Het huidige openbaarvervoerscontract van onze provincie met de busmaatschappij loopt af en wij willen een nieuw contract sluiten. Moet onze provincie diensten voor openbaar (bus)vervoer verplicht aanbesteden via een concessie?
Antwoord in het kort
Decentrale overheden zijn op grond van artikel van de 61 Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) verplicht om diensten voor openbaar busvervoer aan te besteden door middel van concessieverlening. Volgens de PSO-verordening en de interpretatieve richtsnoeren bij die Verordening moet aanbestedingsprocedure worden gebruikt en moet die daadwerkelijke mededinging oproepen. De provincie moet om dit te realiseren conform artikel 37 Bp2000 voldoen aan de wettelijke eisen die zijn vastgelegd in de Aanbestedingswet 2012. Daarnaast stelt de Wp2000 een aantal aanvullende eisen aan de provincie in (de voorbereiding van) de aanbesteding.
PSO-verordening
De PSO-verordening (Public Services Obligations: openbare dienstverplichting) treft een regeling voor binnenlands personenvervoer per spoor en per bus, tram en metro, op basis van zogeheten openbaredienstcontracten. Artikel 3 daarvan bepaalt namelijk dat overheidsinstanties verplicht zijn openbare dienstcontracten te sluiten, wanneer zij besluiten om aan een vervoerder een exclusief recht te vergeven (een concessie) om openbaar vervoer te verrichten. Wanneer er geen uitzonderingen op de aanbestedingsplicht bestaan, dienen provincies concessies voor openbaar personenvervoer per bus op basis van artikel 5 lid 3 PSO-verordening openbaar aan te besteden. De PSO-verordening stelt dus voorwaarden aan het verlenen van concessies: in principe moeten die openbaar worden aanbesteed, met enkele uitzonderingen:
1: Artikel 19 lid 2 Wp2000 laat het verrichten van openbaar vervoer zonder concessie toe als dit vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen;
2: artikel 19a Wp2000 geeft spoorwegondernemingen recht op toegang tot de hoofdspoorweginfrastructuur onder eerlijke, transparante en niet-discriminerende voorwaarden;
3: artikel 63a en verder Wp2000 vormt een specifieke uitzondering voor de gemeenten Amsterdam, ’s Gravenhage, Rotterdam en Utrecht;
4: tijdelijke verlengingen van concessies zijn toegestaan op grond van artikel 20 van de Wp2000.
Concessies voor openbaar vervoer
De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen dat openbaar personenvervoer in de regel openbaar moet worden aanbesteed via een concessieopdracht. Anders dan bij klassieke overheidsopdrachten is er bij concessieopdrachten sprake van een opdracht tot de uitvoering van werken of diensten, waarbij een deel van de tegenprestatie die de uitvoerende instantie ontvangt, bestaat uit het recht om het werk of de dienst te exploiteren. De opdracht van een overheidsinstelling voor het verzorgen van openbaar busvervoer is een duidelijk voorbeeld van een opdracht die waarvoor de concessie een geschikt middel is om die te verlenen. De opdrachtnemer krijgt een tijdelijk exclusief exploitatierecht om het openbaar vervoer te verzorgen in de betreffende regio. De maximale termijn voor concessies voor busvervoer bedraagt tien jaar en voor treinvervoer en andere vormen van openbaar vervoer bedraagt die vijftien jaar, volgens artikel 4, derde lid, van de Verordening.
Staatssteun en PSO-verordening
De PSO-verordening stelt ook voorwaarden aan het verstrekken van extra exploitatiesubsidie als tegenprestatie voor het vervullen van openbare dienstverplichtingen op het gebied van personenvervoer. Deze exploitatiesubsidie moet met name geoorloofd zijn volgens de staatssteunregels. Op het gebied van staatssteun worden steunmaatregelen door de verordening toelaatbaar geacht indien er sprake is van eerlijke compensatie voor de betreffende openbare dienstverplichtingen die voldoet aan de voorwaarden die de betreffende verordening stelt. De voorwaarden zijn te vinden in artikel 4 lid 3 van de PSO-verordening.
Nationale regelgeving
In Nederland zijn de voornaamste verplichtingen die voortvloeien uit de PSO-verordening verder uitgewerkt in de Wet Personenvervoer 2000 en in het Besluit Personenvervoer 2000 (Bp2000). Artikel 19 Wp2000 bepaalt dat het verboden is openbaar busvervoer te verrichten zonder daartoe verleende concessie. Hoofdstuk III van de wet bepaalt het verdere aanbestedingsregime voor openbaar vervoersconcessies voor busdiensten. In artikel 61 staat de aanbestedingsplicht voor overheden. De provincie is dus verplicht een busdienst via een concessie aan te besteden. Hierbij moet men de regels van de Aanbestedingswet 2012 toepassen.
Additionele nationale verplichtingen
In hoofdstuk III van de Wp2000 zijn de verplichtingen opgenomen waaraan moet worden voldaan voor het verlenen van concessies voor openbaar vervoer. Deze verplichtingen komen bovenop eventuele andere verplichtingen uit de Aanbestedingswet 2012. Volgens artikel 44 Wp2000 dient de provincie een programma van eisen op te stellen in de aankondiging van de opdracht. Dit programma beschrijft in ieder geval de bereikbaarheid in het gebied, de functie van het openbaar vervoer, de algemene eisen voor het verrichten van het vervoer, de afstemming met het openbaar vervoer in aangrenzende gebieden, milieudoelstellingen en de te treffen infrastructurele voorzieningen, zoals de aanleg van halteplaatsen en rails. Daarnaast is de provincie verplicht om voordat zij een concessie verleent, advies in te winnen bij consumentenorganisaties over de aan de concessie te verbinden voorschriften, volgens artikel artikel 27 van de Wp2000.
Meer informatie:
Aanbestedingen, Kenniscentrum Europa decentraal
Vervoer en aanbesteden, Kenniscentrum Europa decentraal
Concessies, Kenniscentrum Europa decentraal
Concessies openbaar vervoer, Kenniscentrum Europa decentraal
Notitie nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, Kenniscentrum Europa decentraal
PSO-verordening
Interpretatieve richtsnoeren
Kunnen we eisen stellen om lokale partijen te bevoordelen in een Europese aanbesteding?, Kenniscentrum Europa decentraal