HvJ-EU, 11 december 2014. Zaak C-440/13. In deze zaak wordt een prejudiciële vraag gesteld aan het Europese Hof van Justitie over het toepassen van uitsluitingsronden. Het Hof oordeelt dat een aanbestedende dienst een besluit mag nemen om een opdracht definitief niet te gunnen en de aanbestedingsprocedure nietig te verklaren, wanneer een nationale wettelijke regel dit mogelijk maakt. Dit is ook mogelijk wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de uitsluitingsgronden van art. 45 richtlijn 2004/18.
Feiten
AREU heeft eind 2010 een openbare procedure uitgeschreven voor het plaatsen van een opdracht. Op 10 mei 2011 wordt de opdracht voorlopig gegund aan Croce Amica One. Echter, na het uitvoeren van een onderzoek is vastgesteld dat de aanbieding aan Croce Amica One onregelmatig was. De bewijsstukken zouden aantonen dat Croce Amica One er strafrechtelijke onderzoeken naar de vertgenwoordiger van Croce Amica One liepen.
Uiteindelijk besloot AREU om de opdracht definitief niet aan Croce Amica One te gunnen en de gehele aanbestedingsprocedure nietig te verklaren.
Croce Amica One heeft beroep ingesteld bij de verwijzende rechter om het besluit om de opdracht definitief niet te gunnen nietig te laten verklaren. Zij wilde daarnaast een schadevergoeding voor de geleden schade.
Prejudiciële vraag
De verwijzende vragen verwijst vier verschillende vragen aan het Europese Hof van Justitie. Het Hof behandelt de eerste drie, of art. 45 richtlijn 2004/18 de gunning van een opdracht in de weg staat, als niet is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de uitsluitingsgronden. De verwijzende rechter wil ook graag vernemen of zij, als bevoegde nationale rechter, het besluit van een aanbestedende deinst in volle omvang kan toetsen.
Uitspraak Hof
Het Hof oordeelt dat het besluit tot intrekking van de aanbesteding en tot nietigverklaring van de aanbestedingsprocedure in deze casus verschilt van het besluit tot uitsluiting van een inschrijver krachtens art. 45 richtlijn 2004/18. Het hof oordeelt dat dit artikel inderdaad uitsluitingsgronden bevat welke Croce Amica One van de opdracht uit zouden kunnen sluiten.
Echter, bij een besluit tot intrekking van een aanbesteding van een overheidsopdracht moeten art. 41 en 43 richtlijn 2004/18 in acht genomen worden. Vaste rechtspraak van het Hof stelt dat de redenen voor het besluit aan de gegadigden meegedeeld moeten worden, omdat een minimaal transparantieniveau en het beginsel van gelijke behandeling gewaarborgd moet worden. Als hier aan voldaan wordt, dan mag een lidstaat een wettelijke regeling hebben die het vaststellen van een besluit tot intrekking van een aanbesteding mogelijk maakt.
Toetsen rechter?
Het Hof oordeelt dat de nationale wetgever een nationale rechterlijke instantie de bevoegdheid kan verlenen om een opportuniteitstoetsing te verrichten. Het staat de lidstaat namelijk vrij de voorwaarden voor rechterlijke toetsing in het nationale procesrecht vast te stellen, als het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel in acht genomen wordt.
Conclusie
Het Hof oordeelt dat een aanbestedende dienst een besluit mag nemen om een opdracht definitief niet te gunnen en de aanbestedingsprocedure nietig te verklaren, wanneer een nationale wettelijke regel dit mogelijk maakt. Dit is ook mogelijk wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de uitsluitingsgronden van art. 45 richtlijn 2004/18.