De uit 2008 stammende Richtlijn 2008/99/EG ter bescherming van het milieu door middel van het strafrecht is door de ontwikkelingen van de laatste jaren toe aan een vernieuwing. Op 26 maart 2024 heeft de Raad ingestemd met de nieuwe Richtlijn “inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht”. Deze vervangt Richtlijnen 2008/99/EG en 2009/123/EG.
Belangrijkste wijzigingen
De belangrijkste wijzigingen betreffen een verbetering van het algemene begrip ‘milieudelict’, een aantal toevoegingen aan de lijst met vergrijpen die onder de Richtlijn vallen, en een verzwaring van de strafmaat wanneer deze vergrijpen zijn begaan.
De Richtlijn heeft tot doel om een bepaalde categorie van milieudelicten die dusdanig zwaar zijn, binnen de gehele Europese Unie op een uniforme manier strafbaar te stellen, en de straffen hiertoe ook te harmoniseren. De gedachte is dat de vervolging van deze zeer schadelijke misdrijven zo wordt vergemakkelijkt, in het bijzonder in de vaak voorkomende grensoverschrijdende situaties, en dat door uniforme strafmaten de vlucht naar een lidstaat met een soepeler regime wordt voorkomen.
Voorbeelden
Milieudelicten onder de hernieuwde Richtlijn zijn bijvoorbeeld: illegale houthandel, illegale recycling en verhandeling van bepaalde chemische stoffen (in het bijzonder kwik), illegale scheepsrecycling, het verhandelen of vernietigen van bedreigde diersoort, en zo verder. Ook buitengewoon ernstige vervuiling van de leefomgeving dient door middel van de Richtlijn strafbaar gesteld te worden, en kent daarnaast de verzwarende omstandigheid van wanneer deze vervuiling de dood ten gevolg heeft.
De gedachte is dat de vervolging van deze zeer schadelijke misdrijven zo wordt vergemakkelijkt.
Straffen
De sancties die de Richtlijn voorschrijft beschrijven maximale celstraffen van ten minste 10 jaar bij een opzettelijk misdrijf met de dood ten gevolg, tot ten minste 3 jaar voor lichtere vergrijpen. Het regime voor rechtspersonen stelt voor de ernstigste misdrijven, een maximumboete van minstens 5% van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon, dan wel € 40 miljoen. Voor andere misdrijven, een maximumboete van minstens 3% van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon, dan wel € 24 miljoen.
Decentrale relevantie
Het is voor decentrale overheden van belang om te weten dat de Richtlijn ook voorschrijft dat er voldoende middelen voor het opsporen van deze milieudelicten ter beschikking dienen te worden gesteld door de overheid. Daarnaast dient de Nederlandse overheid ervoor te zorgen dat er voldoende opsporingsbeambten worden opgeleid. Omgevingsdiensten en Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s) kunnen te maken krijgen met de milieudelicten die in de Richtlijn worden opgesomd.