Op donderdag 14 oktober is het zover: de lancering van de EU-fondsenwijzer. Een handige online tool voor gemeenten, provincies en waterschappen, maar ook voor andere organisaties die op zoek zijn naar de juiste financiering voor een plan, project of een campagne.
De fondsenwijzer is een initiatief van Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Huis van de Nederlandse Provincies & Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en Kenniscentrum Europa decentraal. Eerder spraken wij Arien van der Maas, sr. adviseur warmtetransitie bij de provincie Zuid-Holland, Marianne de Nooij, voormalig programmamanager van het project en Rob Heldens, adviseur energietransitie gebouwde omgeving bij de RVO.
In de provincie Zuid-Holland heeft het programma Duurzame Wijkwarmte een subsidie van 2,7 miljoen euro ontvangen van het Europese ELENA-fonds. Met deze subsidie gaan negen Zuid-Hollandse gemeenten tien woonwijken toekomstbestendig maken. ELENA (European Local Energy Assistance) subsidieert projectplannen waarmee grootschalige investeringen worden gerealiseerd. Met geld uit ELENA worden lokale overheden gestimuleerd om grote energieprojecten uit te werken, bijvoorbeeld met een uitgebreider businessplan. Het onderstreept het belang van een handige online tool als de EU-fondsenwijzer, waarmee decentrale overheden snel een overzicht krijgen van welke subsidies er zijn en welke voorwaarden er gelden. In het interview gingen we dieper in op het traject dat de provincie doorliep. Lees daarover hieronder meer.
Wat houdt het programma duurzame wijkwarmte precies in?
Rob Heldens legt uit: Het gaat allemaal om verduurzaming van de gebouwde omgeving, grotendeels verduurzaming van woningen. Het project kan verdeeld worden in drie onderdelen; het eerste is de aanpassingen van woningen, het tweede is het aanleggen van een lokaal warmtenet en het derde is de voeding van het warmtenet. Dit laatste doen we in de helft van de projecten met aquathermie, de andere helft via restwarmte uit de Rotterdamse haven, dus het regionale warmtenet. Heldens legt uit dat er verschillende doelstellingen zijn: een energiebesparingsdoelstelling, een CO2 besparingsdoelstelling en een duurzameopwek doelstelling. ‘We worden vooral afgerekend op de omvang van de investeringen die daarvoor nodig zijn.’
Hoe is het programma gestart? Wat is de rol van de provincie Zuid-Holland?
Heldens legt uit dat het begon in de regio Holland-Rijnland. Hier werd een aantal aquathermieprojecten uitgevoerd, warmtewinning uit water om woningen van warmte te voorzien. In een breed regionaal overleg werden gemeenten, die daarmee bezig waren bij elkaar geroepen om de financieringsmogelijkheden te bekijken. Heldens: ‘Dat waren er weinig, eigenlijk was ELENA op dat moment de enige concrete subsidie die beschikbaar was. Daarvoor moet je minimaal 30 miljoen te investeren hebben. Al die projecten afzonderlijk redden dat niet, er werd toen al snel besloten om een programma voor dit fonds op te stellen. De collega’s van de provincie die met Europese subsidies en met financiering bezig zijn, zijn daar heel snel op ingesprongen.’ Volgens de voorwaarden mocht er maar één partij als aanvrager optreden. De provincie wilde het programma trekken, maar dan wel voor de hele provincie.
Heldens vervolgt: ‘Dus toen zijn we opnieuw gaan inventariseren welke projecten zouden passen en welke wijken concreet bezig waren en binnen drie jaar tot uitvoering over konden gaan. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een lijst van tien projecten in negen verschillende gemeenten. Hiervoor hebben we een aanvraag ingediend.’ Van der Maas legt uit dat de provincie de financiële drager van het project is. ‘Bij een ELENA-project is 10% eigen geld vereist. Dat heeft de provincie vanuit haar budget gestort. Daarnaast denken wij inhoudelijk en technisch met de gemeenten mee.’ Een belangrijke overweging van de provincie was dat zij meer wilde betekenen voor gemeenten binnen de energietransitie. Met deze bijdrage kon daar op een praktische en concrete manier invulling aan gegeven worden. De Nooij beaamt dit en vult aan: ‘Het concrete dat wij als provincie doen is de inkoop voor de gemeenten van de ondersteunende diensten. Rotterdam heeft bijvoorbeeld een procesadviseur nodig voor de contractering van een warmtebedrijf. De inkoop van die procesadviseur verzorgen wij dan vanuit de provincie Zuid-Holland.’
“Het is een taai proces dat vraagt om doorzettingsvermogen.”
Kunt u iets meer vertellen over de ELENA-subsidie? Het programma moet daarvoor binnen drie jaar voltooid zijn?
Heldens legt uit dat het best een ingewikkelde subsidie is. ELENA subsidieert de voorbereidingskosten, of de ‘kosten van technische ondersteuning’. Deze gemaakte kosten moeten leiden tot investeringen die minstens 20 keer zo hoog zijn als de subsidie. Zowel de voorbereiding als de investeringen moeten in principe binnen drie jaar gerealiseerd worden. ‘Daar zijn we ook pas in de loop van het proces achter gekomen. In eerste instantie dachten we dat je alleen besluiten moest nemen over de investeringen in die periode van drie jaar, maar uiteindelijk bleek dat je ze ook gedaan moet hebben. Dat is natuurlijk best een uitdaging. Daardoor zijn er projecten afgevallen en dan is het ook heel spannend in de uitvoering of het gaat lukken. Als achteraf blijkt dat de investeringen niet voldoende zijn dan moet je de subsidie weer terugbetalen. Dat zet er wel druk achter.’
Jullie kwamen er tijdens de aanvraag achter dat de realisatie binnen drie jaar moest gebeuren?
Heldens: ‘Vanaf het begin was het duidelijk dat de beslissingen binnen 3 jaar moesten worden genomen, maar de voorwaarden staan op de website van ELENA niet scherp geformuleerd. Ook de deskundige die we in de eerste ronde van gesprekken met de gemeenten hadden ingeschakeld was daar niet zo scherp in. Er zijn wel enkele uitzonderingen dus er is nog wat speelruimte, maar dat maakte de discussie niet makkelijker. Je begint gewoon met zoiets en je kijkt hoever je komt. Op een gegeven moment zitten er meevallers in zo’n traject en er zitten af en toe tegenvallers in. Dan denk je: kunnen we dan wel verder? Maar als je dat teruglegt bij de gemeenten wil iedereen die kans toch wel aangrijpen.’ Heldens geeft aan dat de projecten die onderdeel uitmaken van het programma Duurzame Wijken complex zijn. Er vindt veel besluitvorming in de uitvoering plaats, hierdoor is het een uitdagend programma. ‘ELENA-subsidies worden veelal gebruikt voor de verduurzaming van één gebouw. Als het gaat om één gebouw in eigen beheer is dat natuurlijk simpeler dan met 10 gemeenten waarbij iedere gemeente ook nog elk met 10 tot 200 partners moet werken. We hebben het onszelf wel moeilijk gemaakt.’
Van wie komen die investeringen? Zijn dat dan voornamelijk wijken waar woningcorporaties zitten of is het net zoveel privaat eigendom?
De eigenaren van de gebouwen en de warmtebedrijven die die warmtenetten gaan aanleggen moeten de investeringen doen. Ruim de helft van de investeringen komt van warmtebedrijven. Van het overige deel komt meer dan twee derde voor rekening van woningcorporaties en een derde deel van particulieren en/of verenigingen van eigenaren van particulieren. Maar het verschilt, aldus Heldens. ‘Een project als de Vruchtenbuurt in Den Haag ligt grotendeels bij particulieren. Dat is natuurlijk wel een hele grote uitdaging: je moet met elke particulier apart de afspraak maken, wil je wel of niet meedoen. Dan is het makkelijker als je in één keer een hele flat met 200 woningen kunt aansluiten, helemaal als daar een centrale ketel staat.’ Heldens voegt toe: ‘De vraag is in hoeverre de investering haalbaar is als er geen subsidie van de overheid bijkomt. Het is overal worstelen om de businesscase sluitend te krijgen.’
Hoe verhoudt dit programma zich tot andere programma’s, zoals Aardgasvrije Wijken?
Heldens geeft aan dat twee projecten als proeftuin voor het programma Aardgasvrije Wijken worden gebruikt. ‘We hadden gehoopt dat het bijna helemaal zou overlappen, maar helaas zijn er niet genoeg proeftuinsubsidies aan Zuid-Hollandse projecten toegekend. Inhoudelijk gaat het ongeveer over hetzelfde, maar het is maar net waar je scoort en waar je niet scoort in subsidierondes.’
Zijn er buiten de provincie en gemeenten nog andere partijen betrokken bij de voorbereiding?
Dat is vooral bij de gemeenten aan de orde geweest, zegt Heldens. De gemeente heeft met partners afgestemd of het zinvol is om aan hun project mee te doen. Het verschilt per gemeente hoe sturend de gemeente daarin is geweest. In de Vruchtenbuurt in Den Haag is bijvoorbeeld een project dat echt door bewoners wordt getrokken. In Kaag en Braassem gaat de woningcorporatie het werk doen.
“Bij een ELENA-project is 10% eigen geld vereist. Dat heeft de provincie vanuit haar budget gestort.”
Draagvlak is een belangrijk onderdeel van de projecten. Hoe proberen jullie in die projecten dat draagvlak te creëren?
Van der Maas geeft aan dat dit de taak van elke gemeente is. ‘Wij denken daar wel in mee en organiseren ook kennisbijeenkomsten. In januari gaan wij een kennisbijeenkomst organiseren over hoe wij de betrokkenheid en de participatie in projecten zo effectief mogelijk kunnen inrichten. Bij andere projecten was dat een face to face-bijeenkomst, je wilt toch mensen overtuigen wanneer het om hun eigen woning gaat. In deze coronatijd moeten we steeds meer digitaal. We gaan de gemeentes helpen om te kijken wat de slimste formule is.’ Van der Maas benadrukt dat de provincie een coördinerende rol heeft om zo te voorkomen dat alle projecten het wiel opnieuw gaan uitvinden. ‘Uiteindelijk moeten de woningcorporaties hun huurders zover zien te krijgen en de gemeenten de particuliere woningeigenaren. Er is geen aansluitplicht. Dat is een hele uitdaging.’
Heldens zegt dat er zo’n 2,5 jaar geleden, bij het begin van het project, meer draagvlak was. ‘Toen was er een grote beving in Groningen geweest en was het Klimaatakkoord nog redelijk vers. Er was toen een behoorlijke drive om daar heel hard en heel fanatiek mee aan de slag te gaan. Nu zijn er steeds meer signalen van ‘doe het toch maar weer wat rustiger aan. Ga toch eerst maar een tussenstap doen. Wacht toch maar tot er voldoende groen gas of waterstofgas is.’ Dat maakt het voor degenen die met een concreet project bezig zijn politiek en maatschappelijk ingewikkelder. Van der Maas signaleert dat de hele maatschappelijke context in beweging is en alle kanten op schiet. ‘Dat geeft een hele hoop verwarring. Hierdoor ontstaat een extra complicatie voor de gemeenten.’
En de nieuwe warmtewet, verwacht u dat die effect zal hebben op dit programma?
Heldens geeft aan dat de warmtewet voor dit project een beetje aan de late kant is. Hij verwacht dat het nog wel twee jaar duurt voordat die in werking treedt. ‘Gemeenten proberen vooruit te lopen op die wet en erop in te spelen, maar dat kan net zo goed anders uitpakken, het is nog niet definitief.’
Als we kijken naar verschillende vormen van hernieuwbare energie dan zie je dat er niet heel veel beleid wordt gemaakt gericht op aquathermie en geothermie. Het gaat vooral over wind- en zonne-energie. Is dat iets wat jullie missen, ook vanuit Europa?
Van der Maas legt uit dat er behoefte is aan twee hoofdsoorten energie: elektrische energie en warmte-energie. ‘Voor die elektrische energie zijn al vrij lang allerlei technieken uitgeprobeerd, dat is ook stevig ondersteund met SDE-subsidie. Voor warmte-energie is het eigenlijk voor alle regio’s in Nederland best een zoektocht geweest. De zoektocht naar duurzame warmte is pas eigenlijk echt een jaar of twee geleden op gang gekomen. Toen was er sprake van aardgasvrije wijken en kwamen de Regionale Energiestrategieën (RES’en) in beeld. Volgens Van der Maas heeft Zuid-Holland een unieke positie, met veel restwarmte vanuit de haven en een gunstige ondergrond voor geothermie. ‘Ook in Zuid-Holland heb je natuurlijk veel regio’s waar restwarmte uiteindelijk niet zal komen. Denk dan bijvoorbeeld aan de buiten stedelijke gebieden, de diverse eilanden en polders. Daar is het niet rendabel om transportleidingen te leggen. Dat wil niet zeggen dat je lokaal niet iets kan oogsten waarbij je met lokale distributienetten aan de slag gaat.’ De uitdaging is om te bepalen welke techniek of welke bron voor welke locatie het meest geschikt is. Dat is een proces dat in de RES’en loopt en dat is voorlopig nog niet ten einde, aldus Van der Maas. ‘Het zijn complexe afwegingen. Het gaat niet alleen om de techniek maar ook om de ruimte, het geld en het maatschappelijk draagvlak.’
“Het zijn complexe afwegingen. Het gaat niet alleen om de techniek maar ook om de ruimte, het geld en het maatschappelijk draagvlak.”
Hebben jullie nog tips voor andere provincies die met deze subsidie aan de slag willen gaan?
Het is een taai proces dat vraagt om doorzettingsvermogen, zegt Van der Maas. ‘We hebben eigenlijk nooit moeite gehad met de aansluiting van de gemeenten, maar het is wel heel veel werk om het programma ‘op te tuigen’. De voorbereidingen hebben bijna drie jaar gekost.’ De Nooij: ‘We hebben met elke gemeente een uitvoeringsovereenkomst getekend. Hiermee wordt het risico op terugbetalen doorgelegd naar de gemeente. Verder hebben we met elkaar duidelijk vastgelegd waar we het geld voor gaan inzetten. Die besluitvorming kostte tijd.’
Willen jullie hier nog iets aan toevoegen?
Van der Maas legt uit dat innovatie een belangrijk aspect was voor een ELENA subsidieaanvraag. Het is geen reguliere subsidie zoals de SDE. ‘Je kunt niet automatisch een aanvraag doen voor andere gelijksoortige projecten. Dat is jammer. Het zou natuurlijk veel fijner zijn geweest, maar ook wel iets ingewikkelder, als je het gelijk met 20 gemeentes had gedaan. De herhalingsfactor is niet zo groot.’
Heldens sluit zich hier bij aan, omdat het voor zowel nationale als internationale subsidies veel tijd kost om een project te formuleren in termen van de betreffende subsidieregeling. ‘Bij het programma Aardgasvrije Wijken werden maar drie of vier van de projectaanvragen in de provincie Zuid-Holland gehonoreerd. Er waren dertig projecten ingediend. De rest blijft dan een paar jaar sudderen omdat ze niet verder kunnen.’
Heldens vraagt zich dan ook af of zo’n wedstrijdsysteem de meest efficiënte manier is om projecten te financieren. Van der Maas geeft aan dat de ELENA-subsidie in dat opzicht echt anders is. De Europese Investeringsbank (EIB) voert de subsidieregeling uit en is de contractpartner van de provincie. ‘Wij hebben een itererend proces meegemaakt. Wij hebben een plan ingediend dat aan bepaalde voorwaarden moest voldoen. Daarna hebben we echt het gevoel gekregen dat wij support kregen, ook van de EIB, om dit tot een goed einde te brengen. Ik vond het een bijzonder en plezierig proces.’ Heldens vult aan: ‘Ja, de steun van de EIB was stimulerend. Wat ze ons wel steeds hebben voorgehouden is dat er veel aanvragen vanuit Nederland komen en het niet zeker was of we het geld ook zouden krijgen. Uiteindelijk is het toch gelukt.’
Naschrift van de programmacoördinator Duurzame Wijkwarmte, provincie Zuid-Holland:
Dit interview vond plaats in 2020. Inmiddels is het oktober 2021 en zijn we een aantal waardevolle lessen verder. De Corona-tijd maakte het zeer moeilijk om goed met mensen in gesprek te gaan, wat ten koste ging van duidelijkheid en draagvlak. Op deze lange termijn en met dit soort grote projecten blijkt het ook lastig om de kosten en impact voor inwoners goed in kaart te brengen. Dat heeft ertoe geleid dat één van de gemeenten, Kaag en Braassem, niet langer deel kon nemen aan het project. Daar staat tegenover dat een andere gemeente, Zwijndrecht, binnenkort juist weer aanhaakt. Arien van der Maas is inmiddels met pensioen, contactpersoon voor dit project bij de provincie Zuid-Holland is de programmacoördinator Esther den Draak.
Wilt u meer weten over Europese fondsen en subsidies? Bekijk dan de EU-fondsenwijzer.
MET DANK AAN
Arien van der Maas, sr. adviseur warmtetransitie bij de provincie Zuid-Holland
Marianne de Nooij, voormalig programmamanager van het project
Rob Heldens, adviseur energietransitie gebouwde omgeving bij de RVO
Esther den Draak, huidig programmacoördinator van het project