Praktijkvraag

Laatste update: 26 september 2023

Door:


Onze provincie is voornemens een lening tegen gunstige voorwaarden (een zogenaamd ‘zachte lening’) te verstrekken op basis van de reguliere de-minimisverordening. Dit om zo de financiering van een omvangrijk project mogelijk te maken voor een bedrag dat een veelvoud is van de de-minimisdrempel van € 200.000 ligt. Kan dit, en zo ja, hoe moet dan het (staats)steundeel worden bepaald?

Antwoord in het kort     

Ja, het is goed mogelijk om op basis van een de-minimisverordening een zachte lening te verstrekken waarbij de hoogte van de lening de de-minimisdrempel ver overstijgt. Simpel gezegd is dat het geval, omdat het (staats)steundeel niet het nominale bedrag van de lening is, maar het rentevoordeel dat door de begunstigde wordt verkregen. Overigens kunnen er ook zachte leningen verstrekt worden op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, maar daar gelden andere voorwaarden voor en dan dient er een kennisgevingsprocedure te worden doorlopen.

Zachte leningen verstrekken op basis van de de-minimisverordening

Overheden kunnen op basis van de reguliere de-minimisverordening ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan steun verstrekken zonder dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Meer informatie over de de-minimisverordening(en) en de voorwaarden die daarvoor gelden is terug te vinden op onze website.

Ook (zachte) leningen kunnen als steunvorm onder een de-minimisverordening worden gebracht.

Met een zachte lening wordt bedoeld dat de rente die de decentrale overheid rekent, lager ligt dan de marktrente waardoor er dus een economisch voordeel wordt verkregen. Artikel 4, lid 3 van de de-minimisverordening geeft aan dat dit als een vorm van transparante steun kan worden gezien, mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tegen de onderneming mag bijvoorbeeld geen collectieve insolventieprocedure lopen en het is van belang om te kijken of het steunelement de de-minimisdrempel (bij de reguliere de-minimisverordening is dat € 200.000) niet overschrijdt.

Achtergestelde leningen uitgesloten

De de-minimisverordening biedt overigens geen mogelijkheid voor het verstrekken van volledig achtergestelde leningen. Dit zijn leningen waarbij de schuldeiser in het geval van faillissement van de schuldenaar wordt achtergesteld. De achtergestelde schuldeiser komt in een faillissement in de volgorde van schuldeisers, dus achter de concurrente schuldeisers.

Hoe berekent u het steunelement (bruto-subsidie-equivalent)?

Omdat steun op verschillende wijzen kan worden verleend en het daadwerkelijke voordeel niet altijd overeenkomt met het bedrag dat feitelijk ter beschikking wordt gesteld, maakt de Commissie gebruik van de term bruto-subsidie-equivalent (BSE). Het BSE (ook wel steunelement) is de contante waarde van de steun, oftewel de totale waarde van het voordeel van de steunmaatregel. Vaststelling van het BSE is van belang, omdat daarmee kan worden nagegaan of de steun de de-minimisdrempel niet overschrijdt. Er zijn twee manieren waarop er kan worden nagegaan of de lening binnen de beperkte de-minimisruimte kan worden verstrekt.

Twee methoden ten aanzien van het steunelement (BSE)

(Eenvoudige) methode op basis van Safe Harbour premies:

Voor kleine, kortlopende leningen die niet aan grote ondernemingen wordt verstrekt, voorziet de Europese Commissie in de reguliere de-minimisverordening in duidelijke regels die overheden eenvoudig kunnen toepassen. Bij steun vervat in leningen vindt geen overschrijding van het bruto-subsidie-equivalent plaats indien een lening aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • tegen de begunstigde loopt geen collectieve insolventieprocedure (en deze voldoet niet aan de criteria aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen);
  • voor de lening zijn zekerheden gesteld van ten minste 50% van de lening;
  • het betreft een lening van ofwel maximaal € 1.000.000 met een looptijd van vijf jaar ofwel maximaal € 500.000 met een looptijd van tien jaar.

Wanneer er wordt voldaan aan de bovenstaande voorwaarden, dan kan de lening onder toepassing van de de-minimisverordening staatssteunproof worden gemaakt, zonder dat men het bruto-subsidie-equivalent hoeft te berekenen.

Methode op basis van referentiepercentages:

Wanneer de eenvoudige methode geen oplossing biedt, kan het steunelement (BSE) van een lening worden berekend op grond van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld. Voor de toepassing van deze methode wordt er gekeken naar de geldende basisrente om zo de discontorente te bepalen met daarbij eventuele opslagen, afhankelijk van de rating en de zekerheidsstelling van de onderneming.

Rekenvoorbeeld

De provincie verstrekt een zachte lening voor het nominale bedrag van € 450.000 met een looptijd van zeven jaar voor een rente van 0,5% (aan een kleine onderneming waartegen geen collectieve insolventieprocedure loopt).

Eenvoudige methode op basis van Safe Harbour premies:

  • Wordt er voldaan aan de algemene voorwaarden die de de-minimisverordening stelt? Is er bijvoorbeeld met het oog op cumulatie nog ruimte om de-minimissteun te verstrekken?
  • Zijn voor de lening zekerheden gesteld van ten minste 50% van de lening?

Wanneer de bovenstaande vragen bevestigend kunnen worden beantwoordt, dan hoeft het steunelement niet verder te worden berekend en kan de lening onder toepassing van de de-minimisverordening staatssteunproof worden gemaakt. Het betreft immers een lening van minder dan € 500.000 met een looptijd die korter is dan tien jaar.

Het is overigens ook toegestaan om het steunelement (BSE) conform deze methode te berekenen door te corrigeren voor het lagere nominale bedrag en de kortere looptijd, waardoor er wordt uitgekomen op (€ 200.000*0,9*0,7=) € 126.000.

Methode op basis van referentiepercentages:

  • Wordt er voldaan aan de algemene voorwaarden die de de-minimisverordening stelt? Is er bijvoorbeeld met het oog op cumulatie nog ruimte om de-minimissteun te verstrekken?

Wanneer de bovenstaande vraag bevestigend kan worden beantwoord, kan er worden gekeken naar de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld.

  • Daaruit blijkt dat er moet worden gekeken naar het geldende basispercentage (momenteel – 0,18%).
  • Afhankelijk van de rating en zekerheidsstelling bepaalt deze mededeling welke opslagen er dienen te worden gebruikt. Ervan uitgaande dat het hier een onderneming betreft met een goede rating en normale zekerheidsstelling dient er 1% opslag bij op te worden geteld.
  • Zoals het rekenvoorbeeld aangeeft is de decentrale rente 0,5% bij een nominaal bedrag van € 450.000 wat neerkomt op een rentebedrag van € 2.250,- in het eerste jaar.
  • De marktrente (op basis van mededeling) komt uit op 0,82% wat neerkomt op een rentebedrag van € 3.280,- in het eerste jaar.
  • Het eerste jaar is er dan een voordeel van € 1.030,- wat ieder jaar verminderd wordt door de aflossing en de discontorente.
  • Kijkend naar de netto contante waarde van het rentevoordeel bedraagt het bruto-subsidie-equivalent (bij reguliere aflossing) dan ongeveer € 5.650,-.

Zoals dit rekenvoorbeeld laat zien, zijn er dus meerdere manieren waarop u kunt nagaan of de lening binnen de beperkte de-minimisruimte kan worden verstrekt. Dit geeft decentrale overheden de kans om zachte leningen te verstrekken, waarbij het nominale bedrag van de lening de de-minimisdrempel ver overstijgt en waarbij er wellicht nog de-minimisruimte overblijft.

Mocht u voor uw specifieke situatie meer willen weten over een geschikte berekenmethode, kunt u contact opnemen met Europa decentraal.

Meer informatie:

Staatssteun, Europa Decentraal
Leningen, Europa Decentraal
Rentepercentages, Europa Decentraal
De-minimisverordening, Europa Decentraal