Europees recht en beleid

Laatste update: 25 maart 2024

Contact:


Wanneer is iemand een werknemer?

In de zaak Lawrie Blum heeft het Hof van Justitie bepaald dat eenieder die gedurende een bepaalde periode voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en als tegenprestatie een vergoeding ontvangt, als werknemer kan worden aangemerkt.

Bij het vrije werknemersverkeer moet onderscheid gemaakt worden tussen migratierechten (rechten die betrekking hebben op het recht om een andere lidstaat binnen te gaan) en markttoegangsrechten (het recht dat de werknemer het recht geeft op toegang tot de arbeidsmarkt).

Wanneer is Europese wetgeving van toepassing

Het vrije verkeer van werknemers is vastgelegd in artikel 45 van het Verdrag Betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het vrij verkeer van werknemers is verder uitgewerkt in de Burgerschapsrichtlijn.

Decentrale overheden mogen het vrij verkeer van werknemers in principe niet beperken. Het Hof van Justitie heeft in haar rechtspraak bepaald dat dit recht kan worden beperkt door zowel discriminerende maatregelen als maatregelen die eenzelfde werking hebben, die beide onder het discriminatieverbod vallen. Dit houdt in dat een maatregel die buitenlandse werknemers op een andere manier dan op basis van nationaliteit raakt, ook als discriminerend kan worden aangemerkt. Decentrale overheden kunnen dus niet aan het discriminatieverbod ontsnappen door bepaalde belemmeringen, bijvoorbeeld een vergunning, niet alleen op te leggen aan buitenlandse werknemers maar ook aan Nederlandse werknemers.

Uitzondering op het verbod

Artikel 45 lid 3 en 4 VWEU bevat verdragsuitzonderingen voor beperkingen op het vrij verkeer van werknemers. Lidstaten kunnen op basis van artikel 45 lid 3 VWEU toegang of verblijf weigeren op grond van de openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Daarnaast is op basis van artikel 45 lid 4 VWEU het vrij verkeer van werknemers niet van toepassing op betrekkingen in overheidsdienst of werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag. Hoewel deze laatste uitzondering streng moet wordt uitgelegd, betekent dit dat lidstaten bepaalde functies mogen voorbehouden aan onderdanen van de betreffende lidstaat, zonder dat dit als een beperking op vrij verkeer van werknemers kan worden gekwalificeerd.

Dwingende reden van algemeen belang

Naast de verdragsuitzonderingen in artikel 45 lid 3 en lid 4 VWEU is er in de rechtsspraak van het Hof van Justitie een andere rechtvaardigingsgrond voor beperkingen op het vrij verkeer van werknemers ontwikkeld, namelijk de ‘dwingende redenen van algemeen belang’. Deze rechtvaardigingsgrond wordt ook wel de rule of reason genoemd. Deze uitzondering is voor het vrij verkeer van werknemers ontwikkeld in Bosman. en Anton Las v PSA Antwerp NV. Om een beroep op deze rechtvaardigingsgrond te laten slagen, moet de maatregel proportioneel zijn. Hiervoor moet de maatregel zowel geschikt als noodzakelijk zijn.

Verordening vrij verkeer van werknemers

Verordening (EU) 492/2011 werkt het discriminatieverbod van artikel 45 VWEU verder uit. Op basis van de verordening mag er geen discriminatie plaatsvinden tussen werknemers op grond van nationaliteit en kunnen werknemers aanspraak maken op gelijke behandeling, bijvoorbeeld voor sociale en fiscale voordelen (artikel 7), huisvesting (artikel 9) en onderwijs (artikel 10).

Brexit

Vanwege Brexit zijn de regels omtrent vrij verkeer van personen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk op 31 december 2020 opgeheven. Rechten die Britten hebben verkregen vóór het uittreden van het Verenigd Koninkrijk vallen onder het terugtredingsakkoord. Daarom blijven rechten zoals het recht om in een lidstaat van EU te werken en te verblijven, het recht op non-discriminatie en het recht op sociale zekerheid op deze burgers van toepassing. Op 1 januari 2021 is de Handels-en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK ingegaan, waardoor deze regeling vanaf 1 januari 2021 van toepassing is geworden op grensoverschrijdingen van werknemers vanuit het Verenigd Koninkrijk naar lidstaten van de EU.