Praktijkvraag

Laatste update: 26 september 2023

Door:


Op basis van de Woningwet heeft onze gemeente een woningcorporatie belast met een dienst van algemeen economisch belang, afgekort DAEB. Daarnaast is onze gemeente van plan om dezelfde onderneming te belasten met een aanvullende DAEB, om sociale huurwoningen aardgasvrij of aardgasarm te maken. Kan voor deze aanvullende DAEB steun worden verleend op basis van de DAEB de-minimisverordening? Zo ja, welke voorwaarden gelden voor het aanwijzen van deze DAEB?
Antwoord in het kort

Ja, dit is mogelijk. Indien de woningcorporatie met meerdere DAEB’s is belast, kan deze voor één van de DAEB’s compensatie ontvangen op grond van de DAEB-de-minimisverordening en voor de overige DAEB-compensatie die voldoet aan alle vier de Altmark-criteria.* Hierbij geldt echter dat het plafond van € 500.000 per onderneming niet mag worden overschreden, ongeacht of de maatregelen voor dezelfde of verschillende DAEB’s worden verleend. Voor het aanwijzen van een DAEB onder de DAEB de-minimisverordening gelden er lichtere eisen dan voor steun op basis van het DAEB-besluit. Wanneer een gemeente voornemens is DAEB de-minimissteun te verlenen, dient zij de begunstigde onderneming schriftelijk op de hoogte te brengen van het steunbedrag, de DAEB waarvoor die steun wordt verleend, en van het feit dat het de-minimissteun betreft.

Steun aan woningcorporaties

Wanneer een decentrale overheid steun verleent aan een woningcorporatie, kan er sprake zijn van staatssteun. Deze steun kan op verschillende wijzen ‘staatssteunproof’ worden verstrekt, onder andere door gebruik te maken van het DAEB-kader. Het kenmerk van een DAEB is dat het over een economische activiteit van publiek belang gaat die alleen dankzij het optreden van de overheid tot stand komt. Omdat de activiteit niet door de markt wordt opgepakt of in ieder geval niet naar maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden op de markt wordt verricht, is er sprake van marktfalen. De bouw en verhuur van sociale woningbouw en maatschappelijk vastgoed door woningcorporaties is in 2009 door de Europese Commissie als DAEB goedgekeurd. Deze activiteiten worden gezien als noodzakelijk onderdeel van het huisvestingsbeleid die private eigenaren van onroerend goed niet (voldoende) verrichten. Het besluit van de Commissie is omgezet in de Woningwet 2015. Bij het belasten van een woningcorporatie met een DAEB kan de gemeente hier gebruik van maken. In de Handreiking DAEB vindt u een uitgebreide beschrijving over (de praktijk van) DAEB.

Aanvullende DAEB

Het aardgasvrij of aardgasarm maken van sociale huurwoningen betreft een activiteit die niet is opgenomen in de Woningwet. Als een gesubsidieerde activiteit niet onder deze nationale regeling gebracht kan worden, kan de gemeente zelf een aanvullende DAEB formuleren. Deze DAEB geldt in aanvulling op de DAEB voor sociale huurwoningen en maatschappelijk vastgoed die in de Woningwet is geregeld en moet specifiek worden gericht op de betrokken activiteit: het aardgasvrij maken van de betreffende gebouwen. Bij het formuleren van een aanvullende DAEB voor deze activiteiten kan gebruik gemaakt worden van het DAEB-Vrijstellingsbesluit. Voor het aanwijzen van een aanvullende DAEB dient de decentrale overheid het marktfalen zelf aan te tonen. Voor de aanvullende DAEB moet worden vastgesteld dat er in onvoldoende snel tempo woningen aardgasvrij gemaakt (kunnen) worden en dat dit een onrendabele activiteit is en/of een activiteit  die de markt ontoereikend naar maatschappelijk verantwoorde voorwaarden kan uitvoeren. In de factsheet over staatssteun en aardgasvrije wijken zijn de voorwaarden voor het opdragen van een plicht om een DAEB uit te voeren omschreven. Meer informatie over hulpmiddelen bij het vaststellen van marktfalen vindt u in hoofdstuk 7.2 van de Handreiking DAEB.

DAEB de-minimisverordening

Indien slechts een beperkte hoeveelheid steun wordt verleend, kunnen de de-minimisverordeningen van de Commissie uitkomst bieden. In aanvulling op de algemene de-minimisverordening bepaalt de specifieke DAEB de-minimisverordening dat compensatie voor het verrichten van een DAEB geen staatssteun oplevert, wanneer het totale bedrag aan steun dat aan één onderneming wordt verleend niet hoger is dan € 500.000 over een periode van drie jaar. De steun kan echter alleen worden verleend indien de begunstigde onderneming schriftelijk is belast met de DAEB ten behoeve waarvan de steun wordt verleend. Zoals voor de algemene de-minimisverordening geldt, hoeft een maatregel die onder de DAEB de-minimisverordening valt, niet bij de Commissie te worden aangemeld. Om te voorkomen dat het DAEB de-minimisplafond van €500.000 wordt overschreden, moet de decentrale overheid de onderneming vragen om een de-minimisverklaring. Hierin moet de onderneming verklaren welke steun in de afgelopen twee belastingjaren en in het lopende belastingjaar is ontvangen. Over steun die wordt verleend op basis van de DAEB-de-minimisverordening hoeft dus niet te worden gerapporteerd aan de Europese Commissie. In de Handreiking DAEB kunt u een voorbeeldverklaring vinden (pagina 46).

Lichtere eisen voor aanwijzing onder DAEB de-minimisverordening

De DAEB de-minimisverordening geldt alleen voor steun ten behoeve van het verrichten van een DAEB. Daarom dient de begunstigde onderneming te worden belast met een specifieke DAEB. Deze toewijzing hoeft echter niet alle gegevens te bevatten die volgens het DAEB-besluit worden geëist. Wanneer een (decentrale) overheid voornemens is DAEB de-minimissteun te verlenen, dient zij de begunstigde onderneming schriftelijk in kennis te stellen van het steunbedrag, de DAEB ten behoeve waarvan die steun wordt verleend, en van het feit dat het de-minimissteun betreft, zo schrijft artikel 3 van de DAEB-de-minimisverordening voor. In de tweede plaats hoeven onder de DAEB-de-minimisverordening de bij de dienstverrichting gemaakte kosten niet te worden gecontroleerd – en hoeft dus ook niet te worden gecontroleerd op overcompensatie, zolang het plafond niet wordt overschreden.

Cumulatie DAEB-steun en DAEB de-minimissteun

De DAEB-de-minimisverordening staat niet toe dat een DAEB waarvoor in overeenstemming met de Altmark-criteria compensatie wordt verleend, daarnaast ook steun ontvangt op grond van de DAEB-de-minimisverordening. Dat zou immers tot overcompensatie leiden. Indien de woningcorporatie echter met meerdere DAEB’s is belast, kan deze voor één van de DAEB’s compensatie ontvangen op grond van de DAEB-de-minimisverordening en voor de overige DAEB(‘s) compensatie die voldoet aan alle vier de Altmark-criteria. Hierbij geldt echter dat het plafond van € 500.000 per onderneming niet mag worden overschreden, ongeacht of de maatregelen voor dezelfde of verschillende DAEB’s worden verleend (artikel 2, lid 2). De gemeente kan dus één woningcorporatie belasten met twee DAEB, waarbij de ene DAEB aangewezen wordt op basis van de DAEB de-minimisverordening en de andere op basis van de Woningwet. Voor de aanvullende DAEB mag er in dat geval dus maximaal € 500.000 aan de-minimissteun worden verleend.

* Over de vraag of woningcorporaties aanbestedingsplichtig zouden zijn, het vierde Altmark-criterium, loopt op dit moment een procedure bij de Europese Commissie. Zodra hier meer over bekend is, zal Kenniscentrum Europa Decentraal hierover informeren.

Meer informatie

Woningcorporaties, Kenniscentrum Europa Decentraal

Woningcorporaties – Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Biedt het gebruik van de DAEB-de-minimisverordening voordelen ten opzichte van het DAEB Vrijstellingsbesluit?, Kenniscentrum Europa Decentraal

DAEB besluit proeftuin Overwhere Zuid, Overheid.nl