HvJ-EU, 10 juli 2014. Zaak C-213/13. In deze zaak gaat het om een gerechtsgebouw dat nog gebouwd moet worden. In deze zaak speelde de vraag of een overeenkomst, die een aantal kenmerkende eigenschappen van een huurovereenkomst vertoonde, voor een nog te bouwen gebouw kwalificeerde als (aanbestedingsplichtige) overheidsopdracht.
Feiten
In augustus 2003 schrijft de Italiaanse Comune di Bari een aanbesteding uit voor een marktonderzoek naar de verwezenlijking van een nieuw gebouw waarin alle gerechten van Bari ondergebracht zouden worden. Het beschikbare budget is € 43,5 miljoen, plus € 3 miljoen die de gemeente op huuruitgaven gaat besparen. Het voorstel van Pizzarotti wordt geselecteerd. Omdat begin 2004 het budget wordt gereduceerd tot € 18,5 miljoen dient Pizzarotti een aangepaste, lagere offerte in. Zij meent dat de in haar offerte beschreven huurregeling (bouw vindt plaats door private ondernemingen, vervolgens wordt het gebouw verhuurd aan de gemeente) onder de nieuwe financiële omstandigheden kan worden uitgevoerd.
Omdat de verantwoordelijke dienst niet reageert (uit de verwijzingsbeschikking blijkt dat de gemeente het project na de rigoureuze korting van het budget niet meer ziet zitten) start Pizzarotti de procedure voor onrechtmatig stilzwijgen. De rechter wijst de vordering af, maar in beroep wordt Pizzarotti door de Italiaanse Raad van State (hierna: RvS) in het gelijk gesteld. Vervolgens moet Pizzarotti zich opnieuw tot de RvS wenden om het arrest uitgevoerd te krijgen.
In november 2008 beslist de gemeente dat het definitieve project niet in overeenstemming is met het bestek. Pizzarotti stapt opnieuw naar de RvS die haar vordering toewijst en een commissaris aanwijst om bij voortdurende nalatigheid van de gemeente de uitvoering ter hand te nemen. In 2010 stelt deze commissaris dat de eerdere aankondiging van een marktonderzoek met negatief resultaat is afgesloten. Deze beschikking wordt vernietigd door de RvS. Een nieuwe commissaris stelt bij besluit van 23 april 2012 de ‘stedenbouwkundige variant’ vast die Pizzarotti opnieuw betwist omdat zij meent dat de gemeente zich aan het vonnis van de rechter wil onttrekken. In die context heeft de verwijzende rechter prejudiciële vragen gesteld.
Prejudiciële vraag
In deze zaak gaat het om de vraag of een mogelijk door de Comune di Bari te sluiten overeenkomst met Pizzarotti als een overheidsopdracht voor werken moest worden aangemerkt, ondanks dat de overeenkomst een aantal kenmerkende eigenschappen van een huurovereenkomst vertoonde.
Hof
Het Hof herhaalt dat wanneer sommige bestanddelen van een overeenkomst betrekking hebben op een overheidsopdracht voor werken, en andere bestanddelen op een ander soort opdracht, de juridische kwalificatie van de overeenkomst als geheel moet worden bepaald aan de hand van het hoofdvoorwerp van de overeenkomst. Het Hof stelt vast dat het hoofdvoorwerp van deze opdracht de verwezenlijking van het gebouw betreft, nu dat immers het noodzakelijke uitgangspunt is voor de latere verhuur van dat bouwwerk.
Daarnaast stelt het Hof vast dat er sprake was van een overheidsopdracht voor werken, aangezien de Comune di Bari een beslissende invloed heeft gehad op het ontwerp van het te realiseren bouwwerk. Deze beslissende invloed bestond onder meer uit het stellen van een uitvoerig eisenpakket voor verschillende technische en technologische kenmerken van het gebouw, waaronder bijvoorbeeld eisen voor het aantal bureaus en zalen, archieven, oppervlakte van de ruimten en de omvang van de parkeergelegenheden.
Het Hof overweegt daarbij ook dat het feit dat de overeengekomen financiële tegenprestatie (de huurprijs) de bouwkosten van het gerechtsgebouw niet zullen dekken, niet relevant is voor de kwalificatie van de overeenkomst als een overheidsopdracht voor werken.