Bij onrechtmatigheden binnen Europese subsidies kunnen administratieve maatregelen of sancties worden doorgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat niet-subsidiabele bedragen niet worden uitgekeerd of moeten worden terugbetaald. In het onderhavige arrest heeft het Hooggerechtshof in bestuurszaken van Litouwen prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie gesteld over de verjaringstermijn voor het doorvoeren van deze maatregelen of sancties. De Advocaat Generaal (AG) formuleert een tijdspad waarna een project geacht wordt definitief te zijn afgesloten.
2. Zaak
AG Conclusie, 19 januari 2017, C-436/15 Lietuvos Respublikos tegen UAB
3. Beleidsdossier(s) en thematiek
Structuur- en Investeringsfondsen
Europese subsidies Europa-proof
4. Feiten in de zaak
De verantwoordelijke instantie voor de uitvoering van de ontwikkeling van een afvalbeheersysteem voor de regio Alytus in Litouwen heeft via een subsidie vanuit het Europese Cohesiefonds een opdracht aanbesteed op 10 november 2004. Deze instantie concludeert dat een deel van de uitgaven voor het project door de onderneming niet-subsidiabel zijn, omdat de onderneming geen bewijs kon leveren voor de verwerving van activa op lange en korte termijn. Zij besluit op 29 maart 2013 dat de onderneming de niet-subsidiabel verklaarde bedragen terug dient te betalen.
De onderneming verzoekt om nietigverklaring van het besluit. Volgens de onderneming was de verjaringstermijn van vier jaar die in de eerste alinea van artikel 3, lid 1, van verordening 2988/95 (Euratom Verordening) staat, van toepassing. De verjaringstermijn werd geacht te zijn aangevangen op 31 december 2008 (de einddatum van het project volgens artikel 2 van het gewijzigde financieringsmemorandum). De gevolgtrekking hiervan was dat deze termijn was verstreken op 31 december 2012, vóór de vaststelling van de bestreden besluiten. In artikel 3 lid 1 staat namelijk dat de verjaringstermijn bij meerjarige programma’s vier jaar loopt, of in elk geval tot de dag waarop het programma definitief wordt afgesloten.
De verwijzende rechter wijst allereerst op de einddatum van 31 december 2008 als een duidelijk gedefinieerd eindtijdstip voor de uitgaven. De verwijzende rechter vraagt zich af, gezien artikel 3 lid 1 van de Euratom verordening over de verjaringstermijn bij meerjarige programma’s en het feit dat het programma nog niet was afgesloten of de verjaringstermijn van toepassing is in deze zaak. De verwijzende rechter legt de volgende prejudiciële vragen voor aan het Hof:
5. Rechtsvraag
- Wat vormt een ’meerjarig programma’ in de zin van artikel 3, lid 1, van verordening 2988/95? En vallen de huidige projecten onder deze definitie?
- Indien deze vragen bevestigend moet worden beantwoord, wat moet dan worden beschouwd als het tijdstip waarop de verjaringstermijn voor de vervolging in de zin van art. 3 lid 1 van verordening 2988/95 moet aanvangen?
6. Samenvatting uitspraak
Definitie meerjarig programma
AG Sharpston behandelt de eerste twee vragen tezamen. Met betrekking tot het begrip ‘meerjarig programma’, stelt de AG dat het begrip niet behoort tot de spreektaal, maar eerder een technische term is die gebruikt kan worden voor financiële planning op een niveau als dat van de EU-begroting. De AG oordeelt dat een project onder het begrip ‘meerjarig programma’ valt wanneer:
i) een voor bijstand in aanmerking komende maatregel vormt in de zin de Europese subsidieverordening (in deze zaak ging het om de vereisten van art. 2 lid 2 van verordening 1267/1999 betreffende het Cohesiefonds);
ii) het is ingesteld uit hoofde van een Commissiebeschikking en een financieringsmemorandum dat door de Commissie in overleg met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is vastgesteld;
iii) het ten uitvoer werd gelegd gedurende een periode van ten minste twee jaar.
Aanvang verjaringstermijn voor vervolging
De AG geeft ook antwoord op de vraag met betrekking tot de aanvang, of het aflopen van de verjaringstermijn. . De AG stelt dat voor meerjarige programma’s een bijzondere verjaringstermijn geldt. Daar loopt de termijn in ieder geval tot het programma definitief wordt afgesloten. De AG behandelt vier opties die zouden kunnen worden gebruikt als tijdstip dat het programma definitie wordt afgesloten:
- het moment dat alle projecten op het gebied een doelstelling die oorspronkelijk bijdragen ontvingen uit hoofde van het betreffende Europese fonds zijn afgesloten (ro. 98 ev.);
- het moment dat de uitvoerende diensten een project afsluiten (ro. 101 ev.);
- het moment dat de rechtmatige afsluiting van het project tussen de lidstaat en de Europese Commissie plaatsvindt (ro. 109 ev.);
- het moment dat de voltooiing van de bouwwerkzaamheden die het natuurlijke einde van een bouwproject lijken te markeren verstrijkt (ro. 114 ev.).
Volgens de AG is optie drie de juiste optie om te bepalen of een programma definities is afgesloten.
Optie 3 – het tijdspad voor afsluiting
De AG is van mening dat op basis van het formele afsluitingsproces een tijdspad kan worden geïdentificeerd die de definitieve afsluiting markeren. Het project is volgens de AG definitief afgesloten als de volgende vijf stappen zijn doorlopen:
- De bevoegde nationale autoriteiten hebben een ontvankelijke betalingsaanvraag bij de Commissie ingediend.
- In de Commissiebeschikking waarbij de bijstand wordt toegekend en in het financieringsmemorandum is een bepaalde einddatum in aanmerking genomen.
- Het eindverslag dat bij de Commissie is ingediend is in overeenstemming met de eisen die worden gesteld in de verordening waarop de Europese subsidie is gebaseerd (in casu verordening met betrekking tot het Cohesiefonds, nr. 1164/94).
- De Commissie heeft binnen twee maanden na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag het eindsaldo betaald.
- De met het project verband houdende documenten moeten drie jaar lang worden bewaard. Dist stelt de Commissie in staat om financiële controles te verrichten. Na deze bewaarperiode is volgens de AG het meerjarig programma afgesloten.
7. Rechtswaarde AG Conclusie
Voor iedere zaak die bij het Europese Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, wordt beoordeeld of een zogeheten Advocaat-Generaal bij het Hof een conclusie moet uitbrengen voordat het Hof een uiteindelijke beslissing neemt. De AG brengt alleen advies uit wanneer het Hof van mening is dat in de onderhavige zaak een nieuwe rechtsvraag aan de orde is. Een AG wordt door regeringsleiders voor een periode van zes jaar benoemd en is volstrekt onafhankelijk. Zij zijn aanwezig tijdens de openbare terechtzitting en leggen daarna een ‘met redenen omklede conclusie’ voor aan het Hof. Het onderzoek naar de totstandkoming van de conclusie is breder dan de feiten van de zaak en gaat vaak in op de algemene juridische principes. De conclusies zijn echter niet bindend voor het Hof, al worden ze in de praktijk wel vaak opgevolgd en zij worden samen met het arrest gepubliceerd. Als het Hof uitspraak doet zullen wij hierover berichtten en kunt u deze vinden op onze website onder jurisprudentie.
8. Decentrale relevantie
Decentrale overheden krijgen met regelmaat subsidies vanuit de Europese structuur- en investeringsfondsen. Evenals het Litouwse agentschap kunnen zij dergelijke subsidies uitgeven door ze via aanbestedingen te laten uitvoeren door ondernemingen. Indien er na de uitvoering van het project bij de afrekening wordt geconstateerd dat een deel van de uitgevoerde werkzaamheden niet-subsidiabel zijn, dienen decentrale overheden dus rekening te houden met de verjaringstermijn van artikel 3 lid 1 van de Euratomverordening, wanneer zij de terugvordering van subsidiegelden eisen.
Door:
Stijn Bijleveld, Europa decentraal
Meer informatie:
ECER Fiche
Structuur- en Investeringsfondsen, Europa decentraal
Europese subsidies Europa-proof, Europa decentraal