Europese rechtspraak

Laatste update: 27 februari 2023

Door:


1. Introductie

Het Hof van Justitie van de EU heeft op 5 maart prejudiciële vragen beantwoord in een zaak omtrent onrechtmatig verkregen staatssteun op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Aangezien het Hof zich niet vaak uitspreekt over de toepassing van de AGVV is dit noemenswaardig, ook al betreft het hier de oude AGVV. De Europese rechter heeft in dit geval geoordeeld dat de nationale autoriteiten inderdaad verplicht zijn de steun met rente terug te vorderen.

2. Zaak

Arrest Hof van Justitie, (Gerecht), 5 maart 2019, Eesti Pagar AS tegen Ettevõtluse Arendamise Sihtasutus (EAS) en Majandus- ja Kommunikatsiooniministeerium. Zaak C‑349/17.

3. Beleidsdossier en thematiek

Staatssteun, terugvorderingsprocedure en de Algemene Groepsvrijstellingsverordening

4. Samenvatting en feiten

Het bedrijf Eesti Pagar had in 2008 van de publieke Estse ondernemerschapsorganisatie EAS  staatssteun ontvangen om de aankoop van een productielijn voor brood te kunnen financieren. Deze steun was deels afkomstig uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. Op grond van artikel 8 lid 1 van de AGVV, dat stelt dat als staatssteun een stimulerend effect heeft het niet hoeft worden onderworpen aan onderzoek door de Europese Commissie, is deze steun niet aangemeld maar is er gekozen voor het doen van een kennisgeving op basis van de AGVV.

Bij een ex post controle van de Europese Commissie bleek echter dat er niet aan de voorwaarde van het stimulerend effect was voldaan omdat het bedrijf de steunaanvraag had ingediend toen de koopovereenkomst voor de productielijn al was gesloten. Volgens artikel 8 lid 2 van de AGVV is de bepaling over het stimulerend effect alleen geldig wanneer de steunaanvraag wordt ingediend voordat er aan de werkzaamheden waar deze betrekking op heeft wordt begonnen. Op grond van deze bepaling zag EAS zich genoodzaakt de steun met rente terug te vorderen, waarop Eesti Pagar de zaak voor de rechter bracht.

5. Rechtsvraag

De rechter legde de zaak in hoger beroep voor aan het EU-Hof, met de vraag of de Europese rechter zich over een vijftal punten kon uitspreken. Deze vragen zag op: het stimulerend effect van de steun, de verplichting om onrechtmatige steun terug te vorderen, het vertrouwensbeginsel, verjaring en de verplichting om rente terug te vorderen.

Het Hof beantwoordde deze vragen op 5 maart jongstleden.

6. Uitspraak

Volgens het Hof komt het bedrijf Eesti Pagar niet in aanmerking voor de betreffende steunregeling, omdat de steunaanvraag werd ingediend toen er al een koopovereenkomst was gesloten. De vrijstelling voor aanmelding met het oog op het stimulerend effect is dus niet van toepassing.

Daarnaast oordeelt het Hof dat de nationale autoriteiten, in dit geval EAS, ertoe zijn verplicht de onrechtmatig verkregen steun terug te vorderen. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 108 lid 3 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Hier staat dat nationale autoriteiten geen steunmaatregelen mogen nemen voordat deze door de Commissie op rechtmatigheid zijn gecontroleerd. Wanneer dit wel gebeurt en de steun blijkt, zoals in deze zaak, achteraf onrechtmatig, is het de verplichting van de betreffende autoriteit de verleende steun terug te vorderen.

Ook spreekt het Hof zich uit over de verplichting om de onrechtmatig verkregen steun met rente terug te vorderen. Deze verplichting vloeit tevens voort uit artikel 108 lid 3 VWEU. De rente moet betaald worden over de hele periode waarin een begunstigde steun heeft ontvangen, en moet minimaal gelijk zijn aan de rente die een begunstigde had moeten betalen wanneer hij hetzelfde bedrag op de markt had moeten lenen.

7. Conclusie

Hoewel het oordeel in deze zaak aan de nationale rechter wordt overgelaten zijn de adviezen die het Hof in zijn beantwoording geeft wel bindend. De belangrijkste kwesties die in deze zaak naar voren komen zijn de onrechtmatigheid van steunaanvragen na het sluiten van een commerciële overeenkomst en de verplichting voor nationale autoriteiten om onrechtmatig verkregen steun terug te vorderen. Bovendien is de uitspraak nog altijd relevant omdat de voorwaarde van een stimulerend effect uit de oude AGVV vrijwel gelijk is gebleven in de huidige AGVV.