De industrie is belangrijk voor de Europese economie. Industriële activiteiten zijn echter verantwoordelijk voor een groot deel van de vervuiling in Europa. Om het milieu te beschermen zijn er regels opgesteld om schadelijke industriële emissies en afvalstoffen in de lucht, water en bodem te voorkomen en te beheersen.
Voor een aantal belangrijke verontreinigde activiteiten gelden er in de EU minimumvoorschriften, zoals vergunningsvoorschriften en emissiegrenswaarden. Deze zijn bijvoorbeeld van toepassing op activiteiten zoals afvalbeheer en intensieve pluimvee- en varkenshouderijen, en zullen voor steeds meer industriële activiteiten gaan gelden. Voor decentrale overheden zijn deze regels over industriële emissies van belang met betrekking tot het verstrekken van vergunningen.
Europees beleid beperken industriële vervuiling
RIE-Richtlijn: Grote verontreinigende installaties (IPCC)
De Richtlijn industriële Emissies (RIE-richtlijn) (2010/75/EU) reguleert industriële activiteiten die verontreiniging veroorzaken. De richtlijn is van toepassing op verschillende bedrijfstakken, veelal sectoren met grote industriële bedrijven met verontreinigende activiteiten. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten op het gebied van energie, de productie en verwerking van metaal, mineralen en chemicaliën, afvalbeheer en andere sectoren zoals pulp- en papierproductie, slachthuizen en intensieve pluimvee- en varkenshouderij. De bedrijven die onder de richtlijn vallen staan ook wel bekend als IPCC-installaties.
IPCC-installaties moeten voor het uitvoeren van hun activiteiten in het bezit van een vergunning zijn. Hiervoor moeten installaties aan een aantal voorwaarden te voldoen. Zo moeten installaties milieumaatregelen treffen om verontreiniging te voorkomen en te beperken. Ook moeten er maatregelen voor efficiënt energiegebruik, afvalpreventie en -beheer worden getroffen. Verder zijn er emissiegrenswaarden voor verontreinigde stoffen, zoals stikstofverbindingen en metalen.
De vergunningsvoorwaarden moeten worden vastgesteld op basis van de best beschikbare technieken (BBT). Daarnaast moet er bij het verlenen van vergunning rekening worden gehouden met de totale milieuprestatie van de installatie. Dus ook met energie-efficiëntie en het gebruik van grondstoffen. De Commissie publiceert hiervoor BBT-conclusies. Wel biedt de richtlijn autoriteiten flexibiliteit bij het vaststellen van de emissiegrenswaarden.
Stand van Zaken
De RIE-richtlijn wordt herzien als onderdeel van de Green Deal. Op 4 april 2022 publiceerde de Europese Commissie een voorstel. Dit voorstel heeft gevolgen voor de vergunning verlening door decentrale overheden. Lees verder in ons nieuwsbericht.
Overige richtlijnen: verontreiniging door middelgrote stookinstallaties & kleine apparaten
Richtlijn (2015/2193) reguleert daarnaast de luchtverontreiniging door middelgrote stookinstallaties. Middelgrote stookinstallaties worden bijvoorbeeld gebruikt voor elektriciteitsopwekking, huishoudelijk verwarmen en koelen en het leveren van warmte of stoom voor industriële processen. Sinds 2018 dienen nieuwe stookinstallaties in het bezit te zijn van een vergunning. Ook introduceert de richtlijn emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en stof. Vanaf 2030 zullen deze regels voor alle middelgrote stookinstallaties gelden.
Voor kleine apparaten zoals verwarmingstoestellen en stookketels is Richtlijn 2009/125/EG van toepassing.
Nationaal beleid beperken industriële vervuiling
De RIE-Richtlijn is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), het Besluit omgevingsrecht (Bor), het activiteitenbesluit, in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Waterwet.
De Richtlijn voor middelgrote installaties is opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer.
Decentrale Relevantie
Voor een industriële installatie is o.a. een omgevingsvergunning en een watervergunning nodig. Decentrale overheden zijn het bevoegd gezag bij het verlenen of actualiseren van een omgevingsvergunning milieu.
Het bevoegd gezag dient bij het vaststellen van de vergunningsvoorwaarden rekening te houden met de gepubliceerde BBT-conclusies van de Commissie. Deze conclusies zijn een referentie voor het vaststellen voor emissiegrenswaarden op basis van de best beschikbare technieken. Kenniscentrum Infomil verstrekt een overzicht en informatie over de nieuwste BBT conclusies.
Voor installaties die onder de RIE-richtlijn vallen dienen betrokken partijen in een vroeg stadium reële mogelijkheden tot inspraak te krijgen bij verschillende procedures, zoals de afgifte of bijstelling van een vergunning. Bevoegde autoriteiten dienen daarvoor informatie of het vergunningsbesluit aan het publiek ter beschikking te stellen.
Voor installaties die onder de middelgrote stookinstallaties richtlijn vallen, dienen de bevoegde autoriteiten een openbaar toegankelijk register bij te houden met informatie zoals het type gebruikte brandstoffen en het verwachte aantal jaarlijkse bedrijfsuren.
Onder beide richtlijnen zijn bevoegde autoriteiten tevens verplicht de installaties te monitoren. Autoriteiten moeten dan ook in staat worden gesteld bezoek ter plaatse uit te voeren, monsters te nemen en informatie te verzamelen. Daarnaast moeten lidstaten rapporteren over de uitvoering van de richtlijn.
Verder is het bevoegd gezag verplicht te rapporteren over de inhoud van de vergunning die onder de RIE-richtlijn vallen. In Nederland kunnen gemeenten, provincies en waterkwaliteitsbeheerders dit doen via de IPPC-applicatie op een besloten website van het e-MJV.
Overzicht Europese wetgeving Industriële Emissies
• Richtlijn industriële Emissies (RIE) | 2010/75/EU
• Richtlijn Luchtverontreiniging door middelgrote stookinstallaties | 2015/2193
• Richtlijn Ecologisch ontwerp voor energieverbruikende apparaten | 2009/125/EG