De herziening van de Europese Energie-Efficiëntie Richtlijn (EED) legt een nieuwe doelstelling voor energievermindering vast, die moet zijn bereikt in 2030. Zowel het primaire als het finale energieverbruik moeten dalen, met respectievelijk 39% en 36%. Een aanzienlijk verschil met het eerder gestelde doel van 32,5%. Voor decentrale overheden heeft deze wijziging onder andere gevolgen voor de manier van aanbesteden van opdrachten, bij het verlenen van vergunningen, maar bijvoorbeeld ook bij de renovatie van gebouwen.
Wat is energie-efficiëntie?
Een dienst of product is energie-efficiënt als er voor de productie en het gebruik ervan niet meer energie gebruikt wordt dan nodig is. De Europese Commissie definieert de term ‘energie-efficiëntie’ in de Energie-Efficiëntie Richtlijn (EED) 2021/0203 als de verhouding tussen de output van prestaties, diensten, goederen of energie enerzijds en de input van energie anderzijds.
De vernieuwde Europese Energie-Efficiëntie Richtlijn (EED)
De Energie-Efficiëntie Richtlijn (EED) is voor de tweede keer sinds 2012 onderhevig aan herziening. In 2018 werd het streefcijfer voor energie-efficiëntie al naar boven bijgesteld tot 32,5% in 2030. Het eerder vastgestelde streefdoel is onvoldoende voor het behalen van de 55% CO2-reductie in 2030, zo blijkt uit het EU-beoordelingsrapport over de Nationale Energie- en Klimaatplannen (in Nederland INEK genoemd). Om deze doelstelling toch te kunnen verwezenlijken wordt het streefdoel opnieuw verhoogd voor zowel het primaire als finale energieverbruik met respectievelijk 39 en 36%. Met primair energieverbruik wordt de hoeveelheid energie die in het land beschikbaar is voor omzetting of verbruik bedoeld, terwijl finaal energieverbruik het totale eindgebruik omvat.
Alle lidstaten moeten volgens het voorstel hun nationale bijdrage aan verbetering van energie-efficiëntie vaststellen op basis van een aantal criteria en meetpunten, die recht moeten doen aan de nationale situatie. De hoeveelheid energie die elke afzonderlijke lidstaat dient te besparen hoeft niet overal hetzelfde te zijn, maar hangt af van een aantal zaken, waaronder de mate van energie-intensiteit, het energiebesparingspotentieel en het BBP per hoofd van de bevolking. Deze variabelen moeten vervolgens worden verwerkt in de bestaande en nieuwe Nationale Energie- en Klimaatplannen. In ieder geval is vastgesteld dat elke lidstaat met ingang van 1 januari 2024 jaarlijks minimaal 1,5% minder energieverbruik dient te noteren, wat voorheen slechts 0,8% bedroeg.
Belangrijkste wijzigingen
Het behalen van de doelstellingen vergt inzet van alle sectoren, van de meest energie-intensieve industrieën en de publieke sector tot individuele huishoudens. De grootste energiegebruikers zijn gebouwen (40%) en de transportsector (30%), maar ook de publieke sector en huishoudens behoren tot de grootverbruikers. Om het hoge energieverbruik een halt toe te roepen bevat het voorstel een verplicht ‟Efficiency First” principe, waarbij oplossingen voor energie-efficiëntie in overweging genomen dienen te worden bij beleids- en investeringsbeslissingen. Daarnaast beoogt het EED-voorstel een nieuw kader vast te stellen voor stadsverwarmings- en koelingsinstallaties en dit uit te breiden naar kleinere energievoorzieningsinstallaties. Bovendien moet begonnen worden met het aanscherpen van energie-eisen voor bedrijven, waaronder de aanschaf van energiebeheersystemen (verbruik ˃100 TJ per jaar) of een energie-audit (verbruik ˃10 TJ per jaar).
De publieke sector heeft ook zeker een rol in het verwezenlijken van een energiezuinigere toekomst en kan als voorbeeld dienen voor de rest van de maatschappij. Met een jaarlijks verbruik van 50mtoe (het equivalent van een ton olie) op jaarbasis door publieke diensten, zoals onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en waterzuiveringsinstallaties, is het een belangrijke sector voor verandering. Daarom voorziet de vernieuwde richtlijn in specifieke energiebesparingsmaatregelen voor de publieke sector. Het gaat onder meer om een nieuwe verplichting voor de publieke sector om het jaarlijkse energieverbruik met 1,7% te verminderen, de aangescherpte verplichting om 3% van overheidsgebouwen te renoveren en het opnemen van energie-efficiëntie bij aanbestedingsprocedures.
Ook huishoudens zullen hun steentje moeten bijdragen, alhoewel het vaak nog schort aan de juiste informatievoorziening voor consumenten. Om de consument te betrekken bij het verminderen van energieverbruik voert het huidige voorstel een nieuwe eis in voor de lidstaten. Zij zullen voortaan maatregelen moeten nemen om energie-efficiëntieverbeteringen door te voeren voor mensen met risico op zogenoemde energiearmoede. Er wordt gesproken van energiearmoede wanneer iemand een groot gedeelte van het inkomen aan energie kwijt is (meestal vanaf 10% van het inkomen). Een ander element richt zich op het wegwerken van belemmeringen voor investeringen in energie-efficiëntie, door de kosten voor renovatie van gebouwen tussen eigenaar en huurders te delen. Voor het stroomlijnen van informatie en beter advies dient er tevens een centraal loket te worden ingericht, waar consumenten gemakkelijk terecht kunnen.
De rol van decentrale overheden
De stimulerende rol van de EU op het gebied van energie-efficiëntie is voor decentrale overheden onder andere van belang met betrekking tot de bebouwde omgeving, aanbestedingen en bij vergunningsprocedures. Verschillende Europese fondsen bieden financieringsmogelijkheden voor projecten gerelateerd aan energie-efficiëntie, waaronder het Just Transition Fund (JTF), LIFE en de ELENA-faciliteit. Het voorstel inzake de herziening van de Richtlijn betreffende energie-efficiëntie zal binnenkort worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, voor de start van het wetgevingsproces.
Bron
Commission proposes new Energy Efficiency Directive, Europese Commissie
Meer informatie
Europese klimaatwet aangenomen: Europa legt klimaatdoelstellingen 2030 & 2050 vast, Kenniscentrum Europa Decentraal
Green Deal, Kenniscentrum Europa Decentraal