De drie Brabantse waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel gaan langdurig samenwerken voor het inkopen van regionale groene stroom. Voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit gaan de waterschappen een samenwerking van 10 jaar aan met een energieleverancier die zich ook inzet om nieuwe duurzame energieparken in Brabant te ontwikkelen. Voorwaarde voor deze energieparken is dat ze in samenwerking met de omgeving worden gerealiseerd. Zo moet bij elk energiepark minimaal 50% lokale participatie worden toegepast.
Wij spraken met medewerkers van Waterschap De Dommel die betrokken waren bij de aanbesteding. Gea Dalstra is manager beheer waterketen en had de rol van opdrachtgever bij de inkoop van duurzame energie. Richard Moerman is adviseur duurzaamheid en energie en was vanaf het begin bij dit project betrokken. Bregtje van de Wassenberg was een van de inkoopadviseurs bij de aanbesteding. Ingeborg Leermakers is manager financiën en inkoop van het waterschap.
Jullie hebben de aanbesteding gezamenlijk, met drie waterschappen gedaan. Hoe is de samenwerking ontstaan?
De drie Brabantse waterschappen hebben op het gebied van energie en klimaat vergelijkbare ambities. Al geruime tijd kochten ze elektriciteit succesvol samen in. Tot op heden werd grijze elektriciteit ingekocht met aanvullende inkoop van Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor duurzame windenergie uit Denemarken.
Dalstra legt uit dat dit al zeker vanaf 1999 zo gebeurde. “In de loop van de jaren zijn we aan de slag gegaan met de vergroening. Het inkopen van GvO’s of certificaten was de eenvoudige oplossing.” De vraag of de aankoop van certificaten uit andere landen wel als echt groen kan worden beschouwd kwam steeds vaker aan de orde. Er ging daarnaast te weinig stimulans vanuit voor de verduurzaming van de energieproductie. Moerman: “Gezamenlijk hebben we daarnaar gekeken. We zaten op twee sporen: grijze energie inkopen en dan vergroenen door de inkoop van garanties van oorsprong uit Noorwegen. Kan dat niet anders?”
De waterschappen besteedden de opdracht samen aan, met een gezamenlijke aanpak, maar eindigden wel met elk een eigen contract. Dalstra ziet zeker op het gebied van vergroening mogelijkheden tot verbinding; waterschappen kunnen samenwerken en kennis uitwisselen. Moerman gaat in op het belang van de samenwerking tussen de drie waterschappen en de leveranciers: “Met de gezamenlijke aanbesteding hebben we qua volume een aantrekkelijke en competitieve uitvraag voor de markt.” Maar ook intern zijn er voordelen: “Dit zijn vraagstukken waar binnen de eigen organisatie meestal één persoon voor verantwoordelijk is. Nu heb je twee partners waarmee je kunt sparren en een team kunt vormen”
Wat houdt de aanbesteding in?
Het betreft een Europese aanbesteding voor de inkoop en levering van duurzame elektriciteit voor een contractperiode van tien jaar, met een optie het contract twee keer met vijf jaar te verlengen. Het inkoopvolume aan elektriciteit bedraagt ca 110 GWh, wat overeen komt met circa 15 windturbines of 160 hectare zonnepanelen. Dat is een significant aandeel in de ambities voor nieuwe duurzame energie in Brabant. De aanbesteding bestaat uit twee delen.
Het eerste deel van de opdracht bestaat uit elektriciteit geleverd met Garanties van Oorsprong (GvO’s) voor zonne- en/of windenergie uit Nederland.
Moerman: “De elektriciteitsprijs is vergelijkbaar met een traditioneel elektriciteitscontract op basis van Nederlandse duurzame energie. Er gaat opnieuw gewerkt worden met de zogeheten ‘click’-methodiek waarbij de beste prijs binnen een bepaalde periode verkregen kan worden. We bewegen mee met actuele prijsschommelingen en zitten met het contract niet langdurig vast aan een bepaalde prijs.”
Het tweede deel van de aanbesteding is de inspanningsverplichting voor de realisatie van additionele duurzame energie. Door te vragen naar duurzame energie uit additionele bronnen, moeten energieproducenten nieuwe duurzame energiebronnen in Nederland realiseren. Lokaal energie opwekken dus, in plaats van het kopen van certificaten elders in Europa. De GvO’s worden gereserveerd voor het waterschap.
De additionele duurzame energie moet voor minimaal 50% uit Brabant en 100% uit Nederland afkomstig zijn. Hiermee wordt de Nederlandse energietransitie gestimuleerd. Daarnaast wordt gestuurd op minimaal 50% eigenaarschap voor lokale partijen, zoals de afzonderlijke Brabantse waterschappen. Dit is een vrijblijvende keuze voor waterschappen: per additioneel regionaal energiepark wordt ruimte geboden aan de drie afzonderlijke waterschappen om mee te financieren in het project. Zo kan elk waterschap besluiten om zich voor een langere periode te verbinden aan duurzame levering en het bijbehorende financiële rendement op de investering.
Moerman zegt hierover: “We hebben er nu voor gezorgd dat we op de eerste rang zitten. Als er mooie projecten komen in Brabant, dan kunnen we ook bijdragen aan de financiering daarvan. Met deze aanbesteding hebben we voorkomen dat vooral geïnvesteerd gaat worden in de grote projecten, omdat we juist de kleinere projecten willen stimuleren, waarbij minimaal 50% lokaal eigenaarschap gerealiseerd gaat worden.”
Hoe is de aanbesteding tot stand gekomen?
Leermakers schetst dat het een complex proces is en dat de betrokken waterschappen het aanbestedingsinstrument zien als een kans om echt stappen te zetten in de energietransitie. “De voorbereidingen voor deze energie-aanbesteding zijn al drie jaar geleden gestart. Niet alleen eigen medewerkers zijn betrokken maar ook de andere waterschappen en externe deskundigen. Er gaat een heel project aan vooraf, de drie besturen moet worden meegenomen en op één lijn zitten. Tussendoor moeten soms eisen of wensen bijgesteld worden. Er komen diverse vragen bij naar voren zoals: hoe kijken wij tegen energiecontacten aan, hoe willen wij in onze rol als opdrachtgever bijdragen om de energietransitie te bewerkstelligen. Maar ook de vraag wat realistisch is gezien de energiemarkt is relevant? Er moeten veel keuzes worden gemaakt en dat is niet altijd eenvoudig.”
Dalstra vult aan: “We zijn begonnen met een uitgebreide marktverkenning met vragen over additionele energie en hoe we daar de markt bij kunnen betrekken. Daar kwam uit dat, als je daarmee aan de slag wil, een contract van vier of vijf jaar niet praktisch is.” Uiteindelijk is in de aanbesteding gekozen voor een periode van tien jaar, plus twee keer vijf jaar optioneel.
De procedure is vervolgens openbaar gemaakt. Er was initieel interesse van vijf partijen; uiteindelijk heeft één partij zich ingeschreven.
Wat waren obstakels in het proces?
Richard Moerman geeft aan dat het lastigste was om een prijs voor een periode van tien jaar vast te leggen: “Bedrijven wilden wel een leverings- en inspanningscontract van tien jaar, maar toch de mogelijkheid inbouwen om de prijs na vijf jaar bij te stellen. Uit de eerder gehouden marktverkenning was juist gebleken dat een langere periode gunstig zou zijn. Daarom waren we verrast dat tijdens de procedure bleek dat meerdere aanbieders toch voorkeur hadden voor een kortere periode. We zaten toen echter al zo ver in de procedure dat we daaraan niet meer konden toegeven. Je verwacht beweging vanuit de markt om daarin mee te gaan, maar dat gaat niet vanzelf.” Moerman vindt het belangrijk om een partner te hebben die niet alleen een product levert maar die ook actief meedenkt en bijdraagt. “We hebben dat nu in de gekozen leverancier gevonden en stappen in 2022 op deze leverancier over.”
Het project ging volgens Dalstra vooral om het creëren van mogelijkheden. Ze legt uit dat de waterschappen vooraf geen garanties wilden vastleggen, bijvoorbeeld over de hoeveelheid grond die ze beschikbaar konden stellen, terwijl daar vanuit de markt wel vraag naar was. De waterschappen zochten juist naar mogelijkheden waardoor ze op een later moment konden beslissen over deelname. “Stel dat er een mooi project in de buurt komt, dan willen we als waterschappen kunnen bedenken: hoe stappen we in? Misschien doen we niet mee of kunnen we bijvoorbeeld investeren, of grond vrijgeven, dat kunnen we nu alsnog aan onze afzonderlijke besturen voorleggen.” Het hoofddoel bleef om via inkoop de opwekking van duurzame elektriciteit in Nederland en de regio te stimuleren.
Wat hebben jullie geleerd en wat zijn jullie aanbevelingen?
De belangrijkste les volgens Moerman: “We hebben geleerd dat er meer mogelijk is dan je denkt. Denk bij aanvang goed na wat je bij de inkoop wil realiseren. Hoe kunnen we daadwerkelijk een verschil maken voor de markt? Dit project laat zien dat dat kan. Dan moet je daar wel goede criteria aan verbinden, dat aanbod komt niet vanzelf uit de markt.”
De waterschappen hebben ook gezien dat het niet nodig is om zich voor additionele stroom alleen te richten op nieuwe projecten, maar om in de eerste fase ook projecten mee te nemen die bijvoorbeeld al in de vergunningsprocedure zitten. Zulke energieparken kunnen snel gebouwd worden en ook sneller stroom leveren.
Daarnaast heeft het waterschap De Dommel een aantal tips:
- Multidisciplinair team
Het team van de Brabantse waterschappen is multidisciplinair en bevat onder andere strategisch-duurzame inkoopexpertise en juridische expertise. Ook was er externe ondersteuning van iemand met kennis van de elektriciteitsmarkt.
Dalstra heeft ervaren dat zo’n multidisciplinair team ook goed is voor het interne draagvlak: “Als we iets duurzaams doen, denken mensen vaak dat het duurder wordt en daar zijn vragen over. Daarom is het goed om mensen uit meerdere disciplines in het team te hebben. Die kunnen de onzekerheid enigszins wegnemen en direct vanaf het begin vragen beantwoorden.”
- Inkopers: maak gebruik van interne en externe experts
Van de Wassenberg, die als inkoper bij het project betrokken was: “Het is echt iets wat je gezamenlijk doet. Luister ook naar de interne collega’s op het gebied van energie. Als inkoper ken je de inkoop-technische kant, maar groene energie is tamelijk specifiek. Huur daarnaast ook zeker iemand in met kennis van de energiemarkt.” Dalstra zegt dat ze blij was met de steun van de inkopers van de waterschappen om precies te weten wat en wie je nodig hebt, en hoe dat in de procedure te beschrijven.
- Schakel een projectleider in
Moerman zegt hierover: “In de eerste fase hebben we ons gericht op het binnenhalen van kennis, maar we merkten dat we op een bepaald moment een overkoepelend projectleider nodig hadden om tot de definitieve aanbesteding te komen. Toen hebben we een specifieke aanbesteding voor een projectleider gedaan. Dat is deels waarom het een succes is geworden. We hebben iemand gevonden waar we echt een goed gevoel bij hadden. Dat schept vertrouwen. De projectleider trad op als verbinder tussen de waterschappen, kende de markt en eventuele gevoeligheden en wist waar de vragen van de leveranciers vandaan kwamen.”
Alles overziend, vindt Leermakers dit project een mooie eerste stap naar een vernieuwend aanbestedingsproces. “Over een aantal jaar kunnen we terugkijken en zien hoe de energietransitie en de energiemarkt zich hebben ontwikkeld. Dan kunnen we de geleerde lessen opnieuw inzetten of juist een nieuwe koers gaan varen.”