Elena Bondarouk, universitair docent aan de faculteit Governance and Global Affairs van de Universiteit Leiden, is 27 augustus gepromoveerd met haar proefschrift over de lokale uitvoering van het EU-luchtkwaliteitsbeleid. In dit proefschrift wordt onderzocht hoe verschillende Nederlandse gemeenten de Europese richtlijn Luchtkwaliteit hebben geïmplementeerd en waarom sommige gemeenten meer doen om hun burgers te beschermen tegen luchtvervuiling dan anderen. Ook bekijkt Bondarouk in een systematische literatuurstudie wat er bekend is over de succesfactoren van de uitvoering van de Europese regels in andere lidstaten en op andere beleidsterreinen. Bondarouk benadrukt het belang van het lokale perspectief voor de naleving van Europese wet- en regelgeving.
De Europese richtlijn Luchtkwaliteit
De vraag ‘Hoe kunnen we verklaren waarom Nederlandse gemeenten verschillen in hun implementatieprestaties van de EU-richtlijn Luchtkwaliteit?’ staat centraal in het onderzoek van Bondarouk. De Europese richtlijn Luchtkwaliteit bevat maatregelen gericht op een uniforme beoordeling en beheer van luchtkwaliteit. Daarnaast bevat de richtlijn specifieke beoordelingsdrempels voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, benzeen en koolmonoxide in de lucht. In het onderzoek van Bondarouk staat de procedurele verplichting die voortkomt uit artikel 23 van de richtlijn centraal. Volgens artikel 23 moeten lidstaten lokale, regionale en nationale luchtkwaliteitsplannen opstellen om ervoor te zorgen dat de luchtkwaliteit verbetert en de grenswaarden niet worden overschreden.
Luchtkwaliteitsplannen
Bondarouk constateert dat alle 13 (middelgrote) gemeenten die zij heeft onderzocht een luchtkwaliteitsplan hebben opgesteld en dus formeel hebben voldaan aan de verplichting uit artikel 23. Echter, in de verdere beleidsuitvoering zitten grote verschillen. Zo zijn er een aantal gemeenten die verder gaan dan de regels voorschrijven, bijvoorbeeld door strengere normen vast te stellen (6 gemeenten) of door het instellen van eigen monitoring van luchtkwaliteit (5 gemeenten). Bondarouk onderzoekt dit aan de hand van het concept implementatieprestaties, waarbij gekeken wordt naar drie verschillende dimensies: inhoud, reikwijdte en inspanning. Op deze manier wordt er verder gekeken dan de traditionele tweedeling tussen naleving en niet-naleving van Europese wetgeving.
Relevante bevindingen voor gemeenten
De volgende stap die Bondarouk onderzoekt is de invloed van politieke- en managementoverwegingen op de verschillen in de implementatieprestaties bij de vier gemeenten met de hoogste/laagste scores. Hieruit blijkt dat een hoge mate van beleid-saliency (belang) in combinatie met ambitieuze beleidsvoorkeuren en beleidsondernemerschap van zowel beleidsmedewerkers als politieke actoren bepalend zijn voor hoge prestaties. Daarnaast komt frequente interne coördinatie tussen de verschillende beleidsafdelingen van gemeenten naar voren als een belangrijke factor voor hoge implementatieprestaties.
De interdepartementale coördinatie heeft het mogelijk gemaakt dat beleidsmedewerkers en politieke actoren hun voorkeuren beter op elkaar afstemden, en dit leidde uiteindelijk tot het nemen van meer maatregelen. Deze bevinding wordt ook ondersteund door andere onderzoeken naar de lokale uitvoering van andere Europese regels. De interdepartementale samenwerking blijkt tevens cruciaal.
Het onderzoek van Bondarouk laat ook zien dat in de gemeenten waar luchtkwaliteit als een gezondheidskwestie werd gepresenteerd veel meer maatregelen zijn genomen dan in de gemeenten waar de luchtkwaliteitseisen vooral gezien werden als belemmering voor mobiliteit. Noch de omvang van de gemeente, noch de druk van haar milieuproblematiek komt naar voren als een noodzakelijke voorwaarde voor alomvattende beleidsmaatregelen.
Conclusie
Bondarouk concludeert dat er belangrijke verschillen zijn tussen lokale overheden in de uitvoering van EU-beleid. Procedurele verplichtingen uit EU-wetgeving kunnen op lokaal niveau op zeer uiteenlopende maar volledig conforme manier worden uitgevoerd. Lokale overheden moeten dus ook niet alleen gezien worden als uitvoerders van supranationale beleidsbeslissingen maar als actieve vormgevers van EU-beleid.
Contact
Als u meer informatie wil over het onderzoek van Elena Bondarouk, kunt u contact opnemen met: e.v.bondarouk@fgga.leidenuniv.nl