Melanie Klus – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 11 May 2023 12:14:57 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Melanie Klus – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Interview: Brabantse waterschappen op weg naar regionale groene stroom https://europadecentraal.nl/interview-brabantse-waterschappen-op-weg-naar-regionale-groene-stroom/ Tue, 25 May 2021 15:07:12 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68594 De drie Brabantse waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel gaan langdurig samenwerken voor het inkopen van regionale groene stroom. Voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit gaan de waterschappen een samenwerking van 10 jaar aan met een energieleverancier die zich ook inzet om nieuwe duurzame energieparken in Brabant te ontwikkelen. Voorwaarde voor deze energieparken is dat ze in samenwerking met de omgeving worden gerealiseerd. Zo moet bij elk energiepark minimaal 50% lokale participatie worden toegepast.

Wij spraken met medewerkers van Waterschap De Dommel die betrokken waren bij de aanbesteding. Gea Dalstra is manager beheer waterketen en had de rol van opdrachtgever bij de inkoop van duurzame energie. Richard Moerman is adviseur duurzaamheid en energie en was vanaf het begin bij dit project betrokken. Bregtje van de Wassenberg was een van de inkoopadviseurs bij de aanbesteding. Ingeborg Leermakers is manager financiën en inkoop van het waterschap.

Jullie hebben de aanbesteding gezamenlijk, met drie waterschappen gedaan. Hoe is de samenwerking ontstaan?

De drie Brabantse waterschappen hebben op het gebied van energie en klimaat vergelijkbare ambities. Al geruime tijd kochten ze elektriciteit succesvol samen in. Tot op heden werd grijze  elektriciteit ingekocht met aanvullende inkoop van Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor duurzame windenergie uit Denemarken.

Dalstra legt uit dat dit al zeker vanaf 1999 zo gebeurde. “In de loop van de jaren zijn we aan de slag gegaan met de vergroening. Het inkopen van GvO’s of certificaten was de eenvoudige oplossing.” De vraag of de aankoop van certificaten uit andere landen wel als echt groen kan worden beschouwd kwam steeds vaker aan de orde. Er ging daarnaast te weinig stimulans vanuit voor de verduurzaming van de energieproductie. Moerman: “Gezamenlijk hebben we daarnaar gekeken. We zaten op twee sporen: grijze energie inkopen en dan vergroenen door de inkoop van garanties van oorsprong uit Noorwegen. Kan dat niet anders?”

De waterschappen besteedden de opdracht samen aan, met een gezamenlijke aanpak, maar eindigden wel met elk een eigen contract. Dalstra ziet zeker op het gebied van vergroening mogelijkheden tot verbinding; waterschappen kunnen samenwerken en kennis uitwisselen. Moerman gaat in op het belang van de samenwerking tussen de drie waterschappen en de leveranciers: “Met de gezamenlijke aanbesteding hebben we qua volume een aantrekkelijke en competitieve uitvraag voor de markt.” Maar ook intern zijn er voordelen: “Dit zijn vraagstukken waar binnen de eigen organisatie meestal één persoon voor verantwoordelijk is. Nu heb je twee partners waarmee je kunt sparren en een team kunt vormen”

Wat houdt de aanbesteding in?

Het betreft een Europese aanbesteding voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit voor een contractperiode van tien jaar, met een optie het contract twee keer met vijf jaar te verlengen. Het inkoopvolume aan elektriciteit bedraagt ca 110 GWh, wat overeen komt met circa 15 windturbines of 160 hectare zonnepanelen. Dat is een significant aandeel in de ambities voor nieuwe duurzame energie in Brabant. De aanbesteding bestaat uit twee delen.

Het eerste deel van de opdracht bestaat uit elektriciteit geleverd met Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor zonne- en/of windenergie uit Nederland.

Moerman: “De elektriciteitsprijs is vergelijkbaar met een traditioneel elektriciteitscontract op basis van Nederlandse duurzame energie. Er gaat opnieuw gewerkt worden met de zogeheten ‘click’-methodiek waarbij de beste prijs binnen een bepaalde periode verkregen kan worden. We bewegen mee met  actuele prijsschommelingen en zitten met het contract niet langdurig vast aan een bepaalde prijs.”

Het tweede deel van de aanbesteding is de inspanningsverplichting voor de realisatie van additionele duurzame energie. Door te vragen naar duurzame energie uit additionele bronnen, moeten energieproducenten nieuwe duurzame energiebronnen in Nederland realiseren. Lokaal energie opwekken dus, in plaats van het kopen van certificaten elders in  Europa. De GvO’s worden gereserveerd voor het waterschap.

De additionele duurzame energie moet voor minimaal 50% uit Brabant en 100% uit Nederland afkomstig zijn. Hiermee wordt de Nederlandse energietransitie gestimuleerd. Daarnaast wordt gestuurd op minimaal 50% eigenaarschap voor lokale partijen, zoals de afzonderlijke Brabantse waterschappen. Dit is een vrijblijvende keuze voor waterschappen: per additioneel regionaal energiepark wordt ruimte geboden aan de drie afzonderlijke waterschappen om mee te financieren in het project. Zo kan elk waterschap besluiten om zich voor een langere periode te verbinden aan duurzame levering en het bijbehorende financiële rendement op de investering.

Moerman zegt hierover: “We hebben er nu voor gezorgd dat we op de eerste rang zitten. Als er mooie projecten komen in Brabant, dan kunnen we ook bijdragen aan de financiering daarvan. Met deze aanbesteding hebben we voorkomen dat vooral geïnvesteerd gaat worden in de grote projecten, omdat we juist de kleinere projecten willen stimuleren, waarbij minimaal 50% lokaal eigenaarschap gerealiseerd gaat worden.”

Hoe is de aanbesteding tot stand gekomen?

Leermakers schetst dat het een complex proces is en dat de betrokken waterschappen het aanbestedingsinstrument zien als een kans om echt stappen te zetten in de energietransitie. “De voorbereidingen voor deze energie-aanbesteding zijn al drie jaar geleden gestart. Niet alleen eigen medewerkers zijn betrokken maar ook de andere waterschappen en externe deskundigen. Er gaat een heel project aan vooraf, de drie besturen moet worden meegenomen en op één lijn zitten. Tussendoor moeten soms eisen of wensen bijgesteld worden. Er komen diverse vragen bij naar voren zoals: hoe kijken wij tegen energiecontacten aan, hoe willen wij in onze rol als opdrachtgever bijdragen om de energietransitie te bewerkstelligen. Maar ook de vraag wat  realistisch is gezien de energiemarkt is relevant? Er moeten veel keuzes worden gemaakt en dat is niet altijd eenvoudig.”

Dalstra vult aan: “We zijn begonnen met een uitgebreide marktverkenning met vragen over additionele energie en hoe we daar de markt bij kunnen betrekken. Daar kwam uit dat, als je daarmee aan de slag wil,  een contract van vier of vijf jaar niet praktisch is.” Uiteindelijk is in de aanbesteding gekozen voor een periode van tien jaar, plus twee keer vijf jaar optioneel.

De procedure is vervolgens openbaar gemaakt. Er was initieel interesse van vijf partijen; uiteindelijk heeft één partij zich ingeschreven.

Wat waren obstakels in het proces?

Richard Moerman geeft aan dat het lastigste was om een prijs voor een periode van tien jaar vast te leggen: “Bedrijven wilden wel een leverings- en inspanningscontract van tien jaar, maar toch de mogelijkheid inbouwen om de prijs na vijf jaar bij te stellen. Uit de eerder gehouden marktverkenning was juist gebleken dat een langere periode gunstig zou zijn. Daarom waren we verrast dat tijdens de procedure bleek dat meerdere aanbieders toch voorkeur hadden voor een kortere periode. We zaten toen echter al zo ver in de procedure dat we daaraan niet meer konden toegeven. Je verwacht beweging vanuit de markt om daarin mee te gaan, maar dat gaat niet vanzelf.” Moerman vindt het belangrijk om een partner te hebben die niet alleen een product levert maar die ook actief meedenkt en bijdraagt. “We hebben dat nu in de gekozen leverancier gevonden en stappen in 2022 op deze leverancier over.”

Het project ging volgens Dalstra vooral om het creëren van mogelijkheden. Ze legt uit dat de waterschappen vooraf geen garanties wilden vastleggen, bijvoorbeeld over de hoeveelheid grond die ze beschikbaar konden stellen, terwijl daar vanuit de markt wel vraag naar was. De waterschappen zochten juist naar mogelijkheden waardoor ze op een later moment konden beslissen over deelname. “Stel dat er een mooi project in de buurt komt, dan willen we als waterschappen kunnen bedenken: hoe stappen we in? Misschien doen we niet mee of kunnen we bijvoorbeeld investeren, of grond vrijgeven, dat kunnen we nu alsnog aan onze afzonderlijke besturen voorleggen.” Het hoofddoel bleef om via inkoop de opwekking van duurzame elektriciteit in Nederland en de regio te stimuleren.

Wat hebben jullie geleerd en wat zijn jullie aanbevelingen?

De belangrijkste les volgens Moerman: “We hebben geleerd dat er meer mogelijk is dan je denkt. Denk bij aanvang goed na wat je bij de inkoop wil realiseren. Hoe kunnen we daadwerkelijk een verschil maken voor de markt? Dit project laat zien dat dat kan. Dan moet je daar wel goede criteria aan verbinden, dat aanbod  komt niet vanzelf uit de markt.”

De waterschappen hebben ook gezien dat het niet nodig is om zich voor additionele stroom alleen te richten op nieuwe projecten, maar om in de eerste fase ook projecten mee te nemen die bijvoorbeeld al in de vergunningsprocedure zitten. Zulke energieparken kunnen snel gebouwd worden en ook sneller stroom leveren.

Daarnaast heeft het waterschap De Dommel een aantal tips:

  • Multidisciplinair team

Het team van de Brabantse waterschappen is multidisciplinair en bevat onder andere strategisch-duurzame inkoopexpertise en juridische expertise. Ook was er externe ondersteuning van iemand met kennis van de elektriciteitsmarkt.

Dalstra heeft ervaren dat zo’n multidisciplinair team ook goed is voor het interne draagvlak:  “Als we iets duurzaams doen, denken mensen vaak dat het duurder wordt en daar zijn vragen over. Daarom is het goed om mensen uit meerdere disciplines in het team te hebben. Die kunnen de onzekerheid enigszins wegnemen en direct vanaf het begin vragen  beantwoorden.”

  • Inkopers: maak gebruik van interne en externe experts

Van de Wassenberg, die als inkoper bij het project betrokken was: “Het is echt iets wat je gezamenlijk doet. Luister ook naar de interne collega’s op het gebied van energie. Als inkoper ken je de inkoop-technische kant, maar groene energie is tamelijk specifiek. Huur daarnaast ook zeker iemand in met kennis van de energiemarkt.” Dalstra zegt dat ze blij was met de steun van de inkopers van de waterschappen om precies te weten wat en wie je nodig hebt, en hoe dat in de procedure te beschrijven.

  • Schakel een projectleider in

Moerman zegt hierover: “In de eerste fase hebben we ons gericht op het binnenhalen van kennis, maar we merkten dat we op een bepaald moment een overkoepelend projectleider nodig hadden om tot de definitieve aanbesteding te komen. Toen hebben we een specifieke aanbesteding voor een projectleider gedaan. Dat is deels waarom het een succes is geworden. We hebben iemand gevonden waar we echt een goed gevoel bij hadden. Dat schept vertrouwen. De projectleider trad op als verbinder tussen de waterschappen, kende de markt en eventuele gevoeligheden en wist waar de vragen van de leveranciers vandaan kwamen.”

Alles overziend, vindt Leermakers dit project een mooie eerste stap naar een vernieuwend aanbestedingsproces. “Over een aantal jaar kunnen we terugkijken en zien hoe de energietransitie en de energiemarkt zich hebben ontwikkeld. Dan kunnen we de geleerde lessen opnieuw inzetten of juist een nieuwe koers gaan varen.”

]]>
Europese Commissie doet wetsvoorstel: Weren van buitenlandse subsidies op de interne markt https://europadecentraal.nl/europese-commissie-doet-wetsvoorstel-weren-van-buitenlandse-subsidies-op-de-interne-markt/ Mon, 17 May 2021 13:44:52 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68482 De Europese Commissie heeft een verordening voorgesteld om de effecten van buitenlandse subsidies op de interne Europese markt aan te pakken. Het wetsvoorstel geeft de Commissie de mogelijkheid om onderzoek te doen naar de effecten van buitenlandse subsidies bij grote overnames, aanbestedingen en overige marktsituaties. Als de Commissie concludeert dat een buitenlandse subsidie tot oneerlijke concurrentie leidt, kan ze bijvoorbeeld een inschrijver uitsluiten van een Europese aanbesteding.

Voorstel verordening buitenlandse subsidies 

De huidige EU-regels voor mededinging, aanbesteding en handelsbescherming bieden niet de mogelijkheid om het effect van buitenlandse subsidies (bijvoorbeeld financiële middelen, renteloze leningen en onbeperkte staatsgaranties) tegen te gaan. De Europese staatssteun regels gelden voor subsidies die EU lidstaten verlenen, maar niet voor buitenlandse subsidies. Dit leidt ertoe dat ondernemingen die buitenlandse subsidies ontvangen, een oneerlijk voordeel krijgen ten opzichte van andere ondernemingen. Zo kunnen deze ondernemingen bij openbare aanbestedingen goedkopere offertes indienen en hebben zij meer kapitaal om een onderneming over te nemen. Daarom stelt de Commissie in de verordening voor om drie onderzoeksinstrumenten in te voeren die de effecten van buitenlandse subsidies moeten aanpakken, namelijk bij:

  • Overnames van Europese bedrijven

Is de overgenomen onderneming of één van de fuserende ondernemingen gevestigd in de EU en heeft die een omzet van minstens 500 miljoen? En ontvingen de betrokken ondernemingen de afgelopen drie jaar meer dan 50 miljoen aan buitenlandse subsidies? Dan moet de onderneming de ontvangen buitenlandse subsidies aanmelden bij de Commissie.

  • Openbare aanbestedingsprocedures

Ontvangt een onderneming buitenlandse subsidies en schrijft die zich in op een Europese overheidsopdracht met een waarde van minstens 250 miljoen euro? Dan moet een inschrijver op een aanbesteding vooraf alle buitenlandse subsidies die zij de afgelopen drie jaar heeft ontvangen melden bij de aanbestedende dienst. De aanbestedende dienst stuurt deze informatie door naar de Commissie.

  • Overige marktsituaties

Vermoedt de Commissie dat een buitenlandse subsidie leidt tot oneerlijke concurrentie in overige marktsituaties en bij kleinere overnames en aanbestedingen? Dan kan de Commissie zelf een onderzoek starten.

Voor decentrale overheden zijn de onderzoeksinstrumenten bij openbare aanbestedingsprocedures relevant. Tijdens een onderzoek van de Commissie mag de (decentrale) overheid de overheidsopdracht niet gunnen. Concludeert de Commissie na een onderzoek dat de buitenlandse subsidie een oneerlijk concurrentievoordeel oplevert ten opzichte van andere ondernemingen? Dan kan de Commissie bijvoorbeeld eisen dat een inschrijver de subsidie terugbetaalt. Ook kan de Commissie de gunning van de overheidsopdracht aan een gesubsidieerde inschrijver verbieden.

Achtergrond

Het voorstel is reeds aangekondigd in het Witboek over buitenlandse subsidies op de interne markt, zie hiervoor ons nieuwsbericht. Omdat het voorstel moet bijdragen aan een gelijk speelveld en een concurrerende en eerlijke interne markt, vormt het ook een belangrijk onderdeel van de onlangs goedgekeurde industriestrategie van de Commissie.

Raadpleging voorstel

Het voorstel wordt behandeld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Dit betekent dat het Europees Parlement en de Raad van Ministers (namens de lidstaten) de voorgestelde verordening gaan bespreken. Daarom zal het kabinet de komende maanden haar officiële positie over dit wetsvoorstel sturen naar Tweede Kamer. Tot en met 8 juli kunnen belanghebbenden hun visie indienen over het wetsvoorstel, zie hier de openbare raadpleging. Na inwerkingtreding zal de verordening rechtstreeks van toepassing zijn in alle lidstaten.

BRONNEN

Nieuwe verordening om verstoringen door buitenlandse subsidies op eengemaakte markt tegen te gaan, Europese Commissie

Voorstel voor een verordening betreffende verstorende buitenlandse subsidies, Europese Commissie

MEER INFORMATIE

EU-wetsvoorstel voor gelijk speelveld tussen bedrijven gebaseerd op Nederlandse inzet, Rijksoverheid

Kabinet reageert op witboek buitenlandse subsidies op de interne markt, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Wetsvoorstel ter wijziging van de Jeugdwet en Wmo 2015 https://europadecentraal.nl/wetsvoorstel-ter-wijziging-van-de-jeugdwet-en-wmo-2015/ Wed, 12 May 2021 08:24:57 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68443 Het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is eind april naar de Tweede Kamer gestuurd, na akkoord van de ministerraad. Met het wetsvoorstel moet onder andere het inrichten van aanbestedingsprocedures voor de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger maken voor gemeenten.

Huidige praktijk

Op grond van de huidige Jeugdwet en de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het verlenen van zorg en maatschappelijke ondersteuning in de praktijk vaak ook voor het aanbesteden daarvan. Gemeenten moeten nu bij een aanbestedingsprocedure de overheidsopdracht gunnen aan de hand van de economisch meest voordelige inschrijving (emvi). In de praktijk betekent dit dat gemeenten offertes moeten opvragen en uitgebreide gunningscriteria en een  beoordelingssysteem voor de offertes moeten opstellen. Reeds in 2019 kondigde de minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS) aan dat hij de verplichting om volgens de emvi-methode te gunnen wilde schrappen uit de Wmo 2015 en uit de Jeugdwet (over deze achtergrond leest u meer in dit nieuwsbericht). In het nieuwe wetsvoorstel wordt dat nu geregeld.

Wijzigingen

Emvi-criterium

Met het wetsvoorstel wordt het emvi-criterium geschrapt voor aanbestedingen onder de Jeugdwet en de Wmo 2015. Hierdoor kunnen gemeenten optimaal gebruik maken van het verstrekken van overheidsopdrachten via de procedure voor sociale en andere specifieke diensten (het zogenaamde ‘verlichte regime’) en een aanbestedingsprocedure uitvoeren op basis van een minder gecompliceerde gunningsprocedure. De regel dat een gemeente niet louter mag gunnen op basis van de laagste prijs en dat altijd rekening wordt gehouden met de aangeboden kwaliteit blijft echter bestaan. Het doel van deze wetswijziging is dus om een belemmering voor gemeenten weg te nemen, waardoor het eenvoudiger zal zijn om overheidsopdrachten op het gebied van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning te gunnen. Ook hoopt de regering hiermee het gebruik van de open-house-procedure te verminderen.

Het ministerie van VWS benadrukt wel dat iedere goede aanbieder een eerlijke kans op een contract met de gemeente moet blijven krijgen. Daarom wordt er gewerkt aan een handreiking om gemeenten te helpen bij de vormgeving van de eenvoudigere aanbestedingsprocedures.

Reële prijs en zorgvuldigheidseisen

Op dit moment moeten gemeenten bij het inkopen of subsidiëren van zorg reële prijzen betalen op grond van de Wmo 2015. VWS heeft al eerder aangekondigd ook een plicht voor het betalen van reële prijzen op te nemen in de Jeugdwet. Het wetsvoorstel bevat hier een delegatiebepaling voor. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een delegatiebepaling om een aantal zorgvuldigheidseisen op te stellen voor gemeenten. Dit zijn aanvullende eisen waaraan gemeenten moeten voldoen bij de inkoop of subsidiëring van zorg voor jeugdigen, die toezien op de continuïteit van de beschikbaarheid van de zorg in het algemeen en van de zorgverlening aan individuele cliënten. Ook hiervoor wordt voorgesteld om een delegatiebepaling op te nemen in de Jeugdwet en de Wmo 2015.

Bron

Wijziging van de Jeugdwet en de Wmo 2015, Rijksoverheid

Meer informatie

Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Sociaal domein, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Europese Commissie publiceert voorstel en actieplan voor de regulering van Artificial Intelligence https://europadecentraal.nl/europese-commissie-publiceert-voorstel-en-actieplan-voor-de-regulering-van-artificial-intelligence/ Mon, 10 May 2021 12:55:20 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68387 De Europese Commissie heeft een nieuw regelgevingskader voorgesteld om Artificial Intelligence (AI) technologie te reguleren. Daarnaast heeft de Commissie een nieuw gecoördineerd plan en een communicatie ter bevordering van een Europese benadering van AI gepubliceerd. De Commissie wil hiermee bereiken dat het gebruik van AI-technologie niet alleen economische en maatschappelijke groei brengt, maar ook in overeenstemming is met fundamentele rechten en Europese waarden.

Wat zijn AI-systemen?

In het regelgevingskader staat het begrip AI-systemen centraal. Een AI-systeem gebruikt software die is ontwikkeld door middel van verschillende technieken (denk aan machine learning of deep learning) en benaderingen, zoals vermeld in Bijlage 1 van de voorgestelde verordening. AI-systemen zijn erop gericht om een bepaald resultaat aan te bieden. De resultaten worden gebaseerd op doelstellingen die door mensen zijn gedefinieerd. Het resultaat kan bestaan uit aanbevelingen, voorspellingen of beslissingen die een invloed kunnen uitoefenen in een bepaalde context.

Communicatie ter bevordering van een Europese benadering van AI

De Commissie heeft onlangs een communicatie ter bevordering van een Europese benadering van AI gedeeld. Hierin zet de Commissie uiteen dat de EU niet alleen de kansen maar ook de risico’s van AI moet adresseren. Daarom publiceert de Commissie voorstellen voor:

Het versterken van de Europese AI-capaciteit past binnen de doelstellingen van de Commissie voor het digitale decennium, Dit is de visie van de Commissie om tegen 2030 een succesvolle digitale transformatie van Europa te bereiken. Deze doelstellingen komen neer op het volgende:

  1. Digitaal vaardige burgers en hooggekwalificeerde digitale professionals;
  2. Beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuurvoorzieningen;
  3. Digitale transformatie van bedrijven;
  4. Digitalisering van overheidsdiensten.

De bevordering van AI-technologie hangt ook nauw samen met de uitvoering van de Europese data strategie, omdat er voor AI toegang tot gegevens nodig is.

Gecoördineerd plan

De afgelopen drie jaar zijn AI-technologieën sterk geavanceerd en hebben lidstaten meer geïnvesteerd in AI. Daarom introduceert de Commissie een geactualiseerd plan, dat acties voor de Commissie en de lidstaten bevat om de EU wereldwijde koploper in betrouwbare AI te maken.

In het gecoördineerde plan zijn vier voorstellen gedaan om de kansen die AI biedt te benutten en tegelijk een Europese aanpak van AI te vergemakkelijken:

  • Schep voorwaarden voor de ontwikkeling en toepassing van AI in de EU;
  • Maak van de EU de plek waar uitmuntendheid bloeit, van het lab tot de markt;
  • Zorg ervoor dat AI werkt voor mensen en een kracht ten goede is in de samenleving;
  • Bouw strategisch leiderschap op in sectoren met een grote impact (gezondheid, milieu).

De Commissie wil alle acties ook financieel ondersteunen. Hiervoor staan de fondsen uit de Digitaal Europa en Horizon Europa programma’s ter beschikking. Ook wordt minstens 20% van de middelen uit de onlangs goedgekeurde faciliteit voor herstel en veerkracht ingezet voor digitale investeringen.

Voorstel AI verordening: Classificatie van AI-systemen

De Commissie heeft een nieuwe verordening voor AI voorgesteld, omdat zij meent dat de huidige Europese regelgeving de (toekomstige) risico’s van AI onvoldoende adresseren. Deze verordening heeft een op risico gebaseerde aanpak: hoe meer risico de technologie met zich meebrengt, hoe strikter de regels die ervoor gelden. Er wordt daarom een verschil gemaakt tussen vier AI-systemen:

  1. Onaanvaardbaar risico

    Het voorstel verbiedt een beperkt aantal AI-systemen die in strijd zijn met de EU-waarden omdat het gebruik ervan fundamentele rechten schendt. Hierbij gaat het onder meer om AI-systemen die gebruikmaken van de kwetsbaarheden van kinderen, denk daarbij aan pratend speelgoed. Hoewel biometrische identificatie (gezichtsherkenning) in openbare ruimten in beginsel verboden is, valt het soms onder categorie 2. Ook het gebruik van ‘social scoring’ door overheden wordt verboden in het wetsvoorstel. Social scoring houdt in dat burgers een bepaalde score krijgen op basis van hun gedrag. Je krijgt minpunten als je je niet aan de regels houdt, bijvoorbeeld wanneer je door rood rijdt, en bonuspunten als je iets goeds doet, zoals vrijwilligerswerk. Naar aanleiding van deze score kunnen mensen op een zwarte lijst worden geplaatst en allerlei (voor)rechten verliezen.
  2. Hoog risico

    Het voorstel identificeert ook systemen met een hoog risico. Deze AI-systemen kunnen aanzienlijke risico’s opleveren voor de gezondheid, veiligheid of grondrechten van personen. Denk hierbij aan systemen die mensen selecteren bij sollicitatieprocedures en de toegang van burgers tot sociale zekerheid bepalen. Deze AI-systemen moeten aan strikte eisen voldoen. Voordat deze AI-systemen in de Unie in de handel kunnen worden gebracht, worden deze onderwerpen aan een beoordeling. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de kwaliteit van de datasets, of er passend menselijk toezicht is en naar de veiligheid van het AI-systeem. Biometrische identificatie mag alleen in bepaalde vooraf gedefinieerde en streng gereguleerde situaties gebruikt worden, bijvoorbeeld om een vermist kind op te sporen.
  3. Beperkt risico

    AI-systemen kunnen ook als niet risicovol worden geclassificeerd. In die gevallen moet wel rekening worden gehouden met specifieke risico’s die kunnen ontstaan Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er een duidelijk risico op manipulatie bestaat, zoals bij het gebruik van chatbots. Voor deze systemen geldt een transparantieverplichting. Zo moeten mensen geïnformeerd worden als ze interactie hebben met een AI-systeem of een AI-systeem hun emoties op automatische wijze herkent.
  4. Minimaal risico

    Een groot deel van AI-systemen die momenteel in de EU kunnen worden geclassificeerd als AI-systemen met een minimaal risico, bijvoorbeeld spamfilters. Deze AI-systemen kunnen conform bestaande wetgeving worden ontwikkeld en gebruikt; er worden geen aanvullende eisen aan gesteld in het voorstel van de Commissie. Wel moedigt de Commissie de ontwikkeling van vrijwillige gedragscodes aan voor zulke AI-systemen.

Voorstel AI verordening: Bestuur

In de verordening wordt ook voorgesteld om een European Artificial Intelligence Board (de ‘raad’) in het leven te roepen, die zal bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. De raad moet verantwoordelijk worden voor een aantal adviestaken en het bijstaan van de Commissie bij specifieke vragen in verband met AI.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten één of meer nationale bevoegde autoriteiten aanwijzen om toezicht te houden op de toepassing en uitvoering van de verordening. De European Data Protection Supervisor zal optreden als de bevoegde autoriteit voor toezicht op de instellingen, agentschappen en organen van de EU zelf.

Achtergrond

In 2018 heeft de Commissie al een AI strategie gepubliceerd, waarin het tweeledige beleid werd gepresenteerd om van de EU een ‘hub van wereldklasse voor AI’ te maken en tegelijk voor betrouwbare en mensgerichte AI te zorgen. Enkele maanden later werd het eerste gecoördineerde plan inzake AI gepubliceerd, dat een gezamenlijke verbintenis van de Commissie en de lidstaten vormde om samen te werken aan AI. Het plan signaleerde gebieden voor investeringen en moedigde lidstaten aan om nationale AI visies te ontwikkelen. Om haar visie van “ethische, veilige en geavanceerde AI in Europa” te ondersteunen, lanceerde de Commissie in 2019 de ethische richtsnoeren voor betrouwbare AI.

Voortbouwend op de AI strategie en het eerste gecoördineerde plan heeft de Commissie vervolgens in februari 2020 het Witboek over AI gepubliceerd. Hierin presenteerde de Commissie de visie om met AI een ‘ecosysteem van uitmuntendheid’ en een ‘ecosysteem van vertrouwen’ in Europa tot stand te brengen. Het Witboek ging al in op de werkingssfeer van een eventueel toekomstig Europees regelgevingskader voor AI.

Voortgang

De voorstellen worden behandeld op grond van de gewone wetgevingsprocedure. Dit houdt in dat het Europees Parlement en de Raad van Ministers (namens de lidstaten) het voorstel nu gaan bespreken. Zodra de verordeningen zijn vastgesteld, worden deze rechtstreeks toepasselijk in de hele EU.

Bron

Meer informatie<\/h4> ]]> Consultatie van de conceptregeling voor bevordering van schone wegvoertuigen https://europadecentraal.nl/consultatie-van-de-conceptregeling-voor-bevordering-van-schone-wegvoertuigen/ Mon, 19 Apr 2021 13:28:51 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=68035 Er kan tot 12 mei 2021 feedback gegeven worden op de conceptregeling bevordering schone wegvoertuigen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling implementeert de Europese wijzigingsrichtlijn inzake schone en energiezuinige wegvoertuigen (Clean Vehicles Directive). Op grond hiervan moeten gemeenten, waterschappen en provincies bij overheidsopdrachten bepaalde percentages wegvoertuigen schoon aanbesteden. De verplichting geldt  vanaf augustus 2021.

Richtlijn schone wegvoertuigen

In 2019 is de wijzigingsrichtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen (2019/1161/EU) vastgesteld, die tot doel heeft de markt voor schone en energie-efficiënte wegvoertuigen te stimuleren. Deze wijzigt de bestaande Richtlijn schone wegvoertuigen (2009/33/EG) op een drietal punten:

  1. Het toepassingsgebied wordt uitgebreid

Nu vallen alleen aankopen van wegvoertuigen door aanbestedende diensten onder de richtlijn schone wegvoertuigen. Dat wordt uitgebreid naar huur, huurkoop of lease van wegvoertuigen. Waar de bestaande richtlijn van toepassing is op aanbestedingscontracten voor personenvervoer, zijn nu ook overheidsopdrachten voor servicediensten aan (private) partijen toegevoegd. Denk hierbij aan openbaar vervoer, speciaal personenvervoer, diensten voor ophalen van vuilnis en post- en pakketvervoer. De richtlijn is niet van toepassing op voertuigen die niet bedoeld zijn voor personen- of goederenvervoer, zoals land- en bosbouwvoertuigen.

  1. De definitie van schone wegvoertuigen is toegevoegd

De drempelwaarden voor de uitstoot van verontreinigde stoffen en het gebruik van alternatieve brandstoffen bepalen de definitie van schone wegvoertuigen in de wijzigingsrichtlijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen lichte voertuigen, zoals auto’s en bestelbussen, en zware voertuigen, bijvoorbeeld bussen en vrachtwagens.

  1. Er zijn minimumstreefcijfers voor de aanbesteding van schone wegvoertuigen toegevoegd.

Met name het minimumpercentage van schone voertuigen dat aanbesteed moet worden, is van belang voor decentrale overheden.

TYPE VOERTUIG

 

 

MINIMUM AANTAL SCHONE VOERTUIGEN IN DE PERIODE  2021-2025MINIMUM AANTAL SCHONE VOERTUIGEN IN DE PERIODE  2026-2030
Auto’s en bestelbussen38,5%38,5% (alleen emissievrije voertuigen)
Bussen45%65% (helft emissievrije voertuigen)
Vrachtwagens10%15%

Implementatie in de Nederlandse conceptregeling

De wijzigingsrichtlijn staat lidstaten toe om hogere minimumstreefcijfers te eisen dan hierboven weergegeven. De conceptregeling stelt minder vergaande eisen dan het Klimaatakkoord en bestuursakkoorden op het gebied van zero emissie busvervoer en doelgroepenvervoer. Daarom zal in de eerste periode gekeken worden of de regeling kan aansluiten op de afspraken uit het Klimaatakkoord, wat een aanpassing van deze regeling tot gevolg zal hebben.

Ook mogen lidstaten de voertuigen uit Verordening 2018/858 vrijstellen van de vereisten van de wijzigingsrichtlijn. Dit gaat bijvoorbeeld om voertuigen die bedoeld zijn voor strijdkrachten, de brandweer, ambulances, maar bijvoorbeeld ook mobiele kranen. De vrijstelling geldt alleen wanneer er op het moment van aanbesteden geen of beperkte duurzame alternatieven beschikbaar zijn. Nederland zal tijdens de eerste periode, die loopt t/m 31 december 2025, deze vrijstelling mogelijk heroverwegen.

Gevolgen aanbestedingspraktijk

Aanbestedende diensten zal gevraagd worden om het totale aantal voertuigen dat binnen het toepassingsgebied van de wijzigingsrichtlijn (en daarmee van de regeling) valt aan te geven. Dit kan door het veld VI.3, Nadere inlichtingen’ van het formulier ‘aankondiging van de gegunde opdracht’ in het elektronisch systeem voor aanbestedingen in te vullen, de informatie op te nemen in de aankondiging van het plaatsen van de overheidsopdracht of de aankondiging van de gegunde opdracht. Uitvoeringsverordening 2019/1780 zal in november 2022 in werking treden. Daardoor worden aanpassingen doorgevoerd in de aanbestedingsformulieren en de wijze waarop de voertuigen ingevuld kunnen worden.

Consultatie

De conceptregeling is via deze link te raadplegen. Tot en met 12 mei 2021 kunnen decentrale overheden reageren op de conceptregeling, met het specifieke verzoek om de volgende vragen te beantwoorden:

  1. In hoeverre ziet u belemmeringen voor het uitvoeren van de opgestelde regeling? Kunt u meer vertellen over wat voor belemmeringen u mogelijk ziet?
  2. Wat vind u van het voornemen van het kabinet om op termijn de ambities van de richtlijn verder op te hogen, zodat deze meer in lijn ligt met de doelen uit het Klimaatakkoord?
  3. Acht u het percentage van 38,5% voldoende, of acht u het inbouwen van een beperkte marge als landelijke basisregel voor lichte voertuigen (ons voorstel is 42%) verstandig om het doelbereik op nationaal niveau veilig te stellen? Bij een gemiddelde omvang van enkele tientallen voertuigen komt een dergelijke marge neer op een zeer beperkte extra inzet van de aanbestedende dienst, maar borgt wel op landelijk niveau dat het bereiken van de doelstelling minder gauw onder druk komt te staan.

De nieuwe regeling zal op 2 augustus 2021 in werking treden, de dag waarop de wijzigingsrichtlijn moet zijn doorgevoerd in nationale wetgeving.

Meer informatie

Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Duurzaam aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Welke aanbestedingsverplichtingen vloeien voort uit de gewijzigde Richtlijn schone wegvoertuigen?, Kenniscentrum Europa Decentraal
Consultatie Regeling ter bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

]]>
Grensoverschrijdende samenwerking: Terugblik en vooruitblik op toekomstige grensmogelijkheden https://europadecentraal.nl/grensoverschrijdende-samenwerking-terugblik-en-vooruitblik-op-toekomstige-grensmogelijkheden/ Mon, 12 Apr 2021 12:48:04 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67930 Het Nederlandse kabinet heeft zich de afgelopen regeerperiode ingezet voor het wegnemen van grensbelemmeringen, maar de potentie van de grensregio’s is nog niet volledig benut. Dat concludeert demissionair staatssecretaris Knops van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. In een brief aan de Tweede Kamer blikt Knops terug op de hoofdlijnen van de afgelopen kabinetsperiode en vraagt aandacht voor de potentie van grensgebieden. De grensrestricties ten gevolge van de coronapandemie benadrukken dat grensoverschrijdende samenwerking belangrijk is voor het dagelijks leven van bewoners en bedrijven in de grensregio’s.

Terugblik op behaalde resultaten

In zijn brief laat de staatssecretaris weten dat het wegnemen van grensbelemmeringen een belangrijke randvoorwaarde is voor het ontstaan van economische ontwikkeling en versterking van de leefbaarheid in de grensgebieden. De wens uit het regeerakkoord van het vorige kabinet is daarom omgezet in aantal concrete acties:

  • Het stimuleren van grensoverschrijdende initiatieven;
  • Het scheppen van de juiste randvoorwaarden en het wegnemen van grensbelemmeringen;
  • Het benutten van governance met de grensregio’s en buurlanden;
  • Het gebruikmaken van instrumenten van de Europese Unie de Benelux.
Grensoverschrijdende initiatieven

Het kabinet heeft in de afgelopen periode verschillende grensoverschrijdende initiatieven direct gestimuleerd en ondersteund. Voorbeelden hiervan zijn het programma ‟onbegrensd” dat jongerenuitwisselingen stimuleert op het gebied van cultuur en sport, de oprichting van het ‘Grenslandcollege’ in de Achterhoek en het North Sea Port district.

Randvoorwaarden en grensbelemmeringen

Het creëren van de juiste randvoorwaarden is essentieel om het dagelijks leven in de grensregios soepel te laten verlopen. Zo is het sinds september 2020 mogelijk om als Duits/Belgisch staatsburger een DigiD aan te vragen voor digitale dienstverlening. Ook kunnen Nederlanders met eHerkenning en DigiD bij de overheid van een buurland terecht. Daarnaast zijn er stappen gezet op het gebied van grensoverschrijdende spoorverbindingen met de bouw van de Wunderline (Groningen-Bremen), een verbinding tussen Eindhoven en Düsseldorf (2025) en een kortere reistijd tussen Amsterdam en Berlijn (2024).

Governance

Door regelmatig in gesprek te gaan over actuele vraagstukken versterkt de grensoverschrijdende samenwerking. Nederland onderhoudt intensieve contacten met de aangrenzende deelstaten in Duitsland en België. Met Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen vinden bijvoorbeeld tweejaarlijks regeringsontmoetingen plaats en Nedersaksen onderhoudt contact via een zogenaamde Triloog (die afgelopen december voor het eerst heeft plaatsgevonden).

Europese Unie en de Benelux

Door gebruik te maken van financiële en juridische instrumenten binnen de Europese Unie en de Benelux, zoals Interreg en de Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking (BGTS) kan grensoverschrijdende samenwerking zich verder door ontwikkelen.

Toekomstige mogelijkheden voor groei aan de grens

Marktleiders en innovatieve startups komen steeds vaker uit de grensgebieden en werken samen met partners in een buurland. De ontwikkelingen van duurzame energie en verantwoord waterbeheer hebben in deze gebieden bijvoorbeeld de potentie om te groeien en te profiteren van de nabijheid van grote afzetmarkten aan de andere kant van de grens. Toch staan grensregio’s in veel bestuurlijke kringen nog symbool voor krimp en leegstand, aldus de kamerbrief. Staatssecretaris Knops pleit voor een ontwikkelingsperspectief, waarin wordt ingespeeld op de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de grensgebieden.

Beschreven wordt dat voor een succesvol grensoverschrijdend beleid in de toekomst de grensoverschrijdende samenwerking verankerd moet worden op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau. Daarnaast is beleidsmatige en financiële ondersteuning essentieel om initiatieven op niveau te houden en knelpunten aan te pakken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bestaande governance structuren en financiële middelen zoals uit het Interreg programma.

Bron

Kamerbrief over groeien aan de grens, de potentie van grensregio’s, Rijksoverheid

Meer informatie

Europese Programma’s GROS, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Deel uw feedback op MVI-criteria https://europadecentraal.nl/deel-uw-feedback-op-mvi-criteria/ Mon, 12 Apr 2021 12:32:50 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67923 Er kan nu feedback gegeven worden op de criteria voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen. Iedereen is uitgenodigd om opmerkingen, verbeteringen en/of onjuistheden van de criteria door te geven. Dit draagt bij aan het beter laten verlopen van inkoop en aanbestedingen.

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) houdt in dat bij het inkopen en aanbesteden van producten en diensten rekening wordt gehouden met de impact die deze inkopen hebben op het milieu en de sociale leefomgeving. Het doel van MVI is om alle overheden, en andere inkopende partijen, te stimuleren hun inkoopkracht in te zetten voor het realiseren van maatschappelijke doelen (zowel in het fysieke als het sociale domein). Meer informatie over MVI en de decentrale relevantie leest u in dit nieuwsbericht.

Feedback geven

In de periode van 1 april t/m 30 april 2021 kan er op www.mvicriteria.nl feedback gegeven worden middels een feedbackknop bij ieder afzonderlijk MVI-criterium. Deze feedbackknop vindt u als u het betreffende criterium heeft opengeklapt. Door de feedbackknop bij het criterium te gebruiken, is direct duidelijk waar uw feedback betrekking op heeft.

Meer informatie

Aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Duurzaam aanbesteden, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Europese Commissie publiceert maatregelen voor de handhaving van kinderrechten https://europadecentraal.nl/europese-commissie-publiceert-maatregelen-voor-de-handhaving-van-kinderrechten/ Tue, 06 Apr 2021 14:48:53 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67878 Armoede en risico op sociale uitsluiting vormen grote belemmeringen voor de realisatie van gelijke kansen voor kinderen. De Europese Commissie heeft nu een kinderrechtenstrategie en een voorstel voor een Europese kindergarantie gepubliceerd. De strategie en kindergarantie bevatten plannen van de Commissie om de rechten van kinderen te bevorderen en roepen lidstaten op met eigen initiatieven te komen. Decentrale overheden kunnen hieraan bijdragen door op lokaal niveau bijvoorbeeld gezonde lunchmaaltijden aan te bieden op school of kinderen te betrekken bij het democratisch proces.

EU strategie voor de rechten van het kind

De nieuwe EU strategie voor de rechten van het kind beoogt de bescherming, bevordering en handhaving van kinderrechten te verbeteren. Krachtens het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie hebben kinderen recht op onderwijs, participatie in de maatschappij en bescherming & zorg die nodig is voor hun welzijn. De Commissie stelt dat deze rechten niet voor alle kinderen een realiteit zijn. In de strategie formuleert de Commissie Europese maatregelen die betrekking hebben op zes thema’s, waaronder de deelname van kinderen aan het democratische leven, het recht om gevrijwaard te blijven van geweld en het recht van kinderen om hun volle potentie te ontplooien, ongeacht hun sociaaleconomische omstandigheden.

Twee onderdelen van de strategie hebben direct betrekking op de werkzaamheden van decentrale overheden: de rol van kinderen in de democratie en sociaaleconomische ongelijkheid. Participatie van kinderen in democratische processen begint vaak op lokaal en regionaal niveau. Daarnaast dragen Nederlandse gemeenten bestuurlijke verantwoordelijkheid voor veel zaken in het sociaal domein waaronder de geestelijke jeugdzorg en jeugdreclassering. Ook voeren gemeenten hun eigen armoedebeleid. De Commissie signaleert nu de volgende pijnpunten in haar strategie:

  • Kinderen voelen zich niet gehoord in democratische processen;
  • Armoede en sociale uitsluiting zorgen voor ongelijke kansen voor kinderen;
  • Kinderen met lager opgeleide ouders lopen een groter risico op sociale uitsluiting en armoede;
  • De coronacrisis heeft bestaande ongelijkheid doen toenemen;
  • Niet ieder kind heeft toegang tot adequate en betaalbare fysieke en mentale gezondheidszorg terwijl dit cruciaal is voor hun ontwikkeling;
  • Geweldpleging tegen kinderen is wijdverspreid en is onzichtbaarder geworden door de coronacrisis.

Om kinderen beter te betrekken bij het democratisch proces gaat de Commissie onder andere een participatieplatform voor kinderen opzetten en kindvriendelijke versies van belangrijke EU documenten ontwikkelen. Lidstaten worden uitgenodigd om mee te denken over methoden die kinderen meer betrekken bij lokale en nationale democratische processen. Daarnaast neemt de Commissie verschillende initiatieven om gelijke kansen voor kinderen te bewerkstelligen en hun rechten te beschermen, waaronder:

  • Het invoeren van een Europese kindergarantie;
  • Het aanbieden van gezond en duurzaam voedsel op scholen;
  • Het bevorderen van uitwisseling van informatie en best practices wat betreft geestelijke gezondheidszorg voor kinderen via het Best Practice Portal en het Health Policy Platform;
  • Het bevorderen van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming waar het kind centraal staat.

Aan lidstaten wordt gevraagd om kinderen een prioriteit te maken in hun strategie voor geestelijke gezondheid en om netwerken op te zetten met gezinnen, scholen en geestelijke gezondheidsorganisaties. De strategie sluit aan op het actieplan voor implementatie van de Europese pijler van sociale rechten en eerdere EU initiatieven voor de rechten van kinderen. Het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) kunnen door de lidstaten worden aangewend voor investeringen ten behoeve van armoedebestrijding en verbeterde toegang tot maatschappelijke diensten als kinderopvang en gezondheidszorg.

Voorstel tot invoering van Europese kindergarantie

Als onderdeel van de strategie voor de rechten van het kind heeft de Commissie ook een voorstel gedaan voor een aanbeveling van de Raad tot invoering van een Europese kindergarantie. Het doel van de kindergarantie is om gelijke kansen voor kinderen te bemoedigen door de toegang tot essentiële diensten voor kinderen in nood te vergemakkelijken. Lidstaten worden gestimuleerd om diensten zoals het onderwijs voor en opvang van jonge kinderen en gezondheidszorg gratis en ongecompliceerd te maken. Dit is relevant voor Nederlandse gemeenten omdat ze verplicht zijn jeugdigen te adviseren over geschikte en daadwerkelijk beschikbare hulp volgens de jeugdhulpplicht. Meer informatie over de jeugdhulpplicht voor gemeenten kunt u hier lezen.

Kinderen in nood horen toegang te hebben tot gezonde voeding en adequate huisvesting. Dit betekent dat gezonde maaltijden en huisvesting ook buiten schooltijden aanwezig moeten zijn. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van kinderen in nood bij het opstellen van maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan kinderen met een beperking, dakloze kinderen, kinderen die behoren tot een etnische minderheid en kinderen in de alternatieve zorg.

Volgende stappen

De Commissie vraagt de Raad het voorstel voor de Europese kindergarantie zo spoedig mogelijk aan te nemen. Daarnaast worden nationale overheden uitgenodigd eigen initiatieven op te stellen om gelijke kansen voor kinderen te bewerkstelligen.

Bron

EU strategie voor de rechten van het kind, Europese Commissie
Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad tot invoering van een Europese kindergarantie, Europese Commissie

Meer informatie

Questions and Answers: Comprehensive Strategy on the Rights of the Child and European Child Guarantee, Europese Commissie
Sociaal Domein, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europees Sociaal Fonds Plus, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europese pijler van sociale rechten, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Mededeling van de Europese Commissie over het tegengaan van collusie bij aanbestedingen https://europadecentraal.nl/mededeling-van-de-europese-commissie-over-het-tegengaan-van-collusie-bij-aanbestedingen/ Mon, 29 Mar 2021 13:14:26 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67784 Collusie, ook bekend als kartelvorming – door ondernemingen die deelnemen aan aanbestedingen – blijft vaak onopgemerkt en kan de aanbestedende (decentrale) overheid veel geld kosten. Dat constateert de Europese Commissie in een recent gepubliceerde mededeling. Met de mededeling wil de Commissie samenwerking tussen aanbestedende diensten en mededingingsautoriteiten bevorderen en aanbestedende diensten helpen hun capaciteit om collusie tegen te gaan te verbeteren. Ook bevat de mededeling nieuwe richtsnoeren over de wijze waarop (decentrale) overheden de facultatieve uitsluitingsgrond inzake collusie, zoals geformuleerd in de Europese Aanbestedingsrichtlijnen, kunnen toepassen.

Verbod op collusie

Collusie tussen ondernemingen is, in het Europese recht, verboden op grond van artikel 101 VWEU. Deze bepaling verbiedt ‘kartels’. Specifiek houdt dit in dat overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en die de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden verboden zijn. De nationale mededingingsautoriteit (de ACM) en de Europese Commissie handhaven het kartelverbod; het is ook civielrechtelijk afdwingbaar.

Het kartelverbod geldt ook in aanbestedingsprocedures. Sinds 2014 bieden de aanbestedingsrichtlijnen een uitdrukkelijke facultatieve uitsluitingsgrond als er ‘’voldoende plausibele aanwijzingen’’ zijn om te concluderen dat een onderneming met andere ondernemingen overeenkomsten heeft gesloten of gedrag heeft afgestemd, gericht op de vervalsing van de mededinging. Aanbestedende overheidsdiensten hebben bij “voldoende plausibele aanwijzingen” van collusie op grond van artikel 57 lid 4 onder d van Richtlijn 2014/24 de mogelijkheid om inschrijvers uit te sluiten van deelname aan een aanbestedingsprocedure.

Collusie bij overheidsopdrachten

Collusie bij overheidsopdrachten neemt vaak de vorm aan van afspraken of afstemming tussen ondernemingen met als doel de concurrentie bij aanbestedingsprocedures te verstoren. Collusie kan verschillende vormen aannemen. Denk hierbij aan het vooraf bepalen van de omvang, inhoud, kwaliteit en prijs van inschrijvingen of juist het afzien van het indienen van een inschrijving. Het kan ook de vorm aannemen van het geografisch verdelen van markten, bijvoorbeeld door afgestemde beperking van het bieden op aanbestedingen van bepaalde aanbestedende diensten. Daarnaast kan het bestaan uit de verdeling van soorten opdrachten (het voorwerp van de aanbesteding) of het opzetten van roulatieschema’s voor marktverdeling bij meerdere procedures. Op deze manier kunnen ondernemingen proberen om vooraf te bepalen welke inschrijver de opdracht binnen zal slepen en zodoende, direct of indirect, de prijs op te drijven.

De Commissie noemt collusie bij overheidsopdrachten een ‘’terugkerend fenomeen’’ (pagina 3). De markt voor overheidsopdrachten is extra gevoelig voor collusie omdat (decentrale) overheden in de regel een aantal betrekkelijk stabiele aankooppatronen hebben. De meeste overheidsopdrachten worden regelmatig herhaald, waarbij specificaties en hoeveelheden weinig veranderen ten opzichte van vorige opdrachten.  Belangrijke sectoren als de bouw, onderhoud van openbare ruimte, ICT en de gezondheidszorg blijken gevoelig voor fraude bij aanbesteding. Aanbestedende diensten moesten tijdens de Covid-19 pandemie regelmatig in korte tijd grote opdrachten aanbesteden, wat het risico op collusie kan verhogen. Collusie is schadelijk omdat het kan leiden tot hogere overheidsuitgaven en verlies aan kwaliteit en expertise. Er zijn aanwijzingen dat veel gevallen van collusie tijdens aanbestedingsprocedures niet of veel te laat opgemerkt worden, aldus de Commissie.

In de mededeling ‘Overheidsopdrachten laten werken in en voor Europa’ heeft de Commissie in 2017 instrumenten aangekondigd om lidstaten en hun aanbestedende diensten te helpen bij het aanpakken van collusie bij aanbestedingsprocedures. Deze instrumenten worden in deze nieuwe mededeling beschreven. De Commissie wil niet alleen de samenwerking tussen aanbestedende diensten en mededingingsautoriteiten bevorderden, maar ook de opsporingscapaciteit onder inkopers verbeteren, bijvoorbeeld door middel van opleiding. Verder moeten de richtsnoeren aanbestedende diensten duidelijkheid bieden over de vraag hoe de bestaande aanbestedingsrichtlijnen toegepast dienen te worden.

Richtsnoeren voor aanbestedende diensten

De richtsnoeren zijn opgenomen in deel 5 van de mededeling van de Commissie. Voor decentrale overheden zijn vooral de toelichtingen over de wijze waarop de uitsluitingsgrond inzake collusie (artikel 57 lid 4 onder d van Richtlijn 2014/24) moet worden toegepast relevant. In het bijzonder worden de bevoegdheden en de beoordelingsvrijheid van aanbestedende diensten en het toepassingsgebied van de uitsluitingsgronden gespecificeerd. Daarbij geven de richtsnoeren informatie over welke aanwijzingen zullen voldoen aan het criterium dat er “voldoende plausibele aanwijzingen” van collusie zijn. Ook wanneer er redenen voor uitsluiting zijn, hebben inschrijvende ondernemingen het recht om hun betrouwbaarheid te bewijzen met zogenaamde ‘’zelfreinigende’’ maatregelen op grond van artikel 57 lid 6 Richtlijn 2014/24. In dit kader verwijst de Commissie naar het RTS-arrest (Zaak C-387/19), waarin het Hof oordeelde in welke situaties een onderneming verplicht is om bewijs van genomen zelfreinigingsmaatregelen aan te leveren. U leest meer over deze uitspraak in ons recente EUrrest.

Middelen en tips om collusie bij overheidsopdrachten doeltreffend tegen te gaan

De mededeling bevat een leidraad waarin de Commissie een aantal middelen noemt om collusie tussen inschrijvers te voorkomen en aan te pakken. De Commissie adviseert aanbestedende diensten om ondernemingen bewust te maken van de mogelijke gevolgen van collusie, bijvoorbeeld door verklaringen te laten ondertekenen. Ook geeft de Commissie de tip om contact op te nemen met de nationale mededingingsautoriteit bij vermoedelijke collusie, vooral bij twijfel over de aanpak. Verder worden zogenaamde “rode vlaggen” beschreven die inkopers gedurende de gehele aanbestedingsprocedure kunnen gebruiken om collusie op te sporen. Zo zijn identieke (spel)fouten in inschrijvingen een “rode vlag”, evenals buitensporige veranderingen in prijs die niet verklaard kunnen worden door de marktwerking.

Mocht u als decentrale overheid nog verdere vragen hebben over de toepassing van de facultatieve uitsluitingsgronden, dan kunt u contact met ons opnemen via onze helpdesk.

Bron

Commissie Mededeling over instrumenten ter bestrijding van collusie bij overheidsopdrachten en over richtsnoeren voor de toepassing van de desbetreffende uitsluitingsgrond, Europese Commissie

Meer informatie<\/h4>

Aanbestedingsrichtlijnen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Uitsluitingsgronden aanbesteding, Kenniscentrum Europa Decentraal
Folder afspraken tussen bedrijven bij aanbestedingen, Autoriteit Consument en Markt
Fraude bij overheidsopdrachten – een verzameling van rode vlaggen en beste praktijken (Engels), Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)

]]> Resultaten Urban Innovative Actions vormen goede basis voor opvolger 2021-2027 https://europadecentraal.nl/resultaten-urban-innovative-actions-vormen-goede-basis-voor-opvolger-2021-2027/ Mon, 08 Mar 2021 14:12:42 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=67538 De innovatieve stedelijke projecten binnen het Urban Innovative Actions (UIA) programma hebben een positieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van stedelijke gebieden in de Europese Unie. Dat blijkt uit het onlangs gepresenteerde rapport naar de uitkomsten van het UIA. Wel zijn er enkele obstakels geïdentificeerd bij de uitvoering van projecten, waaronder de kans op vertraging en de haalbaarheid van de projecten. De uitkomsten vormen een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de opvolger van het UIA, het European Urban initiative.

Urban Innovative Actions

Het Urban Innovative Actions programma is een Europees subsidieprogramma, gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het UIA biedt Europese steden de ruimte en middelen om nieuwe en onconventionele oplossingen te testen voor vraagstukken rondom duurzame stedelijke ontwikkeling. Thema’s die hierbij aan bod komen zijn onder andere de circulaire economie, huisvesting, integratie van migranten en vluchtelingen en klimaatadaptatie. Elke actie kan tot 5 miljoen euro cofinanciering ontvangen, met een maximale uitvoeringstermijn van 3 jaar.

Uitkomsten van de projecten

Het onderzoek naar de resultaten van het UIA programma voorziet de Europese Commissie van informatie over de voortgang van projecten in de periode 2015-2019 en biedt aanknopingspunten voor stedelijke ontwikkeling in de toekomst. Om het succes van de projecten te kunnen evalueren is gekeken naar de onderstaande aspecten:

  • Doeltreffendheid
  • Doelmatigheid
  • Relevantie
  • Coherentie
  • EU-meerwaarde

De UIA-projecten omvatten verschillende innovaties, zoals het ontwikkelen en testen van nieuwe producten en diensten, het testen van nieuwe manieren om burgers te betrekken en het opzetten van nieuwe lokale samenwerkingsverbanden voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. In totaal zijn 75 projecten gestart in de periode van 2015-2019, waaronder 7 in Nederland. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn de bouw van circulaire woningen in Kerkrade en het bieden van carrièremogelijkheden voor jongeren in de groene en digitale sector in Rotterdam. De resultaten van het rapport laten een overwegend positief beeld zien, alhoewel er ook verbeterpunten bestaan.

Een ruime meerderheid van de projecten lijkt doeltreffend en is in staat de beoogde doelstellingen te behalen. Wel zijn er relatief vaak problemen bij de aanschaf van materiaal en bij infrastructurele projecten. Ook het opschalen en herhalen van beleid blijkt vaak niet van de grond te komen, mede door een gebrek aan investeringen. De projecten hebben daarnaast een hoge mate van doelmatigheid, gezien het succes van de aanvraag- en selectieprocedure. De doelmatigheid van projecten kan mogelijk worden verhoogd door het nader definiëren van innovatie, de rol van de lokale overheid te verduidelijken en prioriteit te geven aan projecten die repliceerbaar zijn.

De relevantie van het Urban Innovative Actions programma is voor het merendeel van de belanghebbenden helder en in lijn met doelstellingen uit verwante programma’s, zoals de Urban Agenda, het Leipzig Charter on Sustainable European cities en het cohesiebeleid. In tegenstelling tot andere programma’s, is het UIA specifiek gericht op stedelijke overheden in de lokale context en vergt geen grensoverschrijdende samenwerking. Ondanks het sterke lokale karakter draagt het UIA bij aan de bredere EU-agenda op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling en biedt inspiratie voor andere lokale overheden.

European Urban Initiative 2021-2027

Het European Urban Initiative is de opvolger van het UIA  en heeft als prioriteit om een geïntegreerde aanpak van stedelijke verduurzaming te bewerkstelligen. De aanbevelingen uit het UIA-rapport kunnen het nieuwe programma European Urban Initiative verbeteren en versterken. Het European Urban Initiative kan in grote lijnen de reeds bestaande toelatingscriteria behouden, zoals het maximale budget van 5 miljoen euro en de eis dat elke stad een minimum van 50.000 inwoners telt.

Daarnaast kunnen bestaande richtlijnen van het Leipzig Charter worden meegenomen en moet er meer aandacht komen voor duurzaamheid. Uit het UIA-rapport blijkt dat opschaalbaarheid en repliceerbaarheid belangrijke factoren zijn die nadrukkelijker in de selectierondes naar voren moeten komen. In aansluiting hierop zou binnen het selectieproces onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de strategische beoordeling enerzijds en de operationele beoordeling anderzijds. Tevens dient het opvolgersprogramma zich meer te richten op de doelstellingen van het cohesiebeleid

Bron

Assessment Study of the Urban Innovative Actions 2014-2020, Europese Commissie

Meer informatie

Praktijkvraag duurzame stedelijke ontwikkeling, Kenniscentrum Europa Decentraal
Explanatory Memo: European Urban Initiative-post 2020, Europese Commissie

]]>