Wethouder Robert van Asten van de gemeente Den Haag is als bestuurder zeer betrokken bij het onderwerp (duurzame) mobiliteit, was rapporteur op de Strategie voor Duurzame en Slimme Mobiliteit en richt zich op het doel van Den Haag om in 2030 klimaatneutraal te worden. Kenniscentrum Europa decentraal sprak op 23 februari 2022 met hem over groene mobiliteit.
U bent wethouder mobiliteit: waar houdt u zich mee bezig? Wat zijn de ambities en prioriteiten voor Den Haag op het gebied van groene mobiliteit?
In het kort: om ervoor te zorgen dat iedereen in Den Haag van A naar B komt, op welke manier dan ook. Ik heb mij de afgelopen vier jaar vooral gericht op de mobiliteitstransitie in Den Haag. De raad heeft hiervoor een aantal van mijn stukken goedgekeurd, met de Mobiliteitstransitie Strategie als sluitstuk. In deze strategie zetten we de wandelaar op de eerste plek, de fietser op de tweede, het openbaar vervoer op de derde en het deelconcept op de vierde plek. De privéauto komt pas op plek vijf. De afgelopen jaren is deze Strategie in veel beleidsstukken verankerd, zoals nieuw parkeerbeleid, nieuw fietsbeleid, Smart Mobility en verkeersveiligheid. Mijn plan voor de komende vier jaar is om dit beleid te implementeren. Hoewel het de tragiek van een wethouder Mobiliteit is dat je de plannen van je voorganger uitvoert en dat je zelf plannen maakt voor jouw opvolger, wil ik goed aan de slag gaan. Acht jaar is zeker nodig om deze veranderingen in Den Haag te maken.
Waar bent u het meest trots op, wat groene mobiliteit in Den Haag betreft?
Ik ben er trots op dat we met de acht grootste werkgevers van Den Haag, denk aan Shell, Siemens, T-Mobile en Aegon, een coalitie hebben gevormd om te zorgen voor het spreiden van werkverkeer in de stad. De overheid heeft hier al haar eigen programma’s voor, maar met dit plan willen we ook andere mensen hierin meekrijgen door te beginnen met de grote bedrijven.
Verder zijn we in Metropoolregio Rotterdam Den Haag bezig geweest met een duurzaamheidsprogramma om 30% minder uitstoot te realiseren. Het is heel leuk om in die kopgroep te zitten en mee te krijgen welke maatregelen gemeenten kunnen nemen en bereid zijn te nemen. Dan zie je dat grote steden zoals Rotterdam, Delft en Den Haag al ver voorliggen op gemeenten als Lansingerland of Midden-Delfland. Soms is dat heel logisch, bijvoorbeeld omdat er minder mogelijkheden zijn om met het openbaar vervoer te gaan.
Uiteindelijk ga je je stad niet vergroenen of verduurzamen omdat het van Brussel moet of omdat er een plan ligt, maar simpelweg omdat de bewoners het willen.
U bent ook betrokken bij het Europese Comité van de Regio’s. Wat voor initiatieven spelen daar op deze terreinen?
Het mooie van het Comité van de Regio’s is dat lokale vertegenwoordigers een stem hebben in wat er in het Europees Parlement en bij de Europese Commissie gebeurt. Zelf ben ik rapporteur geweest op de Strategie voor Duurzame en Slimme Mobiliteit, een initiatief van de Commissie. Namens het Comité mocht ik daarvoor een advies geven en een rapport schrijven. Zo kun je wat sturing geven aan hoe de plannen tot uitvoering komen. Dat gaat onder andere over hoe je omgaat met duurzaamheid, maar ook bijvoorbeeld de vraag wat meer treinverkeer betekent: gaan we alleen kijken naar de populaire langeafstandslijnen of is het effectiever om grensovergangen snel aan te pakken? De meeste mensen reizen namelijk op korte afstanden. Voor een echte verandering in het doen van mensen zou je vooral die afstanden makkelijker moeten maken, bijvoorbeeld Venlo-Düsseldorf boven Amsterdam-Barcelona.
Kunt u al praktische gevolgen verbinden aan de Strategie Mobiliteitstransitie voor bijvoorbeeld Den Haag?
Ja. In Europa hebben we een knooppuntenstrategie, de Urban Nodes. Dit willen we in het rapport uitbreiden naar steden die geen deel uitmaken van grote Europese verbindingen, om zo de mogelijkheden voor duurzaam vervoer op die plekken te vergroten. Er zijn genoeg plekken waar de auto nog de primaire beweegwijze is, dus hoe kun je dat in een groter gebied slim aanpakken? Daar kan de Europese Unie echt een verschil in maken.
Komt u bij het Comité van de Regio’s ook in aanraking met de nieuwste Europese duurzaamheidsinitiatieven?
Ik ben namens de Renew Europe fractie aangewezen als ‘mobiliteitsman’. Wat meer focus op Europa is altijd nodig en in die functie is het ontzettend leuk om contacten te hebben met Europese collega’s. Je krijgt dan meer begrip voor elkaar, snapt hoe andere regio’s eraan toe zijn en waarin je ze kunt helpen als Nederland en als Den Haag. Ook kom ik zo in aanraking met veel Europese initiatieven op het gebied van duurzaamheid.
We hebben met veel interesse de Fit for 55 plannen ontvangen. Dit heeft bijvoorbeeld gevolgen door betere treinverbindingen voorrang te geven boven de luchtvaart. Momenteel zijn we druk bezig om te kijken hoe we deze plannen kunnen laten werken en hoe we de plannen kunnen gebruiken om onze eigen doelstellingen te halen, zoals de doelstelling van Den Haag om in 2030 klimaatneutraal te zijn. We hebben ons aangemeld voor het EU-programma voor 100 klimaatneutrale steden in 2030, ik hoop aankomend voorjaar te horen dat we daarin worden meegenomen. Met dit soort initiatieven kun je Europa meer naar Den Haag halen en ‘Brussel’ een gezicht geven.
Wat de doelstelling van 100 klimaatneutrale steden betreft: hoe heeft dat zijn weerslag op mobiliteitsplannen?
Dat heeft natuurlijk te maken met de uitstoot van auto’s. Eigenlijk moet je die ook tot nul reduceren, want anders ben je niet klimaatneutraal bezig. Dat komt neer op het elektrificeren van auto’s, omdat er altijd autoverkeer zal blijven. Verder moet je ook inzetten op alternatieven voor mensen die een auto nodig hebben, maar wellicht niet een elektrische auto kunnen hebben. Het is een enorme opgave waarin we nu de eerste stappen hebben gezet met de mobiliteitstransitie, nieuw parkeerbeleid, nieuwe ov-lijnen en door fietsers ruim baan te geven. Het bouwen van nieuwe wijken zoals de Binckhorst is een uitgelezen kans om een strenge parkeernorm in te voeren, omdat mensen die verhuizen mentaal in staat zijn om een verandering door te maken. In dit geval is dat het heroverwegen van het autobezit. Nu deze wijk gebouwd wordt, moeten we daar dan ook gelijk bovenop zitten.
Den Haag heeft veel ambitieuze doelstellingen. Spant de stad Den Haag zich ook in om zelf invloed uit te oefenen op Europees beleid wat duurzaamheid betreft?
Dat gebeurt bijvoorbeeld door mee te doen aan dit soort initiatieven. We hopen daarmee te kunnen sturen, niet alleen op subsidies, maar ook op het gebied van de regelgeving die nodig is om de goede stappen te zetten. De kracht van Europa is dat we op lokaal niveau gebruik kunnen maken van elkaars kennis.
Daarnaast ben ik ook wethouder van Strategie, Lobby en Europa en daarin zijn we bezig om Den Haag een gezicht te geven buiten het Spui en het Binnenhof. Den Haag was jarenlang niet echt zichtbaar in Europa en dat hebben we nu veranderd door meer coöperatieve samenwerking te zoeken. Als stad moet je kijken van welke initiatieven je iets kunt leren. Dat is de kracht van Europese samenwerking en als het aan mij ligt, zit er na 16 maart nog een college dat dit doortrekt en gaat versterken.
16 maart komt nu inderdaad dichtbij. Is duurzame mobiliteit een thema wat in het kader van de verkiezingen veel speelt?
Zeker, met name omdat tussen partijen verschil van mening bestaat over de rol die de auto heeft in het mobiliteitsbeeld. Als groeiende stad kun je echter niet iedereen in een auto laten rijden, want dan zet je de hele stad vast. Dat heeft veel negatieve gevolgen: problemen met verkeersveiligheid en bereikbaarheid en een belasting voor de economie, de uitstraling en de luchtkwaliteit. Daarom moet je inzetten op minder auto’s in de stad. Er wordt vaak beargumenteerd dat mensen de auto nodig hebben om naar hun werk te gaan, maar mensen reizen toch vaak per fiets of met het ov in de stad en gebruiken hun auto dus weinig. Een auto is voor sommige dingen erg geschikt, maar is daar altijd een eigen auto voor nodig of kun je dat op een slimmere manier doen? Dat is de wijze die wij in Den Haag willen doorvoeren en die ook in de Europese plannen staat.
Den Haag is een grote stad met meer dan honderdduizend inwoners dus een Sustainable Urban Mobility Plan (SUMP) is dan verplicht vanuit de Europese Unie. Wat zijn de uitdagingen daarbij voor een stad als Den Haag?
Den Haag heeft in 2011 al een SUMP gemaakt. In mijn rapport heb ik dit plan benoemd, omdat een SUMP naar mijn mening als betreffende regio opgesteld moet worden en niet als stad. We blijven hierop hameren bij de Europese Unie, maar we zijn in elk geval blij dat een SUMP nu verplicht is. Verder is nu dus de nieuwe Mobiliteitsstrategie ingesteld: de basis van het vervolg Mobiliteitsplan. Deze plannen moeten uiteindelijk landen in de nieuwe Omgevingswet. In het nieuwe Mobiliteitsplan wil ik de SUMP vervangen. We werken samen met de metropoolregio om daar op schaalniveau veranderingen in aan te brengen, waarvoor we de afgelopen vier jaar al plannen hebben gesmeed. De Duurzaamheids- en Mobiliteitsgroep helpt hierbij. De verplichtingen van Europa helpen mij ook bij het samenwerken met andere partijen, omdat de plannen daardoor simpelweg móeten worden uitgevoerd.
U noemde net al de metropoolregio Rotterdam Den Haag. Hoe wordt de samenwerking op mobiliteitsgebied binnen dat kader vormgegeven?
Dat bestaat uit twee takken: de economische tak, die wat kleiner is qua budget, en de mobiliteitstak, die wordt gevoed door geld uit het Rijk vanuit de brede doeluitkering. Daar betalen we alle concessies van en investeren we mee in wegen, fietspaden en trams. Binnen de metropoolregio ben ik voorzitter voor de vervoersautoriteit, waar we zitten met 23 wethouders. Daar werken we onder andere via de groep Duurzame Mobiliteit aan verduurzaming van de mobiliteit in de regio. Ook werken we aan investeringsplannen voor het aanleggen van metropolitane fietsroutes, bijvoorbeeld van Zoetermeer naar Rotterdam. Zo worden gemeenten extra gestimuleerd om hiermee te starten. Een ander samenwerkingsverband is ‘Zuid-Holland Bereikbaar’, waar we net in zijn gestapt. Om de regio bereikbaar te houden, moet er veel op de schop en zijn daarnaast goede communicatie en een actief plan nodig. Bovendien kunnen we dit aangrijpen om mensen op een andere manier te laten reizen. In plaats van een omleiding voor de wegwerkzaamheden presenteer je mensen een product waarmee ze met de fiets of auto naar een treinstation reizen en kunnen ontdekken wat daar mogelijk is. Hiermee kunnen we hopelijk het gedrag op de lange termijn veranderen. Met de metropoolregio en de gemeente Den Haag zitten we ook in zo’n programma.
Heeft u in algemene zin adviezen voor andere gemeenten wat betreft het vergroenen van vervoer?
Mijn ervaring is dat de bewoners vaak minder conservatief zijn dan politieke partijen doen geloven. Mensen willen gewoon een veilige, groene, leefbare straat hebben. Als je dat centraal stelt, kom je vanzelf op wat voor vervoer daarbij hoort. Zelf zijn wij voor de Mobiliteitsstrategie twee jaar lang de straat op gegaan in Den Haag. We hebben gesprekken gevoerd voor een wedstrijd met ADO Den Haag, ik heb het met vier dames op leeftijd in een zwembad gehad over hoe Den Haag vroeger was en hoe zij dit zelf zouden willen zien, en we hebben ook op markten gestaan, en bij buurthuizen. Daar hebben we de boodschap gekregen dat deze stad klaar is voor verandering van mobiliteit. Je hoeft niet alleen te luisteren naar de hardste schreeuwers, want zij zijn degenen die hun positie aangetast zien worden. In dit geval is dat vaak de automobilist die overal de auto voor gebruikt. Ik zou willen meegeven aan andere gemeenten: doe dit echt met je bewoners, dan gaat de Raad vanzelf mee.
Uiteindelijk ga je je stad niet vergroenen of verduurzamen omdat het van Brussel moet of omdat er een plan ligt, maar simpelweg omdat de bewoners het willen. Zij hebben er ook recht op. Als wij het onacceptabel vinden dat gezinnen de stad verlaten omdat de kinderen geen ruimte hebben om te spelen, waarom geven we die openbare ruimte niet terug aan de mensen die hun kinderen willen laten spelen? Waarom accepteren we al dat autoverkeer in de straat waar je je kinderen ver weg van wilt houden? De oplossingen kunnen vaak zo simpel zijn.