Europese rechtspraak

Publicatie: 23 juni 2017

Door:


HvJ-EG, 14 november 2002. Zaak C-411/00. In de zaak ging het om een opdracht voor het uitvoeren van een verhuizing. Het Hof buigt zich over de vraag of een opdracht die één doel beoogde, maar bestond uit afzonderlijke diensten die deels vielen onder bijlage IA van de richtlijn diensten en deels onder 1B worden aangemerkt als één dienst? En kan de opdracht dan worden ingedeeld aan de hand van het hoofdvoorwerp van de opdracht?

Het Hof oordeelt in deze zaak dat de waarde van de verschillende soorten opdrachten slechts één van de criterium is die moeten worden toegepast om te kunnen beoordelen of het hoofdvoorwerp van de opdracht een werk is of een levering/dienst is.

Feiten

De Commissie had een aantal klachten ontvangen over een Italiaanse wet die de gunning van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken regelt. Een aantal bepalingen van deze nationale wet zijn in strijd met gemeenschapsrecht, stelt De Commissie. Het gaat om strijd met richtlijn 92/50 over het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, richtlijn 93/96 over het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, richtlijn 93/37 over het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken en richtlijn 93/38 over het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie.

Eerste grief

De eerste grief is gebaseerd op de vraag of de waarde van de verschillende soorten opdrachten het enige criterium is dat moet worden toegepast om te beoordelen of het hoofdvoorwerp van de opdracht een werk, levering of dienst is.

Gemengde opdrachten volgens nationale wet

De nationale wet bepaalt dat gemengde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, alsmede opdrachten voor leveringen en diensten waarmee bijkomende werken gemoeid zijn, door de bepalingen van wet nr. 109/1994 worden beheerst, indien deze werken meer dan 50% van de totale prijs van de betrokken opdracht uitmaken.

Ook is de Italiaanse wet van toepassing op gemengde opdrachten voor werken en diensten en opdrachten voor diensten waarmee bijkomende werken gemoeid zijn indien de werken meer dan 50% van de totale prijs van de betrokken opdracht uitmaken.

Beoordeling door het Hof

Richtlijn 93/37 is van toepassing op overheidsopdrachten voor werken. Uit richtlijn 92/50, in samenhang met richtlijn 93/37, volgt dat een overeenkomst slechts als een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken kan worden beschouwd als:

  • het voorwerp ervan aan de definitie van werken in de zin van richtlijn 93/37 voldoet;
  • en dat bijkomstige werken die niet het eigenlijke voorwerp van de opdracht uitmaken, niet de indeling ervan als overheidsopdracht voor de uitvoering van werken kunnen rechtvaardigen.

Uit de rechtspraak van het Hof blijkt bovendien dat wanneer sommige bestanddelen van een overeenkomst betrekking hebben op een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken en andere bestanddelen op een ander soort opdracht, het hoofdvoorwerp van de overeenkomst bepaalt welke gemeenschapsrichtlijn over overheidsopdrachten in beginsel van toepassing is.

Bepalen hoofdvoorwerp opdracht

Het hoofdvoorwerp dient te worden bepaald op basis van de essentiële verplichtingen die primeren en als zodanig kenmerkend zijn voor de betrokken opdracht, en niet op basis van die welke slechts bijkomstig of aanvullend zijn en uit het voorwerp zelf van de overeenkomst voortvloeien. De respectieve waarde van de verschillende betrokken prestaties is slechts één van de criteria die voor deze vaststelling in aanmerking moeten worden genomen.

Conclusie

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de waarde van de verschillende soorten opdrachten slechts één van de criteria is die moeten worden toegepast om te beoordelen of het hoofdvoorwerp van de opdracht een werk is of een levering/dienst is.