Indien decentrale overheden steun verlenen die als onrechtmatig wordt aangemerkt, moet de desbetreffende steun, inclusief de daarover genoten rente, worden teruggevorderd. Door de terugvordering wordt de situatie hersteld naar de situatie vóór de verlening van de steun, waardoor de verstoring van de marktwerking ongedaan wordt gemaakt. Terugvordering van steun is geregeld in artikel 16 van de Procedureverordening 2015/1589 en in de Wet terugvordering staatssteun. De belangrijkste punten over terugvordering van steun worden hieronder toegelicht.
Nationale procedures
Hoe terugvordering van onrechtmatige staatssteun juridisch moet worden gerealiseerd, wordt overgelaten aan het nationale recht van de lidstaat waarin de schending van de staatssteunregels is begaan. Een terugvordering kan afhankelijk van de situatie zowel publiek- als privaatrechtelijk plaatsvinden.
De nationale rechter kan uitvoering geven aan een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie. Hierbij wordt vaak beroep gedaan ter opschorting of vernietiging van een steunmaatregel, totdat de Europese Commissie de maatregel heeft beoordeeld.
Wet terugvordering staatssteun
Sinds 1 juli 2018 geldt in Nederland de Wet terugvordering staatssteun, die de nationaalrechtelijke grondslag vormt voor terugvordering van de steun. Deze wet voorziet in de mogelijkheid om staatssteun terug te vorderen op basis van een besluit van de Europese Commissie. Indien er geen sprake is van een Commissiebesluit en de nationale rechter zelf vaststelt dat een beschikking van een decentrale overheid in strijd is met Artikel 108 lid 3 VWEU, dient die decentrale overheid de desbetreffende beschikking te wijzigen.
In de Wet terugvordering staatssteun worden onder meer de volgende aspecten van de terugvorderingen geregeld:
Bestuursorgaan
De wet verduidelijkt welke organen verplicht zijn tot terugvordering van staatssteun. Deze verplichting ligt bij ‘het bestuursorgaan dat het aangaat’ op grond van artikel 3 lid 1 en artikel 7 lid 1 van de wet. In beginsel is dit het bestuursorgaan dat de steun heeft verstrekt. Daarnaast kan het bestuursorganen betreffen die bijvoorbeeld verantwoordelijk zijn voor de verstrekking of (in)direct overheidszeggenschap uitoefenen bij steunverstrekking door een private partij (zie artikel 1 sub b). In gevallen waar meerdere decentrale overheden gezamenlijk steun verlenen in de vorm van een samenwerkingsverband, zijn alle overheden binnen dit verband verplicht tot terugvordering zolang geen van de overheden tot terugvordering is overgegaan.
Terugvorderingsbeschikking
In de wet wordt bepaald dat terugvordering gebeurt op basis van een terugvorderingsbeschikking (artikel 3 lid 1). Met deze beschikking kan ook gelijk de onrechtmatigheidsrente worden teruggevorderd. Bovendien is het mogelijk om de teruggevorderde steun te verrekenen met openstaande betalingsverplichtingen van de decentrale overheid jegens de begunstigde (artikel 3 lid 3). Voor de regels die voor de invordering gelden verwijst de wet naar de betreffende bepalingen van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en voorziet in een regeling van rechtsbescherming door bezwaar en beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in eerste en enige aanleg.
Begunstigden
De terugvorderingsbeschikking moet aan de begunstigde onderneming gericht worden. Deze begunstigde onderneming is meestal de oorspronkelijke ontvanger van de steun. Echter, ook andere ondernemingen die aan de steun voordeel hebben ontleend kunnen als indirect begunstigde een terugvorderingsbeschikking krijgen. Wanneer twijfel bestaat over welke begunstigden als indirecte begunstigden aangemerkt moeten worden, moet er overleg gepleegd worden met de Europese Commissie. Dit blijkt uit een uitspraak ven het Europees Hof.
Nieuwe weigeringsgrond voor subsidies
De Wet terugvordering staatssteun heeft een nieuwe weigeringsgrond voor subsidies toegevoegd aan de Awb. Deze is opgenomen in artikel 4:35 lid 3 en bepaalt dat een subsidieverlening geweigerd wordt indien de subsidieverstrekking strijdig is met artikel 107 of 108 VWEU.
Gevolgen niet-nakoming terugvorderingsplicht
Op decentrale overheden die steun verlenen die als onrechtmatig wordt aangemerkt, rust dus een terugvorderingsplicht. Als de decentrale overheid haar terugvorderingsplicht niet nakomt, kan de Europese Commissie zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden. Dit kan leiden tot een boete of dwangsom, opgelegd door het Hof van Justitie. Steun hoeft niet te worden teruggevorderd wanneer de verjaringstermijn van tien jaar is verlopen of wanneer terugvordering volstrekt onmogelijk is. Dit laatste wordt niet snel aangenomen.
Vertrouwensbeginsel
Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een begunstigde op basis van het vertrouwensbeginsel ontkomen aan terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun. Uit jurisprudentie van het Hof blijkt namelijk dat nationale bepalingen of beginselen, zoals het vertrouwensbeginsel, die in bepaalde gevallen aan terugvordering in de weg kunnen staan, in principe niet van toepassing zijn. Dit is een gevolg van het vereiste van effectieve tenuitvoerlegging van het terugvorderingsbesluit van de Commissie. Ondernemingen kunnen dus niet blind vertrouwen op uitlatingen van decentrale overheden over staatssteun. Van behoedzame ondernemers wordt verwacht dat zij op de hoogte zijn van de naleving van procedurele regels bij steunverlening. Dit geldt overigens ook voor uitspraken over andere transacties tussen overheden en ondernemingen.
Deggendorf-clausule
Decentrale overheden moeten in hun ad-hoc steunmaatregel of steunregeling expliciet de Deggendorf-clausule opnemen. Hierin wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming waartegen een bevel tot terugvordering is gegeven op grond van een eerdere beschikking van de Europese Commissie. Hierin is de steun onrechtmatig en onverenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt.