Onze gemeente wil met een subsidie een museum helpen moderniseren. Het geld zal worden gebruikt voor de aanschaf van audiovisuele apparatuur om interactieve demonstraties en presentaties mogelijk te maken. Is er sprake van staatssteun? Zo ja, hoe kunnen wij de subsidie ‘staatssteunproof’ verlenen?
Antwoord in het kort
Afhankelijk van de situatie zijn er verschillende conclusies mogelijk. Het is belangrijk dat de gemeente eerst bepaalt of de voorgenomen steun voldoet aan de vijf staatssteuncriteria uit artikel 107 VWEU, want alleen dan is er sprake van staatssteun. Mogelijk wordt het museum niet aangemerkt als een onderneming of heeft de steun geen ongunstig effect op het handelsverkeer. Wanneer er sprake is van staatssteun moet de gemeente vervolgens onderzoeken of de steun ‘staatssteunproof’ kan worden verleend, op basis van de de-minimisverordening of de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV).
Onderneming
De gemeente moet onderzoeken of voldaan wordt aan het eerste staatssteuncriterium, namelijk dat het museum een onderneming is. Als onderneming kwalificeert volgens het Europese Hof van Justitie iedere entiteit die een economische activiteit uitvoert, ongeacht haar rechtsvorm, de aanwezigheid van een winstoogmerk en wijze van financiering. Een organisatie die zowel economische als niet-economische activiteiten verricht, wordt alleen met betrekking tot haar economische activiteiten aangemerkt als onderneming.
Mogelijk zijn de activiteiten van het museum niet-economisch van aard. De Europese Commissie geeft namelijk in punt 34 van de mededeling betreffende het begrip staatssteun aan dat sommige culturele activiteiten niet-economisch van aard zijn, waardoor er geen sprake is van staatssteun. Er is sprake van een niet-economische culturele activiteit wanneer de activiteit toegankelijk is voor het publiek, er geen entreegeld wordt geëist, en een zuiver maatschappelijke en culturele doelstelling dient. Een toegangsprijs die slechts een fractie van de werkelijke kosten dekt doet daar niet aan af, omdat die niet kan worden beschouwd als vergoeding voor de levering van een dienst.
Ongunstige invloed op het handelsverkeer
Bij het verlenen van steun aan een onderneming bestaat de mogelijkheid dat het handelsverkeer tussen lidstaten wordt beïnvloed. Als dit het geval is, dan is voldaan aan het vijfde staatssteuncriterium en is er sprake zijn van staatssteun. Meestal wordt dit snel aangenomen, maar in sommige gevallen is er sprake van een zuiver lokaal effect. Het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt dan niet beïnvloed. Om na te gaan over er sprake is van een zuiver lokaal effect zijn er drie aspecten die de Europese Commissie in acht neemt:
- Vestiging van ondernemingen uit andere lidstaten wordt niet belemmerd door de steun;
- Er is sprake van een puur lokaal effect of slechts aantrekkingskracht in een beperkte geografische regio van de geproduceerde goederen en diensten;
- De markt en consumenten in aangrenzende lidstaten voelen slechts een marginaal effect van de verleende steun.
De Commissie heeft in een eerder besluit over de bouw van een Grieks museum aangegeven dat er sprake was van een zuiver lokaal effect. In dit besluit keek de Commissie naar de ligging, de grootte en de aard van het museum, dat voornamelijk diende ter conservering van lokaal gevonden archeologische voorwerpen en naar waarschijnlijkheid niet zelfstandig bezoekers naar een regio zal trekken. Ook de publiciteit die voor een museum wordt gemaakt is relevant. Als die niet gericht is op het aantrekken van toeristen uit andere lidstaten, dan is er mogelijke sprake van een puur lokaal effect. Steunverlening aan een lokaal museum, dat zelf geen toeristen uit andere lidstaten aantrekt en slechts lokale objecten conserveert, heeft dus mogelijk geen grensoverschrijdend effect.
Het is aan de gemeente om na te gaan of een museum in kwestie voldoet aan deze criteria. De gemeente moet het zuiver lokaal effect goed motiveren. Bij twijfel is het verstandig om de steun in lijn met de staatssteunregels te verstrekken. Meer informatie over zuiver lokaal effect kunt u hier lezen. Als er geen sprake is van een ongunstige invloed op het handelsverkeer, mag de steun worden verleend.
Staatssteun, en dan?
Als er aan alle vijf staatssteuncriteria wordt voldaan, is er sprake van staatssteun. De steunmaatregel moet dan in beginsel worden gemeld bij de Commissie. Dit hoeft niet als er gebruik kan worden gemaakt van een vrijstellingsverordening. Wel moet er dan gelet worden op andere voorschriften over de transparantie, uitvoering en verslaglegging van de steun. De gemeente verleent in dit geval culturele steun aan een museum, waardoor de steun mogelijk kan worden verleend op basis van de AGVV of de de-minimisverordening.
De-minimisverordening
Op grond van de de-minimisverordening kan de gemeente een onderneming tot € 200.000,- aan steun verlenen verdeeld over drie jaren. Steun die voldoet aan de voorwaarden uit de de-minimisverordening hoeft niet te worden gemeld of te worden kennisgegeven aan de Commissie. Om te voorkomen dat het de-minimisplafond van €200.000 wordt overschreden, moet de decentrale overheid de onderneming vragen om een de-minimisverklaring. In de Handreiking Staatssteun voor de Overheid kunt u een voorbeeldverklaring vinden. Meer informatie over de de-minimisverordening kunt u hier lezen. Als de steun voldoet aan de de-minimisverordening mag de steun worden verleend.
De Algemene Groepsvrijstellingsverordening
De gemeente kan nagaan of de steunmaatregel valt onder één van de vrijstellingen van de AGVV. Deze verordening biedt de mogelijkheid voor decentrale overheden om steunmaatregelen die bijdragen aan bepaalde beleidsdoeleinden, waaronder bescherming van cultureel erfgoed, vrij te stellen van de meldingsprocedure bij de Commissie. Het is in dat geval voldoende om gebruik te maken van een lichtere kennisgevingsprocedure binnen 20 werkdagen na inwerkingtreding van de steunmaatregel.
Om gebruik te kunnen maken van deze mogelijkheid in de AGVV, moet de gemeente allereerst te voldoen aan de algemene voorwaarden uit de artikelen 1 tot en met 12. Daarnaast moet de subsidie voldoen aan de specifieke voorwaarden van een of meerdere steuncategorieën, zoals de maximale steunintensiteit en de kosten die in aanmerking mogen komen voor steun. In dit geval kan gemeente waarschijnlijk gebruik maken van artikel 53 AGVV voor cultuursteun.
Artikel 53 AGVV is van toepassing op investerings- en exploitatiesteun voor verschillende culturele doelstellingen en activiteiten. Onder dit artikel is in ieder geval steunverlening mogelijk voor de digitalisering van collecties. De gemeente dient te beoordelen of artikel 53 AGVV, bij de situatie aansluit. Daarnaast is het belangrijk dat de regels omtrent de hoogte van het steunbedrag worden nagekomen. In het artikel wordt omschreven welke kosten in aanmerking komen voor investeringssteun tot 150 miljoen euro per project of exploitatiesteun tot 75 miljoen euro per jaar. Zolang het steunbedrag onder de twee miljoen euro is, kan het maximale steunbedrag ook worden vastgesteld op 80% van de in aanmerking komende kosten.
Mocht de gemeente tot de conclusie komen dat zij de subsidie willen verlenen op basis van de AGVV, dan dient de gemeente een kennisgevingsprocedure op te starten. In dat geval kunt u contact opnemen met het Coördinatiepunt Staatssteun (CPS) van Kenniscentrum Europa decentraal. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ondersteunt CPS gemeenten en provincies bij kennisgevingen.
Meer informatie over toepassing van de AGVV vindt u in de Handleiding AGVV van de Rijksoverheid en op onze website. Meer informatie over steun aan culturele instellingen kunt u hier lezen.
Meer informatie
Cultuur en staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Factsheet cultuursteun, Kenniscentrum Europa Decentraal
Factsheet zuiver lokaal effect, Kenniscentrum Europa Decentraal