Europees recht en beleid

Laatste update: 25 maart 2024

Contact:


EU-burger

Op grond van artikel 20 VWEU is een burgerschap van de Unie ingesteld. Eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, verkrijgt automatisch EU-burgerschap. EU-burgerschap treedt niet in de plaats van het nationale staatsburgerschap maar is een aanvulling hierop.

Op basis van artikel 20 lid 2 VWEU genieten burgers van de Unie rechten en plichten. Hieronder vallen onder andere:

  • Het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven (artikel 21 VWEU);
  • Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
  • Het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
  • Het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.

Zelfstandige betekenis

In principe wordt de toepasselijkheid van Europees recht pas geactiveerd op het moment dat er een grensoverschrijdend element aanwezig is, daarmee zijn EU-burgerschapsrechten pas van toepassing wanneer een EU-burger zich daadwerkelijk naar een andere lidstaat verplaatst. In de Zambrano zaak (C-34/09) is echter anders bepaald. Daar ging het om een situatie waarin minderjarige EU-burgers gedwongen zouden worden om het grondgebied van de EU te verlaten nu het verzoek van hun derdelander ouders om in de lidstaat te verblijven was geweigerd. Als de derdelander ouders het grondgebied van de EU zouden verlaten, zouden de minderjarige kinderen gedwongen zijn om met hen ouders te vertrekken nu zij voor hen zorgen. De vraag die in deze zaak centraal stond was of Europees recht van toepassing is aangezien geen sprake is van een grensoverschrijdend element. De EU-burgers hebben immers het grondgebied van de lidstaat waarvan ze de nationaliteit bezitten niet verlaten. Het Hof bepaalde dat ondanks het ontbreken van een grensoverschrijdend element Europees recht van toepassing is op deze situatie. De nationale maatregel zou er namelijk voor zorgen dat het effectieve genot van de aan de status aan burger van de Unie ontleende rechten wordt ontzegd.

Het Chavez-Vilchez arrest (C-133/15) is een vervolg op Zambrano. In Nederland werd Zambrano namelijk strikt uitgelegd. Doordat vaak één van de ouders wel de Nederlandse nationaliteit en daardoor EU-burgerschap bezat, werd naar die ouder verwezen om voor het minderjarige kind te zorgen. Zo werd aan de derdelander ouder alsnog het verblijfsrecht ontzegd. In Chaves-Vilchez heeft het Hof kortgezegd bepaald dat indien de derdelander ouder feitelijk voor het kind zorgt en sprake is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind in geval van een weigering het grondgebied van de Unie zou moeten verlaten, verblijfsrecht aan de derdelander ouder toekomt. Om tot een dergelijke vaststelling te komen moeten, in het hogere belang van het kind, alle betrokken omstandigheden in de beschouwing worden betrokken.

Artikel 20 VWEU heeft hierdoor een zelfstandige betekenis gekregen voor de gevallen die niet onder Richtlijn 2004/38 vallen.

Decentrale overheden

Decentrale overheden kunnen met EU-burgerschap te maken krijgen wanneer personen uit andere lidstaten in hun gemeente willen verblijven, zich willen vestigen of een bijstandsaanvraag indienen. In dat kader dienen decentrale overheden ervoor te zorgen dat besluiten niet leiden tot ontneming van het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van EU-burgerschap verbonden rechten. Dit kan betekenen dat gemeenten bijvoorbeeld zelf dienen te beoordelen of sprake is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen het minderjarige kind en de derdelander ouder.

Europees burgerinitiatief

Sinds 1 april 2012 is het mogelijk voor EU-burgers om een Europees burgerinitiatief te organiseren. Hiermee kunnen zij met de steun van een miljoen andere EU-burgers de Commissie oproepen een wetsvoorstel te doen. Het burgerinitiatief is ingesteld door het Verdrag van Lissabon en vastgelegd in Verordening over het Burgerinitiatief. Een burgerinitiatief kan betrekking hebben op alle gebieden waarop de Commissie een wetgevingsvoorstel mag doen, bijvoorbeeld:

  • milieu;
  • landbouw;
  • vervoer;
  • volksgezondheid.

Procedure

Om een burgerinitiatief te organiseren, moet een EU-burger een burgercomité oprichten met minstens zeven leden uit minimaal zeven lidstaten. Elke burger die oud genoeg is om te stemmen bij de Europese verkiezingen, mag het burgerinitiatief ondertekenen.

Het oprichten van een burgercomité volgt op een beslissing of het Europees burgerinitiatief de beste manier is om mensen voor het idee te winnen. Het initiatief is een oproep aan de Commissie om met een wetsvoorstel te komen. De Commissie checkt binnen twee maanden of het onderwerp daadwerkelijk binnen een terrein valt waar zij verantwoordelijk voor is.

Steunbetuigingen kunnen online verzameld worden. Het systeem moet voldoen aan bepaalde eisen en binnen een maand gecertificeerd worden door nationale autoriteiten. Daarna heeft het burgercomité maximaal één jaar om minimaal één miljoen steunbetuigingen te verzamelen.

De nationale autoriteiten hebben vervolgens drie maanden om de steunbetuigingen te certificeren. Hierna kan het initiatief bij de Commissie ingediend worden. Het burgercomité krijgt de kans het voorstel toe te lichten aan de Commissie en het Parlement en krijgt binnen drie maanden een antwoord van de Commissie.

Wat kunnen decentrale overheden hiermee?

Decentrale overheden kunnen meer bekendheid geven aan het Europees burgerinitiatief. Zij kunnen burgers helpen door hun eigen contacten in andere EU-landen aan te wenden. Gemeenten hebben immers meer informatie beschikbaar dan burgers over samenwerkingsmogelijkheden met andere EU-landen. Organisaties, dus ook decentrale overheden, mogen geen Europees burgerinitiatief opzetten. Zie voor meer informatie de website van de Europese Commissie en deze praktijkvraag. Ook kunt u contact opnemen met het ministerie van BZK.