Onderwerpen – Europa decentraal https://europadecentraal.nl Europees recht in duidelijke taal! Thu, 04 Jul 2024 07:43:50 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.5.5 https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2022/05/cropped-Logo-KED-tp-32x32.png Onderwerpen – Europa decentraal https://europadecentraal.nl 32 32 Natuur en Biodiversiteit https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/natuur-biodiversiteit/ Thu, 21 Oct 2021 13:57:06 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=71261 De EU heeft regels opgesteld om de kwaliteit van natuur in Europa te behouden en te verbeteren door gebieden, planten en dieren te beschermen en verlies aan biodiversiteit te voorkomen. Het gaat bijvoorbeeld om de Vogel- en Habitatrichtlijn of het tegengaan van invasieve uitheemse soorten. Ook bestaat er Europees beleid op het gebied van bodem, bossen en landgebruik dat van belang is voor decentrale overheden.

Europees natuurbeleid  

Het Europese natuurbeleid richt zich met name op het beschermen en het herstellen van biodiversiteit en ecosystemen. Bodem, bossen en landgebruik worden daarbij steeds belangrijkere onderdelen. Daarnaast is natuur een centraal onderdeel in de Europese beleidsvorming. Andere beleidsterreinen en sectoren zoals energie, vervoer en landbouw moeten bijvoorbeeld rekening houden met de effecten ervan op flora en fauna. 

Green Deal: toekomstig natuurbeleid 

De Green Deal vormt de leidraad in het toekomstige Europese natuurbeleid. De verschillende strategieën van de Green Deal stellen doelstellingen en maatregelen voor om de natuur verdergaand te beschermen en herstellen.

Op deze pagina komt eerst Europese regelgeving voor biodiversiteit en natuurbehoud aan de orde. Daarna gaan we in op bescherming van specifieke gebieden: bodem, bossen en landgebruik.   

Bescherming biodiversiteit: biodiversiteitswetgeving 

De kern van het Europees natuurbeleid is de instandhouding van biologische biodiversiteit en de bescherming van kwetsbare Europese natuur. Dit gebeurt met name via het Natura 2000-netwerk. Daarnaast heeft de EU wetgeving voor invasieve uitheemse soorten en wilde en exotische diersoorten. 

Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijnen  

De Vogel- en Habitatrichtlijnen (Richtlijnen 2009/147 & 92/43) regelen de bescherming van kwetsbare gebieden, dieren en plantensoorten. Op basis van deze twee Richtlijnen zijn speciale beschermingszones aangewezen die bijdragen aan het behoud van bepaalde diersoorten en habitats. Deze gebieden vormen samen het Europese Natura 2000-netwerk.

De Vogel- en Habitatrichtlijnen stellen verder vast welke vogel- en diersoorten beschermd moeten worden. Ook dienen de lidstaten verschillende acties te verbieden, zoals: het opzettelijk doden van bepaalde dier- en vogelsoorten, het opzettelijk vernielen van nesten en het verkopen van wilde diersoorten.

Daarnaast publiceerde de Europese Commissie richtsnoeren om de toepassing van de Habitatrichtlijn te verduidelijken wat betreft de bescherming van diersoorten en hun leefomgeving.

Invasieve uitheemse soorten 

Invasieve uitheemse soorten kunnen de inspanning om de natuur te beschermen en herstellen ondermijnen. Invasieve uitheemse soorten of exoten zijn dieren of planten die van oorsprong niet voorkomen in het gebied waar ze zijn aangetroffen. Ze kunnen dan schadelijk zijn voor (kwetsbare) inheemse dieren en planten. Voorbeelden van invasieve uitheemse soorten zijn de muskusrat, de Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw. De EU heeft wetgeving voor de bestrijding van invasieve uitheemse soorten opgesteld (Verordening 1143/2014). Meer informatie hierover vindt u op onze pagina invasieve uitheemse soorten

Verder heeft de EU wetgeving voor de bescherming van wilde dieren en planten. De Richtlijn dierentuinen (Richtlijn 1999/22) draagt bij aan de bescherming van wilde diersoorten buiten hun natuurlijke habitat. De CITES-verordening (Verordening 338/97) beschermt wilde dieren en planten door controle op het handelsverkeer.  

Aanpak biodiversiteitsverlies: Biodiversiteitsstrategie 2030 

In 2020 publiceerde de Europese Commissie de Biodiversiteitsstrategie voor 2030. Hierin stelt de Commissie dat de huidige bescherming van gebieden onvolledig is geweest. De handhaving en uitvoering van Europese natuurwetgeving was tevens ontoereikend. De strategie bevat daarom een langetermijnplan om de natuur te beschermen en te herstellen. Zo moet het netwerk van beschermde gebieden worden uitgebreid en verbeterd. Daarnaast moeten Europese steden vergroenen, bijvoorbeeld door het plaatsen van bomen en het creëren van groene daken.   

Als onderdeel van de Biodiversiteitsstrategie stelde de Europese Commissie in 2022 de Natuurherstelwet voor. Het doel van de wet is om de natuur en de ecosystemen in de EU-lidstaten weer gezond te maken. Zo bevat de wet een streefcijfer: in 2030 moet minstens 20% van het land en de zee in de EU hersteld zijn. De wet is in juni 2024 aangenomen.

Biodiversiteit en landbouw: biologische landbouw, pesticiden en bestuivende insecten 

Bepaalde landbouwpraktijken zijn een belangrijke reden voor de achteruitgang van de biodiversiteit. Zo daalt het aantal bestuivende insecten zoals bijen en vlinders. Betere landbouwpraktijken kunnen helpen bij de aanpak van biodiversiteitsverlies. De Europese Commissie moedigt daarom biologische en organische landbouw aan. Meer informatie hierover vindt u op onze pagina over landbouw. Daarnaast moet het Europese beleid de afhankelijkheid van pesticiden verkleinen en het gebruik van alternatieve gewasbeschermingsmiddelen bevorderen. Meer informatie hierover leest u op onze pagina pesticiden.  

Om de daling van het aantal wilde bestuivende insecten aan te pakken heeft de Europese Commissie in 2018 het EU initiatief inzake bestuivers gepubliceerd. Dit initiatief bestaat uit verschillende maatregelen zoals het monitoren van bestuivende soorten in de hele EU. Het initiatief moedigt ook het ontwikkelen van strategieën voor bestuivers op regionale niveaus aan. In 2021 bracht de Europese Commissie een voortgangsrapport uit. 

Naar aanleiding van het voortgangsrapport is in 2023 een herziening van het initiatief inzake bestuivers voorgesteld om te zorgen dat bestuivers beter worden beschermd. De herziening betreft acties die de Europese Unie en lidstaten kunnen nemen om de afname van bestuivers tegen te gaan. Zo heeft de herziening het over het inzetten van een strategisch gepland netwerk van habitatstroken om de habitats van bestuivers te beschermen.

Bodem

De bodem is een complex ecosysteem. Het wordt ook beschouwd als een niet-hernieuwbare hulpbron. Bodemdegradatie zoals verdichting, verzilting en erosie heeft gevolgen voor de bodemkwaliteit. Landbeheerpraktijken (bijvoorbeeld ontbossing, overbegrazing, verontreiniging en bodemafdekking) zijn belangrijke oorzaken van bodemdegradatie. 

Green Deal: bodemstrategie 

Het doel van de Europese Commissie is dat 75% van de bodem tegen 2030 gezond is.

In 2050 moet bodemverontreiniging tot nul worden teruggebracht. Om dit doel te bereiken, is er de bodemstrategie. Met de strategie wil de Commissie de groeiende bedreiging van landdegradatie aanpakken en de inspanningen voor het saneren van verontreinigde grond verhogen.  

Als onderdeel van de bodemstrategie, heeft de Europese Commissie in 2023 een voorstel aangenomen voor de Richtlijn inzake bodemmonitoring en veerkracht. De Richtlijn verplicht lidstaten bijvoorbeeld om alle bodems op hun grondgebied te controleren en vervolgens te beoordelen, zodat de verantwoordelijke partijen maatregelen kunnen nemen voor de verbetering van de bodemgezondheid. Tijdens een eerste lezing heeft het Europees Parlement de Richtlijn aangenomen. Na de Europese verkiezingen in juni behandelt het nieuwe Parlement het voorstel nogmaals. Daarnaast moet de Raad van de Europese Unie het voorstel nog aannemen. Als zowel het Parlement als de Raad akkoord gaan met de Richtlijn, dan kan deze verschijnen in het Publicatieblad van de EU en daarna inwerking treden.

Verdere wet- en regelgeving: bodem

Verschillende andere richtlijnen en verordeningen dragen ook bij aan de bescherming van de bodem. De regels richten zich met name op de sectoren die de bodem het meest belasten: industrie en landbouw.

De Richtlijn industriële emissies (RIE) moet bijvoorbeeld bodemverontreiniging voorkomen en verminderen door middel van best beschikbare technieken. Verschillende landbouwpraktijken en -methoden kunnen de bodemkwaliteit bevorderen, zoals blijvend grasland en gewasdiversificatie. Deze worden via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid aangemoedigd. Daarnaast heeft waterbeleid ook betrekking op de bodem, aangezien vervuilende stoffen via het grond- en oppervlaktewater in de bodem terecht kunnen komen. 

Bodemsanering is het proces om de bodem te herstellen van bodemverontreiniging. Het principe “de vervuiler betaalt” is van belang voor de kosten van sanering. Wilt u meer weten over dit principe? Lees dan onze praktijkvraag:

Bossen

Bossen en beboste gebieden zijn belangrijke natuurgebieden voor de biodiversiteit en voor het bestrijden van klimaatverandering. De vraag naar land, houtproducten en energie zetten deze gebieden onder druk.

Green Deal: bossenstrategie

De EU-bossenstrategie bevat maatregelen voor de bescherming en het herstel van bossen. Het belang van duurzame (her)bebossing en duurzaam bosbeheer staat centraal: het doel is om in 2030 minstens 3 miljard extra bomen in de EU te planten.

De strategie stelt maatregelen voor ter bevordering van innovatie en promotie van producten en materialen die een alternatief zijn voor producten uit fossiele materialen. De strategie wil daarnaast andere economische activiteiten dan houtproductie bevorderen, bijvoorbeeld ecotoerisme.  

Fit for 55: Landgebruik, landgebruiksverandering en bosbouw

Landgebruik en landgebruiksverandering worden samen met de bosbouw ook wel de LULUCF sector genoemd (LULUCF: Land Use, Land Use Change and Forestry). De rol van LULUCF categorieën wordt steeds belangrijker in het bestrijden van klimaatverandering. Om die reden heeft er als onderdeel van het ‘Fit for 55’-pakket een herziening van de LULUCF-Verordening plaatsgevonden.

Deze LULUCF-Verordening betreft twee zaken: de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van land- en bosbeheer; en verwijderingen van broeikasgassen: het proces waarbij koolstofdioxide uit de lucht wordt opgevangen en wordt opgeslagen in biomassa. Volgens de Verordening mag de uitstoot van broeikasgassen het aantal koolstofverwijderingen niet overstijgen tot en met 2025. In de periode 2026-2030 geldt er ook een bindend nationaal streefcijfer voor het aantal koolstofverwijderingen dat elke lidstaat moet realiseren.  Meer informatie over dit onderwerp vindt u op onze pagina CO2-reductie en emissiehandelssysteem. 

Verdere wet- en regelgeving: bossen

De bescherming van de kwantiteit en kwaliteit van bossen is ook opgenomen in andere Europese wet- en regelgeving. Zo zijn in bijlage I van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43) de bossen opgenomen die onder Natura 2000 beschermd moeten worden. In Nederland vallen acht typen bos onder bescherming van Natura 2000. Daarvoor moet een beheerplan worden opgesteld.  

De richtlijn hernieuwbare energie (RED III; Richtlijn 2023/2413) bevat duurzaamheidscriteria voor bosbiomassa. Bio-energie mag niet geproduceerd worden uit grondstoffen van land met een hoge biodiversiteitswaarde. Ook stelt het aanvullende eisen voor bosbiomassa. Zo moeten gebieden waar bomen gekapt worden ten behoeve van biomassa worden herbebost.  

Ook is er regelgeving op het gebied van hout en houtproducten zoals bijvoorbeeld de houtverordening (Verordening 995/2010). Sinds 2010 mogen gemeenten, waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat alleen nog maar duurzaam hout inkopen voor overheidsopdrachten.

Landgebruik

In Europa wordt land intensief gebruikt, bijvoorbeeld voor landbouw, woningbouw en infrastructuur. De manier waarop land wordt gebruikt heeft echter gevolgen voor het klimaat, milieu en natuur. Intensieve landbouw, verstedelijking en versnippering van het platteland zijn oorzaken van de achteruitgang van de biodiversiteit. Daarnaast zijn er zorgen over de directe en indirecte gevolgen van de verandering van landgebruik. De productie van biomassa voor bio-energie kan bijvoorbeeld leiden tot indirecte broeikasgasemissies door verandering in landgebruik. Ook kan de biomassaproductie de voedselproductie en de biodiversiteit verder onder druk zetten. 

Wet- en regelgeving: landgebruik

Naast de eerder benoemde LULUCF-Verordening die ook van toepassing is op landgebruik en landgebruiksverandering, moedigt de EU duurzaam landgebruik aan. In de hernieuwbare energierichtlijn (RED III; Richtlijn  2023/2413) zijn duurzaamheidscriteria opgenomen die de gevolgen van verandering in landgebruik moeten beperken. Ook zijn er eisen voor biomassa afkomstig uit bossen. Deze richtlijn wordt aangevuld door gedelegeerde Verordening 2019/807. Hierin zijn de criteria voor de certificering van biobrandstoffen vastgesteld in de gevolgen van verandering in landgebruik .  

Kavelruil is een landinrichtingsinstrument waarmee de inrichting van de natuur en het landgebruik kunnen worden verbeterd. Het kan bijvoorbeeld versnippering tegengaan. Kavelruilprojecten kunnen in aanmerking komen voor POP3+ subsidies. Hierop kunnen staatssteunregels van toepassing zijn. Meer informatie hierover vindt u in deze praktijkvraag:

Nationaal natuurbeleid 

De Omgevingswet beschermt planten en diersoorten. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het omzetten van Europees beleid naar nationaal beleid. Provincies werken de kaders vervolgens uit in provinciale strategieën. In het programma Natuur (2020) werken het rijk en de provincies gezamenlijk aan het versterken en verbeteren van de natuur en biodiversiteit. Het programma Natuur vormt een aanvulling op het Natuurpact (2013) dat tot 2027 loopt.   

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de basis van het natuurbeleid in Nederland. NNN is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Eerder stond het ook wel bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk bestaat onder andere uit nationale parken en Natura 2000-gebieden. Het rijk en provincies zijn verantwoordelijk voor deze gebieden. Het NNN moet aansluiten op natuurgebieden in andere Europese landen. Samen moeten deze gebieden uiteindelijk een pan-Europees Ecologisch Netwerk vormen. 

Om de Nederlandse bossen te behouden, is de bossenstrategie vastgesteld door het Rijk en de provincies. De strategie geeft bijvoorbeeld aandacht aan het revitaliseren van bestaande bossen en het aanplanten van nieuw bos. De strategie ambieert om tegen 2030 10% meer bos in Nederland te hebben gerealiseerd.

Decentrale relevantie 

Het natuurbeleid in Nederland is gedecentraliseerd. Provincies zijn op grond van de Omgevingswet verantwoordelijk voor het natuurbeleid binnen hun provinciegrenzen. Provincies en gemeenten geven bijvoorbeeld vergunningen en ontheffingen af voor activiteiten in natuurgebieden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de controle van aanvragen van omgevingsvergunningen, indien noodzakelijk het vragen van aanvullend natuuronderzoek en het verzorgen van toezicht en handhaving. Waterschappen, provincies en gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor de uitvoering van natuurbeleid. Daarnaast zijn zowel provincies als gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor de zorg voor bodemgezondheid.

Natuurbeheer en staatssteun

Natuurbeheer kan in aanraking komen met staatssteunregels. De Europese Commissie heeft namelijk in meerdere zaken geconcludeerd dat natuurbescherming gepaard kan gaan met activiteiten die economisch van aard zijn. Wilt u graag meer hierover weten? Bezoek dan onze pagina staatssteun en natuur of lees één van onze onderstaande praktijkvragen over dit thema:

]]>
Interviewspecial digitalisering https://europadecentraal.nl/onderwerp/digitale-overheid/digi-diensten/interviewspecial-digitalisering/ Sun, 30 Jun 2024 14:07:39 +0000 https://europadecentraal.nl/?p=101389&post_type=onderwerp&preview_id=101389 Blockchain, big data en de opkomst van artificiële intelligentie laten zien dat digitale technologie volop in ontwikkeling is. Dit kan overheden helpen bij het uitvoeren van hun taken maar het creëert ook bepaalde  afhankelijkheden. Kenniscentrum Europa Decentraal ging in gesprek met mensen die beroepsmatig bezig zijn met digitalisering en vroeg hen naar het gebruik van nieuwe technologie in de publieke sector, de impact van digitalisering op dienstverlening en de uitwerking van Europese regelgeving op dit vlak.

]]>
Klimaatadaptatie https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/klimaat/klimaatadaptatie/ Mon, 20 Apr 2020 12:30:22 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=61788 De gevolgen van klimaatverandering worden in Europa steeds merkbaarder. Ondanks de inspanning voor het verminderen van de CO2-uitstoot houdt de Europese Unie rekening met onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering. Vroegtijdige aanpassingen aan de klimaatverandering (ook wel klimaatadaptatie genoemd) moet Europa veerkrachtiger maken en de maatschappelijke, sociale, economische, ecologische kosten van klimaatverandering beperken.  

De EU moet in 2050 volledig in staat zijn zich aan te passen aan de effecten van de klimaatverandering. Om dit te bereiken is, in het kader van de Europese Green Deal, in 2021 een nieuwe klimaatadaptatiestrategie ontwikkeld. Deze strategie moet ervoor zorgen dat de EU maatschappelijk en economisch weerbaar is tegen de gevolgen van klimaatverandering. Denk hierbij aan teruglopende oogstopbrengst door toenemende droogte of oversterfte door extreme hitte. De adaptatiestrategie streeft naar een slimmere, snellere en systematischere klimaatadaptatie en meer internationale aandacht voor het aanpassingsvermogen van landen en regio’s.

Daarnaast hebben verschillende andere onderdelen van de Green Deal raakvlakken met klimaatadaptatie, zoals initiatieven op het gebied van biodiversiteit, circulaire economie of luchtvervuiling. Ten slotte heeft de Europese Unie een Missie voor klimaatadaptatie opgezet. Europese regio’s en steden kunnen aan dit initiatief deelnemen om best practices te delen en beter gebruik te maken van financiële en beleidsondersteuning.

Europees klimaatadaptatiebeleid

Europese Klimaatwet: Rapportageverplichtingen klimaatadaptatie

Centraal onderdeel van de Green Deal is de Klimaatwet (Verordening 2021/1119). De klimaatwet stelt dat lidstaten nationale strategieën en plannen voor aanpassing aan de klimaatverandering moeten vaststellen en uitvoeren. Deze informatie moet om de twee jaar met de Commissie worden gedeeld, als onderdeel van de Energie-Unie voortgangsverslagen (Verordening 2018/1999). Deze verordening verplicht lidstaten ook om klimaatadaptatiedoelstellingen mee te nemen in de nationale energie- en klimaatplannen (INEK). Lidstaten moeten elke vijf jaar een INEK opstellen. Meer over hoe Europa het nationale klimaatbeleid bewaakt leest u op onze onderwerppagina klimaat.

Europese Klimaatadaptatiestrategie

Het Europese klimaatadaptatiebeleid wordt ondersteund door de Europese klimaatadaptatiestrategie. De strategie stelt geen specifieke nieuwe regelgeving voor, maar biedt een kader voor de integratie van klimaatadaptatie in Europees en nationaal beleid. In de klimaatadaptatiestrategie uit 2021 ligt de nadruk op het integreren van klimaatadaptatie in de verschillende beleidsterreinen van Europese wetgeving en het uitbreiden van de kennis over adaptatie. Twee speerpunten zijn de integratie van het aanpassingsproces in het macro-economisch en fiscaal beleid en het stimuleren van natuur gebaseerde oplossingen (Nature Based Solutions; NBS).  

Kennisuitwisseling klimaataanpassing

Lidstaten, regio’s en steden kunnen van elkaars klimaataanpassingen leren. De Commissie faciliteert daarom de ontwikkeling van kennis en de uitwisseling van praktijkervaringen. Het ‘climate ADAPT’-webportaal bevat informatie over aanpassingsmaatregelen op alle administratieve niveaus, een toolkit voor adaptatieplanning en casestudies. De ‘Urban Adaptation Support Tool’ helpt lokale autoriteiten bij het ontwikkelen, implementeren en monitoren van klimaatadaptatiestrategieën.

Klimaatadaptatie in EU wet- en -regelgeving

Verder is klimaatadaptatie ook direct en indirect meegenomen in verschillende richtlijnen. In bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water (2000/60) is klimaatverandering niet expliciet opgenomen in de tekst, maar vanwege de cyclische aanpak van het stroomgebiedbeheerproces is deze richtlijn toch in staat om klimaatverandering aan te pakken. 

Stroomgebiedbeheerplanning

Onder de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn lidstaten verplicht om elke zes jaar stroomgebiedbeheerplannen op te stellen. Om stroomgebiedbeheerders te ondersteunen bij het implementeren van de KRW heeft de Europese Commissie verschillende richtsnoeren en technische documenten opgesteld. Deze richtsnoeren hebben geen wettelijk karakter maar geven een leidraad voor de toepassing van de richtlijn.

Zo wordt er in cyclus van de KRW van lidstaten verwacht dat ze aantonen:

  • hoe prognoses over klimaatveranderingen zijn opgenomen in de beoordeling van knelpunten en effecten;
  • hoe monitoringsprogramma’s zijn afgestemd op het detecteren van de gevolgen van klimaatverandering;
  • dat de gekozen maatregelen veerkrachtig en robuust zijn voor toekomstige verwachte klimaatomstandigheden.

ROR-richtlijn 

Naast de KRW biedt de Richtlijn Overstromingsrisico’s (Richtlijn 2007/60/EG, ROR-Richtlijn) een kader voor klimaatadaptatie op het gebied van water. Deze richtlijn stelt een wettelijk kader vast voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s in lidstaten. In deze richtlijn is klimaatverandering expliciet opgenomen en lidstaten dienen rekening te houden met de waarschijnlijke effecten hiervan bij het uitvoeren van de richtlijn. Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina overstromingsrisico’s.  

Milieueffectrapportage: MER-richtlijn en klimaatadaptatie

In de MER-richtlijn (2014/52/EU, oorspronkelijk 2011/92/EU) zijn klimaatverandering en klimaatadaptie opgenomen in de milieueffectrapportage-procedure. De effecten van projecten op het klimaat en hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering moeten in kaart worden gebracht. Zo moeten projecten waar een risico bestaat voor rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering, worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling. Daarnaast moet een beschrijving van de waarschijnlijke effecten van het project op het klimaat (bijvoorbeeld de omvang van (broeikasgas-)emissies) en de kwetsbaarheid van het project voor klimaatverandering worden aangeleverd. Ook moet de orde van grootte, de complexiteit, de waarschijnlijkheid, de duur, frequentie en de omkeerbaarheid van de effecten van het project in overweging worden genomen. 

Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina milieueffectrapportage.

De Habitatrichtlijn en klimaatadaptatie

Ook voor de Habitatrichtlijn is een richtsnoer opgesteld om het beheer van Natura 2000-gebieden aan te passen aan de effecten van klimaatverandering. Het doel van de richtlijn is om de kwetsbaarheid van Natura 2000-gebieden en habitats te verminderen en de veerkracht te vergroten. De richtlijn geeft daarnaast inzicht hoe het Natura 2000-beheer zelf kan bijdragen aan klimaatmitigatie en adaptie. Het document biedt een besluitvormingskader en mogelijke maatregelen die Natura 2000-beheerders kunnen gebruiken. Zo gaat het document in op het verminderen van bestaande druk en knelpunten door het ontwikkelen van bijvoorbeeld bufferzones, het managen van de gevolgen van extreme evenementen zoals storm en brand, en het verhogen van de interconnectiviteit door het ontwikkelen van ecologische verbindingszones.

Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina Natura 2000.

Nationaal beleid

Het Nederlandse klimaatadaptatiebeleid is vastgelegd in de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De NAS biedt perspectief aan alle programma’s in Nederland waarin partijen aan klimaatadaptatie werken en faciliteert deze werkzaamheden. Het Deltaplan gaat specifiek in op de gevolgen voor het watermanagement. 

Stand van Zaken

De NAS is in 2022 door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geëvalueerd, waaruit de conclusie volgde dat de uitvoering van de NAS moet worden versneld. Om dit doel te bereiken is in 2023 het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie (NUPKA) verschenen. Dit programma geeft inzicht in de huidige situatie van Nederland wat betreft klimaatadaptatie en wat er nog moet gebeuren, om de procedure te versnellen. De NAS wordt in 2026 hernieuwd en volledig geëvalueerd.

Decentrale relevantie

De EU-klimaatadaptatiestrategie heeft impact op decentrale overheden. Veel acties uit de nationale adaptatiestrategieën worden op decentraal niveau uitgevoerd. Klimaatadaptatie heeft bijvoorbeeld gevolgen voor waterbeheer, ruimtelijke ordening en infrastructuur. De waterschappen spelen een belangrijke rol als regionaal waterbeheerders en zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de waterkeringen en watersystemen. Gemeenten en provincies zijn van belang vanuit hun taken ten aanzien van ruimtelijke ordening en milieubeheer.

De EU-strategie moedigt decentrale overheden aan om eigen klimaatadaptatiestrategieën op te stellen. In 2017 evalueerde de Commissie de klimaatadaptatiestrategieën van de lidstaten. In Nederland werd hierbij ook naar de adaptatiestrategieën en actieplannen op decentraal niveau gekeken. Hieruit bleek dat de meeste provincies een klimaatadaptatieactieprogramma en enkele steden adaptatiestrategieën hadden ontwikkeld.  

De Commissie wil de richtsnoeren over nationale adaptatiestrategieën in samenwerking met de lidstaten verbeteren zodat alle bestuursniveaus worden betrokken bij regelgeving over klimaatverandering. Ook stelt de EU financiële steun beschikbaar vanuit Europese fondsen, bijvoorbeeld LIFE, Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) of Horizon Europe. Voor meer informatie over Europese fondsen, zie onze EU-fondsenwijzer. Het Convenant van Burgemeesters biedt lokale en regionale overheden informatie en tools om te helpen bij de stap van klimaatadaptatieplanning naar actie. 

]]>
De-minimis­verordeningen https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/vrijstellingsmogelijkheden/de-minimis/ Wed, 02 Jan 2013 14:47:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=2170 Wilt u als decentrale overheid een relatief laag steunbedrag verlenen aan een onderneming? Afhankelijk van de hoogte van het steunbedrag en de betrokken sector, kunnen decentrale overheden steun verlenen op basis van een van de drie de-minimisverordeningen. Zo kan een agrariër een subsidie van maximaal €20.000,- ontvangen als de-minimissteun voor kosten, die betrekking hebben op de productie van zijn landbouwproducten. Ook kan een museum een subsidiebedrag onder de €300.000,- als de-minimissteun ontvangen voor bijvoorbeeld de exploitatie van een museum.

De verschillende de-minimisverordeningen worden hieronder opgesomd en kort toegelicht. Na de opsomming wordt een aantal voorwaarden uit de verschillende verordeningen toegelicht. Ook wordt de samenloop van steunverlening met de Wet Markt & Overheid uitgelegd.

Wat is een de-minimisverordening? 

Steun die verstrekt wordt op basis van een de-minimisverordening, heeft volgens de Europese Commissie maar beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. De-minimissteun voldoet daardoor niet aan het vijfde staatssteuncriterium, dat er sprake moet zijn van een grensoverschrijdend effect. Hierdoor wordt niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) voldaan. De-minimissteun vormt daarom geen staatssteun en is dan ook vrijgesteld van de aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. Als de steunmaatregel van een decentrale overheid aan alle voorwaarden van een de-minimisverordening voldoet, is de steun dus toegestaan en kan die gewoon worden verstrekt.

Welke de-minimisverordeningen zijn er?

Een decentrale overheid kan gebruik maken van een van de vier de-minimisverordeningen. Het betreffen een reguliere de-minimisverordening en drie de-minimisverordeningen die van toepassing zijn op steunverleningen voor specifieke doeleinden sectoren; in de landbouw- of visserijsector en steun voor compensatie van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB).

1. De reguliere de-minimisverordening

Op grond van de reguliere de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2831) kunnen  overheden, dus ook decentrale overheden, over een periode van drie jaar tot maximaal €300.000,- aan steun verlenen aan een onderneming. De reguliere de-minimisverordening is in principe van toepassing op steun aan ondernemingen in alle sectoren, maar er gelden enkele specifieke regels voor bepaalde sectoren. Bijvoorbeeld voor de transportsector.

2. De de-minimisverordening voor de landbouwsector

Op basis van de de-minimisverordening voor de landbouwsector (Verordening (EU) nr. 1408/2013) kan een maximaal steunbedrag van € 20.000,- over drie jaar als de-minimisssteun worden gegeven aan primaire producenten van landbouwproducten. In Bijlage I bij het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VwEU) staat welke producten als landbouwproducten moeten worden aangemerkt. De productie van landbouwproducten valt onder de landbouw de-minimisverordening. De verwerking en afzet van landbouwproducten valt deels onder de reguliere de-minimisverordening. Het totaalbedrag van de-minimissteun in Nederland over drie jaar aan de landbouwproductiesector mag niet hoger zijn dan het bedrag genoemd in Bijlage I van de landbouw de-minimisverordening.

Het is mogelijk om het de-minimisplafond op nationaal niveau op te rekken naar maximaal € 25.000,-. Voorwaarde voor dit plafond is onder andere dat de lidstaat een centraal de-minimisregister invoert, zodat de verleende steun kan worden bijgehouden. Nederland beschikt op dit moment nog niet over een dergelijk register, dus het de-minimisplafond voor landbouw de-minimissteun is in Nederland nog steeds € 20.000,-.

Voor meer informatie over staatssteun aan de landbouwsector verwijzen wij u graag naar deze pagina.

3. De de-minimisverordening voor de visserijsector

Op basis van de de-minimisverordening voor de visserijsector (Verordening (EU) nr. 717/2014) kan over een periode van drie jaar tot € 30.000,- aan de-minimissteun aan één onderneming in de visserij- en aquacultuursector worden verleend. Het totaalbedrag van de-minimissteun in Nederland over drie jaar aan de visserij- en aquacultuursector mag niet hoger zijn dan het bedrag genoemd in de bijlage bij de visserij de-minimisverordening. Een specifieke eis die de Verordening stelt is dat de lidstaten op basis van de visserij de-minimisverordening geen de-minimissteun mogen verlenen voor de aanschaf of bouw van nieuwe vissersschepen. Lidstaten moeten verder zelf alle relevante gegevens vastleggen om aan te tonen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. In de praktijk houdt dit in dat het overheidsorgaan dat de steun verleent, de plicht heeft om goed te documenteren of aan de voorwaarden voor steunverlening is voldaan.

Voor meer informatie over staatssteun aan de visserij- en aquacultuursector verwijzen wij u graag naar deze pagina.

4. De de-minimisverordening voor diensten van algemeen economisch belang

Een decentrale overheid kan ook de-minimissteun verlenen voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (hierna: DAEB). DAEB zijn diensten in het algemeen belang, die zonder compensatie door de overheid niet of niet onder economisch aanvaardbare voorwaarden zouden worden verricht door een onderneming. Een onderneming moet op grond van een geldig juridisch instrument belast worden met een DAEB, voordat deze compensatie mag ontvangen. Een voorbeeld van een DAEB is een onrendabele openbaarvervoersdienst. Op basis van de DAEB de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2832) kunnen ondernemingen die een DAEB verrichten over een periode van drie jaar tot maximaal € 750.000,- aan de-minimissteun ontvangen.

Voor meer informatie over staatssteun voor het verrichten van een DAEB verwijzen wij u graag naar deze pagina.

Welke voorwaarden stellen de de-minimisverordeningen aan het verlenen van steun?

De de-minimisverordeningen hebben een aantal belangrijke voorwaarden om steun te verlenen, die hieronder worden toegelicht. Zo is het belangrijk dat een decentrale overheid een de-minimisverklaring opvraagt bij de begunstigde onderneming, voordat de steun wordt verleend. Ook bevatten de de-minimisverordeningen regels voor het verstrekken van een lening of garantie als de-minimissteun.

1. Uitgezonderde sectoren

In artikel 1 van iedere de-minimisverordening staat welke sectoren zijn uitgezonderd. De volgende sectoren zijn in ieder geval (bijna) in zijn geheel uitgezonderd van enige vorm van de-minimissteun:

  • De verwerking en afzet van landbouwproducten in de volgende gevallen:
    • wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten;
    • wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten wordt doorgegeven (alleen niet uitgezonderd door de landbouw de-minimisverordening);
  • steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, namelijk steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of steun voor andere lopende uitgaven in verband met activiteiten op het gebied van uitvoer;
  • steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

2. Zelfstandige onderneming

In de reguliere, de landbouw en de visserij de-minimisverordeningen wordt het begrip onderneming verduidelijkt. In artikel 2 lid 2 van deze Verordeningen wordt namelijk uiteengezet wanneer er sprake is van één zelfstandige onderneming. Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van een de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming moeten worden gezien en zij dus maar eenmaal mogen worden gesteund met bedragen van maximaal het relevante drempelbedrag. Voor decentrale overheden is het van belang te weten wanneer een onderneming zelfstandig is of niet. Het de-minimisplafond geldt immers per zelfstandige onderneming.

3. Verplichte verwijzing naar de juiste Verordening

Als een decentrale overheid steun wil verlenen op basis van een van de bovenstaande de-minimisverordeningen, dan moet de begunstigde daar schriftelijk van op de hoogte worden gesteld. De begunstigde van de steunmaatregel dient op de hoogte te worden gesteld van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als bruto subsidie equivalent, en van het feit dat het om de-minimisssteun gaat. Daarbij is het van belang dat er in de steunmaatregel expliciet wordt verwezen naar de juiste de-minimisverordening en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit staat in artikel 6 lid 1 van de reguliere, landbouw en visserij de-minimisverordening en in artikel 3 lid 1 van de DAEB de-minimisverordening. De juiste verwijzing naar de reguliere de-minimisverordening is bijvoorbeeld: Verordening betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 1407/2013 PbEU 2013 L 352).

4. De-minimisverklaring: cumulatie de-minimissteun

Bij de toepassing van een de-minimisverordening dienen decentrale overheden ook rekening te houden met de regels betreffende cumulatie. Voor reguliere de-minimissteun geldt bijvoorbeeld dat over een periode van drie jaar tot € 300.000,- aan steun mag worden verleend. Als dit plafond is bereikt, mag aan de onderneming in het betreffende jaar geen reguliere de-minimissteun meer worden verleend. In sommige gevallen kunnen steunbedragen die zijn verstrekt op basis van verschillende de-minimisverordeningen met elkaar gecumuleerd worden. Ter illustratie verwijzen wij graag naar een praktijkvraag over de mogelijkheid om naast DAEB de-minimissteun ook nog reguliere de-minimissteun te verstrekken.

Een decentrale overheid moet daarom de beoogde begunstigde van een steunmaatregel vragen om de de-minimisverklaring in te vullen. Dit staat in artikel 6 lid 1 van de reguliere, landbouw en visserij de-minimisverordening en in artikel 3 lid 1 van de DAEB de-minimisverordening. In een de-minimisverklaring laat de onderneming zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande jaren en het lopende belastingjaar is ontvangen. Op basis van deze verklaring kan worden beoordeeld of de beoogde begunstigde nog de-minimissteun mag ontvangen. Het ministerie van EZK heeft voor de verschillende sectoren voorbeeld-verklaringen opgesteld. Zo is zijn er voorbeelden voor de AGVV, LVV, VVV en een voorbeeld dat te gebruiken is bij een DAEB de-minimis.

5. De-minimisverklaring: cumulatie met andere vormen staatssteun

Heeft een onderneming voor bepaalde activiteiten al eens staatssteun ontvangen op basis van een groepsvrijstellingsverordening (bijvoorbeeld de AGVV)? Of heeft een onderneming eerder voor bepaalde activiteiten staatssteun ontvangen die was goedgekeurd door de Europese Commissie? In dat geval mag de cumulatie van de de-minimissteun met al eerder ontvangen steun er niet toe leiden dat de hoogste toepasselijke steunintensiteit of het hoogste toepasselijke steunbedrag wordt overschreden. Het is belangrijk om te controleren of een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun al eens eerder staatssteun heeft ontvangen. Aan de hand van de hierboven al genoemde de-minimisverklaring kan worden beoordeeld of er ruimte is om eerder verleende staatssteun te cumuleren met de-minimissteun. In artikel 5 van zowel de reguliere, de DAEB, de landbouw als de visserij de-minimisverordeningen staat wanneer dergelijke de-minimissteun gecumuleerd mag worden met andere staatssteun. Hier volgt een rekenvoorbeeld:

Stel dat een onderneming staatssteun heeft ontvangen van een decentrale overheid op basis van de AGVV voor 50% van de in aanmerking komende kosten voor een milieustudie. De AGVV staat een steunintensiteit van maximaal 50% toe voor steun aan milieustudies. Dan mag deze onderneming bovenop de steun op basis van de AGVV voor dezelfde kosten geen de-minimissteun meer ontvangen. In het geval dat het zou gaan om verschillende kosten, dan kan mogelijk nog wel de-minimissteun worden verleend.

Voor meer informatie over het cumuleren van de-minimisssteun met andere vormen van staatssteun verwijzen wij u graag naar de volgende praktijkvraag.

6. Leningen en garanties

Onder de vier de-minimisverordeningen kan steun vallen die de vorm heeft van leningen en garanties. Ook leningen boven het toepasselijke de-minimisplafond en met een looptijd langer dan drie jaar, kunnen onder voorwaarden een van de de-minimisverordeningen vallen. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in artikel 4 van deze de-minimisverordeningen. Zo kan een lening van meer dan €300.000,- in drie jaar dus worden verstrekt aan een begunstigde op basis van één van de de-minimisverordeningen. Voor alle de-minimissteun die vervat is in leningen en garanties geldt dat deze ‘transparant’ moet zijn. Dat wil zeggen dat het zogenoemde bruto-subsidie-equivalent van de lening vooraf kan worden vastgesteld zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd.

7. Ondernemingen in moeilijkheden

Decentrale overheden kunnen onder de reguliere, de landbouw en de visserij de-minimisverordeningen ook de-minimissteun verstrekken aan ondernemingen in financiële moeilijkheden, in tegenstelling tot steunverlening op basis van andere vrijstellingsverordeningen (bijvoorbeeld de AGVV). Alleen in de DAEB de-minimisverordening is bepaald dat ondernemingen in financiële moeilijkheden zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze Verordening. Dat schrijft artikel 1 van die Verordening voor. De Europese Commissie heeft wel een uitzondering gemaakt in de DAEB de-minimisverordening voor ondernemingen die tijdens de coronacrisis in moeilijkheden zijn gekomen (tussen 1-1-2020 en 30-6-2021).

8. Melding, kennisgeving en rapportage

Maatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, kwalificeren niet als staatssteun. Meldingkennisgeving en rapportage van steunverlening aan de Europese Commissie is dan ook niet vereist. Zowel de Europese Commissie als Nederland houdt geen centraal register bij van de-minimissteun. Decentrale overheden wordt geadviseerd dit zelf wel bij te houden. Zo kunnen zij, indien nodig, gemakkelijk terugvinden en aantonen aan welke ondernemingen zij al de-minimissteun hebben verleend.

Samenloop Wet Markt & Overheid

Als uw organisatie op basis van de de-minimisverordening steun verleent, kan het zijn dat er wel gekeken moet worden naar de gedragsregels van de Wet Markt & Overheid. Dat is het geval als uw organisatie naast het verlenen van de steun zelf tegelijkertijd ook een economische activiteit uitvoert in de zin van de Wet Markt en Overheid. Een voorbeeld hiervan is het verstrekken van een lening. Voor zulke activiteiten gelden specifieke regels. Voor meer informatie over de Wet Markt & Overheid verwijzen wij u graag naar de pagina gedragsregels Wet Markt & Overheid.

]]>
Digitermen https://europadecentraal.nl/onderwerp/digitale-overheid/digi-diensten/digitermen/ Mon, 17 Jun 2024 12:28:28 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=100854 Om de wet- en regelgeving rondom digitalisering toegankelijker te maken, heeft Kenniscentrum Europa Decentraal deze lijst met veel voorkomende en belangrijke termen opgesteld. Deze termen worden gedefinieerd en waar toepasselijk wordt een voorbeeld gegeven. Verder zijn ze onder­verdeeld in vier categorieën om duidelijk te maken hoe deze termen samenhangen. Waar van toepassing wordt er ook relevante wetgeving aangegeven.

Tip: Gebruik Control + F op het toetsenbord om snel door de termenlijst te zoeken.

Toegankelijkheid digitale samenleving

  • Cyber

    Cyber wordt vaak als synoniem gebruikt voor het ‘internet’ of internet-gerelateerd. Daarmee wordt veelal geduid op informatie, programma’s of data die alleen via het internet toegankelijk zijn. Als voorvoegsel (cyber-) geeft het meestal aan dat iets betrekking heeft op de digitale wereld.

    Cyber kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan ‘pesten’, waarbij cyberpesten verwijst naar het pesten van personen online.

     

    Relevante wetgeving: Digitale Dienstenwet.

  • Digitalisering

    Digitalisering is (het toenemende) gebruik van computertechnologie om informatie op te slaan en verwerken en het verloop van zowel digitale als niet-digitale processen te bevorderen.

  • Hybride

    In de context van digitalisering, verwijst hybride naar een setting die zowel fysiek als digitaal is. Vaak wordt het in combinatie met een ander woord gebruikt om dergelijke setting aan te geven.

    Een welbekend voorbeeld is een hybdride-vergadering, waarbij men tegelijkertijd spreekt met mensen in dezelfde ruimte als online.

  • Internet of Things (IoT)

    Het ‘Internet of Things’ vormt een netwerk van alledaagse apparaten dat via internet, de Cloud en/of een ander connectiemiddel in verbinding staat met het geheel van apparaten. Door deze verbindingen kunnen ‘slimme’ apparatuur gegevens met elkaar uitwisselen. Dit maakt het mogelijk om alledaagse handelingen te automatiseren.

    Bijvoorbeeld een smartwatch die automatisch 112 belt en locatie deelt als er een harde val wordt gedetecteerd en/of een lamp die aan en uit gezet kan worden via smartphone.

     

    Relevante wetgeving: Radio Equipment Directive (RED).

Privacy en data

  • Bijzondere persoonsgegevens

    (In de AVG: bijzondere categorieën van persoonsgegevens) Persoonsgegevens die extra gevoelig zijn door de mogelijk impact op de persoon die de verwerking van deze gegevens kan hebben.

    Bijvoorbeeld gegevens over iemands gezondheid of persoonsgegevens waaruit iemands ras of etnische afkomst blijkt.

     

    Relevante wetgeving: AVG.

     

  • CISO

    CISO staat voor Chief Information Security Officer, wat verwijst naar de persoon binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor informatiebeveiliging.

  • Cryptografie

    Cryptografie is communicatiebeveiliging door het systematisch vervangen van data en/of datasignalen door andere data en/of datasignalen om deze onleesbaar te maken. Hierdoor wordt de oorspronkelijke data alleen nog ‘leesbaar’ wanneer het systeem voor de omzetting bekend is.

     

  • Data

    Data verwijst, in de context van digitalisering, naar informatie, gegevenshandelingen of een bundel daarvan.

    Bijvoorbeeld getallen, ruwe tekst, foto’s en video’s. 

     

    Relevante wetgeving: Dataverordening, Datagovernanceverordening.

  • DPO

    Data Protection Officer – zie FG.

  • FG

    FG staat voor Functionaris voor de gegevensbescherming. Dit is de persoon binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het toezichthouden op de juiste verwerking van persoonsgegevens binnen die organisatie.

    Het hebben van een FG is verplicht voor overheids- of publieke organisatie wanneer de organisatie grootschalig individuele gegevens in kaart brengt, bijzondere persoonsgegevens verwerkt, strafrechtelijke persoonsgegevens verwerkt of een combinatie van twee of meer van die taken.

  • Persoonsgegevens

    Persoonsgegevens zijn informatie waar aan de hand van een individu geïdentificeerd kan worden.

    Bijvoorbeeld iemands naam, adres, telefoonnummer of pasfoto.

     

    Relevante wetgeving: AVG.

  • Verwerken

    Verwerken betreft het noteren, uitwisselen en opslaan van persoonsgegevens.

    Bijvoorbeeld het verzamelen van persoonsgegevens .

     

    Relevante wetgeving: AVG.

  • Verwerker

    Een verwerker is een natuurlijk of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die namens de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt.

    Bijvoorbeeld een boekhouder.

     

    Relevante wetgeving: AVG.

  • Verwerkingsverantwoordelijke

    Een verwerkingsverantwoordelijke is een natuurlijk of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat bepaalt waarom en hoe persoonsgegevens verwerkt worden.

    Bijvoorbeeld de persoon/organisatie die de boekhouder inhuurt.

     

    Relevante wetgeving: AVG.

Cyberveiligheid

  • CSIRT

    CSIRT is de afkorting voor ‘Computer Security Incident Response Teams’. Deze teams zijn verantwoordelijk voor het monitoren van en reageren op (mogelijke) inbreuken op cyberveiligheid.

  • Cryptoanalyse

    Cryptoanalyse is het ontcijferen van cryptografie. Hier worden steeds meer algoritmes voor ingezet.

    Bijvoorbeeld het ontcijferen van gecodeerde berichten.

  • Cyberbeveiliging

    Cyberbeveiliging betreft de benodigde acties en maatregelen om netwerk- en informatiesystemen, de gebruikers daarvan en andere mogelijk betrokken personen te beschermen tegen cyberaanvallen.

  • Encryptie

    Encryptie is een ander woord voor versleuteling. Encryptie is het omzetten van leesbaar bericht naar een versleutelde tekst dat niet leesbaar is zonder de encryptiesoftware.

    Een veelvoorkomende vorm is end-to-end encryptie, waarmee je berichten versleutelt voor verzenden en onstsleutelt na ontvangst. Zo kan alleen de ontvanger het bericht lezen, en tussentijds verder niemand.

     

    Relevante wetgeving: AVG.

  • Informatiesysteem

    Een informatiesysteem draait om het geordend bijhouden en verwerken van informatie. Dit soort systemen worden steeds meer omgezet in een digitaal format.

    Informatiesystemen zijn al een heel oud fenomeen. Atlassen en encyclopedieën zijn bekende voorbeelden. Ook de inmiddels gepensioneerde rolodex is een soort informatiesysteen, 

     

    Relevante wetgeving: Gigabit Infrastructuur Verordening.

  • Risico

    Een risico in de context van digitalisering verwijst naar de mogelijkheid op verstoring van een dienst of het verlies van belangrijke informatie. Hoe groter de impact en/of de kans van de verstoring of het verlies, des te groter het risico.

    Bijvoorbeeld het risico dat je geen pin kan gebruiken door een verstoring van het internationale betalingssysteem. 

  • Weerbaarheid

    Weerbaarheid draait om de capaciteit om een proces of levering door te laten gaat met zo weinig mogelijk vertraging en obstructie in het geval van een verstoring.

    Bijvoorbeeld maatregelen om cyberincidenten te voorkomen en de schade te beperken wanneer een incident zich toch voordoet.

     

    Relevante wetgeving: NIS2, Digital Operational Resilience Act.

     

Technologie en markt

  • Algoritme

    Een algoritme is een geprogrammeerd digitaal stappenplan waarmee een bepaald doel bereikt kan worden. Tegenwoordig worden algoritmes vaak gebruikt om bepaalde beslissingen te automatiseren.

    Bijvoorbeeld een algoritme dat beslist welke ‘hit’ er als eerst verschijnt na een zoekopdracht in Google.

     

    Relevante wetgeving: AVG, AI verordening.

  • Artificiële Intelligentie (AI)

    Artificiële intelligentie zijn systemen die zelfstandig informatie verwerken, analyseren en op basis daarvan keuzes maken, doormiddel van vooraf door mensen bepaalde datasets.

    Voorbeelden zijn ChatGPT, online chatbots, en gepersonaliseerde suggesties op Netflix.

     

    Relevante wetgeving: AI Verordening.

  • Big Data

    Big data zijn grote verzamelingen digitale gegevens, vaak uit meerdere bronnen die onafhankelijk van elkaar zijn gegeneerd en vervolgens worden gecombineerd. Deze gegevens worden snel en in grote hoeveelheden geproduceerd en zijn hierdoor moeilijk te verwerken.

    Een voorbeeld van Big Data en de inzet daarvan is de geaggregeerde data afkomstig van GPS en social media, die kunnen bijdragen aan het reguleren van verkeersstromen en het voorkomen van files.

     

    Relevante wetgeving: Dataverordening, Datagovernanceverordening.

  • Blockchain

    Blockchain is een soort database waarin transacties kunnen worden opgeslagen. Deze transacties worden in een blockchain omgezet in blokjes informatie die digitaal ‘ondertekend’ zijn door beide partijen. Een nieuw blokje bevat informatie over het vorige blokje, wat weer informatie over het vorige bevat. Blokjes kunnen niet later worden aangepast. Zo ontstaat er een keten van onveranderbare informatie.

    Een voorbeeld van een publiek blokchainnetwerk is Bitcoin.

     

     

  • Chips

    Een chip, ook wel microchip of geïntegreerde schakeling, is een elektronisch apparaat gemaakt van halfgeleidermateriaal waarmee een bepaald elektronisch proces uitgevoerd kan worden, zoals geheugenopslag of draadloos verbinding maken.

    Een voorbeeld is dat men contactloos kan betalen met een telefoon en pinpas door de NFC-chip die in de telefoon of pinpas zit.

     

    Relevante wetgeving: Chips Act.

  • Cloud

    De Cloud is een digitaal netwerk van apparaten waar data verwerkt kan worden. De toegang tot dat netwerk kan via internet gedeeld worden. Als iets in een Cloud wordt opgeslagen, wordt het dus niet op één apparaat zelf opgeslagen, maar wordt het beheerd door een collectief van servers.

    Voorbeelden zijn Dropbox, GoogleDrive, en iCloud.

     

    Relevante wetgeving: Gigabit Infrastructuur Verordening.

  • Computersysteem

    Een computersysteem is geheel van onderling verbonden (rand-)apparatuur, zowel hard- als software, voor digitale opslag en verwerking van data.

     

  • Digitale infrastructuur

    Digitale infrastructuur is een verzamelnaam voor alle benodigde (rand-)apparatuur en netwerken waarmee personen en organisaties digitaal met elkaar in verbinding staan.

    Bijvoorbeeld de Nederlandse digitale infrastructuur: deze bestaat uit de volgende 5 onderdelen: telecomnetwerken, (zee)kabels, datacentra, hosting en internet exchanges, cloudtoegang.

     

     

  • Gigabitnetwerken

    Verbindingen waarlangs op hoge snelheid gecommuniceerd kan worden doordat gegevens ontzettend snel uitgewisseld en verwerkt kunnen worden.

    Voorbeelden zijn 5G-netwerken & Glasvezel internet.

     

    Relevante wetgeving: Gigabit Infrastructuur Verordening.

  • Halfgeleiders

    Een halfgeleider is een materiaal dat elektriciteit in principe tegenhoudt, maar waarbij het relatief makkelijk is om er toch elektriciteit door te laten stromen. Het is goed te controleren of er wel of niet elektriciteit doorheen stroomt, waardoor bepaald kan worden of een signaal wordt doorgelaten of niet. Halfgeleiders zijn te vinden in bijna alle moderne elektrische apparatuur en zitten veelal verwerkt in chips.

    LED (Light Emitting Diode) creëert bijvoorbeeld licht als er elektrische stroom in de doorlaatrichting loop, denk aan kerstlampjes.

     

    Relevante wetgeving: Chips Act.

  • Hardware

    Hardware is het fysieke, tastbare deel van een computersysteem, dat digitale gegevens kan verwerken. Het gaat dus om elektronische en mechanische onderdelen van (rand-)apparatuur.

    Bijvoorbeeld een computer, laptop, of smartphone.

     

    Relevante wetgeving: Cyber Resilience Act.

  • ICT

    ICT staat voor Informatie- en Communicatietechnologie. Het is het geheel van apparaten, netwerkonderdelen, applicaties en andere systemen waarmee mensen gebruik kunnen maken van digitale technologie.

    Mobiele telefoons geeft men bijvoorbeeld de mogelijkheid om op hoog tempo met iedereen te communiceren.

     

  • Interface

    Een interface is een tussensysteem waar twee of meer componenten van een computersysteem bij elkaar komen en met elkaar kunnen communiceren. Interfaces spelen dan ook een belangrijke rol in interoperabiliteit. Het maakt het mogelijk voor mensen om gebruik te maken van digitale apparatuur door geautomatiseerde toepassing te koppelen aan een digitale gegevensverwerking.

    Bijvoorbeeld de muis van je computer en/of de afstandsbediening voor je TV.

  • IT

    IT staat voor informatietechnologie, wat gebruikt wordt voor het sturen, ontvangen, verwerken van informatie.

  • Netwerk

    Een netwerk is verzameling verbindingen. Voor digitalisering betreft dit specifiek verbindingen tussen apparaten, die informatie-uitwisseling mogelijk maakt.

    Bijvoorbeeld een 5G-netwerk, zorgt snel mobiel internet.

     

    Relevante wetgeving: NIS2.

  • Onlineplatform

    Een onlineplatform is digitale omgeving waar gebruikers interactie met elkaar kunnen hebben, informatie met elkaar kunnen delen en transacties kunnen uitvoeren.

    Social media platformen zoals Instagram & marktenplaatsen zoals Airbnb.

     

    Relevante wetgeving: Digital Markets Act.

  • Operationele Technologie (OT)

    Operationele technologie verwijst naar de hardware en apparaten die de werkzaamheden van een organisatie ondersteunen en mogelijk maakt. Denk bijvoorbeeld aan servers printers en scanners.

  • Software

    Software is de verzamelterm voor de programma’s en data die op hardware te vinden zijn.

    Bijvoorbeeld besturingssystemen zoals Windows, IOS, en Android.

     

    Relevante wetgeving:  Cyber Resilience Act.

Mist u nog termen of zoekt u nog verdere verduidelijking? Neem dan contact op via info@europadecentraal.nl of via de helpdesk!

­

]]>
Chemische en zeer zorgwekkende stoffen https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/chemische-stoffen/ Mon, 05 Dec 2022 09:55:00 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=703 De EU inventariseert de risico’s van verschillende stoffen, zoals fijnstof, stikstof, PFAS of bestrijdingsmiddelen en formuleert op basis daarvan maatregelen. Sommige stoffen hebben zulke gevaarlijke eigenschappen, dat er voorkomen moet worden dat ze in het milieu terecht komen. De stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, niet of moeilijk afbreekbaar en giftig bij lage concentraties. Dit worden Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) genoemd.

De Europese regels op het gebied van risicovolle stoffen zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de REACH verordening, de Kaderrichtlijn Water, de POP verordening en de Richtlijn Industriële Emissies (RIE-Richtlijn). Deze verordening en richtlijnen hanteren verschillende lijsten met stoffen waarvan het gebruik en/of de uitstoot moet worden verminderd.

Europees beleid

Green Deal

De Europese Commissie wil burgers en het milieu beter beschermen tegen gevaarlijke chemische stoffen. Een prioriteit van de Green deal is verontreiniging uit alle bronnen tegen te gaan. In 2020 presenteerde de Commissie daartoe de Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen. Hierin worden concrete maatregelen aangekondigd om chemische stoffen veilig en duurzaam te maken. De schadelijkste chemische stoffen mogen helemaal niet meer worden gebruikt, tenzij ze essentieel zijn voor de samenleving. Het gebruik van de meeste PFAS moet worden afgebouwd. Er moeten ontwerpcriteria komen voor veilige en duurzame chemische stoffen.

REACH

De belangrijkste regelgeving in de Europese Unie op het gebied van chemische stoffen is de REACH verordening (Verordening 1907/2006). REACH staat voor Registratie, evaluatie, autorisatie en restrictie van Chemische stoffen. De verordening reguleert de productie van, en handel in chemische stoffen. 

Onder de REACH-verordening worden alle chemische stoffen geregistreerd die in de EU geproduceerd en geïmporteerd worden. In een dossier worden de gevaren en de risico’s opgenomen en bijgehouden. De verordening stelt de industrie verantwoordelijk voor risicomanagement en het verstrekken van correcte informatie aan gebruikers. Bijlage XVII bevat een lijst met stoffen en bijbehorende restricties die bijvoorbeeld gelden voor de productie, de handel of specifiek gebruik of aanwezigheid ervan in voorwerpen.  

Ter aanvulling op het REACH-systeem zorgt de Richtlijn Indeling, Etikettering en Verpakking (Richtlijn 1272/2008) ervoor dat gevaarlijke chemische stoffen van een etiket en een verpakking worden voorzien.

Zeer Zorgwekkende Stoffen onder REACH

Sommige stoffen hebben zulke gevaarlijke eigenschappen, dat er voorkomen moet worden dat ze in het milieu terecht komen. De stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, niet of moeilijk afbreekbaar en giftig bij lage concentraties. Dit worden Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) genoemd. Hiervoor legt  REACH (gedeeltelijke) beperkingen of een verbod vast. Bijlage XIV van de REACH-verordening bevat een lijst van ZZS. De productie, handel en het gebruik van deze stoffen is in de EU verboden, tenzij er een autorisatie is verleend.

Daarnaast is er onder de REACH verordening een kandidatenlijst voor zorgwekkende stoffen. Deze kunnen worden voorgedragen door lidstaten of door het Europees Agentschap van Chemische Stoffen (ECHA). ECHA beoordeelt de stoffen op de kandidatenlijst regelmatig.

Een herziening van de REACH verordening is aangekondigd, maar dit werd in 2023 op de lange baan geschoven.

PFAS

FAS (poly- en perfluoralkylstoffen) is een groep waar ongeveer 60000 stoffen toe behoren. Verschillende PFAS zijn bestempeld als zeer zorgwekkende stoffen en de productie en het gebruik van sommige PFAS zijn al beperkt onder REACH. Een aantal andere PFAS staat op de REACH-kandidatenlijst. In de strategie voor duurzame chemische stoffen stelt de Commissie een uitgebreide reeks maatregelen voor om het gebruik van en de verontreiniging met PFAS aan te pakken.

Nederland heeft samen met een aantal andere lidstaten een voorstel ingediend bij ECHA, het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen, om de hele groep PFAS in een keer te verbieden.

De POP-verordening 

Gevaarlijke stoffen die moeilijk afbreken in het milieu noemen we persistente organische stoffen (POPs). Sommige POPs zijn verboden. De Verordening betreffende organische verontreinigende stoffen (2019/1021) stelt daarvoor een rechtskader. De verordening integreert de stoffen uit het VN-Verdrag van Stockholm in Europese wetgeving. 

In de bijlagen van de POP-verordening worden POPs onderverdeeld in vier lijsten: verboden stoffen (bijlage I), stoffen waarvoor beperkingen gelden (bijlage II), stoffen waarvoor bepalingen inzake beperkingen van de vrijkoming gelden (bijlage III) en stoffen waarvoor bepalingen inzake afvalbeheer gelden (IV). Lidstaten kunnen daarnaast strengere eisen opleggen. 

Richtlijn Industriële Emissies (RIE)

De richtlijn industriële Emissies (RIE-richtlijn) (2010/75/EU) bevat regels ter voorkoming en beperking van de emissie van chemische stoffen in de lucht, het water en de bodem door industriële activiteiten. De RIE-richtlijn is van toepassing op grote industriële installaties, zoals afvalverwerkingsinstallaties, elektriciteitscentrales en grote landbouwbedrijven en bevat een lijst van verontreinigende stoffen en daaraan gestelde emissie grenswaarden.

De installaties die onder de Richtlijn vallen zijn vergunningsplichtig. Ze moeten dan ook voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals de emissiegrenswaarden voor bijvoorbeeld stikstof. Ook zijn de installaties verplicht om aan te tonen dat ze voldoende maatregelen treffen om milieuverontreiniging te beperken. Meer informatie over industriële emissies vindt u op de pagina industriële emissies.  

In 2024 is de RIE herzien met als doel de regulering van en het toezicht op industriële uitstoot te verbeteren. Zo stelt de Richtlijn eisen aan sancties bij overtredingen en zijn lidstaten verplicht om vergoedingen voor gezondheidsschade mogelijk te maken. Vanaf 2030 moet er een internationaal elektronisch vergunningensysteem zijn, zodat de vergunningsprocedure in verschillende landen uniform is.

Kaderrichtlijn Water

Om het water te beschermen tegen chemische stoffen is er een specifieke lijst van stoffen opgesteld die een risico vormen voor het watermilieu. Deze zijn opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW; 2000/60/EG) en de dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen/Milieukwaliteitsnormen (MKN; Richtlijn 2008/105). In deze richtlijnen worden risicovolle stoffen aangemerkt als prioritaire stoffen en de meest risicovolle stoffen als prioritair gevaarlijke stoffen. Lidstaten moeten maatregelen treffen om emissies van prioritaire stoffen te verminderen en van prioritair gevaarlijke stoffen te stoppen. De lijst prioritaire stoffen uit de Europese richtlijn wordt iedere vier jaar gecontroleerd.

Pesticiden

Lees meer over EU-regelgeving op het gebied van gewasbestrijdingsmiddelen op de pagina over pesticiden.

Nationaal beleid

De Zeer Zorgwekkende Stoffen uit (onder andere) de REACH-verordening, de POP-verordening en de Kaderrichtlijn Water zijn in Nederland vastgelegd in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarin worden bedrijven verplicht om de lozingen en uitstoot van ZZS naar lucht en water te vermijden, of indien niet haalbaar, te minimaliseren.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) houdt een lijst van ZZS bij die verschillende stoffenlijsten uit Europese of internationale regelgeving bundelt. Ook is er een lijst van Potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen, waarvan denkbaar, maar nog niet aangetoond is dat ze voldoen aan de criteria voor ZZS.

Decentrale relevantie

Het Europese beleid en de regelgeving op het gebied van chemische en zeer zorgwekkende stoffen heeft invloed op provincies, waterschappen en gemeenten. Waterschappen zijn het bevoegd gezag voor directe lozingen (lozingen rechtstreeks op het oppervlaktewater of direct via een persleiding op de rioolwaterzuivering). Voor indirecte lozingen (via het gemeentelijke rioleringsstelsel via de rioolwaterzuivering naar het oppervlaktewater) zijn gemeenten of provincies meestal het bevoegd gezag. Bij vergunningsaanvragen moet het bevoegd gezag kritisch kijken naar zeer zorgwekkende stoffen.

Bij vergunningsplichtige activiteiten moet een bedrijf emissies van zeer zorgwekkende stoffen rapporteren. Het bevoegd gezag moet toezicht houden op bedrijven die zeer zorgwekkende stoffen uitstoten en bij een vergunningsaanvraag nagaan of de stoffen waar een bedrijf mee in aanraking komt voldoen aan de eisen die worden gesteld. Meer informatie is te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).

]]>
Criteria staatssteun https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/criteria-staatssteun/ Tue, 04 Aug 2015 11:02:31 +0000 https://europadecentraal.nl/?page_id=30329 De vraag of er sprake is van staatssteun is afhankelijk van vijf cumulatieve criteria zoals benoemd in artikel 107 lid 1 VWEU. Dat wil zeggen dat aan alle voorwaarden moet worden voldaan alvorens er sprake is van staatssteun. Decentrale overheden dienen elke steunverlening te toetsen aan deze criteria. Een steunverlening van de overheid die voldoet aan alle criteria kwalificeert als staatssteun. Dit brengt bepaalde verplichtingen voor decentrale overheden met zich mee. De criteria gesteld in artikel 107 lid 1 VWEU zijn:

Meer informatie over de verschillende criteria zijn te vinden op de specifieke webpagina’s.

Het kan soms lastig zijn vast te stellen of aan de criteria voor staatssteun wordt voldaan. De Europese Commissie is de enige instantie die bevoegd is om te bepalen of er wel of geen sprake is van staatssteun. Echter hoeft er bij twijfel lang niet altijd over te worden gegaan tot aanmelding van de steun. Het raadplegen van deze website en onze helpdesk is een goede manier om in eerste instantie na te gaan wat wel en niet mogelijk is.

Uitzonderingen

Mocht er aan alle criteria worden voldaan en er sprake zijn van staatssteun, dan wil dat niet automatisch zeggen dat de steun onverenigbaar is. Er bestaan meerdere vrijstellingen en uitzonderingen op het staatssteunverbod waar gebruik van kan worden gemaakt.

Webinar staatssteun

De vijf staatssteun-criteria, vrijstellingen en uitzonderingen leggen we in de onderstaande webinar ook uit aan de hand van een casus over financiële steun aan een sportvoorziening.

]]>
Netwerken en platforms over digitalisering https://europadecentraal.nl/onderwerp/digitale-overheid/digi-diensten/netwerken-en-platforms-over-digitalisering/ Wed, 31 Jan 2024 08:20:32 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=98779 De Europese Unie zit middenin de Digital Decade. Om decentrale overheden te ondersteunen in hun digitale doeleinden, heeft Kenniscentrum Europa Decentraal een overzicht samengesteld met verschillende projecten, netwerken en platforms die met digitalisering bezig zijn. Al deze netwerken en platforms samen bieden een groot aanbod aan onder andere kennis, praktijkvoorbeelden en evenementen.

  • Toegankelijkheid Digitale Samenleving

    Digitale Overheid

    • Dit platform van de Rijksoverheid bevat veel informatie over verschillende onderwerpen binnen digitalisering. Op de website zijn onder andere uitlegpagina’s, nieuwsberichten en informatie over evenementen te vinden.
    • Zie de website van Digitale Overheid

     

    Eurocities

    • Eurocities is het grootste netwerk van Europese steden. Eurocities is vooral bezig met belangenbehartiging, deelname aan (EU-gefundeerde) projecten, en in werkgroepen samen over verschillende onderwerpen nadenken, waaronder de digitale transformatie.
    • Zie de website van Eurocities

     

    ERRIN (European Regions Research and Innovation Network)

    • ERRIN is een netwerk van zo’n 120 regionale organisaties uit verschillende Europese landen dat leden ondersteunt om regionale onderzoeks- en innovatiecapaciteiten te vergroten. Zo organiseren ze werkgroepen over digitalisering en delen ze informatie en praktijkvoorbeelden.
    • Zie de website van ERRIN

     

    Living-in.EU

    • Dit platform heeft het doel om met een gezamenlijke aanpak aan de digitale transformatie te werken. Ze houden zich bezig met het delen van informatie en het organiseren van evenementen en werkgroepen. De focus ligt op stedelijk, lokaal en regionaal niveau.
    • Zie hier de website van Living-in.EU

     

    RADIO Leerplatform (RijksAcademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid)

    • Dit leerplatform biedt gratis e-learning modules aan voor zowel de Rijksoverheid als decentrale overheden in Nederland. Het leerplatform biedt cursussen en e-learnings aan over verschillende thema’s, zoals cybersecurity, actieve openbaarmaking en informatiehuishouding.
    • Zie de website van het RADIO Leerplatform

     

    RDI (Rijksinspectie Digitale Infrastructuur)

    • Deze overheidsorganisatie maakt deel uit van het ministerie van Economische Zaken. De RDI adviseert over en geeft uitvoering aan wet- en regelgeving over digitalisering. Op de website zijn publicaties, nieuwsberichten en informatie over digitale infrastructuur te vinden.
    • Zie de website van RDI
  • Privacy en Data

    DS4SSCC (Data Space for Smart and Sustainable Cities and Communities)

    • Dit door de EU gefinancierde initiatief is actief bezig met het voorbereiden en creëren van dataruimtes voor slimme gemeenschappen, op zowel lokaal, regionaal en nationaal niveau.
    • Zie de website van DS4SSCC

     

    ODALA (Open Source Data Lakes for Smart Cities)

    • ODALA is een project dat zich bezighoudt met het verbeteren van het databeheer in steden ten behoeve van overheidsdiensten. Door het opzetten van een ‘data lake’ – een omgeving met allerlei soorten data – worden Europese overheidsdiensten met elkaar verbonden en beter ondersteund.
    • Zie de website van ODALA
  • Cyberveiligheid

    CyberSec4Europe

    • Dit platform werkt aan een Europees Cybersecurity netwerk. CyberSec4Europe doet onderzoek naar cyberveiligheid in heel de EU, verzamelt praktijkvoorbeelden, organiseert evenementen en publiceert resultaten en aanbevelingen.
    • Zie de website van CyberSec4Europe

     

    ENISA (Agentschap van de Europese Unie voor Cyberbeveiliging)

    • ENISA is een Europees agentschap dat met belanghebbenden samenwerkt om bij te dragen aan het cyberbeveiligingsbeleid van de EU. ENISA houdt zich bezig met de certificering van ICT-producten, -diensten en -processen, capaciteitsopbouw en bewustmaking.
    • Zie de website van ENISA

     

    NCSC (Nationaal Cyber Security Centrum)

    • Deze publiek-private organisatie maakt deel uit van het ministerie van Justitie & Veiligheid en zet zich in voor digitale, veilige infrastructuur. Daarnaast ondersteunt het NCSC organisaties in geval van een cyberincident.
    • Zie de website van NSCS

     

    Overheidsbreed Cyberprogramma

    • Dit initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is opgericht om bestuurders te laten oefenen met en te informeren over cyberincidenten. Ze organiseren cyberoefeningen, webinars en masterclasses.
    • Zie de website van het Overheidsbreed Cyberprogramma
  • Technologie en Markt

    NLAIC (Nederlandse Artificiële Intelligentie Coalitie)

    • Dit publiek-private samenwerkingsverband zet zich in om AI-ontwikkelingen in Nederland te versnellen en verschillende AI-initiatieven in Nederland met elkaar te verbinden. Zo verzamelt de NLAIC ‘use cases’ en organiseert de coalitie evenementen en werkgroepen.
    • Zie de website van NLAIC

     

    OASC (Open & Agile Smart Cities)

    • Dit non-profit netwerk heeft het doel om de opkomende mondiale smart city data- en dienstenmarkt te creëren en vorm te geven. Ze leiden mensen op in de OASC Academy, verzamelen praktijkvoorbeelden en organiseren evenementen.
    • Zie de website van OASC

Heeft u suggesties voor platforms of netwerken die ook, gericht op decentrale overheden, met digitalisering bezig zijn? Laat het ons weten via info@europadecentraal.nl.

]]>
Vrijstellings­mogelijkheden https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/vrijstellingsmogelijkheden/ Tue, 12 Oct 2021 14:56:49 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=72325 Als een steunmaatregel voldoet aan de vijf staatssteuncriteria, is het aanmelden van deze maatregel bij de Europese Commissie om goedkeuring te verkrijgen dan de enige mogelijkheid om de steun rechtmatig te kunnen verlenen? Nee, de Europese Commissie heeft een aantal verordeningen vastgesteld op basis waarvan bepaalde soorten staatssteun vrijgesteld zijn van de aanmeldingsverplichting.

Voldoet een steunmaatregel aan de vijf cumulatieve staatssteuncriteria, dan moet volgens de Europese staatssteunregels deze maatregel worden aangemeld bij de Europese Commissie volgens artikel 108 lid 3 VwEU. Decentrale overheden kunnen echter onderzoeken of de steun aan ondernemingen direct ‘staatssteunproof’ kan worden gemaakt. Hiervoor zijn verschillende vrijstellingsmogelijkheden die gelden als uitzonderingen op de aanmeldingsplicht. Voordeel daarvan is dat niet hoeft te worden gewacht op goedkeuring door de Europese Commissie, maar dat de steun direct kan worden verstrekt.

De volgende vrijstellingen geven mogelijkheden aan decentrale overheden om steunmaatregelen verenigbaar te maken met de interne markt zonder voorafgaande goedkeuring. Daarbij moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De vrijstellingsmogelijkheden zijn:

  • de de-minimisverordening;
  • de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV);
  • de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV);
  • de Visserij vrijstellingsverordening (VVV);
  • het DAEB vrijstellingsbesluit.

Het verschilt per situatie welke vrijstelling het beste kan worden gebruikt.

Koepelvrijstellingen

Naast de vrijstellingsverordeningen en de mogelijkheid om een onderneming met een DAEB te belasten, zijn er ook nog een aantal zogenoemde koepelvrijstellingen. Koepelvrijstellingen zijn regelingen die al bij de Europese Commissie zijn aangemeld en goedgekeurd. Hiermee wordt de regeling verenigbaar met de interne markt geacht, dus ook alle steun die op basis ervan wordt verleend. De koepelvrijstellingen die het meest gebruikt worden door decentrale overheden zijn het Nationale Monumentenkader, de catalogus groenblauwe diensten en het DAEB-besluit inzake woningcorporaties. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een koepelvrijstelling, dient hierover gerapporteerd te worden aan de Europese Commissie.

De-minimisverordening

De de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2831) maakt het mogelijk om steun in de vorm van kleine bedragen (tot € 300.000,-) ‘staatssteunproof’ te verlenen. Op grond van de de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie jaren tot € 300.000,- steunen. Door het geringe effect van deze steunverlening op het EU handelsverkeer kwalificeert steun onder dit drempelbedrag niet als staatssteun. De de-minimisverordening is van toepassing op alle sectoren, behalve voor de sectoren landbouw en  visserij . Daarvoor en voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) gelden andere steunplafonds. Voor het verlenen van de-minimissteun hoeft er geen kennisgevingsprocedure gevolgd te worden. Ook geldt er voor de-minimissteun geen rapportageverplichting. Meer informatie over deze verordening vindt u op de pagina de-minimisverordening.

Algemene groepsvrijstellingsverordening

De Algemene Groepsvrijstellingsverordening of de AGVV (Verordening (EU) nr. 651/2014) biedt de meeste opties voor vrijstelling van het verbod op steunverlening en is van toepassing op bijna alle economische sectoren. Wel gelden er per steuncategorie wisselende voorwaarden. Decentrale overheden die steun willen verlenen op basis van de AGVV moeten aan de voorwaarden voldoen en een kennisgevingsprocedure volgen. Ook moeten zij jaarlijks rapporteren over de steunuitgaven. Meer informatie over de AGVV vindt u op de pagina Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Landbouwvrijstellingsverordening

Voor steun aan de landbouwsector kunnen decentrale overheden gebruik maken van de Landbouwvrijstellingsverordening of LVV (Verordening (EU) 2022/2472). Deze verordening is van toepassing op agrariërs die actief zijn in de primaire productie en de verwerking en afzet van landbouwproducten. Ook bevat de verordening een speciaal gedeelte voor steun voor plattelandsontwikkeling (POP3). Meer informatie over de LVV vindt u op de pagina Landbouwvrijstellingsverordening.

Visserijvrijstellingsverordening

Op basis van de Visserij vrijstellingsverordening of VVV (Verordening (EU) 2022/2473) kan steun worden verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten. Visserij- en aquacultuurproducten worden gedefinieerd in bijlage I van Verordening (EU) nr. 1379/2013.

Diensten van algemeen economisch belang

Diensten die niet, onvoldoende of tegen niet aanvaardbare voorwaarden door de markt worden verzorgd, mogen door de overheid worden belegd bij een onderneming. Decentrale overheden mogen deze onderneming compenseren voor het uitvoeren van deze Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). In het DAEB-vrijstellingsbesluit zijn voorwaarden gesteld waaronder compensatie van (decentrale) overheden voor het verrichten van taken van algemeen economisch belang kan worden vrijgesteld van melding bij de Commissie. Het besluit bevat een verlicht regime voor lokale en sociale DAEB’s, zoals kinderopvang. Bij het verlenen van steun op basis van het DAEB-vrijstellingsbesluit is het niet nodig om een kennisgevingsprocedure te volgen, wel moet er tweejaarlijks gerapporteerd worden over de uitgaven.

Meer informatie over de verplichtingen die decentrale overheden hebben bij het toepassen van een vrijstellingsmogelijkheid is te lezen in deze praktijkvraag.

]]>
Zwemwater https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-en-milieu/waterbeheer/zwemwater/ Fri, 17 Sep 2021 15:29:16 +0000 https://europadecentraal.nl/?post_type=onderwerp&p=70709 Zwemmen in natuurwater kan risico’s voor de menselijke gezondheid met zich meebrengen. Sinds de jaren zeventig voert de EU-beleid op het gebied van zwemwater. Het doel is om vervuiling te voorkomen en burgers te informeren over de toestand van openbaar zwemwater. 

Europees zwemwaterbeleid 

De regels voor zwemwater zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de Zwemwaterrichtlijn (Richtlijn 2006/7; Bathing Water Directive (BWR)). De Zwemwaterrichtlijn vult de Kaderrichtlijn Water (KRW) aan. De KRW heeft als doel het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het water. Meer informatie over de KRW vindt u op onze pagina waterbeheer

Daarnaast is de Richtlijn Stedelijk Afvalwater van belang, omdat betere waterzuivering vervuiling door bacteriën zoals e.coli tegengaat. Over deze richtlijn vindt u meer op onze pagina afvalwater.

De Zwemwaterrichtlijn  

De Europese Zwemwaterrichtlijn bevat bepalingen voor de controle en het beheer van de zwemwaterkwaliteit. De Richtlijn is van toepassing op al het oppervlaktewater waar naar verwachting veel mensen zwemmen, en waar zwemmen niet permanent verboden is of waar een permanent negatief zwemadvies bestaat. Dit omvat zowel wateren aan de kust als in het binnenland. Lidstaten moeten elk jaar de zwemwateren aanwijzen en de duur van het badseizoen bepalen. 

De Richtlijn verplicht lidstaten om de kwaliteit van het zwemwater te meten en te beoordelen. Er staan voorschriften in voor de meetpunten, de meetfrequenties, parameters en de kwaliteitsbeoordeling. Daarnaast bevat de Richtlijn een bepaling over het verstrekken van informatie aan het publiek over de kwaliteit van zwemwater. 

Lidstaten moeten elk jaar een rapport over de kwaliteit van hun zwemwater indienen bij de Europese Commissie. Het Europese milieuagentschap EEA publiceert jaarlijks een analyse van de kwaliteit van het zwemwater in Europa.  

Stand van Zaken

Naar verwachting zal de Commissie in de loop van 2024 beoordelen of een herziening van de Zwemwaterrichtlijn nodig is, bijvoorbeeld met nieuwe parameters om de kwaliteit van zwemwater te meten. Ook wordt er gekeken naar de consistentie van de Richtlijn met andere richtlijnen zoals de KRW en de Richtlijn stedelijk afvalwater.

Nationaal zwemwaterbeleid 

De Zwemwaterrichtlijn is in Nederland geïmplementeerd in Afdeling 3.2 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) onder de Omgevingswet. Daaruit volgen verplichtingen voor provincie en waterbeheerder.

Decentrale relevantie 

Decentrale overheden zijn nauw betrokken bij de uitvoering van het Europees beleid en de regelgeving op het gebied van zwemwater. De provincies wijzen elk voorjaar wateren aan die geschikt zijn om in te zwemmen, stellen vast hoe lang het badseizoen duurt en nemen maatregelen voor behoud of verbetering van de waterkwaliteit en veiligheid.

Van ongeveer twee derde van de zwemlocaties is een waterschap de waterbeheerder. Deze moet een zwemwaterprofiel opstellen en bijhouden. Dit profiel brengt de gezondheidsrisico’s voor zwemmers in kaart. Ook is het waterschap verantwoordelijk voor controle van de kwaliteit van het water. Het moet maatregelen nemen voor het behoud of de verbetering van de zwemwaterkwaliteit en reageren op onverwachte situaties die de kwaliteit van het zwemwater kunnen schaden. Op basis van monitoring door het waterschap kan de provincie een negatief zwemadvies of een zwemverbod afkondigen. 

]]>