1.Introductie
Op 21 juli 2016 heeft het Hof van Justitie (het Hof) uitspraak gedaan in de zaak Dilly’s Wellnesshotel GmbH tegen Finanzant Linz (zaak Dilly’s). De uitspraak van het Hof kan van belang zijn voor decentrale overheden die staatssteun onder toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) verlenen. In de zaak Dilly’s staat het Hof namelijk stil bij de algemene (procedurele) bepalingen uit Hoofdstuk I van de AGVV die gelden voor steunverlening onder deze verordening. Schending van deze bepalingen houdt volgens het Hof in dat de steunmaatregel niet kan worden vrijgesteld van de aanmeldplicht op basis van de AGVV.
2.HVJEU, 21 juli 2016, Dilly’s Wellnesshotel Gmbh tegen Finanzamt Linz (belastingkantoor van Linz, Oostenrijk)
Zaak C-493/14
3.Beleidsdossier(s) en thematiek
Staatssteun
Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV)
Kennisgevingsprocedure
4. Feiten en rechtsvraag
Dilly’s Wellnesshotel diende eind 2011 een aanvraag in voor teruggave van energiebelasting over dat jaar. De regeling, op basis waarvan het hotel aanspraak dacht te maken op teruggave, werd echter gewijzigd door de Oostenrijkse wetgever. Na die wijziging zouden dienstverlenende bedrijven worden uitgesloten: per 1 januari 2011 zouden alleen bedrijven die als hoofdactiviteit materiele goederen produceerden, aanspraak kunnen maken op de teruggave. De wijziging – en daarmee de uitsluiting van dienstverlenende bedrijven – was afhankelijk van de goedkeuring van de Europese Commissie van de regeling als toegestane staatssteun. De regeling was door Oostenrijk kennisgegeven onder toepassing van de oude AGVV (Ver. (EG) Nr. 800/2008).
In februari 2012 keurde het Finanzamt Linz de aanvraag van Dilly’s Wellnesshotel af, onder verwijzing naar de gewijzigde wet, op basis waarvan de ondernemer werd uitgesloten. Volgens Dilly’s Wellnesshotel was de nieuwe wet echter niet van toepassing, omdat deze in strijd zou zijn met het Unierecht: in casu de AGVV. De ondernemer stelde daarom beroep in en eiste teruggave van energiebelasting over het hele jaar 2011.
De nationale rechter, het Bundesfinanzhof (federaal financieel gerechtshof), waar de zaak uiteindelijk terechtkwam, twijfelde om een aantal redenen ook of de regeling wel verenigbaar was met de AGVV:
- Ten eerste was de kennisgeving gebrekkig: de regeling bevatte geen verwijzing naar de vindplaats van de AGVV in het Publicatieblad van de EU. Ook was de tekst van de betrokken regeling niet op het internet toegankelijk via een goed werkende weblink. Bovendien was de kennisgeving te laat gedaan (buiten de 20 dagen periode).
- Ten tweede twijfelde de rechter of de regeling wel voldeed aan de voorwaarden voor milieubeschermings- en energiebesparende maatregelen.
- Tot slot was er geen begrenzing in de tijd in de regeling opgenomen, terwijl de looptijd voor dit soort maatregelen volgens de AGVV maximaal tien jaar mag zijn.
Het Bundesfinanzhof heeft hierover drie prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. De vraag die het Hof in haar uitspraak behandelt, is of gebruik kan worden gemaakt van de AGVV als de steunmaatregel geen verwijzing naar die verordening bevat. Het Hof gaat niet in op de andere vragen.
5.Samenvatting uitspraak
Het Hof stelt dat de aanmeldverplichting een van de fundamentele aspecten is van het controlesysteem op het gebied van staatssteun. Een lidstaat kan alleen gebruikmaken van de vrijstellingsmogelijkheden van deze aanmeldplicht uit de AGVV als, conform artikel 3 lid 1 AGVV, wordt voldaan aan alle procedurele bepalingen van hoofdstuk I en de betreffende bepalingen uit hoofdstuk II van de verordening. De steunmaatregel moet daarbij een ‘uitdrukkelijke verwijzing’ naar de AGVV bevatten, waarbij de titel en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie worden aangehaald. Het Hof concludeert dan ook dat wanneer niet aan deze voorwaarde is voldaan, de in de AGVV opgenomen vrijstelling van aanmelding bij de Europese Commissie niet van toepassing is.
De AGVV en de daarin opgenomen algemene voorwaarden moeten volgens het Hof dus strikt worden uitgelegd en niet louter als een formaliteit worden gezien. Met deze voorwaarden maakt de Commissie een vereenvoudiging van de administratieve lasten voor lidstaten mogelijk, zonder het toezicht door de Commissie te verzwakken. Ook moeten de voorwaarden, zoals de verplichting tot verwijzing naar de AGVV, de transparantie en rechtszekerheid vergroten. Dankzij een dergelijke verwijzing naar de AGVV kunnen begunstigden en concurrenten van de begunstigde immers weten op basis waarvan de steun is verleend zonder dat er (vooraf) goedkeuring is gevraagd aan de Europese Commissie.
Het Hof staat nog kort stil bij het feit dat de Oostenrijkse overheid in een later stadium een uitvoeringsmaatregel heeft vastgesteld om te voorzien in de ontbrekende verwijzing. In de loop van 2014 heeft de overheid deze maatregel kennisgegeven op basis van de nieuwe AGVV (Ver. 651/2014). Maar volgens het Hof kan deze maatregel ‘in ieder geval wat de betrokken periode betreft niet wegnemen’ (1 januari 2013 t/m 31 december 2013) dat er in de onderhavige, bestreden regeling niet werd voldaan aan de verplichting tot verwijzing.
6.Uitlichting decentrale relevantie uitspraak.
De uitspraak van het Hof gaat over de oude AGVV, maar kan ook relevant zijn voor toepassing van de huidige AGVV (Ver. (EU) Nr. 651/2014), die op 1 juli 2014 in werking trad. Ondanks het feit dat de huidige AGVV een uitdrukkelijke verwijzing met aanhalen van het publicatieblad van de EU niet meer verplicht stelt en het Hof zich niet uitsprak over de gevolgen van het niet tijdig kennisgeven van een steunmaatregel, of het ontbreken van een werkende weblink, ligt het in de lijn de verwachting dat niet-vervulling van deze voorwaarden ook inhoudt dat de vrijstelling van aanmelding onder de huidige AGVV niet van toepassing is.
Zo zou het te laat kennisgeven van een maatregel tot gevolg kunnen hebben dat de maatregel voor wat betreft de periode voor kennisgeving niet kan worden vrijgesteld op basis van de AGVV. In zo’n geval is de decentrale overheid eigenlijk verplicht om de steunmaatregel aan te melden. Dan komt de maatregel mogelijk in een Non-Notified procedure terecht. De Commissie onderzoekt de steun op dezelfde wijze als een melding (notificatie). Het belangrijkste verschil met een meldingsprocedure is echter het ontbreken van termijnen. Het kan daarom een langdurige procedure zijn. Als de Commissie bovendien vindt dat er een risico op verstoring van de mededinging is, kan de Commissie gelasten dat de steun wordt teruggevorderd, tot een goedkeuringsbesluit is gegeven.
Een ander mogelijk gevolg kan zijn dat een afgewezen begunstigde of concurrent een formeel gebrek als het ontbreken van een goed werkende weblink of een overschrijding van de kennisgevingstermijn bij de nationale rechter aan de orde kan stellen. Ook dit kan leiden tot terugvordering van onrechtmatige staatssteun, inclusief rente.
Het is voor decentrale overheden die staatssteun verlenen onder de AGVV dan ook van belang er zorg voor te dragen dat de steunverlening voldoet aan alle procedurele voorwaarden uit de AGVV. Overigens bevat de MKB Landbouwvrijstellingsverordening (Ver. (EU) 702/2014) dezelfde voorwaarden, daargelaten dat de kennisgevingstermijn strikter is, namelijk tien werkdagen vóór inwerkingtreding van de maatregel.
Meer informatie.
Arrest, Europees Hof van Justitie Zaak C‑493/14
Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV, Ver. 651/2014)
Oude AGVV (Ver. 800/2008)