Praktijkvraag

Laatste update: 17 januari 2024

Door:


Onze gemeente is van plan om op een aantal plaatsen in de stad de riolering te vervangen. De hiervoor benodigde rioolbuizen hebben wij al in een eerder stadium via een (Europese) aanbesteding aangekocht. Moeten wij de waarde van deze buizen nu (wederom) meetellen voor de raming van de waarde van de huidige opdracht voor rioolwerkzaamheden?
Antwoord in het kort

Ja, de gemeente moet bij het ramen van de waarde uitgaan van de totale waarde van de opdracht. De waarde van de buizen moet dan ook worden opgeteld bij de waarde van de opdracht tot het vervangen van de riolering. Indien een aanbestedende dienst namelijk goederen ter beschikking stelt aan een opdrachtnemer (‘directielevering’), dan moet de waarde van deze goederen worden opgeteld bij de waarde van het uit te voeren werk om te bezien of de totale waarde van de opdracht het Europese drempelbedrag overschrijdt en om die reden Europees dient te worden aanbesteed.

Drempelwaarden

Om te bepalen of een overheidsopdracht (Europees) moet worden aanbesteed, dient de waarde van de opdracht te worden getoetst aan de geldende Europese aanbestedingsdrempels. In het onderstaande schema zijn de drempelbedragen (exclusief btw) opgenomen, die gelden voor decentrale overheden, van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

Richtlijn 2014/24 
Werken€ 5.350.000,-
Leveringen€ 214.000,-*
Diensten€ 214.000,-*
Prijsvragen die als onderdeel van een procedure voor het gunnen van overheidsopdrachten voor diensten worden uitgeschreven (art. 78 richtlijn 2014/24)€ 214.000,-*
Voor meer dan 50% door aanbestedende diensten gesubsidieerde werken (art. 13 sub a richtlijn 2014/24)€ 5.350.000,-
Voor meer dan 50% door aanbestedende diensten gesubsidieerde diensten die verband houden met werken (art. 13 sub b richtlijn 2014/24)€ 214.000,-
Richtlijn 2014/23 
Concessie voor openbare werken (art. 8 richtlijn 2014/23) en concessie voor diensten (art. 8 richtlijn 2014/23)€ 5.350.000,-
Richtlijn 2014/25 
Opdrachten voor leveringen en diensten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten€ 428.000,-
Opdrachten voor werken in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten€ 5.350.000,-

*Voor de centrale overheid is dit bedrag € 139.000,-

Gelet op de verschillende drempelwaarden voor werken, leveringen en diensten is het dus van groot belang om de opdracht juist te kwalificeren en de waarde van de opdracht correct te ramen. In deze praktijkvraag ligt de focus op de raming van de waarde. Over het kwalificeren van opdrachten kunt u meer lezen in een aantal andere praktijkvragen.

Opdrachten onder de aanbestedingsdrempels

Indien de waarde van de opdracht onder de Europese aanbestedingsdrempels blijft, dan is het nationale aanbestedingsrecht van toepassing. De Gids Proportionaliteit geeft in hoofdstuk 3.4 een overzicht van de verschillende nationale drempels en de bijbehorende voorgeschreven aanbestedingsprocedures, passend bij de hoogte van de waarde van de opdracht of overeenkomst, op grond van de kwalificatie van de opdracht.


Waardebepaling overheidsopdracht

Bij de raming van de waarde van een overheidsopdracht moet worden uitgegaan van het totale bedrag dat volgens de aanbestedende dienst vermoedelijk nodig is voor de uitvoering van de opdracht. Dit volgt uit artikel 5 lid 1 van Richtlijn 2014/24 (‘de richtlijn’) en is geïmplementeerd in artikel 2.15 van de nationale Aanbestedingswet 2012 (‘de aanbestedingswet’), waarin wordt bepaald dat:

Berekening geraamde waarde
“De berekening van de geraamde waarde van een opdracht is gebaseerd op het totale bedrag, exclusief btw, zoals geraamd door de aanbestedende dienst, met inbegrip van de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdrachten zoals uitdrukkelijk vermeld in de aanbestedingsstukken. Ingeval de aanbestedende dienst voorziet in prijzengeld of betalingen aan gegadigden of inschrijvers, berekent hij deze door in de geraamde waarde van de aanbesteding.”

Dit totale bedrag moet worden uitgelegd als het totaalbedrag dat een aanbestedende dienst betaalt aan de opdrachtnemer voor het uitvoeren van de betreffende opdracht. Eventuele kosten die de uitvoerder maakt voor aan te schaffen materiaal dat benodigd is voor de uitvoering dienen hier dan ook niet van te worden afgetrokken.

Op grond van bovenstaande bepaling, dienen bij de beraming van de totale waarde van een overheidsopdracht de volgende elementen in aanmerking te worden genomen:

  1. de waarde van de opdracht, exclusief omzetbelasting;
  2. eventuele inkomsten van derden, in het kader van de betreffende opdracht. Overweging 19 van de richtlijn, ondersteund door de praktijk van het Europese Hof van Justitie in onder meer de zaak C‑220/05 (Jean Auroux e.a. tegen Commune de Roanne), verduidelijkt dat bij de raming van de waarde van een opdracht moet worden uitgegaan van de reële waarde die de overheidsopdracht vertegenwoordigt voor een potentiële inschrijver. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met alle inkomsten voor de uiteindelijke opdrachtnemer, ongeacht of deze afkomstig zijn van de aanbestedende dienst of van derden. Dit betekent dat eventuele betalingen van andere partijen aan de opdrachtnemer, in het kader van de opdracht, eveneens dienen te worden meegenomen in de raming van de waarde van de opdracht;
  3. eventuele opties en verlengingen, die uitdrukkelijk worden vermeld in de aanbestedingsstukken, en
  4. eventuele prijzengelden of andere betalingen aan de uitvoerder (of inschrijvers).

Ontwijking aanbestedingsregels

In dit kader is het belangrijk om te vermelden dat aanbestedende diensten zich dienen te onthouden van een te creatief gebruik van de relevante aanbestedingsregels, aangaande de aanbestedingsverplichtingen bij een bepaalde opdracht. Het is immers verboden om, middels tactisch gebruik van het geldende recht of de wijze van kwalificeren van een opdracht, de relevante regelgeving te ontwijken of een gunstigere aanbestedingsdrempel van toepassing te verklaren. Dit volgt onder meer uit lid 3 van artikel 5 van de richtlijn, waarin wordt vermeld dat:

Artikel 5 lid 3 Richtlijn 2014/24

“De keuze van de methode voor de berekening van de geraamde waarde van een aanbesteding niet bedoeld mag zijn om de opdracht buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te houden”.

Dit uitgangspunt volgt eveneens uit artikel 1.10a van Aanbestedingswet 2012, waarin wordt bepaald dat:

“Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf ontwerpt geen overheidsopdracht, speciale-sectoropdracht of concessieopdracht met het oogmerk om zich te onttrekken aan de toepassing van deel 2, deel 2a of deel 3 van deze wet of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken.”

Uitwerking praktijkvoorbeeld

In het verlengde van de gestelde vraag kan het voorkomen dat een gemeente bijvoorbeeld een opdracht te vergeven heeft voor het vervangen van de riolering. De totale waarde van de uit te voeren werkzaamheden is € 10 miljoen. De gemeente koopt de hiervoor benodigde rioolbuizen zelf aan voor een bedrag van € 2,5 miljoen en stelt deze vervolgens ter beschikking aan de aannemer die de opdracht zal uitvoeren.

Gelet op de waarde, zal de gemeente allereerst de opdracht voor de levering van de buizen Europees moeten aanbesteden. Vervolgens moet bij de waardebepaling van de opdracht, voor de vervangingswerkzaamheden, de waarde van de reeds via de eerdere aanbesteding aangeschafte buizen worden opgeteld bij de waarde van de werkzaamheden zelf. De totale waarde van de opdracht voor het vervangen van de riolering komt hierbij op € 12,5 miljoen en de opdracht dient, op grond van de voornoemde aanbestedingsdrempels, dan ook Europees te worden aanbesteed.

Meer informatie

Aanbestedingen, Kenniscentrum Europa Decentraal
Drempelwaarden, Kenniscentrum Europa Decentraal
Werk, levering of dienst, Kenniscentrum Europa Decentraal