingen bij de inkoop van jeugdzorg, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Uitspraak EU-Hof: zonder selectie geen sprake van aanbestedingsplichtige overheidsopdracht, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal