Provincies, gemeenten en waterschappen zijn op allerlei manieren nauw betrokken bij de uitvoering van landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) legt samen met de provincies en waterschappen de plannen vast in het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB (NSP-GLB).
Naast het opstellen van plannen, spelen de decentrale overheden ook en belangrijke rol in de uitvoering van het GLB. Decentrale overheden hebben bijvoorbeeld te maken met de instandhouding van bodem-, lucht- en waterkwaliteit. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het NSP-GLB. Waterschappen dragen de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van bepaalde subsidies. Gemeenten spelen verder een belangrijke rol in de samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling en de en de niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven. Kortom, de decentrale overheden zijn enorm van belang in de uitvoering van het GLB.
Decentrale overheden kunnen in aanraking komen met de staatssteunregels wanneer zij steun willen verlenen aan landbouwers, aanvullend aan steun die zij direct van de EU of via het rijk ontvangen.
Het GLB 2023-2027
Vanaf 1 januari 2023 is het nieuwe GLB van ingegaan. Het GLB richt zich vanaf 2023 in toenemende mate op natuur, klimaat en milieu. Het nieuwe GLB moet groenere landbouwpraktijken stimuleren in de vorm van zogenoemde eco-regelingen. Dat zijn extra subsidies per hectare voor duurzame landbouwactiviteiten. Ook moeten de landbouwsubsidies meer ten goede komen aan kleinere bedrijven door middel van een speciale subsidie voor de eerste 40 hectare landbouwgrond.
De twee pijlers van het GLB
In de praktijk bestaat de kern van het GLB uit twee pijlers, namelijk:
- Inkomensondersteuning en markt- en prijsbeleid: deze pijler wordt gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), met het doel om direct landbouwers te steunen voor levensonderhoud en verduurzaming en in geval van moeilijke marktomstandigheden
- Plattelandsontwikkeling: de tweede pijler van het GLB betreft het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) dat plattelandsontwikkelingsprogramma’s co-financiert.
Meer informatie over deze en andere fondsen vindt u in de EU-fondsenwijzer.
Hoewel voorheen beide pijlers hun eigen plannen kenden, zijn de pijlers sinds 2023 ondergebracht in één plan om de samenhang te verbeteren, namelijk het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB (NSP-GLB). De lezersvriendelijke samenvatting en het volledige document vindt u hier. Dit plan is vanaf 1 januari 2023 van kracht.
De eerste pijler van het GLB: ondersteuning voor landbouwers
De eerste pijler van het GLB richt zich op de directe financiering van de landbouw door middel van het ELGF. Van oudsher was deze pijler gericht op het garanderen van voedselzekerheid en het stimuleren van de landbouwproductie. Dit gebeurde met name op basis van productiesteun voor boeren. Sinds begin deze eeuw is er toenemend sprake van inkomensondersteuning. Boeren kunnen subsidies van de EU krijgen als extra inkomen, los van de hoeveelheid producten die ze op markt brengen. Het doel hiervan is om landbouwers een redelijke levensstandaard te garanderen, de landbouwmarkt te stabiliseren en tegelijkertijd de landbouwproductie op peil te houden.
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
De maatregelen die behoren tot de eerste pijler van het GLB worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds, het ELGF. Hiervoor is in Verordening 2021/2115 een specifiek regelgevend kader opgenomen. In Nederland is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de instantie die met de uitvoering ervan is belast. Meer informatie over het ELGF vindt u in de EU-fondsenwijzer. Binnen het ELGF zijn er drie instrumenten beschikbaar om boeren te ondersteunen, namelijk inkomenssteun, eco-regelingen en marktregulering.
Inkomenssteun
Het eerste instrument van het GLB bestaat uit de inkomenssteun voor landbouwers. Binnen het kader van het ELGF kent het Nederlandse strategische plan drie verschillende vormen van inkomenssteun. Deze verschillende subsidies hebben elk hun eigen specifieke doelen.
- De eerste vorm van inkomenssteun betreft de basisinkomenssteun (BISS). BISS heeft het doel om landbouwers een leefbaar en stabiel inkomen te bieden. Deze subsidie wordt verstrekt op basis van de hoeveelheid landbouwgrond die een agrariër in het bezit heeft. Verder zal het NSP-GLB in afnemende mate gebruik maken van BISS om andere subsidies als eco-regelingen te financieren.
- De tweede vorm van inkomenssteun is de zogeheten herverdelende inkomenssteun (CRISS). De herverdelende inkomenssteun is een aanvullende subsidie die bedoeld is om kleinere en middelgrote landbouwbedrijven te steunen door hen relatief meer te subsidiëren dan grotere bedrijven. Alle landbouwbedrijven ontvangen voor de eerste 40 hectare een aanvullend bedrag per hectare. Dat houdt in dat hoewel alle landbouwers recht maken op CRISS, de gemiddelde inkomenssteun per hectare hoger ligt voor bedrijven met minder landbouwgrond.
- De derde vorm van inkomenssteun is de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers. Deze regeling heeft als doel om de vaak hogere lasten van beginnende landbouwers beter te kunnen dekken. Tegelijkertijd wordt de inkomenssteun voor jonge landbouwers deze GLB-periode uitgefaseerd. Het budget hiervan bouwt af van 9,5 miljoen euro in 2023 tot nul in 2027 omdat steun voor jonge landbouwers voortaan plaats zal vinden in de vorm van vestigingssteun en investeringsregelingen.
De eco-regelingen
Deze GLB-periode introduceert een nieuw instrument om landbouwers te ondersteunen, namelijk de zogeheten eco-regelingen. De eco-regelingen zijn betalingen bovenop de basisinkomenssteun die bedoeld zijn om gericht duurzame landbouwactiviteiten te belonen en zo de nieuwe GLB doelen te behalen. Zo moeten de eco-regelingen de landbouw verduurzamen op het gebied van klimaat, bodem en lucht, water, landschap en biodiversiteit. Landbouwers kunnen een extra aanvraag doen op een extra toeslag per hectare als zij duurzame landbouwactiviteiten uitvoeren. Op basis van een puntensysteem met vijf criteria wordt dan de hoogte van de subsidie vastgesteld
Ook voor de eco-regelingen moeten landbouwers voldoen aan de onderstaande voorwaarden. Voor een volledige lijst van de landbouwactiviteiten die onder de eco-regelingen vallen klik hier.
Voorwaarden aan ELGF-subsidies
Aan deze vormen van inkomensondersteuning zijn voorwaarden verbonden op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn. Deze voorwaarden worden ook wel conditionaliteiten genoemd. De conditionaliteiten kunnen worden onderverdeeld in uit regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s). Deze voorwaarden richten zich steeds meer op duurzame landbouw.
De ‘uit regelgeving voortvloeiende beheerseisen’ zijn eisen waaraan landbouwers moeten voldoen als gevolg van Europese wet- en regelgeving. Deze wetten hebben onder andere te maken met de gezondheid van mensen, dieren en planten, dierenwelzijn en het milieu. Het is belangrijk om daarbij te vermelden dat alle boeren verplicht zijn zich te houden aan deze regels ongeacht of zij GLB-subsidies ontvangen. Voor de volledige lijst met beheerseisen, klik hier.
Verder moeten boeren ook voldoen aan de goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s) om aanspraak te maken op inkomenssteun. De 10 GLMC’s zijn als volgt:
- Oppervlakte van blijvend grasland gelijk houden;
- Veenweiden en wetlands beschermen;
- Stoppels niet verbranden;
- Aanleg van bufferstroken langs waterlopen;
- Tegengaan van erosie;
- Garanderen van een minimale bodemdekking;
- Gewassen op bouwland roteren (vanaf 2024);
- 4% van het bouwland niet-productief laten (vanaf 2024);
- Ecologisch kwetsbaar blijvend gras beschermen;
- Aanleg van bufferstroken langs droge waterlopen.
Stand van zaken
Op 13 februari 2024 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een EU-Uitvoeringsverordening aangenomen, waardoor landbouwers in het jaar 2024 gedeeltelijk af mogen wijken van GLMC 8, die hen verplicht om bepaalde gebieden braak te laten liggen.
Het voorstel van de Commissie voor het jaar 2024 houdt in dat, in plaats van het onproductief houden van 4% van de grond, een landbouwer mag kiezen voor het verbouwen van stikstofbindende gewassen zoals linzen, erwten of tuinbonen en/of gewassen die als veevoer of als groenmest kunnen dienen (zgn. vanggewassen) op minimaal 7% van hun grond. Een extra voorwaarde is dat de teelt moet plaatsvinden zonder bestrijdingsmiddelen.
De Verordening ging in op 14 februari 2024 en is met terugwerkende kracht van toepassing, van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
Decentrale overheden zijn betrokken bij de controle en naleving op deze (rand)voorwaarden. Diverse Nederlandse overheden controleren gezamenlijk de naleving van de randvoorwaarden door landbouwers. Zo zien provincies toe op de naleving van de natuurregelgeving en controleren gemeenten of er schadelijke stoffen in de bodem worden geloosd. Jaarlijks moet 1% van alle Europese landbouwers worden gecontroleerd op de naleving van de randvoorwaarden. Indien landbouwers niet aan deze eisen voldoen, is het mogelijk dat zij gekort worden op hun landbouwsubsidies.
Marktregulering
Tot slot stelt het GLB het instrument van marktregulering beschikbaar om landbouwers te verzekeren van inkomen. Marktregulering richt zich op het markt- en prijsbeleid van landbouwproducten. Met marktondersteunende subsidies wil de EU voorkomen dat de prijzen van landbouwproducten te veel schommelen. Zo kunnen overheden landbouwgoederen opkopen in geval van overschotten. Hiermee zijn boeren verzekerd van een bepaald niveau inkomen. Tegelijkertijd kunnen overheden ook de opslag van landbouwproducten door private partijen financieel steunen. Dit stelt boeren in staat om hun producten op te slaan en te wachten totdat de prijs stijgt naar een hoger niveau. Verder heeft de Europese Commissie ook mogelijkheden voor uitzonderlijke maatregelen en sectorspecifieke steunregelingen. De regels omtrent marktregulering zijn vastgelegd in de Verordening 1308/2013.
De tweede pijler van het GLB: Duurzame plattelandsontwikkeling
De tweede pijler van het GLB richt zich op de ontwikkeling van de regio door middel van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). ELFPO heeft het doel om de tweede pijler van het GLB te ondersteunen door verbetering van de economische, ecologische, en sociale duurzaamheid. De drie grootste prioriteiten van het programma zijn dan ook het bevorderen van de concurrentiepositie van de agrarische sector, verantwoord landgebruik en een duurzame ontwikkeling van rurale gebieden.
Alle EU-lidstaten dienen plannen op te stellen om de tweede pijler te realiseren. Deze plannen kunnen dan aanspraak maken op ELFPO gelden op voorwaarde dat nationale, regionale of lokale overheden minstens de helft van de totale subsidie inleggen. Het volledige regelgevende kader hiervoor is te vinden in Verordening 2021/2115. Staatssteunregels kunnen van toepassing zijn op deze regelingen, afhankelijk van de relevante wet- en regelgeving. Klik hier voor meer informatie over landbouw en staatssteun.
Plattelandsontwikkeling in Nederland
In Nederland zijn de plannen van de tweede pijler verwerkt in het NSP-GLB. Deze plannen zijn opgesteld door de Ministeries van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW), RVO, de provincies en de waterschappen. De Nederlandse prioriteiten zijn als volgt:
- Verduurzaming van de landbouw;
- Verbetering van de concurrentiekracht;
- Een goed toekomstperspectief voor jonge boeren;
- Innovatie en kennisoverdracht;
- Agrarisch natuurbeheer en biodiversiteit;
- Verbetering waterkwaliteit;
- LEADER (leefbaarheid platteland).
De rijksoverheid zet in toenemende mate in op de plattelandsontwikkeling. Daarom zullen er middelen overgeheveld worden van de eerste naar de tweede pijler tijdens de GLB-periode 2023-2027. In 2023 gaat het om 15% van het Nederlandse ELGF budget dat overgaat naar ELFPO. Dit percentage zal oplopen tot 30% in 2027.
Decentrale overheden en plattelandsontwikkeling
Naast hun bijdrage aan het opstellen van de plannen is er ook een belangrijke rol weggelegd voor decentrale overheden in de uitvoering van het GLB. De meest prominente is voor de provincies, die door het ministerie van LNV zijn aangewezen als intermediaire instanties. Dat betekent dat de provincies hun eigen regelingen kunnen opzetten en zelf kiezen welke projecten die steun kunnen ontvangen. Specifiek betreft dit regelingen binnen agrarisch natuur- en landschapsbeheer, investeringen, samenwerking, LEADER en kennis- en informatieoverdracht. Ook de waterschappen zijn verantwoordelijk voor regelingen binnen het GLB en het verstrekken van subsidies.
Gemeenten zijn betrokken bij op de regelingen voor samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling en de niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven.
De regelingen binnen ELFPO
Om aan de eerder genoemde prioriteiten te werken is er binnen de tweede pijler van het GLB een breed scala aan regelingen ontwikkeld. Deze variëren van het steunen van cursussen voor landbouwers tot aan de aanleg van bossen. De voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen verschillen per regeling. Decentrale overheden kunnen onder andere gebruik maken van ELFPO-subsidies voor projecten op de gebieden van integrale gebiedsontwikkeling en niet-productieve investeringen.
Zo zijn er ELFPO regelingen beschikbaar op de gebieden van:
- Gebiedsgerichte samenwerking;
- Duurzame investeringen;
- Stikstof- en klimaatopgave veenweide en overgangsgebieden Natura 2000;
- Kennis en innovatie.
Regelgevend kader van het GLB
- Verordening 2021/2116 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
- Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/813 van de Commissie van 8 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toewijzingen aan de lidstaten voor rechtstreekse betalingen en wat betreft de jaarlijkse uitsplitsing per lidstaat van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling
- EU-Verordening 2021/2117 tot wijziging van de EU-verordeningen 1308/2013 inzake de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten, 251/2014 inzake geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en 228/2013 houdende maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de EU.