1. Introductie
Decentrale overheden moeten op tal van terreinen rekening houden met het Europees staatssteunverbod. Op terreinen die aanvankelijk een niet-economisch karakter lijken te hebben, kan er toch sprake zijn van een economische activiteit. In de conclusie van Advocaat-Generaal Kokott wordt betoogd dat ook religieuze instellingen een economische activiteit kunnen verrichten.
2. CASUS
3. Beleidsdossier(s) en thematiek
Staatssteun
Onderwijs en staatssteun
4. Samenvatting en feiten
De Congregación de Escuelas Pías Provincia de Betania (hierna Congregación) is een instelling van de katholieke kerk en is eigenaar van een perceel in de Spaanse gemeente Getafe. Op dit perceel is de school La Inmaculada gevestigd. Op 4 maart 2011 heeft de Congregación bij de gemeente Getafe een bouwvergunning aangevraagd voor renovatie en uitbreiding van een vrijstaand gebouw op het perceel dat dienstdoet als schoolaula van de school La Inmaculada.
De bouwvergunning is verleend op 28 april 2011 door de gemeente aan Congregación. Hiervoor is zij € 23.730,41 verschuldigd is aan de gemeente. Nadien heeft de Congregación op basis van een bilaterale overeenkomst tussen de staat Spanje en de Heilige Stoel een verzoek tot teruggave ingediend voor deze reeds betaalde belasting. Deze bilaterale overeenkomst, ook wel het concordaat van 3 januari 1979 tussen Spanje en de Heilige Stoel betreffende economische aangelegenheden genoemd, voorziet onder andere in een volledige en permanente vrijstelling van belasting voor onroerende zaken van de katholieke kerk.
De gemeente Getafe heeft dit verzoek tot teruggave afgewezen. De gemeente voert aan dat de vrijstelling van belasting uit het concordaat niet van toepassing is, omdat de activiteiten van de school La Inmaculada geen verband houden met de religieuze doelstellingen van de katholieke kerk. Hiertegen heeft de Congregación op 21 mei 2014 beroep ingesteld bij bestuursrechtbank nr. 4 Madrid, de verwijzende rechter in deze zaak.
5. Rechtsvraag
De bestuursrechtsbank nr. 4 Madrid heeft op 26 januari 2016 het Hof van Justitie EU de prejudiciële vraag voorgelegd of art. 107 lid 1 VWEU (het Europese staatssteunverbod) zich er tegen verzet dat de katholieke kerk wordt vrijgesteld van belasting op onroerende zaken die bestemd zijn voor economische activiteiten die geen strikt religieus doel hebben.
6. Samenvatting Conclusie Advocaat Generaal
AG Kokott stelt dat de verwijzende rechter in essentie vraagt of de gevraagde belastingvrijstelling van de Congregación in het geval van het schoolgebouw dient te worden aangemerkt als verboden staatssteun in de zin van art. 107 lid 1 VWEU. De AG beantwoordt de vraag aan de hand van twee deelvragen.
Toepasselijkheid van de Unierechtelijke bepaling inzake staatssteun
Allereerst gaat de AG in op de vraag of het Europese staatssteun verbod neergelegd in art. 107 lid 1 VWEU, überhaupt van toepassing kan zijn op de casus van de Congregación. Art. 17 VWEU verplicht de EU namelijk de status van kerken in lidstaten te eerbiedigen en daaraan geen afbreuk te doen. AG Kokott komt tot de conclusie dat art. 17 niet moet worden opgevat als een categoriale uitsluiting van kerken en haar activiteiten buiten de werkingssfeer van het Unierecht. De AG stelt dat dit in het bijzonder geldt wanneer kerken ook economisch actief zijn.
Het begrip ‘staatssteun’ overeenkomstig art. 107 lid 1 VWEU
De AG concludeert allereerst dat de kernactiviteiten van de kerk, namelijk religieuze, pastorale en sociale taken, niet uitsluit dat de kerk afzonderlijke activiteiten kan verrichten die desondanks gerekend kunnen worden tot het economische domein. De belastingvrijstelling betreft de bouw van een schoolgebouw van de Congregación en houdt dus verband met de onderwijsactiviteiten van de Congregación. Of deze onderwijsactiviteiten als economische activiteit aangemerkt dienen te worden, hangt af van de beoordeling van alle concrete omstandigheden van het individuele geval.
De AG concludeert dat onderwijsactiviteiten van de kerk alleen als niet-economisch kunnen worden aangemerkt als deze een puur sociaal, cultureel en onderwijskundig doel nastreven. Dit in tegenstelling tot de verwijzende rechter, die veronderstelt dat onderwijsactiviteiten die een strikt religieus doel nastreven zijn te beschouwen als zijnde niet-economische activiteit.
AG Kokott stelt vast dat de onderwijsactiviteiten van de Congregación deels onderwijswerkzaamheden omvatten die gelijkwaardig zijn aan het verplichte onderwijs op openbare scholen die een puur sociale, cultureel een onderwijskundige taak vervullen. In zoverre zijn deze te beschouwen als een niet-economische activiteit. Echter, de AG stelt ook vast dat de Congregación onderwijsactiviteiten verricht die in het Spaanse onderwijsstelsel als vrijwillig worden aangemerkt . De Congregación heeft aangegeven dat deze activiteiten gefinancierd worden door het schoolgeld dat betaald wordt door de ouders van de leerlingen. Gezien deze omstandigheden moet er vanuit worden gegaan dat het onderwijs van de Congregación deels een economische activiteit omvat en deels niet. Het gebouw op het perceel, waarvoor een belastingvrijstelling wordt aangevraagd bij de gemeente Getafe, wordt op zijn minst voor een deel gebruikt voor een activiteit waar Congregaciön als onderneming handelt.
De AG heeft niet kunnen vaststellen wat de omvang is van het vrijwillige onderwijs van de Congregación in verhouding tot het verplichte onderwijs van de Congregación. Het is aan de verwijzende rechter om hier nader over te oordelen. Mochten de ondernemingsactiviteiten van de Congregación een niet noemenswaardige omvang hebben in vergelijking met onderwijsactiviteiten met een puur sociaal, cultureel en onderwijskundig karakter, dan is het volgens de AG gerechtvaardigd te concluderen dat de Congregación geen economische activiteiten verricht.
Echter, wanneer de ondernemingsactiviteiten van de Congregación 10% of meer van haar activiteiten vormt, een drempel die gebruikelijk is in het mededingingsrecht, dan dient een eventueel door de staat verleend voordeel, in casu een belastingvrijstelling, aan de staatssteunregels voldoen.
7. Rechtswaarde AG conclusie
Voor iedere zaak die bij het Hof aanhangig wordt gemaakt, wordt beoordeeld of een zogeheten Advocaat-Generaal bij het Hof een conclusie moet uitbrengen voordat het Hof een uiteindelijke beslissing neemt. De AG brengt alleen advies uit wanneer het Hof van mening is dat in de onderhavige zaak een nieuwe rechtsvraag aan de orde is. Een AG wordt door regeringsleiders voor een periode van zes jaar benoemd en is volstrekt onafhankelijk. Zij zijn aanwezig tijdens de openbare terechtzitting en leggen daarna een ‘met redenen omklede conclusie’ voor aan het Hof. Het onderzoek naar de totstandkoming van de conclusie is breder dan de feiten van de zaak en gaat vaak in op de algemene juridische principes. De conclusies zijn echter niet bindend voor het Hof, al worden ze in de praktijk wel vaak opgevolgd en zij worden samen met het arrest gepubliceerd. Als het Hof uitspraak doet zullen wij hierover berichtten en kunt u deze vinden op onze website onder jurisprudentie.
8. Decentrale relevantie
Het Europese staatssteunverbod is neergelegd in art. 107 lid 1 VWEU. Decentrale overheden moeten hier op tal van terreinen rekening mee houden. Ook als het gaat om maatregelen van decentrale overheden in terreinen die aanvankelijk een niet-economisch karakter lijken te hebben. Vaste rechtspraak van het Hof laat zien dat per geval gekeken moet worden of er sprake is van een economische activiteit. In vorige uitspraken van het Hof is gebleken dat dit ook kan gelden voor sportvereniging en onderwijsinstellingen. AG Kokott betoogt in bovenstaande conclusie dat ook religieuze instellingen activiteiten kunnen verrichten die als een economische activiteit kunnen worden beschouwd.
Meer informatie
Staatssteun, Europa decentraal
Onderwijs en staatssteun, Europa decentraal
Criteria staatssteun: onderneming, Europa decentraal
Is een school een onderneming?, praktijkvraag Europa decentraal