Introductie
In deze zaak beargumenteert Advocaat-Generaal Szpunar dat het uitlenen van een e-book te vergelijken is met het uitlenen van een traditioneel, papieren boek. Dit is relevant voor gemeenten en provincies aangezien zij taken en verantwoordelijkheden hebben in de bibliotheekfunctie.
Conclusie AG Szpunar, EU 16 juni 2016, Zaak C-174/15 Vereniging Openbare Bibliotheken tegen Stichting Leenrecht
Beleidsdossier(s) en thematiek
Korte samenvatting feiten en rechtsvraag
In Richtlijn 2006/115 ‘betreffende het verhuurrecht en het uitleenrecht van intellectueel eigendom’ is bepaald dat het uitsluitende recht om verhuur of uitlening toe te staan, toekomt aan de auteur van het werk. Lidstaten kunnen echter afwijken van dit uitsluitende recht, onder de voorwaarde dat de auteurs een billijke vergoeding krijgen voor de uitlening. Volgens een rapport, opgesteld in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, valt de uitlening van e-books niet onder dit uitsluitende uitleenrecht.
De Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), waarbij alle openbare bibliotheken in Nederland zijn aangesloten, is het niet eens met dit standpunt. Zij stelt bijvoorbeeld dat het uitlenen van e-books onder het uitleenrecht valt. De VOB heeft dan ook de Stichting Leenrecht belast met de incasso van de vergoeding die aan de auteurs is verschuldigd. Dit heeft betrekking op de uitlening van e-books via het one copy one user-model: het e-book waarover de bibliotheek beschikt wordt door de gebruiker voor de duur van de uitlening gedownload. Het boek is dan niet beschikbaar voor andere gebruikers. Na afloop van de termijn is het boek niet meer bruikbaar voor de betrokken gebruiker en kan het e-book aan anderen uitgeleend worden.
De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat haar beslissing afhankelijk is van de uitlegging van de bepalingen van het Unierecht en heeft verschillende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie gesteld.
Rechtsvraag
Rechtbank Den Haag legt een viertal vragen voor aan het Hof van Justitie. De Advocaat Generaal gaat voornamelijk in op de eerste vraag. Is op de uitlening van e-books richtlijn 2006/115/EG van toepassing? Valt de uitlening van e-books onder artikel 1 jo. 6 van de richtlijn, het uitsluitende openbare uitleenrecht?
De drie andere vragen die betrekking hebben op de voorwaarden waaraan e-books moeten voldoen om eventueel te kunnen worden uitgeleend in het kader van exceptie voor openbare behandeling worden beknopt behandeld door de AG.
Samenvatting van de conclusie
De VOB en de Rechtbank Den Haag maken onderscheid tussen verschillende categorieën e-books. De AG is van mening dat er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen de verschillende categorieën en dat de vraag of het uitleenrecht van toepassing is op e-books beantwoord moet worden.
De AG stelt dat de huidige richtlijn, richtlijn 2006/115, een codificatie is van een eerdere richtlijn uit 1992. Deze richtlijn is niet inhoudelijk gewijzigd wat betreft het uitleenrecht. De Uniewetgever was destijds niet voornemens om het uitlenen van e-books onder de richtlijn te laten vallen. De technologie van e-books was destijds nog niet zodanig ver ontwikkeld dat een commerciële exploitatie aan de orde was. De AG is dan ook van mening dat bij de uitlegging van rechtshandelingen rekening gehouden moet worden met de ontwikkelingen die zich voordoen op het vlak van technologie, de markt en het gedrag. Zo lopen de handelingen niet achter de feiten aan.
Een dynamische en evolutieve uitlegging moet gegeven worden aan de richtlijn, volgens de AG. De uitlening van een e-book is een modern equivalent van de uitlening van papieren boeken. Door de richtlijn zo uit te leggen dat de uitlening van e-books daar ook onder valt, kan de doeltreffendheid van de betrokken regeling verzekerd worden.
Daarnaast stelt de AG dat de belangrijkste doelstelling van het auteursrecht de bescherming van de belangen van de auteurs is. Wanneer de digitale uitlening onder de richtlijn valt, dan zouden de auteurs daarvoor naast de vergoeding uit de verkoop van de boeken, ook nog een andere vergoeding ontvangen.
Rechtswaarde uitspraak Advocaat Generaal
Voor iedere zaak die bij het Europese Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, wordt beoordeeld of een zogeheten Advocaat-Generaal bij het Hof een conclusie moet uitbrengen voordat het Hof een uiteindelijke beslissing neemt. De AG brengt alleen advies uit wanneer het Hof van mening is dat in de onderhavige zaak een nieuwe rechtsvraag aan de orde is. Een AG wordt door regeringsleiders voor een periode van zes jaar benoemd en is volstrekt onafhankelijk. Zij zijn aanwezig tijdens de openbare terechtzitting en leggen daarna een ‘met redenen omklede conclusie’ voor aan het Hof. Het onderzoek naar de totstandkoming van de conclusie is breder dan de feiten van de zaak en gaat vaak in op de algemene juridische principes. De conclusies zijn echter niet bindend voor het Hof, al worden ze in de praktijk wel vaak opgevolgd en zij worden samen met het arrest gepubliceerd.
Decentrale relevantie
Decentrale overheden hebben vanaf begin 2015 te maken met een verbreding van het takenpakket van gemeenten en provincies met betrekking tot bibliotheken. De nieuwe Bibliotheekwet geeft de gemeenten de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de openbare bibliotheekfunctie. De provincies gaan zorg dragen voor het interbibliothecair leenverkeer en het ontwikkelen van innovaties ten behoeve van de lokale bibliotheken. Het uitlenen van e-books kan bij de uitvoering van de bibliotheekfunctie tevens aan de orde zijn. Reden om het verloop van deze prejudiciële vragen te volgen als decentrale overheid.
Meer informatie
Digitale Overheid, Europa Decentraal