Europese rechtspraak

Publicatie: 26 juni 2017

Door:


Voorzieningenrechter Alkmaar, 18 maart 2010. Zaak LJNnr. BL7898. De rechtbank Alkmaar komt in deze zaak tot de conclusie dat de gemeente Den Helder en de gemeente Alkmaar in een gezamenlijke Europese aanbesteding bepaalde duurzaamheidseisen mogen stellen, namelijk de voorwaarde dat de geleverde producten aan het Fair Trade label of een vergelijkbaar keurmerk moeten voldoen.

Kort geding

De gemeentes Den Helder en Alkmaar hebben in 2010 een nieuw contract afgesloten voor de levering en het beheer van koffieautomaten. Het betreft een openbare Europese aanbesteding, waarop het Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten (Bao) van toepassing was. Douwe Egberts spande een kort geding tegen de gemeentes aan. Deze betoogde dat hoewel het de gemeenten vrij staat om duurzaamheid na te streven, zij dit op onrechtmatige wijze doen.

Handelsvoorwaarden

In de aanbestedingsprocedure zijn handelsvoorwaarden opgenomen. Deze schrijven voor dat alleen bedrijven die het Fair Trade label of een vergelijkbaar keurmerk hebben, in aanmerking komen voor de opdracht.

Voorzieningenrechter

In de voorlopige schikking komen onder andere de volgende vraag aan de orde: Hoe dienen de betreffende handelsvoorwaarden te worden gekwalificeerd? De voorzieningenrechter is van oordeel dat de handelsvoorwaarden in casu gekwalificeerd dienen te worden als uitvoeringsvoorwaarden en niet als technische voorschriften. Art. 26 Bao is dus van toepassing (r.o. 4.6 t/m 4.8).

Voorwerp van de opdracht

Houden de voorwaarden ‘kostendekkende minimumprijs’, ‘additionele premie’ en ‘voorfinanciering’ die naar aanleiding van de Fair Trade criteria worden voorgeschreven voldoende verband met het voorwerp van de opdracht? Deze vraag wordt bevestigend beantwoord (r.o. 4.9).

Disproportionaliteit

Zijn de voorwaarden die de gemeenten stellen disproportioneel? De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeenten aansluiting hebben gezocht bij de uitgangspunten van de Fair Trade Labelling Organizations International (FLO). Deze zijn door het Europees Parlement en de Europese Commissie onderschreven. Het staat de gemeenten vrij om dit ambitieniveau na te streven. De maatregel wordt dus niet disproportioneel bevonden (r.o. 4.10 t/m 4.11).

Beperking vrij verkeer

Zijn de criteria die de gemeenten hanteren in strijd met het beginsel van gelijke behandeling? Of met het vrij verkeer van goederen en de mededinging? Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. De gestelde criteria zijn objectief gerechtvaardigd en niet bedoeld om naar een bepaalde inschrijver toe te schrijven.

Er zijn in Nederland minstens twintig leveranciers, die conform de gestelde voorwaarden kunnen leveren. Douwe Egberts zou ook aan de voorwaarden van de gemeente kunnen voldoen. Maar zij kiest er zelf voor duurzaamheid na te streven via een ander keurmerk (het Utz Certified label) dat andere principes hanteert (r.o. 4.13).

Transparantie

Is er sprake van strijd met het transparantiebeginsel? Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Mocht er onduidelijkheid bestaan over de invulling van de handelsvoorwaarden, dan dient Douwe Egberts zich tot de gemeenten te wenden (r.o. 4.14).

Gelijkwaardig

Is het Utz Certified label, dat door Douwe Egberts wordt gehanteerd minimaal gelijkwaardig aan de Fair Trade criteria van de FLO? De rechter constateert dat de informatie in het kort geding niet voldoende is om te bepalen of beide keurmerken aan elkaar gelijk zijn. Het concept leefbaar loon/inkomen, dat in het Utz Certified label leidinggevend is, lijkt steeds bekender te worden in de politiek. Maar de gemeenten hoeven niet op het mogelijke toekomstige politieke beleid vooruit te lopen (r.o. 4.15 – 4.16). Douwe Egberts wordt niet in het gelijk gesteld (zie r.o. 4.17 t/m 4.19)