Europese rechtspraak

Laatste update: 27 februari 2023

Door:


1. Introductie

Deze zaak gaat over het recht op een vrije keuze van rechtsbijstand in een juridische procedure. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geconcludeerd dat er geen beperkingen mogen worden opgelegd op de vrije keuze van verzekerden om een vertegenwoordiger te kiezen in een administratieve, dan wel een gerechtelijke, procedure.

2. Arrest van het Hof van 7 april 2016, zaak C-5/15, GB tegen Achmea Schadeverzekeringen NV en Stichting Achmea Rechtsbijstand

Zaak C-5/15

3. Korte samenvatting feiten en rechtsvraag

De heer GB heeft een rechtsbijstandsverzekering afgesloten bij Achmea Schadeverzekeringen NV. GB lijdt aan een aantal psychische en fysieke aandoeningen. Hij vraagt in november 2013 bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), een publieke instelling, een indicatie voor zorg aan op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In december 2013 wijst het CIZ de aanvraag van GB af. De heer GB wil vervolgens tegen de afwijzing in bezwaar gaan.

GB wendt zich tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar Achmea. Hij verzoekt dat deze de kosten van een in AWBZ-indicatiezaken gespecialiseerde advocaat naar keuze zouden gaan dragen. Achmea wijst het verzoek echter af. Het Gerechtshof van Amsterdam stelt vervolgens dat zij een beslissing moet nemen over de interpretatie van een bepaling uit Richtlijn 87/344/EG met betrekking tot de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, in het bijzonder artikel 4 lid 1 van deze richtlijn. Dit artikel bepaalt dat een verzekerde van een rechtsbijstandverzekering vrij is om zelf een (juridische) belangenbehartiger te kiezen in een gerechtelijke of administratieve procedure.

Het Gerechtshof meent echter dat er onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van het begrip ‘administratieve procedure’ zoals neergelegd in artikel 4 lid 1 van de richtlijn. Zij vraagt zich af of de reikwijdte van artikel 4 lid 1 richtlijn 87/344 zich enkel strekt tot een procedure bij de bestuursrechter of dat ook de bestuurlijke bezwaar- en beroepsprocedure bij een publieke instelling, zoals in dit geval CIZ, onder het begrip administratieve procedure valt. Het Gerechtshof besluit dan ook deze vraag voor te leggen bij het Europese Hof van Justitie.

4. Rechtsvraag

De rechtsvraag die het Hof van Justitie dient te beantwoorden behelst de vraag of een administratief bezwaar- of beroepsprocedure bij een publieke instelling gekwalificeerd dient te worden als een administratieve procedure in de zin artikel 4, lid 1 van Richtlijn 87/344.

5. Samenvatting uitspraak

Gerechtelijke procedure vs. administratieve procedure?

Het Hof stelt ten eerste vast dat artikel 4 lid 1 van de richtlijn niet strikt uitgelegd mag worden. Hierbij benadrukt het Hof dat een verzekerde vrij is om een vertegenwoordiger te kiezen, indien een vertegenwoordiger gevraagd wordt belangen van de verzekerde te verdedigen in een gerechtelijke of administratieve procedure. Het Hof merkt hierbij op dat uit de bewoordingen van artikel 4 lid 1 blijkt dat er bewust een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds gerechtelijke procedures en anderzijds administratieve procedures. Zij wijst daarom het argument van Achmea af dat onder administratieve procedures enkel procedures bij een rechterlijke instantie begrepen dient te worden. Het Hof meent dat een dergelijke interpretatie een onaanvaardbaar beperking vormt van het begrip administratieve procedure.

Doelstellingen

In de tweede plaats meent het Hof dat er niet enkel rekening gehouden dient te worden met de bewoordingen van een specifieke Europeesrechtelijke bepaling, maar dat er ook gekeken moet worden naar de context en doelstellingen die de desbetreffende bepaling beoogd na te streven. Het Hof gaat vervolgens in op de doelstellingen van artikel 4 lid 1 van richtlijn 87/344. Zij stelt dat de vrije keuze van een verzekerde om zelf een belangenbehartiger te kiezen tot doel heeft de belangen van de verzekerde ruim te beschermen. Een strikte uitleg van het begrip administratieve procedure zou deze mate van bescherming kunnen ondermijnen, zo stelt het Hof.

Rechtsbescherming

Vervolgens stelt het Hof dat de rechten van GB zowel worden geraakt door het oorspronkelijk besluit van de CIZ als door een eventuele besluit op bezwaar. Dit omdat een inhoudelijk feitenonderzoek plaatsvindt in een administratieve procedure bij de publieke instelling. Dit heeft volgens het Hof weer gevolgen voor een eventuele bestuursrechtelijke procedure. Het Hof meent daarom dat een verzekerde behoefte heeft aan een ruime mate van rechtsbescherming omdat een administratief beroep invloed heeft op een bestuursrechtelijke procedure. Een vrije keuze van een verzekerde draagt dan ook bij aan het rechtsbeschermend aspect van richtlijn 87/344. Echter sluit het Hof niet uit dat de kosten die de rechtsbijstandsverzekeraar vergoedt in het kader van een dergelijke procedure, beperkt morgen worden.

Het Hof komt daarom tot de conclusie dat niet enkel een bestuursrechtelijke procedure, maar ook een administratieve bezwaar- en beroepsprocedure binnen de reikwijdte van artikel 4 lid 1 van de richtlijn valt. Dit betekent dat verzekerden van een rechtsbijstandverzekering, naast de vrije keuze van rechtsbijstand in een bestuursrechtelijke procedure, ook in een bezwaar- en beroepsprocedure een vrije keuze hebben in het kiezen van een belangenbehartiger.

6. Decentrale relevantie

Dit arrest zou mogelijk ook praktische consequenties kunnen hebben voor decentrale overheden. Indien decentrale overheden geconfronteerd worden met bezwaar- en beroepsprocedures conform de Algemene wet bestuursrecht, dienen zij er op bedacht te zijn dat een eventuele belanghebbende vertegenwoordigd wordt door een belangenbehartiger naar keuze, indien zij gebruik maakt van haar rechtsbijstandverzekering. Dit komt wellicht ten goede aan de rechtsbescherming van een belanghebbende.

Meer informatie:

Zaak C-5/15, Europese Hof van Justitie, Curia
Richtlijn 87/344/EG, Europese Unie