Chris Koedooder – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 02 Mar 2023 13:33:27 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Chris Koedooder – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Praktische aanbevelingen over het nationaal en regionaal beheer van EU-fondsen https://europadecentraal.nl/praktische-aanbevelingen-over-het-nationaal-en-regionaal-beheer-van-eu-fondsen/ Mon, 03 Feb 2020 11:00:48 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=59147 Op 20 januari publiceerde de Europese Commissie samen met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een rapport over een pilotactie met vijf Europese lidstaten en regio’s voor het efficiënte beheer van EU-fondsen. Deze actie bracht de grootste uitdagingen in kaart voor overheden die Europese structuur- en investeringsfondsen beheren onder het Cohesiebeleid. Daarnaast presenteert dit rapport een aantal aanbevelingen met praktische tips voor decentrale overheden.

Uitdagingen voor overheden die ESIF-fondsen beheren

De Commissie heeft vijf nationale en regionale overheden van en in Griekenland, Polen, Spanje, Kroatië en Bulgarije geselecteerd om mee te doen aan een verbeteringsinitiatief met betrekking tot goed bestuur en de opbouw van bestuurlijke capaciteit. Het rapport licht uit dat de beherende autoriteiten (zowel regionale als nationale) in verschillende mate worden geconfronteerd met uitdagingen op dezelfde drie hoofdgebieden:

  • Personeel: het managen, evalueren en vergroten van de vaardigheden van personeel;
  • Strategie: het effectief inzetten van investeringen, inclusief het betrekken van begunstigden en zakelijke en sociale stakeholders van het EU-fonds;
  • (Juridische) randvoorwaarden: het versterken van juridische zekerheid en stabiliteit, het hooghouden van de kwaliteit van instellingen, en het voorkomen van administratieve rompslomp.

Aanbevelingen van het OESO

Voor de drie bovengenoemde hoofdgebieden, waar beherende autoriteiten voor de meeste uitdagingen komen te staan, heeft het OESO de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Overweeg werkgever-branding om de hoeveelheid gekwalificeerde kandidaten te vergroten. Hiermee wordt het inzetten van fondsen effectiever en efficiënter gemaakt.
  • Baseer verbeteringsinitiatieven voor de organisatie op medewerkersbetrokkenheidsonderzoeken. Hierdoor kunnen problemen beter in beeld worden gebracht, en oplossingen worden gevonden die dichter staan bij de realiteit van EU-fondsen-beheer.
  • Verken opties voor interne mobiliteit voor het personeel binnen verschillende delen van de organisatie. Ook hiermee kan het beheren van fondsen efficiënter worden gemaakt.
  • Betrek belanghebbenden (EU-fondsbegunstigden en zakelijke en sociale betrokkenen) bij het opstellen van investeringsprioriteiten voor operationele programma’s, zodat deze de nationale en regionale ontwikkelingsbehoeften het beste weerspiegelen.
  • Ontwikkel een strategie en actieplan voor capaciteitsopbouw, afgestemd op verschillende soorten lokale overheden die bij het operationeel programma betrokken zijn. Initieer de dialoog met lokale autoriteiten en relevante nationale instanties.
  • Organiseer trainingsprogramma’s of workshops die gewijd zijn aan het ontwikkelen van uitkomstindicatoren en technieken voor het toepassen en evalueren van acties en data.

Commissaris Elisa Ferreira voor Europees Cohesiebeleid en Hervormingen

In het persbericht van de Commissie moedigt eurocommissaris Ferreira voor Cohesiebeleid en Hervormingen de lidstaten en regio’s aan om goed gebruik te maken van de resultaten van het verslag. “Het hebben van kwaliteitsinstellingen en goed functionerende overheden is een voorwaarde voor succesvolle overheidsinvesteringen en goede diensten voor burgers en bedrijven”, aldus Ferreira.
De Commissie meldt ook dat de conclusies van het verslag zullen bijdragen aan de ontwikkeling van een speciale toolkit met praktische ondersteuning aan de autoriteiten die belast zijn met de afhandeling van EU-financieringsprogramma’s. Dit zal worden aangevuld met andere EU-initiatieven ter ondersteuning van overheidsdiensten en bredere structurele hervormingen, zoals het Europese steunprogramma voor structurele hervormingen.

Bronnen:

Strengthening governance of EU funds under Cohesion policy, verslag OESO
Cohesiebeleid voorbij 2020: nieuw Commissie-initiatief om lidstaten en regio’s te helpen bij het verbeteren van EU-fondsen beheer, persbericht Europese Commissie
Cohesiebeleid voorbij 2020: Commissie en OECD doen aanbevelingen om EU-fondsen beheer te verbeteren in lidstaten, persbericht Europese Commissie

Meer informatie

Structuur- en investeringsfondsen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Conferentie over betrekken van burgers bij cohesiebeleid, Huis van de Nederlandse Provincies
Het toekomstige EU-Cohesiebeleid: minder regels en minder budget, Kenniscentrum Europa Decentraal
Hoe worden de EFRO-prioriteiten binnen mijn landsdeel vastgesteld, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Commissie presenteert investeringsplan voor Europese Green Deal https://europadecentraal.nl/commissie-presenteert-investeringsplan-voor-europese-green-deal/ Mon, 20 Jan 2020 16:42:16 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=58480 Vorige week dinsdag presenteerden de Eurocommissarissen Ursula Von der Leyen, Frans Timmermans en Valdis Dombrovskis de financiële plannen voor de Europese Green Deal. Hierin werd de plek van het ‘mechanisme voor een rechtvaardige transitie’ (ook wel: Just Transition Mechanism) in het kostenplaatje van de Green Deal bekendgemaakt. De Commissie is ook van plan om een leenfaciliteit voor de publieke sector op te zetten.

Investeringsplan Green Deal

Om de klimaatdoelen van de huidige Europese Commissie, zoals klimaatneutraliteit tegen 2050 en de algehele groene transitie, te realiseren, streeft de Commissie naar forse investeringen vanuit de EU, de overheden en particulieren. Mede door een cruciale rol voor de Europese investeringsbank (EIB) is de Commissie van plan om € 1 biljoen aan investeringen te mobiliseren voor de Green Deal binnen de komende tien jaar. Het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zal hier deel van gaan uitmaken.
Investeringspijlers
Met deze investeringen stipt de Commissie de volgende pijlers aan:

  • Het verhogen van de financiering voor de transitie met de toekomstige meerjarenbegroting van de EU (MFK) en aanvullende instrumenten zoals InvestEU;
  • Het creëren van een stimulerend raamwerk voor particuliere investeerders en de overheidssector in het faciliteren van duurzame investeringen;
  • Het bieden van praktische ondersteuning aan overheden en projectontwikkelaars bij het identificeren, structureren en uitvoeren van duurzame projecten.

Mechanisme voor een rechtvaardige transitie

In de loop van dit jaar zal het Just Transition Mechanism worden opgezet, om de rechtvaardige en groene transitie van kwetsbare en achterlopende regio’s en sectoren teweeg te brengen. Het mechanisme zal bestaan uit:

  • Een fonds voor een rechtvaardige transitie, ook wel bekend als het Just Transition Fund;
  • Een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU;
  • Een leenfaciliteit voor de publieke sector bij de EIB: deze faciliteit zal worden gebruikt voor leningen aan overheden voor bijvoorbeeld investeringen in stadsverwarmingsnetten en de renovatie van gebouwen. In maart 2020 zal de Commissie met een wetgevingsvoorstel komen om deze faciliteit op te zetten.

Naast het financiële gedeelte zal het mechanisme ook een platform bieden om technische bijstand te leveren aan investeerders en begunstigden, maar ook om ervoor te zorgen dat getroffen gemeenschappen, lokale overheden, sociale partners en NGO’s betrokken worden. Het mechanisme zal in totaal €100 miljard worden toegewezen in het financiële plan van de Green Deal.
Just Transition fund
Het fonds zal in totaal €7.5 miljard bijdragen aan projecten in regio’s met burgers, werknemers en bedrijven die bijzonder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Het Commissievoorstel meldt dat toewijzing van de financiële middelen uit het fonds wordt berekend aan de hand van de volgende factoren:

  • De omvang van koolstofintensiviteit van regio’s die broeikasgassen uitstoten;
  • De grootte van sociale uitdagingen op het gebied van banenverlies en omscholing van werknemers in de fossiel brandstoffen sector;
  • Het niveau van economische ontwikkeling van de lidstaten en hun investeringscapaciteiten.

Aanpassing van de Verordening Gemeenschappelijke Bepalingen ESI-fondsen

In het voorstel voor de verordening die het fonds zal oprichten, wordt ook meegedeeld dat het nauwe aansluiting zal vinden met de EU-meerjarenbegroting voor de periode 2021-2027 en alle financiële instrumenten die relevant zijn voor de transitie. Daarover wordt op dit moment nog onderhandeld.  Dat betreft ook het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+).
 De Commissie heeft daarom een voorstel gedaan om de Verordening voor de Gemeenschappelijke Bepalingen van Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen), waaronder het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF+, aan te passen. In deze Verordening (COM(2018) 375 final) worden de doelstellingen van deze fondsen bepaald. Deze structuurfondsen zijn bijzonder relevant voor decentrale overheden, omdat hiermee het regionaal beleid van de EU en belangrijke Europese subsidies worden gerealiseerd. Met het aanpassingsvoorstel voorziet de Commissie om het fonds voor de rechtvaardige transitie onder dezelfde bepalingen te laten vallen als de andere fondsen.

Bron:

De groene transitie financieren: het investeringsplan voor de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, persbericht Europese Commissie
Voorstel voor een verordening tot oprichting van het fonds voor een rechtvaardige transitie, Europese Commissie
The European Green Deal, Europese Commissie
Voorstel tot wijziging van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (COM(2018) 375 final), Europese Commissie

Meer informatie:

Europese Green Deal: de weg naar klimaatneutraliteit, Kenniscentrum Europa Decentraal
Europese Green Deal: wat wil de nieuwe Commissie de komende tijd bereiken, Kenniscentrum Europa Decentraal
Regionale overheden cruciaal voor Green Deal

]]>
Laatste drie kandidaatsleden Europese Commissie gehoord https://europadecentraal.nl/laatste-drie-kandidaatsleden-europese-commissie-gehoord/ Mon, 25 Nov 2019 15:50:34 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=57781 Het Europees Parlement heeft drie vervangende kandidaat-Eurocommissarissen gehoord. De Franse, Hongaarse en Roemeense kandidaten werden eerder afgekeurd. Afhankelijk van de laatste stemming van het Parlement zou de Commissie-Von der Leyen per 1 december officieel in functie kunnen treden.

Commissaris Breton – Interne Markt

Nadat het Europees Parlement geen steun gaf aan kandidaat-commissaris Sylvie Goulard heeft Frankrijk nu Thierry Breton voorgedragen voor de post Interne markt. Tijdens zijn hoorzitting stelden leden van het Parlement vragen over het concurrentievermogen van de EU, de haalbaarheid van klimaatbeschermende maatregelen binnen de markt en cyberveiligheid binnen de digitale economie. Na de hoorzitting keurde de horende parlementaire commissies Bretons kandidaatstelling goed.
Breton zal binnen de Europese Commissie aan de slag gaan met het portfolio van de Interne Markt, DG’s op het gebied van industrie en een mkb-strategie. Hiermee waakt de Commissie voor het gelijke speelveld-principe voor alle Europese ondernemingen en veiligheidsnormen voor consumenten. De nieuwe eurocommissaris zal met name toezien op het dagelijkse functioneren van de interne markt, inclusief het wegnemen van belemmeringen van het vrij verkeer van goederen en diensten. Tot het takenpakket van Breton behoort dan ook de eindverantwoordelijkheid over (lopende) inbreukprocedures met betrekking tot de naleving van EU-voorschriften inzake diensten op alle niveaus.

Commissaris Várhelyi – Nabuurschap en uitbreiding

De parlementaire commissies hoorden Olivér Várhelyi vooral over de stelselmatige veranderingen binnen de toetredingsprocedure van kandidaat-lidstaten en over zijn neutraliteit met betrekking tot de Hongaarse regering. Op zijn nieuwe post moet Várhelyi, voormalig Hongaarse Permanent Vertegenwoordiger bij de EU, de rechtsstaat en mate van persvrijheid beoordelen bij kandidaat-lidstaten. Veel lidstaten en parlementsleden hebben ten aanzien van deze thema’s juist kritiek op Hongarije. Om dit laatste punt verder toe te lichten, koos het Parlement voor een tweede ronde met schriftelijke vragen voor de kandidaat-commissaris. Nadat Várhelyi ook op papier aanhield dat het Parlement verzekerd kan zijn van zijn onafhankelijkheid met betrekking tot de Hongaarse regering, accepteerde het Parlement Várhelyi’s kandidaatstelling.
Olivér Várhelyi zal het portfolio voor Nabuurschap en Uitbreiding uitvoeren. In de opdrachtgeving van Von der Leyen wordt Várhelyi verantwoordelijk voor de onderhandelingen met de westelijke Balkan, de relatie met Turkije en de partnerschappen met de Oostelijke en Zuidelijke nabuurschappen. Deze partnerschappen vallen onder het Europees nabuurschapsbeleid, die betrekking heeft op de bilaterale beleidsafspraken tussen de EU en de respectievelijke partnerlanden. De drie buurlanden waar het Oostelijk partnerschap zich met name op richt zijn Oekraïne, Georgië en Moldavië.

Comissaris Vălean – Transport

De Roemeense Adina Vălean zal de eurocommissaris voor Transport worden. Zij is voorgedragen als nieuwe kandidaat nadat Rovana Plumb eerder door het Europees Parlement werd afgewezen. Gedurende haar hoorzitting werd met name gevraagd naar de ontwikkeling van infrastructuur op een duurzame wijze. Hierop gaf Vălean aan dat de transportsector zal moeten vergroenen maar dat de rekening daarvoor niet alleen bij de EU-burgers mag komen te liggen. Vălean heeft de opdracht gekregen om toebedeling van Europese fondsen die binnen haar transportportfolio vallen afhankelijk te maken van verduurzaming.
Vălean zal zich naast het verduurzamen van de transportsector bezig gaan houden met het verbeteren van grensoverschrijdende infrastructuur voor transport, het bijdragen aan een klimaatneutraal Europa en automatisering in de sector.

Voorgenomen start nieuwe Commissie per 1 december

De benoeming van de voltallige Commissie-Von der Leyen lijkt nu in zicht. De beoogde Commissievoorzitter, de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie worden samen als college ter definitieve goedkeuring onderworpen aan een plenaire stemming van het Europees Parlement op 27 november. Na goedkeuring door het Europees Parlement kan de Europese Raad de nieuwe Commissie met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemen. Wanneer beide stemmingen positief uitvallen voor de Commissie-Von der Leyen, zal deze dit jaar nog haar intrede kunnen doen op 1 december.

Afwezige Britse kandidaat

Bij het recente Brexit-uitstel in oktober, is er door de Europese Commissie bij het VK op aangedrongen om een Brits lid voor de Commissie te noemen. Omdat er geen Britse kandidaat-commissaris is voorgedragen door het VK, heeft de nieuwe Commissie onlangs een inbreukprocedure in gang gezet tegen het VK. Hiermee kunnen lidstaten verplicht worden de nakoming van het EU-recht alsnog te verzekeren.

Beleidsvoornemens en doelen nieuwe Commissie

Von der Leyen heeft in haar opdrachtbrieven aan de eurocommissarissen kenbaar gemaakt wat de komende vijf jaar van hen verwacht wordt. De grootste uitdaging is volgens de nieuwe Commissievoorzitter het bewerkstelligen van een klimaatneutraal Europa in 2050 – en de voor 2030 gestelde duurzaamheidsdoelen. Daarvoor zal de Commissie-Von der Leyen binnen 100 dagen van hun startdatum een Europese Green Deal presenteren. Dit wordt een alomvattend beleidsdocument waarin een plan wordt uitgezet waarmee Europa voor 2050 het eerste klimaatneutrale continent moet worden. Voor meer informatie, zie dit eerdere nieuwsbericht van Europa decentraal.

Bron:

Kandidaat-commissarissen, lijst met missiebrieven aan Commissieleden
European Commission launches infringement proceedings against the UK following its failure to name a candidate for EU Commissioner, persbericht Europese Commissie


Meer informatie:

Uitstel benoeming Commissie-Von der Leyen door Europees Parlement, Kenniscentrum Europa Decentraal
Kandidaat-voorzitter Von der Leyen geeft opdracht aan nieuwe Commissieleden voor de komende 5 jaar, Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Uitgelicht: Brexit: wat voor gevolgen zijn er voor de Nederlandse agrarische sector wanneer het VK de EU verlaat? https://europadecentraal.nl/uitgelicht-wat-voor-gevolgen-zijn-er-voor-de-nederlandse-agrarische-sector-wanneer-het-vk-de-eu-verlaat/ Mon, 14 Oct 2019 15:47:38 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=57298 Met ‘Uitgelicht’ zal de Europese Ster de komende weken praktische adviezen uit de Brexit Impact Scan voor overheden uitlichten, om aandacht te geven aan de verschillende gevolgen van de Brexit voor decentrale overheden. Deze week wordt een onderwerp belicht binnen het thema lokale en regionale economie en de Brexit.

Export van verse land- en tuinbouwproducten

Kwekers, handelaren, transporteurs en andere agrarische ondernemers uit de regio kunnen hinder ondervinden van de Brexit. Denk hierbij aan wachttijden bij de grens door extra administratieve eisen of mogelijke importheffingen, fytosanitaire controles en douaneformaliteiten die hun weerslag kunnen hebben op de export van verse land- en tuinbouwproducten naar het VK.
Na de Brexit wordt het VK een ‘derde land’ (een land buiten de EU). Daardoor krijgen agrarische ondernemers uit de regio – of hun partners – mogelijk te maken met strengere eisen en complexere procedures voor de uitvoer van hun producten, op een soortgelijke wijze als het geval is bij export naar andere landen buiten de EU. Het is daarom belangrijk dat alle partijen in de versketen zich bewust zijn van de gevolgen die de Brexit kan hebben voor hun bedrijf. Dat geldt ook als er met toeleveranciers wordt gewerkt.

Bijdragen aan bewustwording agrarische ondernemers

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft agrarische ondernemers opgeroepen om samen mogelijke scenario’s voor Brexit in kaart te brengen. Als na de Brexit ergens een knelpunt ontstaat in de keten van verse producten, kan dit namelijk gevolgen hebben voor alle betrokken partijen.
Overheidsorganisaties kunnen bijdragen aan bewustwording van de gevolgen van de Brexit. Agrarische ondernemers kunnen worden aangespoord om de Brexit Impact Scan voor ondernemers in te vullen en eventuele risico’s zo snel mogelijk in kaart te brengen. Ook kunnen decentrale overheden informatiebijeenkomsten organiseren voor agrarische ondernemers uit de regio om samenwerking te faciliteren.
Zoals eerder vermeld, raakt de Brexit niet alleen agrarische ondernemers die direct betrokken zijn bij de export van verse land- en tuinbouwproducten naar het VK. Ook hun partners, zoals toeleveranciers, ondervinden mogelijk de gevolgen van de Brexit. Deze bedrijven kunnen ook worden aangespoord om in samenwerking met andere agrarische ondernemers in de versketen eventuele risico’s zo snel mogelijk in kaart te brengen.

Brexit Impact Scan voor overheden

De Brexit Impact Scan voor overheden biedt inzicht in de mogelijke gevolgen van de Brexit voor overheden, zowel bij een deal- als no deal-scenario, en hoe hierop kan worden voorbereid. Een ingevulde Impact Scan voor overheden geeft meer informatie over de mogelijke impact van de Brexit op het gebied van:

  • interne bedrijfsvoering;
  • burgers;
  • regionale en lokale economie;
  • internationale samenwerking.
]]>
Europees Openbaar Ministerie gaat fraude met EU-subsidies aanpakken https://europadecentraal.nl/europees-openbaar-ministerie-gaat-fraude-met-eu-subsidies-aanpakken/ Mon, 30 Sep 2019 15:40:44 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=56998 In 2013 deed de Europese Commissie een voorstel voor het oprichten van een Europees Openbaar Ministerie (EOM) om de inefficiënte bestrijding van fraude met EU-subsidies te verbeteren. Naar verwachting zal het EOM eind 2020 operationeel zijn. Nederland heeft ook aangegeven zich aan te willen sluiten bij het EOM. Dit betekent dat ook decentrale overheden in Nederland te maken kunnen krijgen met onderzoeken van het EOM wanneer zij betrokken zijn (geweest) bij aanvragen voor EU-subsidies.

Europese Fondsen

De EU beschikt over meerdere fondsen waar Nederlandse begunstigden gebruik van maken. Zo stroomt er meer dan €1,5 miljard vanuit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) naar Nederland. Een voorbeeld is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Vanuit EFRO komt onder het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK), dat nog loopt tot 2020, meer dan €500 miljoen ten goede van Nederland. Hoewel decentrale overheden zelf niet vaak de directe ontvanger zijn van dergelijke EU-subsidies spelen zij een belangrijke rol bij het vergaren van dergelijke fondsen voor private partijen. Decentrale overheden hebben zicht op welke lokale projecten voor financiële steun in aanmerking komen. Het is niet ongebruikelijk dat een decentrale overheid helpt met een de aanvraagprocedure bij deze fondsen en zelf ook financiële middelen ter beschikking stelt. Ook gemeenten kunnen aanspraak maken op subsidie uit dit fonds.

OLAF en fraude met EU-fondsen

Het Europese Anti-Fraude Bureau (OLAF) onderzoekt sinds zijn oprichting in 1999 frauduleus handelen met het Europese financiële middelen. Tussen 2010 en 2017 deed OLAF aanbevelingen tot de recollectie van meer dan €6 miljard aan EU-subsidies naar aanleiding van meer dan 1800 onderzoeken naar subsidiefraude. OLAF heeft binnen zijn juridische kader niet het mandaat om EU-subsidies terug te vorderen. Het bureau is een onderzoekende instantie, die aan de autoriteiten van lidstaten aanbevelingen doet om fraude met risico’s voor de financiële belangen van de EU te voorkomen of de schade daarvan zoveel mogelijk terug te draaien, bijvoorbeeld door het terugvorderen van uitgekeerde EU-subsidies. Toch zijn er nog verbeteringen mogelijk. In een persbericht stelt de Commissie bijvoorbeeld dat in 2016 EU-lidstaten tezamen nog € 150 miljard aan btw-opbrengsten aan zich voorbij lieten gaan. In 2017 werd voor meer dan € 300 miljoen misbruik gemaakt van de ESI-fondsen. De Commissie beschouwt dit als een probleem dat een Europese aanpak nodig heeft. Dat gaat nu gebeuren nu in de vorm van het EOM.

Het Europees Openbaar Ministerie

Het EOM krijgt een breder mandaat dan OLAF: naast het onderzoeken van mogelijke fraudezaken mag het EOM op eigen beweging dergelijke fraude gaan vervolgen. De oprichting van het EOM is een voorbeeld van nauwere samenwerking tussen EU-lidstaten. Momenteel hebben 22 EU-lidstaten besloten zich aan te sluiten bij het EOM. Daarmee plaatsen deze lidstaten zich ook onder de invloedssfeer en jurisdictie van het EOM. Nederland heeft ook aangegeven deel te willen nemen. Dit betekent dat ook decentrale overheden in Nederland te maken kunnen krijgen met onderzoeken van het EOM wanneer zij betrokken zijn (geweest) bij aanvragen voor EU-subsidies. De drempels voor de jurisdictie van het EOM bedragen voor misbruik van EU-middelen en grensoverschrijdende btw-fraude respectievelijk € 10.000,- en € 10 miljoen. Vanwege de 0,3 % btw-afdracht loopt de EU dus ook een gedeelte van haar mogelijke budget mis door misgelopen btw-opbrengsten. Het frauderen met subsidies van de EU (bijvoorbeeld door deze te ontvangen voor niet-bestaande projecten) heeft een directe misplaatsing van het EU-budget tot gevolg, waarmee deze financiële middelen niet zo kunnen worden ingezet als bedoeld in het MFK. Daarom gaat het EOM, door de bevoegdheid om uit eigen beweging fraude vervolgen, actiever toezicht houden op zowel grensoverschrijdende btw-fraude als subsidiefraude. De Roemeense Laura Codruta Kövesi zal naar alle waarschijnlijkheid als eerste Europees openbaar aanklager het EOM gaan leiden.

Gedecentraliseerde aanpak

Het EOM krijgt een gedecentraliseerde aanpak. Elke lidstaat die zich aansluit bij het EOM krijgt één onderaanklager. Dit is de persoon die middels nationale procedures en wetten, maar onder aanvoering van het EOM en daarmee op eigen beweging, verdachte situaties onderzoekt en waar nodig op vervolging over kan gaan.

Andere organisaties na inwerkingtreding EOM

OLAF zal bezig blijven met het administratieve onderzoek naar ongeregeldheden, waaronder fraude. Voor de vijf EU-lidstaten die zich (nog) niet aansluiten bij het EOM blijft OLAF functioneren zoals dat nu gebeurt. OLAF blijft voor deze lidstaten ongeregeldheden onderzoeken en brengt waar nodig adviezen uit om fraude, die schadelijk is voor het EU-budget, te vervolgen op nationaal niveau.
Eurojust coördineert nationale vervolgingsautoriteiten bij grensoverschrijdende misdaad. Dit doet zij ook met betrekking tot fraude met financiële middelen van de EU of grensoverschrijdende btw-fraude. Als het EOM volledig operationeel is zal Eurojust echter, bij zaken die de eerder genoemde drempels overstijgen, niet langer lidstaten steunen en coördineren, maar het EOM gaan ondersteunen.

Bron

FAQ on the European Public Prosecutor’s Office, persbericht Europese Commissie

Meer informatie

Europese Structuur- en Investeringsfondsen, Kenniscentrum Europa Decentraal
 
 
 
 

]]>
De Europese Dienstenrichtlijn in twee recente uitspraken van de Raad van State https://europadecentraal.nl/de-europese-dienstenrichtlijn-in-twee-recente-uitspraken-van-de-raad-van-state/ Mon, 23 Sep 2019 16:45:06 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=56943 Door de zaak Appingedam, waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) inmiddels einduitspraak heeft gedaan, is de Europese Dienstenrichtlijn (Drl) weer volop onder de aandacht van decentrale overheden. De ABRvS bepaalde in een zaak tegen de gemeente Súdwest-Fryslân dat oppervlaktevoorschriften in een bestemmingsplan kunnen zijn toegestaan onder de Dienstenrichtlijn. Daarnaast werd in een Tilburgse zaak een vergunningsprocedure op grond van de Wet Bibob met succes getoetst aan de Dienstenrichtlijn.

Appingedam-jurisprudentie

De ABRvS bepaalde eerder dit jaar dat de gemeente Appingedam reguliere winkels mag verbieden om zich te vestigen op een woonboulevard aan de rand van de stad. Die uitspraak volgde op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in januari 2018, waarin werd verduidelijkt dat:

  • detailhandel in goederen kwalificeert als ‘dienst’ in de zin van de Dienstenrichtlijn;
  • de Dienstenrichtlijn van toepassing is op een ‘zuiver interne situatie’, zonder grensoverschrijdend element;
  • een bestemmingsplan dat een brancheringsregeling bevat, onder de motiveringsplicht van artikel 15 lid 3 Drl valt.

De ABRvS vroeg de gemeente Appingedam in een tussenuitspraak om een betere onderbouwing van een aangevochten brancheringsregeling in het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’. De nieuwe onderbouwing voldoet volgens de ABRvS aan de eisen van de Dienstenrichtlijn. Dat staat in de einduitspraak van de ABRvS van 24 juli 2019. De einduitspraak laat zien hoe de ABRvS toetst of een brancheringsregeling voldoet aan de motiveringsplicht van artikel 15 lid 3 Drl.

Súdwest-Fryslân

De ABRvS heeft bepaald dat de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân heeft voldaan aan de hierboven genoemde motivatieplicht met betrekking tot een bestemmingsplan dat een brancheringsregeling bevat. De gemeenteraad had extra voorwaarden gesteld aan de detailhandel voor vestiging aan het Sint Antoniusplein in Sneek. Individuele detailhandelsvestigingen mochten bijvoorbeeld niet minder dan 500 m2 aan oppervlakte hebben. Dit was bedoeld om de binnenstad tegen leegstand te beschermen – volgens de gemeenteraad zouden anders kleinere detailhandelszaken uit de binnenstad vertrekken en naar het Sint Antoniusplein kunnen verhuizen. Verder was in verband met geluidsoverlast van meerdere vrachtwagenleveringen per dag nog slechts één supermarkt toegestaan aan het Sint Antoniusplein.

Non-discriminatoir en noodzakelijk

De ABRvS stelt allereerst vast dat oppervlaktevoorschriften kwalificeren als “kwantitatieve of territoriale beperkingen” in de zin van artikel 15 lid sub a Drl. Zulke beperkingen zijn toegestaan mits deze non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig zijn.
De eerste voorwaarde (het discriminatieverbod) speelt in de ruimtelijke ordening normaal gesproken geen rol van betekenis. Met betrekking tot de tweede voorwaarde (noodzakelijkheid) moet er sprake zijn van een dwingende reden van algemeen belang die de beperking rechtvaardigt. Er is in Sneek sprake van een leegstands- en daarmee samenhangend leefbaarheidsprobleem. Volgens de ABRvS heeft de gemeenteraad – wat de oppervlaktevoorschriften betreft – op goede gronden geoordeeld dat het streven naar het voorkomen van leegstand in het binnenstedelijk gebied, een goede voorzieningenstructuur en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, noodzakelijk is voor de bescherming van het stedelijk milieu. De bescherming van het stedelijk milieu was in Visser Vastgoed Beleggingen (de Appingedam-zaak) reeds door het Europese Hof van Justitie geïdentificeerd als dwingende reden van algemeen belang.

Evenredigheid

De derde voorwaarde van artikel 15 lid 3 Drl (de evenredigheid) houdt in dat een territoriale beperking zoals de brancheringsregeling geschikt moet zijn om het nagestreefde doel (de bescherming van het stedelijk milieu) te bereiken. Ook mag de beperking niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel moet bovendien niet met andere, mindere beperkende maatregelen ook kunnen worden bereikt. Verder is een beperking alleen geschikt als het doel coherent en systematisch wordt nagestreefd (‘hypocrisietest’). Deze effectiviteit van de brancheringsregeling moet worden onderbouwd aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.
Volgens St. Antoniusplein B.V., die deze zaak aanhangig had gemaakt, wordt het bestemmingsplan niet coherent en systematisch toegepast. Bestemmingsplannen voor andere (soortgelijke) schillocaties in de gemeente kennen niet dezelfde soort beperkingen. Dit voornamelijk omdat de maatregel niet is gericht op bescherming van stedelijk milieu rondom het Sint Antoniusplein, maar op de bescherming van het stadscentrum van Sneek. De gemeente had echter al voorbereidingsbesluiten genomen om de verschillen tussen de locaties niet groter te laten worden; er zouden dus nieuwe bestemmingsplannen komen voor deze locaties. Gemeenten moeten hun beleid dus overal consequent toepassen of daartoe voorbereidingsbesluiten vaststellen.
Met betrekking tot de effectiviteit onderzoekt de ABRvS of de gemeenteraad redelijkerwijs kon concluderen dat de beperkende maatregelen geschikt zijn. Volgens de ABRvS zijn de oppervlaktevoorschriften en de beperking tot één supermarkt in deze zaak effectief voor het bereiken van de beoogde doelen en kunnen die doelen niet met andere, minder beperkende maatregelen – zoals binnenstadmanagement, een subsidieregeling of geluidsbeperkende e-trucks – worden bereikt.

Tilburg

In deze zaak verloor een ondernemer zijn horecavergunning, omdat hij een zakelijk dienstverband had met een persoon die verschillende strafbare feiten op zijn naam had staan. Volgens artikel 3 lid 4 sub c Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) kan dit hem namelijk worden tegengeworpen bij een vergunningsaanvraag. De horecaondernemer betoogt dat artikel 3 van de Wet Bibob in strijd is met artikel 10 lid 2 sub d, e en f Drl. Deze drie bepalingen leggen respectievelijk uit dat de criteria voor vergunningsstelsels duidelijk en ondubbelzinnig, en objectief moeten zijn, en vooraf bekend moeten worden gemaakt.
De ABRvS heeft artikel 3 lid 4 sub c Wet Bibob getoetst aan artikel 10 lid 2 sub d, e en f Drl. De ondernemer was van mening dat de Wet Bibob niet duidelijk toelicht hoe wordt getoetst welk dienstverband tot een ‘ernstig gevaar’ kan leiden – en hoelang een dienstverband verbroken moet zijn voordat dat dienstverband niet meer mee wordt gerekend bij een vergunningsaanvraag. De ABRvS geeft aan dat per geval moet worden bepaald of er een ernstig gevaar dreigt – en daarmee moet die termijn voor hoelang een reeds verbroken dienstverband mee mag worden gerekend, eveneens veranderlijk blijven, afhankelijk per geval. Daarmee bepaalt de ABRvS dat het vergunningsstelsel duidelijk en ondubbelzinnig, en objectief is. In deze zaak is het dienstverband pas aangegaan na de wetswijziging die een verbroken zakelijk dienstverband als tegenwerping mogelijk maakt. Daarom is er geen sprake van een onvoorziene wijziging van de voorwaarden voor een horecavergunning.

Bron

ECLI:NL:RVS:2019:2939, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
ECLI:NL:RVS:2019:3050, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Meer informatie

Dienstenrichtlijn, Kenniscentrum Europa Decentraal
Rechtspraak over de toepassing van de Europese Dienstenrichtlijn, factsheet Kenniscentrum Europa Decentraal
Kleine detailhandel buiten het stadscentrum verbieden – Mag dat zomaar?, Kenniscentrum Europa Decentraal
Wat betekent de einduitspraak in de Appingedam-zaak voor andere gemeenten?, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
De toepassing van de Dienstenrichtlijn in vier recente uitspraken, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
Derde aanvraagronde WiFi4EU opent donderdag 19 september om 13:00 uur https://europadecentraal.nl/derde-aanvraagronde-wifi4eu-opent-donderdag-19-september-om-1300-uur/ Mon, 16 Sep 2019 15:45:10 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=56873 De derde oproep tot het indienen van een voorstel (‘call’) voor het WiFi4EU-initiatief van de Europese Commissie wordt op donderdag 19 september 2019 om 13:00 uur opengesteld. Gemeenten, verenigingen van gemeenten en openbare lichamen kunnen zich via de WiFi4EU-portaalsite alvast inschrijven. Het is zaak om donderdag zo snel mogelijk de daadwerkelijke aanvraag in te dienen. Met het WiFi4EU-initiatief financiert de Commissie apparatuur- en installatiekosten van wifi-hotspots in Europese gemeenten.

Zorg dat u er op tijd bij bent

Er zijn dit keer 1780 vouchers ter waarde van € 15.000,- beschikbaar. De call staat open tot vrijdag 20 september 17:00 uur. Toch raden wij aan om uw gemeente zo spoedig mogelijk na de opening van de call, op donderdag 19 september om 13:00 uur, aan te melden. Bij de tweede aanvraagronde in april 2019 werd namelijk 98% van de 3400 beschikbare vouchers binnen de eerste minuut na openstelling geclaimd. WiFi4EU-projecten worden behandeld volgens het ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’-principe. Ook is er bij elke call sprake van een limiet per lidstaat, om zo de geografische verdeling van het beschikbare budget te garanderen.
Eind 2018 ontvingen 33 Nederlandse gemeenten een WiFi4EU-voucher. Nog eens 15 Nederlandse gemeenten wisten bij de tweede aanvraagronde een voucher te bemachtigen. Heeft uw gemeente eerder misgegrepen? Er vinden nog twee WiFi4EU-aanvraagronden plaats, waarvan de eerste deze week al opent.

Bron

WiFi4EU New Call Date Announced, persbericht Europese Commissie

Meer informatie

Digitale interne markt strategie, Kenniscentrum Europa Decentraal
Hoe werkt het WiFi4EU-vouchersysteem?, praktijkvraag Kenniscentrum Europa Decentraal
Tweede aanvraagronde WiFi4EU opent donderdag 4 april om 13:00 uur, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Deze Nederlandse gemeenten ontvangen een Europese voucher voor gratis wifi, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Eerste aanvraagronde WiFi4EU opent woensdag 7 november om 13:00 uur, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanvraagronde WiFi4EU tweede helft van september van start
, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Eerste call WiFi4EU uitgesteld tot najaar 2018, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Is uw gemeente al klaar voor de WiFi4EU-aanvraag van vanmiddag?
, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal 
Europese Commissie lanceert WiFi4EU-portaalsite: eerste call opent 15 mei 2018
, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa decentraal
Eerste calls WiFi4EU gaan open: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’
, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa decentraal 
WiFi4EU
, Europese Commissie
WiFi4EU-portaalsite
, Europese Commissie
WiFi4EU – Vragen en antwoorden (update augustus 2019), Europese Commissie
WiFi4EU stap-voor-stap (pdf in het Nederlands beschikbaar), Europese Commissie
 

]]>
Wat betekent de einduitspraak in de Appingedam-zaak voor andere gemeenten? https://europadecentraal.nl/wat-betekent-de-einduitspraak-in-de-appingedam-zaak-voor-andere-gemeenten/ Thu, 25 Jul 2019 14:05:33 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=56390 De gemeente Appingedam mag reguliere winkels verbieden om zich te vestigen op een woonboulevard aan de rand van de stad. De nieuwe onderbouwing van deze brancheringsregeling voldoet aan de eisen van de Europese Dienstenrichtlijn (Drl). Dat staat in de einduitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 juli 2019 over het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’. De uitspraak heeft ook gevolgen voor het beleid van andere gemeenten en provincies.

Brancheringsregeling

De gemeente Appingedam heeft in het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ vastgesteld dat reguliere winkels zich niet mogen vestigen op het Woonplein, een woonboulevard aan de rand van de stad. Dit winkelgebied bevat omvangrijke detailhandelszaken voor bijvoorbeeld keukens, meubilair en bouwmaterialen. Visser Vastgoed is eigenaar van een pand op het Woonplein en wil dit verhuren aan Bristol, een discountketen voor schoenen en kleding. De gemeente verbiedt dit. De brancheringsregeling van de gemeente die in het bestemmingsplan is vervat, houdt namelijk in dat alleen omvangrijke detailhandelszaken zich mogen vestigen. Zo wil de gemeente leegstand in binnenstedelijk gebied voorkomen en de leefbaarheid van het stadscentrum behouden. Volgens Visser Vastgoed handelt de gemeente daarmee in strijd met de Dienstenrichtlijn.

Voorgeschiedenis

De ABRvS stelde in januari 2016 prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over deze kwestie. De uitspraak van de Europese rechter leidde twee jaar later tot nieuwe inzichten over het toepassingsbereik van de Dienstenrichtlijn. Het Hof stelde namelijk vast dat:

  • detailhandel in goederen kwalificeert als ‘dienst’ in de zin van de Dienstenrichtlijn;
  • de Dienstenrichtlijn van toepassing is op een ‘zuiver interne situatie’, dat wil zeggen zonder grensoverschrijdend element;
  • een bestemmingsplan dat een brancheringsregeling bevat, onder de motiveringsplicht van artikel 15 lid 3 Dienstenrichtlijn valt.

In juni 2018 oordeelde de ABRvS vervolgens in een tussenuitspraak dat de gemeente Appingedam, gelet op deze motiveringsplicht, de effectiviteit van de brancheringsregeling beter moest onderbouwen. De gemeente kreeg met toepassing van de ‘bestuurlijke lus’ een half jaar de tijd om een analyse met specifieke gegevens aan te leveren.

Voorwaarden in artikel 15 lid 3 Drl

Een bestemmingsplan dat een brancheringsregeling bevat moet, gelet op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie, voldoen aan de drie voorwaarden van artikel 15 lid 3 Drl. Een dergelijke brancheringsregeling is namelijk een territoriale beperking in de zin van lid 2 sub a van dat artikel. Zulke beperkingen zijn toegestaan mits deze non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig zijn. De eerste voorwaarde (het discriminatieverbod) speelt in de ruimtelijke ordening normaal gesproken geen rol van betekenis.

Noodzakelijkheid

De tweede voorwaarde (de noodzakelijkheid) zal voor veel gemeenten wel aan de orde zijn. Een territoriale beperking zoals de brancheringsregeling kan namelijk toegestaan zijn om een zogeheten ‘dwingende reden van algemeen belang’.
Het Europese Hof van Justitie heeft bevestigd dat de bescherming van het stedelijk milieu, met inbegrip van ruimtelijke ordening, een doel is dat een beperking van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters kan rechtvaardigen. De ABRvS concludeerde dan ook reeds in de tussenuitspraak dat de gemeente Appingedam terecht heeft gesteld dat het behoud van de leefbaarheid van het stadscentrum en het voorkomen van leegstand in binnenstedelijk gebied, noodzakelijk zijn voor de bescherming van het stedelijk milieu en een dwingende reden van algemeen belang vormen die branchering in het perifere winkelgebied rechtvaardigt.

Evenredigheid

De derde voorwaarde van artikel 15 lid 3 Drl (de evenredigheid) houdt in dat een territoriale beperking zoals de brancheringsregeling geschikt moet zijn om het nagestreefde doel (de bescherming van het stedelijk milieu) te bereiken. Ook mag de beperking niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel moet bovendien niet met andere, mindere beperkende maatregelen ook kunnen worden bereikt. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie volgt verder dat een beperking alleen geschikt is als het doel coherent en systematisch wordt nagestreefd (‘hypocrisietest’).  Deze effectiviteit van de brancheringsregeling had de gemeente Appingedam eerder niet onderbouwd aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.
Hoe ziet die analyse er dan uit? Er moet worden gekeken naar de effectiviteit van ruimtelijk detailhandelsbeleid in het algemeen en naar de effectiviteit van de branchering in de specifieke situatie van een gemeente. Volgens de ABRvS kunnen ter onderbouwing van de geschiktheid van een brancheringsregeling door een gemeente twee opeenvolgende stappen worden gezet:

  1. het (laten) uitvoeren van een onderzoek naar de effectiviteit van ruimtelijk detailhandelsbeleid op landelijk, provinciaal of lokaal niveau, of gegevens ontleend aan koopstromenonderzoek;
  2. het beoordelen in hoeverre de onderzoeksresultaten toepasbaar zijn op de specifieke situatie van de gemeente.

Een gemeente zal dit laatste dus moeten motiveren en eventueel aan de hand van nader onderzoek moeten onderbouwen.
De conclusie van de ABRvS met betrekking tot de situatie van de gemeente Appingedam luidt dat de gemeente redelijkerwijs heeft kunnen concluderen dat de brancheringsregeling die is vervat in het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ niet verder gaat dan nodig is om het beoogde doel (bescherming van het stedelijk milieu) te bereiken, terwijl dat doel niet met andere, minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. Volgens de ABRvS is er in Appingedam namelijk sprake van een kwetsbare structuur van het winkelaanbod. Er is een delicate balans tussen de functie van het stadscentrum als lokaal boodschappengebied en als bovenlokaal winkelgebied waar ook recreatief gewinkeld wordt. Dit maakt het aannemelijk dat het toestaan van reguliere detailhandel op het Woonplein leidt tot het vertrek van publiekstrekkers (zoals supermarkten of bekende warenhuizen) uit het stadscentrum, waardoor de leefbaarheid en vitaliteit van het centrum onder druk komen te staan. De ABRvS bevestigt bovendien dat een uitzondering op de brancheringsregeling voor één of meer reguliere winkels niet geschikt is, omdat het beoogde doel dan niet coherent en systematisch wordt nagestreefd.

Analyse met specifieke gegevens

Het rapport dat de gemeente Appingedam heeft laten opstellen gaat, zoals blijkt uit de einduitspraak, in op de actuele situatie in de stad, waarbij de vigerende beleidskaders als vertrekpunt dienen. Voorts wordt op basis van gegevens uit een koopstromenonderzoek het actuele functioneren van het winkelaanbod in de stad onderzocht. Ook is er aandacht voor de bevolkingsprognose en de gevolgen voor de behoefte aan winkelmeters. Dit zou volgens de gemeente de kwetsbaarheid van de totale detailhandelsstructuur in Appingedam – en het stadscentrum in het bijzonder – aantonen.
Daarna wordt ingegaan op het hierboven besproken evenredigheidsvraagstuk. Daartoe wordt met betrekking tot de geschiktheid onderzocht welke relevante parameters laten zien in hoeverre een stadscentrum vitaal is en goed functioneert en welke parameters dat functioneren beïnvloeden. Vervolgens wordt op basis van analyses van koopstromenonderzoeken, de opbouw van het winkelaanbod en passanttellingen onderzocht in hoeverre de vestiging van reguliere detailhandel en winkels in dagelijkse goederen (zoals supermarkten) negatief effect heeft op het functioneren van het stadscentrum. Met betrekking tot de vraag of de brancheringsregeling de minst beperkende maatregel is waarmee het doel daarvan kan worden bereikt, worden bestaand beleid en mogelijke andere maatregelen onderzocht. Vervolgens is onderzocht of zulke maatregelen eenzelfde effect zouden hebben als de brancheringsregeling.

Specifieke situatie

Wat betekent de einduitspraak in de Appingedam-zaak voor andere gemeenten? Deze langverwachte uitspraak biedt uiteraard alleen een concreet antwoord op de vraag of het bestemmingsplan van één gemeente in een krimpregio, namelijk Appingedam, is toegestaan onder de Dienstenrichtlijn. Of dit ook geldt voor bestemmingsplannen van andere gemeenten of provinciale verordeningen (zie daarover de Decathlon-uitspraak) in andere situaties, zal afhangen van de wijze waarop gemeenten hun brancheringsregelingen onderbouwen. Wat duidelijk wordt is dat zonder een gedegen analyse van onderzoek naar de specifieke situatie van een gemeente met betrekking tot het evenredigheidsvraagstuk, reguliere detailhandel buiten het stadscentrum niet zomaar kan worden verboden.

Risico-inventarisatie en handreiking

Bij veel Nederlandse gemeenten leven vragen over het opnemen van vestigingsbeperkingen voor detailhandel in bestemmingsplannen en de toepassing van de Dienstenrichtlijn. Daarom heeft de Retailagenda onlangs een leidraad ‘Risico-inventarisatie Dienstenrichtlijn’ gepubliceerd. Met het daarin opgenomen stappenplan kunnen gemeenten bepalen of zij momenteel risico lopen met één van hun bestemmingsplannen. De leidraad loopt vooruit op een landelijke handleiding Dienstenrichtlijn van de ministeries van BZK en EZK, het IPO en de VNG, die naar verwachting in september 2019 wordt gepresenteerd.

Bron:

ABRvS 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2569

Meer informatie

Dienstenrichtlijn, Kenniscentrum Europa Decentraal
Rechtspraak over de toepassing van de Europese Dienstenrichtlijn, factsheet Kenniscentrum Europa Decentraal
Kleine detailhandel buiten het stadscentrum verbieden – Mag dat zomaar?, Kenniscentrum Europa Decentraal
Is het verbieden van kleine detailhandel buiten het stadscentrum in een bestemmingsplan toegestaan onder de Dienstenrichtlijn?, EUrrest Kenniscentrum Europa Decentraal
Retailagenda publiceert leidraad risico-inventarisatie dienstenrichtlijn, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Zuid-Holland moet verzoek tot ontheffing voor grootschalige sportwinkels opnieuw beoordelen in het licht van de Europese Dienstenrichtlijn, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
De toepassing van de Dienstenrichtlijn in vier recente uitspraken, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Kamerbrief over gevolgen arrest Visser Vastgoed (Appingedam), nieuwsbericht Kenniscentrum Europa Decentraal
Gemeente Appingedam krijgt half jaar om brancheringsregeling beter te onderbouwen, nieuwsbericht Kenniscentrum Europa decentraal

]]>
Raad van State: leeftijdsgrens sekswerkers toegestaan onder de Dienstenrichtlijn https://europadecentraal.nl/raad-van-state-leeftijdsgrens-sekswerkers-toegestaan-onder-de-dienstenrichtlijn/ Mon, 24 Jun 2019 14:33:08 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=55931 De leeftijdseis voor sekswerkers in de APV van Alkmaar voldoet aan de voorwaarden uit de Europese Dienstenrichtlijn. Dat volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 5 juni. De eigenaar van een prostitutiebedrijf in Alkmaar ging in hoger beroep bij de Afdeling en stelde dat de leeftijdsgrens uit de APV in strijd is met hogere nationale regelgeving en de Dienstenrichtlijn.

Voorschriften aan de exploitatievergunning

De appellant had een exploitatievergunning voor zijn prostitutiebedrijf gekregen. Aan de vergunning was een leeftijdseis van 21 jaar voor prostituées verbonden. De appellant was het niet eens met dit voorschrift en stelde dat de leeftijdseis in strijd zou zijn met de Gemeentewet, de Grondwet, algemene rechtsbeginselen en de Europese Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn stelt dat er bepaalde eisen gelden aan vergunningstelsels, onder andere dat ze evenredig en gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang moeten zijn.

Hogere nationale regelgeving

De Afdeling oordeelde dat het voorschrift uit de APV van Alkmaar niet in strijd is met de nationale hogere regelgeving. De leeftijdseis dient namelijk ter bescherming van de prostituées en om misstanden in de prostitutie te voorkomen. Tevens heeft de leeftijdsgrens geen invloed op de invulling van de rechtsverhouding tussen de exploitant en de sekswerker. Ten aanzien van het recht op vrije arbeidskeuze, neergelegd in de Grondwet, oordeelt de Afdeling dat dit niet strekt tot de bescherming van het belang van de appellant.

Dienstenrichtlijn

De appellant stelt verder dat het voorschrift in strijd zou zijn met artikel 10 lid 2, aanhef en sub b en c van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG). Dit artikel betreft de voorwaarden voor vergunningstelsels. Volgens sub b en c dienen deze voorwaarden gerechtvaardigd te zijn volgens een zogeheten ‘dwingende reden van algemeen belang’ en evenredig te zijn met die reden van algemeen belang.
De Afdeling oordeelt dat het instellen van een leeftijdsgrens een maatregel is die misstanden in de prostitutie dient te voorkomen. Dit is volgens de Afdeling een dwingende reden van algemeen belang. De Afdeling sluit hierbij aan bij de uitspraak van het Europese Hof in de zaak van Omega-Spielhallen (ECLI:EU:C:2004:614) waarin het Hof oordeelde dat menselijke waardigheid beschouwd dient te worden als een algemeen rechtsbeginsel.
De maatregel is tevens evenredig. De Afdeling stelt dat de maatregel niet zo ver gaat dat prostitutie in het geheel wordt verboden en dat de leeftijdsgrens niet zo hoog is dat de groep sekswerkers beperkt wordt. De Afdeling komt daarmee tot het oordeel dat de maatregel geschikt is om het beoogde doel te bereiken en bovendien niet verder gaat dan noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken.

Conclusie

De Afdeling komt tot het oordeel dat de leeftijdsgrens voor sekswerkers in de APV van Alkmaar niet in strijd is met hogere nationale regelgeving of de Dienstenrichtlijn. De burgemeester van Alkmaar mocht dit voorschrift dus verbinden aan het verlenen van de vergunning.

Bron:

ABRvS 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1818

Meer informatie

Dienstenrichtlijn, dossier Kenniscentrum Europa Decentraal
Rechtspraak over de toepassing van de Europese Dienstenrichtlijn: Een handleiding voor decentrale overheden, factsheet Kenniscentrum Europa Decentraal

]]>
EU-Hof onderstreept dat aanbestedingsregels niet van toepassing zijn op juridische diensten https://europadecentraal.nl/eu-hof-onderstreept-dat-aanbestedingsregels-niet-van-toepassing-zijn-op-juridische-diensten/ Tue, 11 Jun 2019 07:00:51 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=55772 Overheden zijn niet verplicht de Europese aanbestedingsregels toe te passen bij het inschakelen van juridische dienstverlening. Het Europese Hof van Justitie stelt dat juridische diensten terecht worden uitgesloten van de Europese aanbestedingsrichtlijn. Aanleiding voor de uitspraak is een zaak in België, waarin een groep Belgische juristen het Grondwettelijk Hof van België had verzocht om de uitsluiting van juridische diensten van de Belgische aanbestedingswet nietig te verklaren. Volgens het EU-Hof is hier dus geen reden toe.

Uitsluitende bepalingen in Europese aanbestedingsrichtlijn

De zaak in België betrof een beroep tot nietigverklaring van een aantal bepalingen in de Belgische aanbestedingswet die maken dat deze wet niet van toepassing is op juridische diensten. Deze uitsluitende bepalingen zijn gebaseerd op artikel 10 van de Europese aanbestedingsrichtlijn (Richtlijn 2014/24), waarin onder meer arbitrage- en bemiddelingsdiensten van deze richtlijn worden uitgesloten. De Belgische rechter wendde zich tot het EU-Hof met de vraag of de uitsluitende bepalingen verenigbaar zijn met de beginselen van subsidiariteit, vrijheid van vestiging, vrijheid van dienstverlening en gelijke behandeling.

Subsidiariteit

Het beginsel van subsidiariteit houdt in dat de EU alleen optreedt als dat noodzakelijk is en dat beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen. Aangezien de Europese wetgever juridische dienstverlening uitsluit van de werkingssfeer van de aanbestedingsrichtlijn kunnen nationale overheden zelf bepalen of zij de aanbestedingsregels wel of niet willen toepassen op dergelijke diensten. Volgens het EU-Hof zijn deze uitsluitende bepalingen dus niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.

Vrijheid van vestiging en dienstverlening

In het Europese werkingsverdrag (VWEU) worden beperkingen op vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening binnen de EU verboden. Een lidstaat mag dus in principe geen maatregelen nemen die marktdeelnemers uit andere lidstaten verhindert diensten aan te bieden in die lidstaat of zich daar met dat doel te vestigen. De aanbestedingspraktijk is op Europees niveau gereguleerd om marktdeelnemers de mogelijkheid te geven zich in te schrijven op aanbestedingen in een andere lidstaat. Het doel van de richtlijn is dus juist om de vrijheid van vestiging en dienstverlening te garanderen. Dit betekent volgens het EU-Hof echter niet dat er aan deze vrijheden afbreuk wordt gedaan door lidstaten niet te verplichten om bepaalde diensten aan de aanbestedingsregels te onderwerpen.

Gelijke behandeling

Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat vergelijkbare situaties niet verschillend worden behandeld, maar ook dat verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is. De vraag is dus of juridische diensten gelijk moeten worden behandeld met andere diensten die wel onder de aanbestedingsrichtlijn vallen.
Volgens het EU-Hof is een gelijke behandeling niet vereist, omdat juridische diensten in het geval van de aanbestedingsregels op basis van objectieve kenmerken niet vergelijkbaar zijn met andere soorten dienstverlening. Zo is het bijvoorbeeld bij arbitrage- en bemiddelingsdiensten van belang dat alle partijen in het geschil het eens zijn met de keuze van een dienstverlener. Een gemeente kan in een conflict dus niet door middel van een aanbesteding een bepaalde bemiddelende dienstverlener aan de andere partij opdringen.

Aanbestedingswet

Het EU-Hof komt dus tot de conclusie dat de bepalingen in artikel 10 van de aanbestedingsrichtlijn, die juridische diensten uitsluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn, verenigbaar zijn met de beginselen van subsidiariteit, vrijheid van vestiging en dienstverlening en gelijke behandeling. Hoewel het Grondwettelijk Hof van België zelf een oordeel moet uitspreken in deze zaak moet het daarbij wel de uitspraak van het EU-Hof volgen.
Het EU-Hof heeft in dit arrest de geldigheid van artikel 10 van de aanbestedingsrichtlijn duidelijk bevestigd. In Nederland is dit artikel omgezet in artikel 2.24 aanhef en sub d en h Aanbestedingswet 2012. Ook Nederlandse aanbestedende diensten zijn dus niet verplicht de inhuur van juridische dienstverlening, zoals beschreven in deze bepalingen, aan te besteden volgens de Aanbestedingswet.

Bron

HvJ EU 6 juni 2019, ECLI:EU:C:2019:472 (P.M. e.a.)

Meer informatie

Aanbestedingen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbestedingsrichtlijnen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Aanbestedingswet, Kenniscentrum Europa Decentraal
Dienstenrichtlijn, Kenniscentrum Europa Decentraal
Praktijkvraag: subsidiariteit en evenredigheid, Kenniscentrum Europa Decentraal
EU-Hof: Geen openbare aanbesteding van juridische diensten, ECER

]]>