Ons waterschap wil aan een energiebedrijf steun verlenen voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Het energiebedrijf zal oppervlaktewater oppompen en het koelproces van een groot aantal kantoren verzorgen. Het toedienen van ijzerchloride (defosfateringsproces) komt voor de rekening van het waterschap. Door dit proces kan het energiebedrijf koelwater afkomstig van de koudeproductiecentrale lozen en koud water leveren aan haar klanten. Is hier sprake van staatssteun?
Antwoord
Ja, in de door u geschetste situatie kunnen de defosfateringsactiviteiten mogelijk als exploitatiesteun gezien worden wanneer er niet sprake is van een marktconforme prijs die in rekening wordt gebracht voor het defosfateringsproces. Dit proces kan zeer goed ongeoorloofde staatssteun inhouden (art. 107 lid 1 VWEU).
Bepaalde steunvormen mogelijk
Dit betekent niet dat er geen steun verleend kan worden. De richtsnoeren inzake milieusteun maken bepaalde steunvormen mogelijk. Te denken valt aan energiebesparende investeringen. Onder strikte bijzondere voorwaarden kan ook exploitatiesteun gerechtvaardigd worden. De richtsnoeren vereisen een melding bij de Europese Commissie, voorafgaand aan steunverlening (art. 108 VWEU).
De vervuiler betaalt
Het is de vraag of deze tegenprestatie van het waterschap goedgekeurd wordt. Dit omdat het waterschap door de defosfatering na afloop van het warmtewisselprocedé continu gezuiverd water blijft leveren aan het energiebedrijf dat daar niet de kosten voor hoeft te dragen. Bij het vaststellen van milieu en staatssteun geldt namelijk het beginsel van de vervuiler betaalt als uitgangspunt.
AGVV
Onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) is het mogelijk om te subsidiëren voor investeringen in energiebesparing die de EU-normen overstijgen. Art. 21 AGVV maakt milieu-investeringssteun ten behoeve van energiebesparende maatregelen mogelijk. In dat geval zou het waterschap koudewinning en het warmtewisselaarproces kunnen subsidiëren. Het moet hier gaan om steun in de vorm van investeringen in materiële en immateriële activa.
Steun voor exploitatiekosten valt niet onder de AGVV. Bij de AGVV geldt slecht een kennisgevingsplicht, de steun hoeft niet gemeld te worden. In dat geval kan een aanzienlijk kortere procedure worden doorlopen, voordat de steun verleend mag worden.
Uitwerking
In deze situatie is het mogelijk dat er sprake is van een niet-marktconform voordeel dat door het waterschap aan de onderneming verschaft wordt, in de vorm van de toevoeging van ijzerchloride aan het oppervlaktewater. Zo wordt een economisch voordeel geboden dat het energiebedrijf onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben gehad en concurrenten niet ontvangen.
Mededinging
Ook moet worden gekeken of de steun de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en of de steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt of dreigt te beïnvloeden. De markt voor de handel in (duurzame) energie is geen puur lokale markt. Steunmaatregelen op de Nederlandse markt voor (duurzame) energie kunnen de gemeenschappelijke markt ongunstig beïnvloeden en de grensoverschrijdende concurrentie potentieel verstoren.
Uitzonderingsmogelijkheden
Zo redenerend is er sprake van staatssteun en moet er naar de uitzonderingsmogelijkheden worden gekeken. Gelukkig bieden meerdere steunkaders een uitzondering op het staatssteunverbod van art. 107 lid 1 VWEU. Hieronder treft u een uitgebreid overzicht aan van overwegingen.
Steunmogelijkheden voor energiebesparende milieu-investeringen
Als er sprake is van staatssteun, betekent dit niet dat er geen steun kan worden verleend. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met de specifieke regels die de Commissie heeft opgesteld. Energiebesparing is een belangrijk onderdeel van de Europese klimaatdoelstellingen. Daarom biedt Europese regelgeving ruimte voor staatssteun die ingezet wordt ten behoeve van onder andere energiebesparingen, investeringen op het gebied van hernieuwbare energie, het beperken van CO2 uitstoot.
Geen meldplicht
Op basis van de voorwaarden van de AGVV hoeft steun voor energiebesparing niet aangemeld te worden. Wel geldt een kennisgevings- en rapportageverplichting. Wanneer de steunmaatregel niet aan de voorwaarden van de AGVV voldoet, dient gemeld te worden. In dat geval kan de Commissie de steun goedkeuren in het kader van de Richtsnoeren Milieubescherming op basis van art. 107 lid 3c VWEU.
Investeringen in energiebesparing onder AGVV
Het waterschap kan het koudewinning- en warmtewisselaarproces subsidiëren wanneer er sprake is van steun in de vorm van investeringen in materiële en immateriële activa. Steun voor exploitatiekosten valt niet onder de AGVV. Hoe groot het percentage van de subsidiabele kosten is dat in aanmerking komt voor vergoeding, hangt af van de grootte van de onderneming.
Grote onderneming
In dit geval gaat het om een grote onderneming (zie de Aanbeveling van de Commissie over de MKB-defintie). Vervolgens moet worden vastgesteld welke kosten in aanmerking komen om te financieren op basis van vastgestelde regels in de AGVV (art. 18 lid 6 en 7). Een belangrijke voorwaarde die art. 21 lid 3 AGVV stelt, is dat de in aanmerking komende kosten de extra investeringskosten moeten zijn die noodzakelijk zijn om een niveau aan energiebesparing te bereiken dat het de vereiste EU-niveau overtreft.
Investeringskosten
De in aanmerking komende kosten zijn dus de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om een hoger niveau aan energiebesparing te bereiken. Deze kosten dienen te worden berekend en vastgesteld door middel van een verwijzing naar een contrafeitelijke situatie: de kosten van een technisch vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt. In het geval van de beschikking Warmtebedrijf NV is bijvoorbeeld een vergelijking gemaakt met een aardgasgestookte ketel die warmte kan produceren en leveren.
Exploitatiebaten en -kosten
Verder dienen de exploitatiebaten en -kosten, die betrekking hebben op de extra investering voor energiebesparing, te worden afgetrokken van de in aanmerking komende kosten. Wanneer de extra kosten voor energiebesparing berekend zijn aan de hand van de hierboven beschreven methode die de AGVV voorschrijft, geldt voor grote ondernemingen een steunintensiteit van maximaal 60% van de subsidiabele kosten.
Worden de extra kosten echter aan de hand van een vereenvoudigde methode berekend (en niet de hierboven beschreven methode) dan mag maximaal 20% van de subsidiabele kosten vergoed worden. Tot slot is de vrijstelling alleen van toepassing voor steun die minder dan € 7,5 miljoen per onderneming bedraagt.
Richtsnoeren Milieusteun
Valt de investeringssteun nu niet onder de voorwaarden van de AGVV of gaat het hier om exploitatiesteun, dan dient er gemeld te worden op basis van de richtsnoeren inzake staatssteun en milieubescherming. Bij exploitatiesteun kan gedacht worden aan beheer en onderhoud maar ook bijvoorbeeld aan elektriciteitskosten, proceswater en dergelijke (zie beschikking EC Warmtebedrijf NV). Het toevoegen van ijzerchloride aan het afvalwater kan mogelijk als een vorm van exploitatiesteun gezien worden.
Particulieren, bedrijven en overheidsinstellingen die verontreinigd afvalwater lozen, betalen verontreinigingsheffing. Wanneer de defosfateringsstap niet in rekening gebracht wordt bij het energiebedrijf, is er sprake van een voordeel dat niet via de markt zou zijn verkregen. In dat geval wordt afgeweken van het principe de vervuiler betaalt.
Vrijstelling verontreinigingsheffing
In de goedgekeurde beschikking N 157/2002 Vrijstelling verontreinigingsheffing (ook wel bekend als de afhaakregeling van 2002) heeft de Commissie deze Nederlandse regeling vastgesteld dat slechts het selectief ontheffen van bepaalde ondernemingen (die allen wel voldoen aan de heffingsnormen) van een heffingsplicht kan leiden tot een verandering van de marktvoorwaarden voor concurrenten en een ongunstig effect kan hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten.
Exploitatiesteun onder de richtsnoeren
Wanneer er sprake is van een voornemen tot exploitatiesteun voor energiebesparing onder de richtsnoeren moet er individueel gemeld worden wanneer er sprake is van een steunbedrag dat boven de € 5 miljoen. Ook geldt voor exploitatiesteun een steunintensiteit van 50% en zelfs 100% wanneer er sprake is van degressieve steun over vijf jaren verdeeld. Wanneer steun onder het kader verleend wordt aan grote ondernemingen moet het stimulerende effect van de steun worden aangetoond. Ook moet er sprake zijn van marktfalen.