Nieuws

Publicatie: 8 juni 2020

Door: en


Eind april gaf het Hof van Justitie van de Europese Unie inzicht in de toepassing van een nationale verjaringstermijn bij de terugvordering van onverenigbare staatssteun. De manier waarop de steun precies wordt teruggevorderd is aan de nationale lidstaat om te bepalen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het doeltreffendheidsbeginsel van het Europees recht.

Feiten en omstandigheden

In zaak  C-627/18 van 30 april beantwoordt het Hof van Justitie van de EU (het Hof) een prejudiciële vraag van een Portugese rechter, over de toepassing van de nationale verjaringstermijn bij het uitvoeren van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie.
De verwijzende rechter stelde de vraag in het geding tussen Nelson Antunes da Cunha Lda (Cunha Lda) en het Portugese instituut voor de financiering van landbouw en visserij (IFAP). In 1994 heeft Portugal een steunregeling ingesteld voor het wegwerken van schulden van intensieve veehouderijbedrijven en het stimuleren van de varkensveehouderij. Vijf jaar later wordt deze steunregeling door de Europese Commissie onverenigbaar met EU-recht verklaard, omdat de maatregel niet was aangemeld. Volgens artikel 108 van het EU Werkingsverdrag (VWEU) moet de Commissie namelijk op de hoogte worden gebracht van de invoering van staatssteun. Cunha Lda heeft in 2002 en 2009, van het IFAP, een verzoek per brief ontvangen om de verkregen steun op basis van de regeling terug te betalen, maar heeft hier geen gevolg aan gegeven. Vervolgens heeft de gemeentelijke belastingdienst een fiscale executieprocedure ingeleid ter inning van de schuldvorderingen. Cunha Lda is hiertegen in verzet gegaan bij de verwijzende rechter. De onderneming is namelijk van mening dat, op grond van het nationaal recht, de verplichting tot terugbetaling van de ontvangen bedragen na vijf jaar is vervallen. In het Europees recht bestaat een verjaringstermijn van tien jaar waarna de Commissie geen onrechtmatige staatssteun van een lidstaat meer kan terugvorderen.

De prejudiciële vragen

De verwijzend rechter stelt hierop de volgende prejudiciële vragen aan het EU Hof:

  • Moet de verjaringstermijn van artikel 17 lid 1 Verordening 2015/1589 worden geïnterpreteerd als alleen van toepassing op de relatie tussen EU en lidstaat of ook op de relatie tussen lidstaat en steunontvanger?
  • Hoe relateren artikel 16 lid 2 en 3 en de algemene Unierechtelijke rechtsbeginselen, en met name het doeltreffendheidsbeginsel, zich tot een nationale verjaringstermijn (die korter is dan 10 jaar, zoals vereist in artikel 17 lid 1 voor het terugvorderen van die rente)

Interpretatie 10 jaar verjaringstermijn van art. 17 lid 1

Het Hof concludeert dat deze verjaringstermijn van Verordening 2015/1589 enkel van toepassing is op de bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen van de lidstaat en geen betrekking heeft op de bevoegdheid van de nationale autoriteiten om de steun te innen bij de steunontvanger.

Toepassing nationale verjaringstermijn bij terugvordering staatssteun

In het geval steun aan ondernemingen onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard moet deze, conform nationaalrechtelijke procedures, terug worden gevorderd. De nationale verjaringsregels zijn in beginsel van toepassing op het terugvorderen van onrechtmatige steun, maar moeten de vereiste terugvordering niet nagenoeg onmogelijk maken, aldus het Hof.
Het Hof benadrukt dat het doel van de terugvordering is om de situatie terug te brengen naar hoe deze was voordat de steun werd toegekend en dat de terugvorderingsprocedure pas is afgerond nadat de volledige steun inclusief rente is geïnd door de lidstaat. Het Hof herinnert eraan dat, hoewel de verjaringstermijn de rechtszekerheid dient en deze gehonoreerd moet worden, het ook belangrijk is om het openbaar belang te eerbiedigen dat beschermd wordt door het terugvorderen van onrechtmatige steun.
Op grond van artikel 16 van Verordening 2015/1589 moet Portugal de steun inclusief rente terugvorderen van Cunha Lda. Als de nationaal verjaringstermijn van 5 jaar wordt toegepast leidt dit volgens het Hof tot twee situaties, waarin zij de volgende conclusies trekken:
Situatie A: In geval een deel van de rente verjaard vóór de vaststelling van het terugvorderingsbesluit van de Commissie (in casu 1999) maakt de nationale verjaringsregel de Europeesrechtelijk eis om de steun volledig terug te vorderen onmogelijk. Deze nationale regel moet daarom buiten toepassing worden gelaten.
Situatie B: In geval een deel van de rente verjaard nadat de terugvorderingsbeschikking is vastgesteld, doordat de lidstaat de beschikking te laat heeft uitgevoerd, maakt deze verjaringsregel het nagenoeg onmogelijk om de steun volledig terug te vorderen. Ook deze nationale regel moet buiten toepassing worden gelaten.
Het Hof benadrukt verder dat het dwingende karakter van het toezicht van de Commissie (gebaseerd op artikel 108 VWEU) slechts een gewettigd vertrouwen aan een steunontvanger kan bieden als de steun is verleend overeenkomstig de vereiste procedure van dat artikel. In casu kan Cunha Lda niet op de rechtmatigheid van de steun vertrouwen, omdat de steun niet is aangemeld en Cunha, als een behoedzame marktdeelnemer, hiervan op de hoogte behoorde te zijn.

Conclusie

Uitgangspunt bij het terugvorderen van onrechtmatige steun is de nationale verjaringstermijn, maar deze moet in overeenstemming zijn met het doeltreffendheidsbeginsel. Als een nationale verjaringsregel het nagenoeg onmogelijk maakt om de staatssteun inclusief rente terug te vorderen moet deze buiten toepassing worden gelaten.

Bron:

C-627/18 Hof van Justitie 30 april 2020, Curia

Meer informatie:

Dossiermap staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Terugvorderingsprocedure, Kenniscentrum Europa Decentraal