Nieuws

Publicatie: 17 december 2021

Door:


Kenniscentrum Europa decentraal sprak met Robert Dijksterhuis, speciaal gezant duurzaam bouwen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het gesprek ging over Fit for 55: de doelstelling van de Europese Unie om in 2030 de uitstoot met 55% te verminderen ten opzichte van die van 1990. Dit wordt uitgevoerd door meerdere concrete voorstellen. Fit for 55 geldt als een tussenstap naar volledige klimaatneutraliteit in Europa in 2050. In het interview bespraken we wat Fit for 55 voor decentrale overheden betekent, hoe deze overheden ondersteund kunnen worden en welke regels er in de toekomst op hen afkomen.

U bent gezant duurzaam bouwen bij het ministerie van BZK; kunt u daar wat meer over vertellen?

Het is een nieuwe functie die begin dit jaar gecreëerd is, vooral omdat de Europese Commissie met de Green Deal kwam. Daar komt een hele hoop nieuwe ambitie bij kijken die ook voor de bebouwde omgeving effect heeft. En uiteindelijk was er vanuit het ministerie behoefte aan wat extra ogen, oren en handjes om te zien wat er allemaal gaande is. Ik ben een gezant, dus ik ben enerzijds boodschapper van Europa naar Nederland toe en communiceer welke regelgeving er aan komt, en ben anderzijds ook boodschapper van Nederland naar Brussel toe en breng over wat betrokkenen in Nederland vinden van de voorstellen die onze kant op komen.

 

Wat zijn volgens u voor decentrale overheden, dus voor de gemeenten, de provincies en de waterschappen, de belangrijkste voorstellen uit het Fit for 55 pakket?

Het eerste pakket maatregelen is gepresenteerd op 14 juli en bevatte 14 verschillende voorstellen. Vier tot vijf ervan hebben direct effect op de gebouwde omgeving. Voor decentrale overheden is de aanpassing van de energie-efficiëntierichtlijn waarschijnlijk het meest belangrijk. In dat kader benadrukt de Commissie dat er meer werk gemaakt moet worden van energiebesparing en dat de publieke sector daarbij een voorbeeldrol heeft. In de oude richtlijn gold dit al, maar was dit vooral beperkt tot de Rijksoverheid. De Commissie heeft dit nu verbreed naar alle overheden. Nu komt er een energiebesparings- en renovatieverplichting voor alle publieke instellingen. Drie procent van het publiek vastgoed groter dan 250 vierkante meter moet gerenoveerd worden. Dit geldt voor al het publieke vastgoed, waaronder scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen en sporthallen. Het demissionaire kabinet heeft op Prinsjesdag hier een half miljard extra beschikbaar voor gesteld. Dit zal echter niet genoeg zijn, dus we zullen zien wat het nieuwe kabinet hier mee doet.

Op 14 december is de Commissie gekomen met een nieuw pakket van acht voorstellen, waaronder aanpassing van de EPBD (Richtlijn voor de Energieprestaties van Gebouwen). Dat heeft onder meer betrekking op energielabels en de BENG-norm (Bijna Energie Neutrale Gebouwen), die eisen stelt aan het maximale energiegebruik en de energiebehoefte van gebouwen. De BENG-norm was tot nu toe beperkt tot nieuwe gebouwen en huizen maar de Commissie stelt voor om deze norm ook voor bestaande gebouwen in te zetten. Dat heeft vooral consequenties voor woningbezitters,- maar ook voor woningcorporaties en overheden. In maart 2022 zal nog een laatste set voorstellen verschijnen, zoals de bouwproductenverordening en het Sustainable Products Initiative over apparaten. Deze voorstellen raken echter vooral consumenten.

Voor de bouwproductenverordening is de verwachting dat er een veel grotere nadruk komt te liggen op hergebruik en verduurzaming van materialen en recycling. Dat zal steeds meer een verplichtend karakter gaan krijgen bij aanbestedingen, wat ook op andere terreinen nu het geval is. Duurzaam aanbesteden was bijvoorbeeld onder de energie-efficiëntierichtlijn eerst facultatief maar wordt nu verplicht voor alle overheden. Dat betekent dus dat dat je veel sterker moet gaan aangeven hoe je duurzaamheid in acht neemt met inkopen.

‘Ik zie ontzettend veel toewijding bij gemeenten om van deze doelen werk te maken.’

Op welke terreinen slagen decentrale overheden er goed in om te verduurzamen en waar gaat het moeilijker?

Ik zie ontzettend veel toewijding bij gemeenten om van deze doelen werk te maken. Bij veel verduurzamingen, bijvoorbeeld het aardgasvrij maken van wijken, speelt nog wel de draagvlakdiscussie omdat nog niet iedereen zich wil aanpassen. Ook ontbreekt het bij sommige gemeenten aan uitvoeringscapaciteit. Wat dat betreft heb ik heel veel respect voor de inspanningen van gemeenten, met name de kleinere gemeenten die maar enkele ambtenaren tot hun beschikking hebben hiervoor. Sommige van hen maken heel veel meters.

Er lijken veel strengere eisen bij te komen met dit nieuwe pakket. Kunt u een inschatting maken in hoeverre decentrale overheden in Nederland voorbereid zijn op deze strengere eisen die nu over hen heen komen?

Ik denk dat dat ze echt aan de bak moeten. In de gesprekken die we met de VNG hebben wordt meteen gezegd dat dit veel geld kost en ten koste gaat van de dienstverlening. Als het bijvoorbeeld gaat om de renovatie van scholen benoemen gemeenten dat er niet gespaard is om gebouwen te verduurzamen en men dan vreest dat het geld bij lerarensalarissen gehaald moet worden.

In Nederland is het al een aantal jaren geleden verplicht gesteld om ervoor te zorgen dat vanaf 2023 alle kantoorgebouwen, waaronder gemeentekantoren, ten minste energielabel C hebben. Nog lang niet alle kantoren voldoen daaraan, dus ook daar moeten nog stappen gezet worden. In Nederland staan ongeveer 8 miljoen woningen waarvan ongeveer een kwart energielabel A heeft, maar ongeveer een derde label C of lager. Deze zullen gerenoveerd moeten worden en aardgasvrij in de komende dertig jaar. Daar zullen gemeenten een grote rol in krijgen.

Geldt deze energiezuinigheidsvereiste per individueel gebouw of is er een mogelijkheid voor decentrale overheden om een aantal onzuinige gebouwen, bijvoorbeeld monumentale panden, te compenseren door de rest extra zuinig te maken?

In 2050 moet de hele gebouwde omgeving klimaatneutraal zijn. Ook het Rijksmuseum zal bijvoorbeeld geen aardgas meer kunnen stoken in 2050. Voor die tijd moet je een alternatief vinden. Bij monumenten willen we niet dat de culturele identiteit wordt aangetast, maar je zult niet tot in de lengte der dagen alle gebouwen met aardgas warm kunnen houden. Wij hebben gemeenten om input gevraagd over mogelijke alternatieven per gebouw.

Hoe het ook per gebouw gaat gebeuren, wij pleiten bij maatschappelijk vastgoed voor een zogenaamde portefeuillebenadering, waarmee men gebouwen per groep verduurzaamt en plannen maakt voor, bijvoorbeeld, alle lagere scholen of ziekenhuizen tegelijk, samen met de betreffende sector. Onder deze benadering zijn Rijksmonumenten ook een aparte categorie.

De Commissie stelt de renovatiesnelheid vast en die is nu ongeveer 0.8% per jaar. Dat moet naar minimaal 1.5% en voor publieke gebouwen zelfs naar 1.7% per jaar als we in 2050 ons einddoel bereikt willen hebben. Je kunt het vergroenen van sommige gebouwen uitstellen om elders eerst meer ervaring op te doen maar de Commissie dringt er wel op aan om bij de slechtste labels te beginnen. Maar het is aan de woningeigenaar, gemeente en woningcorporaties om daar een besluit te nemen.

Hoe worden de decentrale overheden ondersteund om deze doelen na te streven?

Kennisuitwisseling is van heel groot belang. Als we bezig zijn met de portefeuillebenadering zitten er gespecialiseerde vastgoedeigenaren aan tafel die veel kennis van renovatie hebben. Zo kunnen we van hun ervaring leren en dat maakt het proces gemakkelijker. Het is belangrijk om onder meer met de VNG te kijken hoe we van elkaar kunnen leren.

De Commissie stelt ook middelen beschikbaar die decentrale overheden ondersteunen, zoals het initiatief van de Commissie voor honderd klimaatneutrale slimme steden. Deze steden hebben de ambitie om in 2030 al klimaatneutraal te zijn. Sommige Nederlandse steden hebben hier interesse in. Zij vervullen een voorbeeldrol en kunnen ervaringen delen. Dit is een samenwerking tussen de Commissie en een stad, maar de Rijksoverheid zal hier niet bij wegblijven en dit soort zaken waar mogelijk ondersteunen.

Veel gemeenten vragen zich vooral af hoe de ambities waargemaakt kunnen worden. De ambities zijn mooi en ze staan er helemaal achter maar er spelen dingen zoals geldgebrek. Bij het klimaatakkoord van 2019 is er al minder geld naar gemeenten gegaan dan beloofd en nu worden ook de ambities verhoogd. Als oude beloften al niet ingelost worden wil men eerst meer zekerheid over wat het Rijk voor de gemeenten kan betekenen om de ambities waar te maken. De Rijksoverheid is ook van plan om meer financiële ondersteuning te bieden.

Ook woningcorporaties vragen zich af hoe het moet; als de verhuurdersheffing afgeschaft wordt hebben zij meer financiële ruimte, dus zij zouden dat graag zien. Maar dit hangt allemaal af van de kabinetsformatie. Het probleem is dus niet uniek voor provincies of waterschappen, maar speelt voor de hele samenleving en iedereen moet aan de bak. Veel mensen roepen graag dat verduurzaming slecht is voor de economie, maar het leidt alleen maar tot meer banen. We moeten snel mensen omscholen ter voorbereiding van die banen.

Kunt u gemeenten misschien iets meegeven over het scheppen van draagvlak voor verduurzamingsmaatregelen?

Stap één is het duidelijk maken van de situatie: we gaan voor maximaal 1,5 tot 2 graden opwarming in de wereld. Dan móeten we de broeikasgasemissies tussen nu en 2030 gaan halveren en klimaatneutraal worden in 2050. Anders zijn de gevolgen zeer ernstig. Daarbij is de gebouwde omgeving verantwoordelijk voor een derde van het energiegebruik en veel CO2-emissies, dus ook daar moet een deel van de oplossing vandaan komen. Als iemand het oneens is met de manier waarop dit bereikt moet worden, dan kan dat. Maar dan moet er ook een alternatief geboden worden, want het doel staat vast. Het is alleen nog maar de vraag hoe dit gaat gebeuren. We moeten tegelijk promoten dat verduurzamingsmaatregelen voor mensen ook meer comfort en geld opleveren, zodat mensen bijvoorbeeld eerder spouwmuurisolatie laten aanleggen. Dat houdt je huis warm en scheelt stookkosten.

U stelde eerder dat het einddoel van klimaatneutraliteit in 2050 duidelijk is, maar er wel mogelijkheden zijn om te praten over de manier waarop dat doel bereikt wordt. Dat is iets wat ook onder meer aangegeven is door Frans Timmermans. Wat is de richting die Nederland daarin inslaat?

In algemene zin zijn wij het eens met de voorstellen, zoals de Commissie die doet. We hebben wel een hoop kanttekeningen op onderdelen, maar van het pakket als geheel vinden we de ambitie goed. Nederland heeft ervoor gepleit om de ambitie naar 55% op te tillen in 2030. Premier Rutte heeft in de Europese Raad ook gesteld dat we voor dit percentage moeten gaan omdat het klimaatprobleem anders veel te groot wordt. Dat staat nu in Europese wetgeving. De Commissie heeft zich op de uitvoering gestort en daar is Fit for 55 uitgekomen. Dat vinden we in algemene zin hartstikke goed. We hebben nog wel wat kanttekeningen maar de richting is goed.

In de onderhandelingen zien we wel dat andere lidstaten ongelukkig zijn met bepaalde onderdelen. In dat geval zijn wij het steeds eens met de Commissie dat als men het niet met een onderdeel eens is er een alternatief geboden moet worden, want de gestelde percentages zijn wel heilig. Je kunt het vergelijken met een Jengatoren waar je een blokje onderin uit haalt. Dat moet je er weer bovenop leggen, want de totale opgave blijft even groot.

Is er ook een Jengablokje geweest dat Nederland wilde verplaatsen en bovenop heeft willen leggen?

We hebben vragen bij een paar financiële dingen, zoals bij het Emissiehandelssysteem (ETS). Op zich vinden wij dat een heel goed systeem. Nu stelt de Commissie voor om dit systeem te verruimen met de gebouwde omgeving en wegtransport. Dan moet bijvoorbeeld Eneco straks rechten kopen om aardgas aan huizen te mogen leveren. Dat gaat geld kosten en opleveren via de veilingopbrengsten. Hierdoor zal de energierekening van huishoudens stijgen, gemiddeld rond de 140 euro per jaar in Nederland. We hebben in Nederland een half miljoen huishoudens met energie-armoede voor wie dat niet goed te doen is. In andere landen is de energie-armoede groter en ligt het BNP lager. Als daar dezelfde stijging plaatsvindt, zullen veel mensen dat niet kunnen betalen. De Commissie stelt voor om een deel van de veilingopbrengsten te stoppen in een Social Climate Fund om geld ter beschikking te stellen aan deze arme groepen. Die groepen zijn scheef verdeeld over Europa, waardoor in Nederland geld opgehaald wordt, dat doorgeschoven wordt naar gezinnen in Oost-Europa. Daar zijn vragen over te stellen en willen we meer toelichting over. We hebben niet keihard ‘nee’ gezegd, maar we hebben wel aarzeling. Een ander voorbeeld is het uitfaseren van brandstofauto’s. De Commissie stelt dat doel voor 2035 en wij hadden dat liever al in 2030 gezien.

En betrekt u als u zo’n gesprek heeft met de Commissie of met andere lidstaten daar de decentrale overheden ook bij?

We hebben wel contact daarover met de VNG bijvoorbeeld, of met steden direct, bijvoorbeeld in het kader van honderd klimaatneutrale steden, dus er zijn zeker veel contacten. Met provincies hebben we minder contact dan met gemeenten en met waterschappen tot dusverre bijna niet.

‘We kunnen wel wachten tot alle tussendoelen in wetten en regels zijn verankerd, maar het is beter om alvast te handelen in de geest van wat de Commissie zegt. Anders worden de laatste paar jaar heel moeilijk.’

Het Fit for 55-pakket bevat voorstellen. Het kan nog wel een tijdje duren voordat het allemaal in regelgeving vast staat; hoe ziet u dat proces?

Wat van de zomer is gepresenteerd, moet tussen volgende zomer en eind volgend jaar leiden tot definitieve besluiten. Dan komen daaruit verordeningen, bijvoorbeeld voor het ETS, en richtlijnen, bijvoorbeeld de energie-efficiëntierichtlijn. De richtlijnen zullen nog doorvertaald moeten worden naar nationale wetgeving, waarvoor de lidstaat twee jaar de tijd heeft. Dan blijven nog een paar jaar over om het doel van Fit for 55 te halen. We kunnen wel wachten tot alle tussendoelen in wetten en regels zijn verankerd, maar het is beter om alvast te handelen in de geest van wat de Commissie zegt. Anders worden de laatste paar jaar heel moeilijk.

Het doel van Fit for 55 voor 2030 is de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 55%. Hebt u er vertrouwen in dat dat gaat lukken?

Het moet. Klimaatverandering wacht niet. Ik ben er van overtuigd dat wanneer we gaan roepen dat het niet gaat lukken, het bij voorbaat al een verloren zaak is. Daarnaast is de crisis niet altijd even zichtbaar en is men niet altijd geneigd om snel actie te ondernemen. Op het moment dat we bijvoorbeeld te maken krijgen met hoosbuien zoals de afgelopen zomer wordt het ineens een acute crisis. Je weet echter niet van tevoren wanneer en waar dit gebeurt. We weten wel dat we ons in deze crisis bevinden, dus we moeten nu echt heel hard aan de slag. Dan moet je niet vastlopen op de vraag wie het eerste wat doet. Als we samenwerken, kunnen we het halen.

Maar het vergt wel innovatieve, creatieve en heroïsche oplossingen en als we het doen op de manier zoals we dusver hebben gedaan, dan gaan we het niet redden. We moeten meer samenwerken en meer informatie uitwisselen. Ikzelf en het ministerie staan ook open voor vragen of toelichting hierover. Zo komen we niet in competitie met elkaar, maar kunnen we competitie voeren met het klimaatprobleem.