Onze gemeente wil graag elektrische laadpalen voor auto’s van inwoners laten plaatsen op bepaalde plekken binnen de gemeente. Stelt de Europese Unie eisen aan het plaatsen van laadpalen? In dat kader vragen wij ons ook af of de EU bepaalde types laadpaal voorschrijft?
Antwoord in het kort
Ja, decentrale overheden zijn gebonden aan verplichtingen bij het plaatsen van een laadpaal. Deze vloeien voort uit Richtlijn 2014/94. Elke lidstaat moet een nationaal beleidskader met nationale streefcijfers opstellen. Daarbij dient rekening gehouden worden met de belangen van regionale en lokale overheden. De EU geeft aan dat het voldoende is als er gemiddeld minstens één oplaadpunt per tien ingeschreven elektrische voertuigen is. Praktisch gezien moeten laadpalen een stekker type 2 (bij wisselstroom) of combo 2 (bij gelijkstroom) bevatten.
RICHTLIJN 2014/94
Richtlijn 2014/94 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen stelt regels vast voor laadpalen voor elektrische voertuigen. Deze richtlijn heeft als doel om ervoor te zorgen dat de infrastructuur in de EU geschikt is voor alternatieve vervoersbrandstoffen. De EU wil namelijk overschakelen van fossiele naar alternatieve brandstoffen: in 2030 moeten alle nieuwe auto’s emissieloos zijn. Overweging 23 van de richtlijn stelt dat er gemiddeld minstens één oplaadpunt zijn per tien elektrische voertuigen moet zijn. Hierbij moet rekening gehouden worden met het type wagen, de oplaadtechnologie en de beschikbare particuliere oplaadpunten. De Richtlijn is omgezet in het Nederlandse Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen.
TYPE LAADPAAL
Laadpalen van elektrische voertuigen moeten standaardtypes stekker bevatten waarmee de laadkabel van een elektrische wagen aangesloten kan worden. Oplaadpunten die gebruik maken van wisselstroom moeten minstens een connector bevatten van het type 2. Als laadpalen gebruik maken van gelijkstroom, dan moeten ze minstens uitgerust zijn met een connector van type combo 2.
NATIONAAL BELEIDSKADER
Richtlijn 2014/94 verplicht elke lidstaat om een nationaal beleidskader op te stellen voor de integratie van alternatieve brandstoffen in de markt (artikel 3). Het uitbreiden van het aantal laadpalen voor elektrische voertuigen maakt hier onderdeel van uit. De uitvoering van het Nederlandse beleidskader gebeurt in samenwerking met decentrale overheden. Het is aan te raden dat de decentrale overheid die overweegt om oplaadpunten voor elektrische voertuigen te plaatsen, het nationaal beleidskader raadpleegt.
ANDERE EISEN
Richtlijn 2014/94, artikel 4 bevat bepalingen over de beschikbaarheid van openbare laadinfrastructuur. Zo moeten gebruikers van elektrische voertuigen hun auto op kunnen laden bij publiek toegankelijke oplaadpunten zonder daarvoor een contract te hoeven sluiten.
Daarnaast wil de Commissie via de voorgestelde herziening van Richtlijn 2018/844 over energie-efficiëntie en energieprestaties van gebouwen aanvullende regels vastleggen voor het plaatsen van laadpalen bij (niet-)residentiele gebouwen. Deze regels hebben ook betrekking op overheidsgebouwen. De Commissie doet de volgende voorstellen – deze zijn nog niet aangenomen:
- Als er meer dan tien parkplaatsen aanwezig zijn, moet er minstens één op de vijf parkeerplaatsen een oplaadpunt hebben. Dit geldt voor nieuwe niet-residentiële gebouwen, of gebouwen die gerenoveerd worden. Andere parkeerplaatsen moeten over de faciliteiten beschikken om indien nodig snel oplaadpalen te kunnen plaatsen; of
- Voor gebouwen die niet voor bewoning bestemd zijn en meer dan twintig parkeerplaatsen hebben, zullen de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2025 de voorschriften voor een minimumaantal oplaadpunten vaststellen;
- Als het gaat over een gebouw dat door de overheid wordt gebruikt, of in bezit is van de overheid is er een extra vereiste: de helft van de parkeerplaatsen moet geschikt zijn voor het plaatsen van laadpalen voor snel opladen. Deze doelstelling zou behaald moeten worden tegen 1 januari 2033.
Voorstel tot wijziging van Richtlijn 2014/94
In 2021 diende de Commissie een voorstel in om de huidige richtlijn 2014/94 te wijzigen in een verordening, waardoor de regels rechtstreeks toepasselijk zijn zonder dat er omzetting in nationale wetgeving nodig is. De voorgestelde verordening moet tekortkomingen in de uitvoering van de huidige richtlijn aanpakken, met name het sterk uiteenlopende ambitieniveau in verschillende EU-lidstaten en de noodzaak om meer vaart te maken met de uitrol van oplaadinfrastructuur.
De ontwerpverordening stelt voor dat laadpalen voor motorvoertuigen met normaal vermogen ook van contactdozen mogen worden voorzien zonder dat er een connector van het type 2 aanwezig is. Overheden moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat adequate laadinfrastructuur beschikbaar is.
AANBESTEDINGSREGELS
Bij het plaatsen van laadpalen moeten decentrale overheden de aanbestedingsregels naleven. De installatie en het beheer van oplaadpunten voor elektrische voertuigen moeten bijvoorbeeld op basis van concurrerende marktwerking gebeuren. Deze markt moet vrij toegankelijk zijn voor alle partijen die geïnteresseerd zijn in het aanleggen of beheren van oplaadinfrastructuur (zie overweging 30 van de richtlijn).
STAATSSTEUNREGELS
Decentrale overheden moeten bij de financiering van laadpalen rekening houden met de staatssteunregels. Decentrale overheden kunnen aan de Nederlandse plannen bijdragen door bijvoorbeeld subsidie te verlenen aan investeerders.
Financiering
Decentrale overheden kunnen bij het plaatsen van laadpalen in sommige gevallen aanspraak maken op financiële ondersteuning vanuit de EU, bijvoorbeeld uit de Connecting Europe Facility (CEF) of het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Meer informatie over deze en andere Europese fondsen vindt u in de EU-fondsenwijzer
Meer informatie:
Vervoer, Kenniscentrum Europa decentraal
Aanbesteden, Kenniscentrum Europa decentraal
Staatssteun, Kenniscentrum Europa decentraal